DOI: 10.5553/TvRRB/187977842014005003003

Tijdschrift voor Religie, Recht en BeleidAccess_open

Artikel

¡No pasaran! - de brigadisten

Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Ben Koolen, '¡No pasaran! - de brigadisten', TvRRB 2014-3, p.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • Inleiding

      Spanje januari 1930, dictator Miguel Primo de Rivera geeft het op. Weliswaar bracht hij rust in het altijd woelige Spanje, maar de wereldwijde depressie na de beurskrach van 1929 had Spanje extra geraakt; de export was gekelderd, een onbedwingbare inflatie bracht de industrie slag op slag toe en vergrootte de armoede in veel families. Zijn aftreden maakte echter geen einde aan het sociale en economische verval. Gemeenteraadsverkiezingen in het voorjaar van 1931 leidden tot winst voor de links georiënteerde partijen; zij hadden de monarchie tot inzet gemaakt, want die had de dictatuur getolereerd. Koning Alfonso XIII begreep het signaal en met kroon en troon week hij uit naar het buitenland. Een in San Sebastián geformeerde tegenregering riep op 14 april de republiek uit.
      De parlementsverkiezingen eind 1931 bevestigden de volkswens. De nieuwe, nu republikeinse grondwet legde de scheiding tussen staat en kerk vast en beknotte daarmee de invloed van clerus en kloosterorden (schoolwezen!); een week voor de eindstemming over deze grondwet namen de katholieke parlementsleden ontslag. Maar het bleef onrustig in het land: een coup van enkele generaals in 1932 mislukte en in het volgende jaarbrak er een opstand van anarchistische zijde uit die zich richtte tegen de kerk, maar ook tegen de regering. Het neerslaan ervan kostte meer dan honderd doden. 1x Keesings Historisch Archief, 1931, p. 82, 85, 849, en Keesings Historisch Archief, 1933, p. 1080, 1085.
      In 1933 verloor de linkse coalitie de parlementsverkiezingen en het nu door rechts gedomineerde parlement keurde een amnestiewet goed die de terugkeer van de naar het buitenland gevluchte aanhangers van de monarchie, onder wie veel generaals, mogelijk maakte. De volgende verkiezing, begin 1936, bracht links weer aan de macht. Een regering van socialistische, republikeinse en – een jaar later ook – communistische partijen hernam de antimonarchistische en antikatholieke politiek. 2x Voor een gedetailleerde beschrijving van de voorgeschiedenis van de burgeroorlog, zie A. Beevor, De strijd om Spanje. De Spaanse Burgeroorlog 1936-1939 (vertaling M. Terpstra), Amsterdam 2011, p. 21-77. Toen opende de legerleiding de aanval op de republiek, in reactie waarop duizenden vrijwilligers, ook uit Nederland, zich aanmeldden om de Spaanse democratie te verdedigen.

    • 1 Situatie

      Met zijn begin 1848 gepubliceerde Communistisch manifest had Karl Marx de grote, verpauperde onderlaag in West- en Midden-Europa een kader gegeven om zich voor haar lotsverbetering te mobiliseren. In zijn wereldbeeld trekt hij een scherpe lijn tussen de kleine kliek die alle kennis, rijkdom, natuurlijke hulpbronnen en macht beheerst, en het wereldwijde proletariaat dat dit alles ontbeert; godsdienst was opium van het volk, daarmee werd de verpauperde massa bedwelmd en krachteloos gemaakt. De hele wereldgeschiedenis laat in Marx’ visie een niet-aflatende maar uitzichtloze strijd tussen beide klassen zien. De kloof is niet te overbruggen met democratisch overleg; de enige weg om de impasse te doorbreken en het lot van de verworpelingen der aarde te verlichten is revolutie. Het parool kon daarom alleen maar zijn: proletariërs aller landen, verenigt u.
      Marx’ oproep tot revolutie van het proletariaat bracht een schokgolf door heel Europa teweeg. Nog geen maand na het verschijnen ervan brak in Parijs een opstand van arbeiders uit, spoedig gevolgd door incidenten in Brussel en andere bestuurscentra. Dat droeg bij tot de staatshervormingen in vele Europese landen in 1848, het jaar van ‘de Revolutie’.
      De marxistische levensovertuiging raakte in de loop der tijd onderhevig aan verschillende interpretaties. Reeds tijdens zijn leven werd Marx geattaqueerd door Mikhail Bakoenin met diens anarchistische interpretatie. Deze stroming kreeg een grote aanhang onder de Spanjaarden en was in Catalonië georganiseerd in een zelfstandige politieke partij met een eigen leger. In deze visie is de staatsidee zelf object van de strijd van het proletariaat; de ware revolutie concentreert zich op het niveau van zelforganisatie en autonomie van arbeiders en boeren. In een manifest uit 1934 werd haar zienswijze omschreven als ‘the organization of society without a state and without private property; the centres of organization are the syndicats and the free municipalities’. 3x H. Purcell, The Spanish Civil War, Londen/New York 1973, p. 16; J.E. Giele, Arbeiderszelfbestuur in Spanje. Een verslag van de collectivisatie in de Catalaanse economie tijdens de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939, Utrecht 2004. Zij maakte zich sterk voor bewapening van vakbondsmilities. Dat de Sovjet-Unie, vrucht van de ‘rode revolutie’ van 1917, het aanvoerderschap van de proletarische revolutie opeiste, werd fel bestreden door deze anarchisten, door Leon Trotski met zijn leer van de internationale revolutie en de socialistische beweging.
      Ook in Spanje had Marx’ pleidooi gretig aftrek gevonden. Wat er aan ontbrak was een gemeenschappelijk organisatorisch kader dat leiding had kunnen geven aan de politieke vormgeving ervan. Dus deden alle mogelijke interpretaties van Marx’ opvattingen de ronde, van anarchistische, communistische, syndicalistische en socialistische tot links-liberale groepen, die voortwoekerden in onderlinge strijd en in gevecht met de traditionele structuren. ‘Deze roode arbeiders zijn Spanjaarden en dapper, en zij werpen zich met blind fanatisme in het gevecht. Maar de Spaansche revolutionnair is in de eerste plaats anarchist, en laat zich door tucht niet dwingen’, aldus een Nederlandse ooggetuige, criticus van de opstand. 4x L.H. Grondijs, in: H. Hermans (samenst.), Littekens in een gelooide stierehuid. Nederlandstalige schrijvers over de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939, Weesp 1986, p. 77.

