Het opzeggen van een cliëntenrelatie door ABNAMRO Bank N.V. waarbij een Surinaamse ingezetene als client van de bank betrokken is, trok in Suriname publieke aandacht. Het vonnis (ECLI:NL: RBAMS:2023:3167) is het voorlopig sluitstuk van discussie in rechte, maar de onderliggende problematiek omvat een realiteit die niet helemaal goed uit de verf komt, maar wel een zekere maatschappelijke impact heeft. Voor een beoordeling daarvan is het Kort Geding niet geconstrueerd, een benadering van die problematiek in een annotatie voor het Surinaams Juristenblad ligt meer voor de hand. Deze benadering geeft enige historische informatie over de ontwikkelingen in en omtrent de vreemde valutamarkt in Suriname, het witwasprobleem (de mogelijke financiering van terrorisme wordt verder niet behandeld) de uitdagingen in het bancaire systeem, wet - en regelgeving in Suriname en Nederland, National Risk Assessments, C.F.A.T.F aanbevelingen, de-risking van banken en bankcliënten, algemene bankvoorwaarden maar ook enige omgevingsfactoren en een aantal maatgevende uitspraken van rechters en Kifid. Volledigheid is niet nagestreefd, er wordt een trend en een toon aangegeven.

Tijdens de discussieavonden omtrent de invoering van het Ontwerp Nieuw Surinaams Burgerlijk Wetboek (het Ontwerp NSBW) bleek dat vooral de erfrechtelijke positie van de langstlevende partner zoals vastgelegd in het Ontwerp als omstreden ervaren werd. Om de discussie breder in de maatschappij te doen plaatsvinden en om het e.e.a. in historisch perspectief te plaatsen, is besloten in dit artikel in te gaan op de ontwikkeling van de erfrechtelijke positie van de langstlevende partner vanaf de invoering van het Surinaams BW op 1 mei 1869 tot heden. Om de verschillen tussen het oud en toekomstig erfrecht te kunnen benadrukken zijn ook de hoofdlijnen van de erfrechtelijke positie van de langstlevende partner op grond van het wettelijk erfrecht zoals vastgelegd in het Ontwerp NSBW, aangestipt. Veranderingen in de erfrechtelijke positie van de langstlevende partner betekenen over het algemeen dat er wijzigingen plaatsvinden in de erfrechtelijke positie van de kinderen van de erflater. In de eerste groep erfgenamen wordt de nalatenschap op grond van het wettelijk erfrecht namelijk verdeeld tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen van de erflater. De omstreden nieuw in te voeren erfrechtelijke bepalingen omtrent de langstlevende partner, het kind, polygamie en homofilie worden tenslotte aangehaald.

Na jarenlang formuleren en uitspreken van wenselijkheden werd in Suriname in 2019 de lang geanticipeerde Wet Arbeidsbescherming Gezin aangenomen in De Nationale Assemblée. Met deze wet werd invulling gegeven aan de opdracht aan de Staat om de rechtspositie van de werkende vrouwen en moeders nader te regelen en werd ook de achterstand die bestond bij de private sector ten opzichte van de overheidssector omgezet in een juridische voorsprong. Deze wettelijke ontwikkeling noopt de minister van Binnenlandse Zaken om de rechtssituatie van de landsdienaren gelijk te trekken, wat nog op zich laat wachten.

De legitimiteit van belastingheffing eist dat de belastingbetaler via haar volksvertegenwoordigers invloed en inspraak heeft in de grondslag van de belasting. Artikel 155 van de Grondwet geeft hieraan gestalte met de eis dat belastingen niet alleen een wettelijke basis moeten hebben, maar dat belangrijke delen van de belastinggrondslag in de wet worden geregeld.

Het begrip prijsgeving speelt in het Surinaamse onroerend goederenrecht een rol bij erfpacht en grondhuur. Het is bij grondhuur expliciet genoemd als een wijze van tenietgaan van het recht, terwijl zulks bij het recht erfpacht niet het geval is. Wel is het communis opinio dat het recht van erfpacht eindigt wanneer dit is prijsgegeven.
De prijsgeving komt tot stand door de verklaring van de zakelijk gerechtigde nadat de van overheidswege vereiste toestemming is verkregen en niet door de overschrijving in de openbare registers.
Prijsgeving is een eenzijdige rechtshandeling en houdt geen overdracht in. Deze rechtsfiguur wordt in de praktijk vaak gebruikt als instrument voor het beslechten van rechtsgeschillen.

In dit artikel wordt nagegaan in hoeverre een werkgever zijn werknemers hetzij direct of indirect kan verplichten zich te laten vaccineren tegen COVID-19 en of de weigering van een werknemer om zich te laten vaccineren tegen COVID-19 een dringende reden voor ontslag op staande oplevert.

Publicaties over het staatsrecht van Suriname zijn schaars en veelal gedateerd, waardoor dit belangrijke rechtsgebied niet de aandacht krijgt die het verdient. Alleen al daarom is het Handboek Constitutioneel Recht Suriname een zeer welkome aanvulling. In het Handboek staat het positieve recht centraal, maar de auteur plaatst de ontwikkeling van het staatsrecht nadrukkelijk ook in context van de constitutionele geschiedenis van Suriname.