DOI: 10.5553/NTS/266665532020035002026

Nederlands Tijdschrift voor StrafrechtAccess_open

Actualiteiten rechtspraak

NTS 2020/49

HR 14 januari 2020, 18/04719, ECLI:NL:HR:2020:31

DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
, 'NTS 2020/49', Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht 2020-2, p. 128-129

Dit artikel wordt geciteerd in

    • Profijtontneming, w.v.v. uit hennepteelt. Beroep op EHRM-arrest Geerings/Nederland. Heeft Hof bij schatting w.v.v. voordeel betrokken dat is gerelateerd aan in hoofdzaak gegeven partiële vrijspraak?

    • Aantekening redactie

      Uit het bekende Geerings-arrest1x EHRM 1 maart 2007, nr. 30810/03 (Geerings/Nederland), NJ 2007/349 m.nt. Borgers. volgt dat de onschuldpresumptie van artikel 6 lid 2 EVRM zich verzet tegen het ontnemen van voordeel dat is verkregen door feiten waarvan de betrokkene is vrijgesproken. Het komt daarbij aan op de vraag of de rechter in de ontnemingszaak alsnog de schuld van de betrokkene heeft aangenomen aan een strafbaar feit waarvan hij is vrijgesproken.
      Was die onschuldpresumptie in deze zaak geschonden? Het hof heeft het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op een bedrag van € 32.325 en de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 30.708. Het middel behelsde de klacht dat het hof bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten onrechte tevens voordeel dat is gerelateerd aan een in de hoofdzaak gegeven partiële vrijspraak heeft betrokken. Ten laste gelegd was dat betrokkene ongeveer 485 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten heeft geteeld. In de bewezenverklaring is het concrete aantal van 485 hennepplanten uit de tenlastelegging doorgehaald. Hetzelfde geldt voor het onderdeel ‘groot’ aantal. In cassatie stond aldus de vraag centraal of de Geerings-jurisprudentie eraan in de weg staat dat de schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel (mede) wordt gebaseerd op de desbetreffende doorgestreepte onderdelen. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat de duiding van hetgeen in de tenlastelegging is doorgestreept doorslaggevend is voor de beoordeling of het gaat om een partiële vrijspraak die eraan in de weg staat dat de schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel (mede) wordt gebaseerd op de desbetreffende doorgestreepte onderdelen.2x Zie HR 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5538 en HR 5 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK0890. Beslissend lijkt of het doorgehaalde onderdeel van de tenlastelegging een afzonderlijk verwijt oplevert. Als dit niet het geval is, maar het veeleer gaat om een specifiekere aanduiding van het wel bewezen verklaarde gedeelte van de tenlastelegging, is ontneming geoorloofd. Uit de bewijsoverweging van de politierechter volgt dat de politierechter is uitgegaan van de juistheid van de verklaring van de verdachte, inhoudende ‘dat er ongeveer 150 planten stonden’. De door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen wijzen ook op een aantal van 150 planten. Het vonnis van de politierechter kan in het licht van de bewijsvoering bezwaarlijk anders worden uitgelegd dan dat de politierechter de betrokkene partieel heeft vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, te weten voor zover hem werd verweten dat hij meer dan 150 hennepplanten heeft geteeld. De enkele omstandigheid dat in de bewezenverklaring geen concreet aantal hennepplanten wordt genoemd, maar enkel wordt gesproken van ‘een aantal hennepplanten’ maakt dat niet anders. In de bestreden uitspraak heeft het hof overwogen dat de betrokkene door middel van het begaan van het bewezen verklaarde feit, het telen van hennepplanten in de periode van 1 januari 2014 tot en met 24 april 2014, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Vervolgens is het hof bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van één gerealiseerde oogst uit de teelt van in totaal 397 hennepplanten. Voor zover dit het aantal van 150 hennepplanten te boven gaat, heeft het hof volgens zowel A-G Bleichrodt als de Hoge Raad ten onrechte het aan de (partiële) vrijspraak gerelateerde voordeel betrokken bij de beoordeling van de ontnemingsvordering.

    Noten


Print dit artikel