      Nederland

      In ons land had de door Marx in gang gezette beweging zich tegen het einde van de negentiende eeuw van een vaste plaats verzekerd. Afgezien van de drie zuidelijke provincies hadden de socialistische belangenorganisaties zich in alle grotere gemeenten en industriële centra genesteld. In 1897 deed de eerste socialist zijn intrede in de Tweede Kamer namens de zestien jaar eerder opgerichte Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Toen deze partij de arbeidersrevolutie afzwoer en koos voor een plaats in het democratische bestel, scheidden de hardliners zich af en richtten een eigen partij op, de Sociaal-Democratische Partij (SDP). In 1918 veroverde deze partij voor het eerst een vertegenwoordiging in de Tweede Kamer, waarin zij twee zetels ging bezetten. Toen de Communistische Internationale (Komintern) in 1919 afstand nam van de sociaaldemocratie en zichzelf afficheerde als ‘communistisch’, veranderde de SDP haar naam in de Communistische Partij Holland (CPH), onder welke Kominternvlag zij de strijd aanbond met de sociaaldemocratische ‘revisionisten’ en met de gehele gevestigde orde. 5x De Derde Communistische Internationale of Komintern was het samenwerkingsverband van de erkende nationale communistische partijen onder Sovjetcoördinatie.
      Het voorjaar 1933 was vol onrust. In Duitsland leidde de brand in de Rijksdag in Berlijn tot een hetze tegen communisten en joden, met een grote verkiezingsoverwinning van Hitlers partij als resultaat. In Nederland baarde de bezuinigingspolitiek zorgen om het inkomen van vele arbeiders; de muiterij in Nederlands-Indië op het marineschip De Zeven Provinciën en het bloedig einde ervan trokken de aandacht. 6x Het lagere marinepersoneel protesteerde tegen de door de regering opgelegde salariskorting. In dat klimaat verdubbelde de CPH haar zetelaantal tot vier, maar zij moest de trotskist Henk Sneevliet van de Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij naast zich dulden.
      Het Nederlands Verbond van Vakverenigingen telde sympathisanten van de SDAP en van de CPH/CPN, wat regelmatig aanleiding gaf tot spanningen; Sneevliet had een eigen achterban in het door hem geleide Nationaal Arbeids Syndicaat. De linkse partijen en hun vakbonden bestreden elkaar even fel als zij het de achtereenvolgende regeringen-Colijn deden.
      Daarop had de zwenking van de Komintern niet veel invloed: verschrikt door Hitlers greep naar de macht in Duitsland had de Communistische Internationale in 1934 haar lidorganisaties opgedragen om bij de vorming van nationale regeringen samen te werken met de sociaaldemocraten. Op die wijze konden de in een ‘Volksfront’ verenigde partijen een wal opwerpen tegen ‘rechts’, in het bijzonder tegen de fascisten. De trotskisten en anarchisten wezen medewerking aan zo’n Volksfront resoluut af. In Nederland had de aanwijzing van de Komintern evenmin effect. Bij de verkiezingen van 1937 verloor de CPN een zetel; Sneevliet verdween uit de Kamer. De SDAP was veel meer gebrand op regeringsdeelname, die in 1939 in het kabinet-De Geer ook inderdaad werd gerealiseerd.

      Spanje

      De partijen ter linkerzijde van het politieke spectrum in Spanje hadden zeer verschillende doelstellingen. De in 1931 gevormde republikeinse regering voerde aanvankelijk geen antiklerikale agenda, maar werd meegesleept in de breed gedragen kritiek op de machtspositie van de katholieke kerk. Gematigde bewindslieden werden door meer radicale vervangen; met een grondwettelijke scheiding tussen kerk en staat wekten zij de schijn het geweld te legitimeren.
      Na de verkiezingen van november 1933 draaiden de ‘rechtse’ regeringen een aantal tegen de kerk gerichte wetten terug; de in de grondwet vastgelegde scheiding tussen kerk en staat respecteerden zij desondanks. De toetreding in 1934 van de katholieke fractie, met 115 zetels de grootste in de Cortès en tot dan toe gedoogpartner, tot de regering joeg de volkswoede aan, met massale stakingen, een onafhankelijkheidsverklaring van Catalonië en blokkades van de mijnen in Asturië tot gevolg. Ten koste van meer dan duizend doden en tienduizend arrestaties werden de onlusten de kop ingedrukt. 7x H. Dankaart e.a., De oorlog begon in Spanje. Nederlanders in de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939, Amsterdam 1986, p. 18.
      De Sovjet-Unie zag met het Kominternbesluit van 1934 aanstonds kansen om de Communistische Partij aan het hoofd te stellen van Spaans ‘links’, met een geopolitiek zwaartepunt in Zuidwest-Europa als strategische winst. Bij de verkiezingen van 1936 behaalde de Volksfrontcoalitie een nipte overwinning met 34,3% van de stemmen tegen 32,2% voor de katholieke partij. Door een voor de overwinnaar gunstige kieswet kreeg ‘links’ een parlementaire meerderheid. Een van de eerste besluiten van de nieuwe regering betrof de invoering van openbaar onderwijs met een verbod op godsdienstlessen in de scholen. Alle katholieke scholen, inclusief hun inventaris, werden geconfisqueerd. 8x G. Lutke Meijer, Voorspel Wereldbrand. Een ooggetuigeverslag van de Spaanse Burgeroorlog, ’s-Gravenhage 1986, p. 19, 75-76.
      Eigenlijk stelde de Communistische Partij (PCE, lid van de Komintern) parlementair in Spanje niet veel voor. De partij werd opgericht in 1920 en haalde bij de verkiezingen van 1933 voor het eerst één zetel op 473 over 26 fracties verdeelde parlementsleden. Bij de verkiezingen van februari 1936 kreeg de partij 14 zetels. Buiten het parlement was de PCE wel in staat de arbeiders op de been te brengen om haar boodschap uit te dragen: ‘de infiltratie van sleutelposities [was] veel belangrijker dan de omvang van de achterban van de Communistische Partij’. 9x Beevor 2011, p. 162.
      Na deze voor de linkse partijen succesvolle parlementsverkiezingen kreeg Spanje inderdaad een Volksfrontregering. 10x Daaraan namen deel: de Republikeinse Unie, de Links-republikeinse Partij, de Nationaal-republikeinse Partij, het vakverbond Unión General de Trabajo (UGT), de Communistische Partij, de Socialistische Jeugd en de Syndicalistische Partij ( De Telegraaf 11 november 1936). In het Volksfront waren niet opgenomen: de trotskistische groepering, de anti-stalinistische communisten (POUM, Catalonië), anarchistische bewegingen en de Baskische, Galicische en Catalaanse regionaal-politieke bewegingen: Beevor 2011, p. 160. Aanvankelijk liep de samenwerking niet voorspoedig; in ruim een jaar tijd volgden vier kabinetten elkaar op. Pas onder minister-president Juan Negrin (1892-1956), die anders dan zijn voorgangers openstond voor een innige samenwerking met de Sovjet-Unie, trad er een stabiele regering aan. Onder Negrins bewind kregen communisten allengs nagenoeg alle politieke en militaire sleutelposities in handen.

    • 2 Toedracht van het conflict in Spanje

      De winst van de linkse Volksfrontalliantie bij de parlementsverkiezingen van 1936 werd in de kringen van de legerleiding verschillend gewaardeerd. Een aantal generaals bleef de republiek trouw, voor anderen was de machtswisseling onverteerbaar. Laatstgenoemden waren er vast van overtuigd dat Spanje vroeg of laat in communistische handen zou vallen en dus ontwikkelden zijplannen voor een militaire ingreep. De moord op oud-minister en monarchistenleider Jose Calvo Sotelo op 13 juli bood de gezochte aanleiding om de aanval te openen.
      De eerste fase betrof de zuivering van Spaans-Marokko. Francisco Franco kwam over van zijn basis op de Canarische Eilanden om het legioen Marokkaanse soldaten tegen de regeringsgetrouwe detachementen aan te voeren. Op 18 juli maakten de eerste legereenheden de oversteek en begonnen een opmars noordwaarts. Zij veroverden de havenstad Cadiz en nog een aantal andere steden, maar faalden bij andere.
      De opstandige generaals rekenden op snel succes: ‘De tang om Madrid gaat zich sluiten’, heette het na enkele dagen. 11x De Telegraaf 24 juli 1936. Maar omdat de met de opstand sympathiserende legercommandanten willekeurig over het land verdeeld waren en andere collega’s de republiek trouw bleven, ontstond in de eerste week een warrig beeld. Veel gemeenten hadden de wapenarsenalen van de Guardia Civil – vaak geneigd om de opstand te steunen – overgedragen aan vakbondslegertjes.
      In het noorden gingen Burgos en Oviedo over in de handen van de rebellen, maar in Santander en Gijón lukte dat niet. In het Baskenland werden Pamplona en Vitória ingenomen; San Sebastián en Bilbao sloegen de aanval af. Ook het garnizoen op Mallorca trad toe tot de opstand, maar het nabije Menorca met zijn onderzeehaven bleef republikeins. Een poging van de republikeinen om Mallorca te heroveren werd bloedig afgeslagen; driehonderd indringers werden gefusilleerd. 12x Het Vaderland 26 augustus 1936. Ibiza werd in oktober door Italiaanse troepen ingenomen: De Tijd 10 oktober 1936. Zie ook: J. Schalekamp, Van een eiland kun je niet vluchten. Fascistische massamoorden op Mallorca 1936, Soesterberg 2000.
      Op 22 juli liet Franco vanuit Tetouan (Spaans-Marokko) de Duitse regering telegrafisch weten dat hij met spoed tien transportvliegtuigen met bemanning nodig had om zijn eenheden naar Spanje te verplaatsen. Die werden hem prompt geleverd. Daarmee en met steun van Duitse schepen 13x Beevor 2011, p. 89-90; voor de gehele operatie gedurende de eerste dagen van de opstand, zie Beevor 2011, p. 76-87. kon hij zijn Marokkaanse elite-eenheden overal waar gewenst in Spanje in de strijd werpen.
      Met behulp van zijn Marokkaanse regimenten – professioneel en meedogenloos – en het vreemdelingenlegioen (de terceros) was in augustus Zuid-Spanje, met steden als Sevilla, Cordoba en Granada, en ook het grootste deel van het gebied langs de Portugese grens tot aan de Golf van Biskaje in handen van de opstand, met uitzondering van Asturië, de kuststreek met Santander en delen van het Baskenland. 14x De Telegraaf 4 augustus 1936. De republiek was eerder al verdreven uit Valladolid en het noordoostelijk van Madrid gelegen, strategisch belangrijke Zaragoza (19 juli 1936). Maar de vanuit Mallorca ondernomen aanval op Barcelona mislukte; de generaal die deze aanval had geleiden een van de sleutelfiguren van de samenzwerende generaals was, werd gevangengenomen en ter dood gebracht.

      Internationalisatie

      Tijdens de voorbereiding van hun acties hadden de samenzwerende generaals de nodige contacten gelegd met de Duitse en Italiaanse autoriteiten. Aanstonds na Franco’s inval besloten nazi-Duitsland en Mussolini’s Italië de rebellerende generaals te voorzien van gevechtsvliegtuigen met bemanningen en technici en oorlogsmaterieel, spoedig gevolgd door infanteristen en cavaleristen, zogenaamd als ‘vrijwilligers’. In de aanvang leverden Amerikaanse bedrijven volop aardolie aan de opstandelingen. Deze buitenlandse ondersteuning verschafte de rebellie voldoende slagkracht voor een snelle opmars. Aarzelend reageerde de Sovjet-Unie met haar levering van vliegtuigen, wapens en munitie. 15x Beevor 2011, p. 151-153, 168-169. Voor het eerst werd in een internationaal conflict op grote schaal de luchtmacht ingezet, die de grondtroepen met bombardementen ondersteunde.
      Met hun slecht geoefende legers en actieve maar roerige vrijkorpsen en strijdgroepen van arbeiders waren de vooruitzichten van de republikeinen niet rooskleurig. Weer schoot Moskou te hulp. Omwille van de redding van het republikeinse Spanje gaf Stalin op 18 september 1936 de Kominternopdracht om een wereldwijde werving van vrijwilligers op te zetten die onder het vaan van ‘Internationale Brigades’ aan het republikeinse leger zouden worden toegevoegd. 16x Beevor 2011, p. 270. Alle communistische partijen werd opgedragen de rekrutering ter hand te nemen.
      Hiermee werd de burgeroorlog er een waarin twee autoritaire ideologieën met elkaar in botsing kwamen: de fascistische van Duitsland en Italië tegenover de communistische van de Sovjet-Unie, weerspiegeld in hun Spaanse componenten, de falangisten en de Volksfrontcoalitie, met in een bijrol de derde Europese ideologie, de democratische van christelijke of liberale signatuur.
      Enkele landen, naast de Sovjet-Unie ook Mexico en aanvankelijk Frankrijk, boden de republiek wapentuig aan. De Sovjet-Unie stuurde bovendien officieren om de republikeinse krijgsmacht te professionaliseren. Daarnaast werd elk krijgsmachtonderdeel voorzien van raadslieden die de geestdrift van de soldaten in marxistische zin moesten aanwakkeren: ‘De rechtsen zouden zeggen hersenspoeling, wij zeggen inspiratie’, was het commentaar van ‘Hollander Piet’ Laros, een der legendarische leiders van de Nederlandse vrijwilligers. 17x M. Braams e.a., ‘ Wat dunkt u van Spanje’. Nederlanders en de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939, Amsterdam 1984, p. 76. Binnen de Internationale Brigades opereerde ook een sectie van geheim agenten die in nauwe samenwerking met de Russische veiligheidsdienst de gelederen zuiverden van spionnen en trotskisten. 18x Dankaart e.a. 1986, p. 115. Een kop in Het Volksdagblad 26 oktober 1937: ‘Trotzkist, het ergste waarvan een arbeider kan worden beticht’. Daartoe beschikte de sectie over geheime gevangenissen. De Internationale Brigades beschikten over een eigen concentratiekamp in Spanje, waar volgens Beevor in de loop der tijd 4000 interbrigadisten werden vastgezet. 19x Beevor 2011, p. 274, 282, 299.

      Rekrutering in Nederland

      Voor de door de Komintern uitgevaardigde werving van vrijwilligers was in Parijs een comité gehuisvest van waaruit de nationale hulp- en wervingsacties werden gecoördineerd en de vrijwilligers naar Spanje werden geloodst. Het Amsterdamse hoofdkantoor van de CPN diende voor Nederland als wervingscentrale. Het stond onder leiding van Jan Postma, lid van het CPN-hoofdbestuur en secretaris van De Rode Hulp, de caritatieve arm van de CPN. 20x Dankaart e.a. 1986, p. 30-32, 40. De Rode Hulp had zich al eerder aangesloten bij de wereldwijde actie om geld en goederen voor de bevolking in republikeins Spanje in te zamelen en daarin was zij zeer succesvol: voor in totaal f 160.000 verzond zij hulpgoederen naar Spanje. 21x K. Vossen, ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, in: H. Hermans (red.), Een Nederlandse blik op de Spaanse Burgeroorlog, Utrecht 2006, p. 28.
      Uit veiligheidsoverwegingen werd vermeden dat wie als vrijwilliger naar Spanje wilde, met het hoofdkantoor van de CPN in contact zou komen. De plaatselijke afdelingen regelden de rekrutering en beschikten over geldmiddelen voor de reis van de kandidaten naar Parijs. De werving was niet beperkt tot communisten. Wel werden in het bijzonder in het Parijse bureau de motieven en de betrouwbaarheid van de kandidaten getoetst. 22x Dankaart e.a. 1986, p. 45. Daarna ging het per trein zuidwaarts naar Perpignan of Marseille en dan per trein of boot richting Spanje, met name naar Albacete, waar het hoofdkwartier van de Internationale Brigades gevestigd was. Na enkele weken van exercities en trainingen waren de rekruten klaar om de strijd met de nationalisten aan te gaan.
      De meeste Nederlandse rekruten waren werklozen uit arme gezinnen; kranten spraken er meermalen hun verbazing over uit als zo iemand toch vast werk had. Anders dan elders waren er onder de Nederlandse Spanjestrijders heel weinig personen met een meer dan minimale schoolopleiding. Buiten de kring van sympathisanten met een communistische partij bestond er geen enkele waardering voor de door hen gemaakte keuze. Vaak kwam het voor dat jongemannen vertrokken zonder hun ouders of echtgenote daarvan in kennis te stellen. De niet-communistische media namen gretig berichten op over de angst van ouders wanneer een jongen ‘vermist’ werd, met de vermelding dat Spanje dan wel het reisdoel zou zijn.
      Sommigen ontweken om politieke redenen de door de CPN georganiseerde werving en poogden op eigen kracht de Spaanse republiek te bereiken. Zo zijn uit de achterban van Sneevliets RSAP enkele mannen toegetreden tot strijdgroepen van zusterpartijen. De auteur Jef Last werd om zijn toetreding tot de gelederen van de Catalaanse anarchistische POUM verketterd door het bestuur van de CPN. 23x Het Volksdagblad 2 maart en 12 mei 1938. Jef Last (1898-1972) was schrijver van romans en reisverhalen; ook zijn ervaringen tijdens de burgeroorlog waren onderwerp van verschillende van zijn publicaties. Wellicht meldden enkele Nederlanders zich aan bij de nationalisten: een zeventienjarige leerling van het Amsterdamse Ignatiuscollege sneuvelde aan het begin van de opstand. 24x Het Vaderland 19 november 1936. Zie over twee Scheveningse jongens: Het Volksdagblad 22 november 1937, en over een dienstplichtig militair uit Amsterdam: De Telegraaf 12 januari 1938.

      Volkenbond

      Bevreesd voor een uitbreiding van het conflict in Spanje stelde de Volkenbond een non-interventiepact voor: staten dienden zich te onthouden van elke bijdrage aan een van de in Spanje strijdende partijen. Het hield een verbod in op troepenzendingen en wapenleveringen. Vanaf eind 1936 traden nagenoeg alle niet bij het conflict betrokken landen, ook Nederland, toe tot dit pact. Voor Nederland betekenden de maatregelen van de Volkenbond een beperking van de handel met en scheepvaart op Spanje. Tot verbijstering van de republikeinen in Spanje sloot ook de Franse Volksfrontregering (1936-1938) onder minister-president Léon Blum zich aan bij het non-interventiepact. Duitsland en Italië zegden hun lidmaatschap van de Volkenbond op.
      Begin 1937 werd aan het pact de afspraak toegevoegd dat de lidstaten het uitzenden van vrijwilligers voor de strijd aan de zijde van een der strijdende partijen zouden tegengaan. In nationale wetgevingen werden gevangenisstraffen in het vooruitzicht gesteld bij militaire dienstneming in Spanje en de werving van vrijwilligers voor dat doel; op dienstneming in Spanje volgde verlies van het staatsburgerschap. Nederland deed dit bij wet van 8 april 1937. Al eerder, vanaf 27 februari 1937, had de Nederlandse regering bepaald dat ieder die naar Spanje wilde afreizen vooraf verlof moest vragen. Werklozen moesten ontmoedigd worden, 25x Het Vaderland 19 februari 1937. ronselaars wachtte gevangenisstraf. De werving door de CPN moest ondergronds gaan. Maar al gauw waren er genoeg smokkelroutes en afleidingsmanoeuvres gevonden om de mannen naar Frankrijk te brengen, om na een lange, moeizame voettocht door de Pyreneeën uiteindelijk Spaans grondgebied te bereiken. 26x Dankaart e.a. 1986, p. 46.

      Slag om Madrid

      Inmiddels ging de verovering van West-Spanje door het ‘witte’ leger gewoon door. Cruciaal was de midden 1937 uitgevochten strijd om het dorpje Brunete, niet verten westen van Madrid. Gezien zijn strategische ligging ten opzichte van de hoofdstad was het bezit ervan voor beide partijen van belang. Het kostte een strijd van enkele weken voordat Franco het gebied beheerste en hij zijn opmars door republikeins gebied kon voortzetten. Vooral de Marokkaanse troepen vervulden een belangrijke bijdrage aan Franco’s doorbraak. 27x De Telegraaf 29 juli 1937; Het Vaderland 10 september 1937. Het gevolg was dat de frontlijn nu tot de westelijke buitenwijken van Madrid was opgeschoven. Hoewel Het Volksdagblad juichte over ‘een volkomen mislukking’ van Franco, gaf generaal José Miaja, opperbevelhebber van het republikeinse leger, de nederlaag ruiterlijk toe. 28x Het Volksdagblad 2 augustus 1937; De Tijd 5 augustus 1937.
      Bij Brunete was het gehele potentieel van de Internationale Brigades in de strijd geworpen. Door gebrek aan ervaring en aan durf bij de leiding om te improviseren, door logistieke missers – er was onvoldoende voedsel en water aangevoerd, landkaarten waren niet beschikbaar – en door de superieure Duitse luchtmacht betaalde de republikeinse strijdmacht een hoge prijs: uitschakeling van 25.000 manschappen, 80% van zijn pantsereenheden en een derde van de ingezette gevechtsvliegtuigen. De Internationale Brigades alleen al verloren twee derde van de ingezette mankracht. 29x Van de 13.355 interbrigadisten werden 4300 man gedood en raakten er ongeveer 5000 gewond: Beevor 2011, p. 297
      Begin oktober hadden de nationalisten Madrid in het vizier en een spoedige inname lag voor de hand. Maar de hoofdstad – ‘meer in handen van arbeidersraden dan van een wettige Regering’ 30x Ambassadesecretaris R. Flaes (pseudoniem F.C. Terborgh), in: H. Hermans (red.), Een Nederlandse blik op de Spaanse Burgeroorlog, Utrecht 2006, p. 31. De zetel van de wettige regering werd op 6 november 1936 in allerijl overgeplaatst naar Valencia. – kreeg net op tijd de beschikking over pas vanuit de Sovjet-Unie ingevoerd wapentuig: gevechtsvliegtuigen en tanks met in de legerstaf een sturende rol van hoge Russische ‘adviseurs’, waardoor het evenwicht tussen aanval en verdediging werd hersteld: no pasarán, ze kwamen er niet door. Na vijf maanden luwde de strijd om de hoofdstad. Het doel van wat een bliksemaanval van de generaalskliek had moeten worden, was mislukt. Nog steeds ratelden de Madrileense trams langs de puinhopen van halte naar halte.
      Voor de nationalisten was het zaak om vanuit de her en der ingenomen steden voldoende agrarisch gebied in te nemen en zodoende de aanvoer van voedsel naar Madrid af te snijden. Zij wisten in de loop van 1937 heel Noord-Spanje te bezetten. Steun kregen zij van de strijdbare Carlisten, die al jarenlang vooral in het Baskenland en Catalonië de Spaanse monarchie hadden bevochten. 31x De Carlisten wijzen de huidige Spaanse monarchie, stammend van de troonopvolging via de vrouwelijke lijn (Isabella II, 1830), af en steunen de pretenties van de afstammelingen van Carlos (1788-1855, zgn. Carlos V). In de strijd om het Baskenland ontplooide de Duitse luchtsteun zich in volle sterkte. Picasso’s schildering van het bombardement van Guernica werd een internationaal symbool van de meedogenloosheid van de oorlog. 32x In oktober 1936 was onder de Heilige Eik van Guernica de onafhankelijkheid van de Baskische republiek (Euzkadi) uitgeroepen: Algemeen Handelsblad 29 september 1937.
      Met de verovering van de regio Bilbao, de Spaanse noordkust en nadien – na een lange, verbeten strijd – Asturië vielen de belangrijkste gebieden van de steenkool- en ijzerertswinning en de staalindustrie in handen van de opstandelingen. 33x Uit wraak zetten mijnwerkers een aantal kolenmijnschachten onder water: Het Vaderland 20 september 1937. ‘De Noordelijke provincies gingen verloren, omdat eensdeels de milities niet tot een geregeld leger waren gesmeed, en anderdeels omdat de Baskische regering de belangrijke rol van de politieke commissarissen in het leger niet heeft begrepen’, luidde de evaluatie van de secretaris van de PCE. 34x Het Volksdagblad 18 november 1937. Het Baskische onafhankelijkheidsstreven had de steun van de katholieke geestelijkheid.

      De slag van Teruel

      Om de tang om Madrid aan de oostzijde te voltooien waren de nationalisten opgerukt tot en met de provinciehoofdstad Teruel, een plaats met 14.000 inwoners in een bergachtig gebied, gelegen aan de hoofdweg van Zaragoza naar Valencia. 35x De Telegraaf 19 april 1937; Het Volksdagblad 14 juli 1937; Algemeen Dagblad 2 augustus 1937. Maar hun positie was risicovol, want Teruel was aan drie zijden omgeven door republikeins gebied. Half december 1937 waagden de republikeinse generaals een poging om de stad te heroveren. 36x Beevor 2011, p. 327-334. Er werd straat na straat strijd geleverd, man tegen man, met de bajonet op de loop van het geweer. Het middeleeuwse stadspatroon was in het voordeel van de verdedigers, maar na drie weken moesten zij de vlag strijken. 37x De Telegraaf 28 december 1937; Algemeen Handelsblad 8 januari1938; De Telegraaf 15 januari 1938. Met 42 anderen, onder wie de plaatselijke bisschop, werd hun commandant ter dood gebracht. 38x Beevor 2011, p. 390.
      De stad nam in Franco’s strategie een sleutelrol in. Ondanks het ongekend barre winterweer – sneeuwstormen, min 15 graden – gelastte hij de herovering van Teruel met inzet van al zijn middelen te land en in de lucht. De republikeinse legerleiding antwoordde met inzet van al haar Internationale Brigades. Dat was een noodmaatregel, want de interbrigadisten stonden niet hoog aangeschreven bij de legerleiding: het ontbrak hun aan discipline en de nationaliteitsgroepen accordeerden niet met elkaar. 39x Beevor 2011, p. 328. De tegenaanval duurde een maand; stap bij stap vorderden de aanvallers en op 22 februari 1938 viel de stad. 40x Het Volksdagblad 1 januari 1938; Algemeen Handelsblad, De Tijd 25 januari 1938; Het Volksdagblad 22 februari 1938. Wat er nog van de plaatselijke bevolking over was vluchtte, uitgeput door honger en kou.
      De slag om Teruel is de heftigste en bloedigste confrontatie geweest tussen de strijdende partijen in Spanje. Franco’s leger verloor 17.000 manschappen en 33.000 raakten gewond. Aan de zijde van de republikeinen vielen 37.000 doden en 33.000 gewonden (de zieken meegeteld) en hun leger raakte een derde van zijn tanks en vliegtuigen kwijt. Even belangrijk was de demoraliserende uitwerking van deze verloren slag op de milities van de republiek en zeker niet in het minst op de interbrigadisten. De herovering van Teruel was gedurende de hele burgeroorlog een van de weinige triomfen van de regeringslegers geweest; het verlies ervan werkte ontmoedigend.
      Voor Franco lag nu de weg naar Madrid in het westen en Valencia in het oosten open. In april wisten Franco’s troepen vanuit Zaragoza een doorbraak te forceren die hen tot de monding van de Ebro bracht. Daarmee sneden zij Catalonië af van het door de republiek beheerste gebied van Valencia tot en met Madrid. In het nu geïsoleerde Barcelona ontstond een acuut voedseltekort. 41x Beevor 2011, p. 339-344.

      Eindfase

      In deze kennelijke eindfase van de burgeroorlog wist de Volkenbond de strijdende partijen ervan te overtuigen dat zij hun banden met buitenlandse overheden moesten afbouwen. De Duitse en Italiaanse regeringen beloofden hun troepen terug te trekken, en de republiek ontbond in september 1938 haar Internationale Brigades. Het ging toen om nog 7102 interbrigadisten. 42x Beevor 2011, p. 377. Op 26 oktober vond in Barcelona hun parade plaats, waarbij de manschappen ongewapend en getooid met bloemen afscheid namen. Dolores Ibárrun Gómez, La Pasionária, sprak hen als voorzitster van de Communistische Partij voor het laatst toe: ‘Jullie kunnen trots weggaan. Jullie zijn een legende. Jullie zijn het heroïsche voorbeeld van de solidariteit en universaliteit van de democratie.’ 43x Dankaart e.a. 1986, p. 133. Minister-president Negrin beloofde de intergardisten de Spaanse nationaliteit zodra de republikeinse overwinning een feit zou zijn. 44x Het Vaderland 29 oktober 1938. Het Spaanse parlement loste deze belofte in 1995 in: A. Löwenhardt, ‘Statenloos strijden voor democratie’, Trouw 2 november 1996.
      De terugtrekking van de Italiaanse eenheden begon in oktober, maar stokte weldra. De Duitse troepen werden in een laag tempo teruggetrokken, waarbij zij veel materieel en munitie voor de troepen van Franco achterlieten; hun luchtmacht bleef tot het einde van het conflict actief.
      Uiteindelijk richtten de nationalisten zich op Catalonië. Na de inname van Barcelona (26 januari) en Gerona (4 februari) viel Valencia (13 maart). Het einde van de burgeroorlog kwam met de inname van het murw geslagen, niet meer verdedigde Madrid op 29 maart en die van Alicante als laatste republikeinse stad op 30 maart 1939. De regering was toen al bijna een maand het land uit. Ook zo’n 400.000 Catalanen en veel militairen staken de grens over om aan Franco’s weerwraak te ontkomen. 45x Het Vaderland 12 december 1939. Met een grootse parade namen de laatste Duitse eenheden op 22 mei 1939 afscheid van Franco. 46x De Tijd 11 mei 1939.
      Om te voorkomen dat verzetsgroepen alsnog zouden proberen te infiltreren hield Spanje tot midden juni de grens met Frankrijk gesloten. 47x Algemeen Handelsblad 18 juni 1939. In september 1939 besloot Franco de ambtenaren en alle mindere soldaten die gediend hadden onder de republiek gratie te verlenen. 48x Algemeen Handelsblad 2 oktober 1939. Alle politieke partijen werden verboden, op de Falange Nacional na, waarin Franco al eerder de monarchistische en carlistische partijen had opgenomen. 49x Algemeen Handelsblad 5 augustus 1939. Ook vaardigde Franco een wet uit tegen de vrijmetselarij en andere ‘geheime genootschappen’. 50x De Tijd 25 februari 1940.
      Franco had dan wel de oorlog gewonnen, nog één opdracht had hij zich gesteld. Met zijn teruggekeerde Marokkaanse troepen ging hij de Spaanse macht in Noord-Marokko consolideren. Om buitenlandse interventie daarbij voor te zijn, zegde hij het Spaanse lidmaatschap van de Volkenbond op. 51x De Tijd 11 mei 1939. Spanje bleef lid van het Permanent Hof van Justitie te Den Haag. Het sluitstuk van deze ingreep werd de inname van Tanger, tot dan toe gemeenschappelijk bestuurd door Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië en Spanje. 52x De Telegraaf 15 juni 1940.

      De betaalde tol

      De Spaanse Burgeroorlog werd van beide zijden gedreven door haat en wreedheid. De republikeinen koelden hun woede op vooral de katholieke priesters en mannelijke en vrouwelijke kloosterlingen, die onteerd en in koelen bloede ter dood werden gebracht. Kardinaal Gomá y Goméz, de primaat van Spanje, meldde eind 1936 de dood van 10 bisschoppen en 5000 priesters en kloosterlingen. 53x De Telegraaf 29 december 1936. Volgens P. Preston, Een kleine geschiedenis van de Spaanse Burgeroorlog (vert. J. Braks), Amsterdam/Antwerpen 2006, p. 229 kwamen 6832 priesters en kloosterlingen om tijdens de burgeroorlog. Kerkgebouwen werden ontheiligd en gingen in vlammen op, liturgische voorwerpen werden gestolen en eventueel omgesmolten. 54x Bij de vluchtelingen trof de Franse douane veel liturgische voorwerpen en massa’s goud, zilver en edelstenen aan: Het Vaderland 17 februari 1939. Ook de Franquisten terroriseerden hun tegenstanders, niet alleen met bombardementen, maar ook door massale opsluiting in concentratiekampen, executies en willekeurige moordpartijen. Hun overwinningen gingen steeds gepaard met standrechtelijke executies van aanhangers van de republiek.
      De schattingen van het aantal dodelijke slachtoffers van de burgeroorlog lopen sterk uiteen. Blockmans kwam tot een totaal van 633.000 doden, de helft door ziekte en ontbering. Hij stelde het aantal gesneuvelden op 152.000, en slachtoffers van executies, lynchpartijen en verdere moorden op 146.000; 11.000 burgers kwamen door oorlogsgeweld om het leven. 55x J.P. Fusi Aixpúrua (red.) & W. Blockmans (Nederl. red.), Oorlog door de eeuwen heen. De wording van Europa (vert. W. Oostendorp & J. van der Meer), Den Haag 1993, p. 141 (staaftabel). De verliezen van de leden van de Internationale Brigades worden geschat op 40%. 56x Beevor 2011, p. 377.
      De communistisch gezinde intergardisten werd achteraf een morele dreun toegebracht toen Duitsland en de Sovjet-Unie op 23 augustus 1939 een niet-aanvalsverdrag sloten (het Molotov-Von Ribbentrop Pact). Daarmee leek met terugwerkende kracht de bodem te zijn weggeslagen onder hun antifascistische strijd. Na de Frans-Duitse wapenstilstand (juni 1940) stuurde Frankrijk de laatste gevluchte en geïnterneerde soldaten van het republikeinse leger naar hun thuislanden terug. De Duitsers onder hen raakten aldus in handen van nazi-Duitsland, waar hun als vijanden van ‘das Deutsche Volk’ een nieuwe terreur te wachten stond. Stalin zou een groot aantal officieren die in Spanje gediend hadden, hebben geliquideerd. 57x Het Volk 12 januari 1940.

    • 3 Publieke en politieke opinie in Nederland

      De Nederlandse dagbladen brachten met grote regelmaat berichten over de Spaanse Burgeroorlog. Onbekendheid met de Spaanse geografie speelde ze daarbij parten. In het algemeen beschikten de dagbladen niet over correspondenten op het strijdtoneel en leunden ze sterk op Havas, een vanuit Parijs opererend persbureau. 58x Sommige kranten leunden van tijd tot tijd op correspondenten in Spanje, zoals de NRC en De Groene Amsterdammer (Albert Helman), Het Volk (Gerard Lutke Meijer) en De Tribune (Jef Last). Vanzelfsprekend stond De Tribune, het lijfblad van de CPN, dat in april 1937 werd omgedoopt tot Het Volksdagblad, pal voor de republiek en de door de Sovjet-Unie verleende ondersteuning. De krant fungeerde tegelijkertijd als spil in de acties van De Rode Hulp om geld en goederen voor de republikeinse legers en bevolking in te zamelen. Ook de heldendaden van het contingent Nederlandse vrijwilligers werden nadrukkelijk naar voren gebracht, vermengd met een heftig geëtaleerde afschuw van de fascistische bendes en de aan republikeinse zijde meestrijdende trotskisten. De katholieke pers, De Tijd en de daarmee verbonden regionale dagbladen schreven in het begin nog over opstand en rebellie, maar kozen weldra partij en gaven schrille beelden van de kerkvervolging in Spanje waartegen Franco c.s. ten strijde trokken. Het Volk, dat sympathiseerde met de SDAP, koos de zijde van de republiek, maar niet zonder kritiek op het communistische stempel dat daarop rustte. De inzamelingsacties van deze krant richtten zich vooral op in Frankrijk ondergebrachte Spaanse kinderen.
      De Telegraaf, Het Algemeen Handelsblad en Het Vaderland, waarvan de lezerskring minder betrokken was bij het conflict, berichtten over de opmars van de generaals in aanvankelijk slechts globale termen, alsof zij de betekenis van de opstand van de generaals niet konden inschatten. Wel spraken zij zich van meet af aan uit tegen het ronselen van vrijwilligers voor de linkse regering. Het Vaderland waagde zich een enkele keer aan een verwijzing naar ‘het gevecht van Abel en Kain’. 59x Het Vaderland 27 maart 1938. Allengs brachten deze kranten meer gedetailleerd nieuws met eigen interpretaties van de gebeurtenissen. Tegen het einde van de burgeroorlog neigden zij er toe een overwinning van de opstandelingen als het mindere kwaad te beschouwen ten opzichte van een communistisch bolwerk aan de Middellandse Zee. De Telegraaf had al veel eerder de zijde van de opstand gekozen.

      Parlement en regering

      In het parlement bestond weinig aandacht voor het Spaanse conflict. De regering volgde getrouw de voorstellen van de Volkenbond met betrekking tot de non-interventie inzake de leveringen van wapens en vrijwilligers aan een van de strijdende partijen.
      In 1937 stond de regering een groep van 76 tegenstanders van de republiek, die hun toevlucht hadden gezocht in een Madrileens gebouw van de ambassade, toe zich in Nederland te vestigen. Onder hen waren vooral personen van hoge adel, diplomaten en industriëlen. Aanvankelijk werden zij verspreid over het land in hotels ondergebracht. Sommigen wisten uit hun detentie te ontsnappen, waarna de overige uitwijkelingen in kazernes werden geïnterneerd. Een aantal kreeg een onderkomen in een hotel op het eiland Ameland, van waaruit zij in 1939 naar Spanje terugkeerden. 60x De Telegraaf 30 maart 1937; De Tijd 16 juni en 6 december 1937, 10 februari 1939; Het Volksdagblad 3 januari 1938; Algemeen Handelsblad 14 februari 1939. Latere verzoeken, met name van de zijde van De Rode Hulp om kinderen die afkomstig waren uit bedreigd gebied van de republikeinen in Nederland op te vangen, wees de regering resoluut af. 61x De Telegraaf 3 april 1937; Algemeen Handelsblad 6 februari 1939.
      De Nederlandse regering was daadwerkelijk bij de burgeroorlog in Spanje betrokken vanwege de diplomatieke betrekkingen met de Spaanse republiek. Het ambassadepersoneel in Madrid maakte angstige tijden mee door de voortdurende bombardementen, die ook het ambassadegebouw beschadigden. De Nederlandse ambassadeur was al spoedig vertrokken en de Nederlandse vertegenwoordiging bij de republikeinse regering werd tot het eind van de oorlog waargenomen door de viceconsul van Madrid, die een Duitser was. In juli 1938 benoemde de regering bij de tegenregering in Burgos een ‘agent voor Spanje’, nog voordat Nederland de nationalistische regering had erkend. Ons land erkende de Franco-regering op 22 februari 1939. 62x M. Braams e.a. (red.), ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, in: Utrechtse Historische Cahiers 39, 1982, p. 16-19. De tijdelijk zaakgelastigde vestigde zich in de Franse grensstad St.-Jean de Luz. 63x Algemeen Handelsblad 26 februari 1939. De consulaire dienst in Valencia had veel te stellen met deserteurs die er zich aanmeldden om naar Nederland teruggeleid te worden. Zij werden zonder uitzondering, voorzien van een reisbiljet (3e klasse) en wat geld voor voeding, onder diplomatieke bescherming uitgeleid.
      Na de ontmanteling van de Internationale Brigades keerde ook een groep van 118 Nederlanders terug. 64x Uitvoerig verslag van de ontvangst in De Telegraaf 6 december 1938; in persberichten varieert het aantal bij deze gelegenheid teruggekeerde interbrigadisten van 108 tot en met 118 personen. De regering meldde dat deze staatloos geworden ingezetenen normaal toegelaten zouden worden, vrij waren om werk te zoeken en ook in aanmerking kwamen voor een steunuitkering, maar zich van politieke activiteit moesten onthouden. Ondanks door de regering getroffen restrictieve maatregelen bereidde de CPN hun in Roosendaal en Amsterdam een heldenontvangst, waarbij de ‘Internationale’ luid over de perrons schalde.
      Zevenentachtig man waren in Spaanse of Franse krijgsgevangenschap of ziekenhuizen achtergebleven. De Nederlandse autoriteiten verklaarden af te zien van elke interventie om hun terugkeer te bespoedigen. 65x De Telegraaf 7 januari 1939; Dankaart e.a. 1986, p. 133; A.E. Kersten, ‘Vrijlating van “Nederlandse” krijgsgevangenen na de Spaanse Burgeroorlog’, in: Jaarboek departement van Buitenlandse Zaken 1975-1976, Den Haag 1976, p. 244-256. Later blijkt de Nederlandse regering in Londen zich wel actief ingezet te hebben om met name de 25 in Spanje vastgehouden krijgsgevangenen naar Nederland te laten terugkeren. Op vier man na lukte dat niet, waarbij de indruk bestond ‘dat het witte Spanje van na den [burger]oorlog nog lang niet den haat heeft neergelegd tegen alles wat rood is’. 66x Kersten 1976, p. 250. Uiteindelijk mochten elf man vertrekken naar Suriname en de Nederlandse Antillen, en in 1943 werden de overigen naar Engeland overgebracht, waar ze werden opgenomen in de Nederlandse Brigade, waarmee zij weer als Nederlands staatsburger werden erkend. 67x Kersten 1976, p. 252-253. Eén persoon overleed tijdens krijgsgevangenschap in Spanje.

    • 4 Achtergronden van de Spanjestrijders

      Dat ‘links’ in Spanje gewonnen en een regering gevormd had, werd in kranten als De Tribune, Het Volk en de daarmee verbonden regionale kranten met veel gejuich begeleid. De politieke samenwerking van socialisten en communisten in Frankrijk en Spanje voedde de hoop dat de dreiging van het Duitse fascisme kon worden afgewend: ‘een nieuwe socialistische wereld, had je nog nooit meegemaakt!’. 68x Voormalig Spanjestrijder Sake Visser: Dankaart e.a. 1986, p. 69. Het Volk stond uiterst sceptisch tegenover de door de CPN gemonopoliseerde rekrutering van vrijwilligers. Over de Nederlandse interbrigadisten merkte oud-Spanjestrijder Adriaan van Dijk op: ‘Over het algemeen kunnen we gerust stellen, dat van de Nederlanders (…) 80, 85 procent lid [van de CPN] en de rest praktisch sympathiserend, met enkelen uitgesloten, waren sociaal-democraten en, nou ja, en katholieken waren er ook bij.’ 69x Aangehaald in Dankaart e.a. 1986, p. 65. De (Duitse) algemeen gevolmachtigde van Nederland bij de republikeinse regering deelde ‘Den Haag’ mede: ‘Uit betrouwbare bronnen is mij verzekerd dat het voor 80% brave borsten en goede kameraden zijn; 20% kan gerangschikt worden als avonturiers en lompenproletariaat.’ 70x Aangehaald in Y. Scholten, Fanny Schoonheyt, een Nederlands meisje strijdt in de Spaanse Burgeroorlog, Amsterdam 2011, p. 189.

      Aantallen

      Over het totale aantal buitenlanders in de Internationale Brigades lopen de schattingen uiteen. Met 8962 personen vormden de Fransen de grootste groep, gevolgd door 3113 Polen, 3002 Italianen, 2341 Amerikanen en 2217 Duitsers. In totaal 53 landen leverden 32.000 à 35.000 vrijwilligers, onder wie volgens Beevor 1722 Belgen en 628 Nederlanders. 71x Beevor 2011, p. 457. Vermoedelijk moet dit aantal uitgebreid worden met de Nederlanders die in andere onderdelen van het republikeinse leger, de republikeinse marine of het Catalaanse leger en in (veld)ziekenhuizen werkzaam waren.
      Opmerkelijk is de relatief grote deelname van joden aan de Internationale Brigades; de anti-joodse hetze van nazi-Duitsland was voor veel joodse jongeren voldoende reden om te proberen de fascistisch geduide opstand in Spanje een slag toe te brengen. Uit het Britse mandaatgebied Palestina waren 300 tot 500 joden – de opgaven lopen uiteen – naar Spanje getrokken, en ook onder de uit Europa en de Verenigde Staten afkomstige interbrigadisten hadden joden een opvallend aandeel: volgens Bakkenes had bijna de helft van de Polen en een derde van de Amerikanen een joodse achtergrond. 72x B. Bakkenes, ‘De joodse strijd tegen de nazi’s in de Spaanse Burgeroorlog. Een hoofdstuk in de geschiedenis van de Internationale Brigades’, De Anti Fascist februari 2006, p. 12.
      Met ruim 600 Nederlanders leverde ons land getalsmatig een bescheiden bijdrage. De meesten van hen werden in 1937 ondergebracht in een Nederlands bataljon, dat vernoemd werd naar De Zeven Provinciën, ter herinnering aan het brute geweld van de regering tegen het lagere personeel van deze oorlogsbodem. Opmerkelijk zijn de 37 vrouwelijke vrijwilligers, die de gewonden van het republikeinse leger verzorgden, alhoewel een enkeling gewapenderhand meevocht bij de verdediging van Catalonië. 73x Scholten 2011, p. 14. Tijdens de gevechten om Madrid vocht ook een vrouwenbataljon mee.
      Persoonsdossiers van gerekruteerden en andere relevante bescheiden zijn niet bewaard gebleven. Gezien de achterdocht van de Nederlandse justitie, en anders wel tijdens de Duitse bezetting, zullen zij vernietigd zijn. Er bestaan slechts twee bronnen die enige informatie geven: een opgave in archieven van de Sovjet-Unie van het aantal tot en met april 1938 gediend hebbende Nederlanders bevat 586 namen; een rapport van de Volkenbond spreekt van 118 gerepatrieerde militairen; 25 krijgsgevangenen waren achtergebleven. De meesten waren – al dan niet werkloze – handarbeiders uit de Randstad. Bijna de helft van hen was afkomstig uit de drie grootste steden van ons land; ook de Zaanstreek leverde een relatief groot aantal vrijwilligers. Aangenomen wordt dat meer dan honderd Nederlanders gesneuveld zijn; het aantal gewonden lag veel hoger. 74x Dankaart e.a. 1986, p. 58-59. Bijna een derde deserteerde, relatief meer dan bij enige andere nationaliteitsgroep. 75x Vossen 2006, p. 31.
      Voor beide partijen was desertie een voortdurend probleem. Het schisma in de legerleiding aan het begin van de opstand had weliswaar die generaals samengebracht die gelijkgezind waren pro of contra de republiek, maar in de onder hen dienende troepen was dat verschil niet doorgevoerd, zodat binnen de gelederen voor- en tegenstanders van de republiek schouder aan schouder bleven optrekken zolang de verschillen van mening onderdrukt konden worden. Het is bekend dat hele franquistische compagnieën overliepen zodra zij de kans schoon achtten. 76x De Tijd 14 januari 1938. Onder de interbrigadisten waren er heel wat die zonder veel geestdrift of om dubieuze motieven dienst hadden genomen. Voor hen waren ‘heropvoedingskampen’ in Sovjetstijl ingericht. 77x Beevor 2011, p. 320-321.
      ‘De heterogene samenstelling van het Volksfront is een bron van zwakheid, een esprit de corps is niet tot stand gekomen’, noteerde een liberale krant. 78x Het Vaderland 27 maart 1938. Ook de communisten moesten de aanwezigheid van ‘geldwolven, spionnen, zwakkelingen’ erkennen. 79x Het Volksdagblad 12 augustus 1938. Halverwege de oorlog schatte men het aantal deserteurs aan republikeinse zijde op 5000. 80x Het Vaderland, De Tijd 31 januari 1939.

      Motivatie

      Midden jaren dertig greep de economische crisis in Nederland ontelbaar velen aan. Het strikte bezuinigingsbeleid van de regeringen-Colijn had tot een algemene verarming geleid; de werkloosheid oversteeg in veel grotere steden de 20%. De als 28-jarige naar Spanje vertrokken Jaap Gons legitimeerde zijn vertrek achteraf: ‘Ik voelde me zo verworpen, en ik moest mijn ouders uitvreten.’ 81x Dankaart e.a. 1986, p. 66. Nogal wat in Nederland aangehouden of in Spanje gedeserteerde mannen voerden ter verdediging aan dat zij helemaal geen legerdienst hadden geambieerd, maar naar Spanje waren vertrokken voor het vinden van betaald werk. Het kwam voor dat ronselaars bij de stempellokalen werklozen trachten over te halen om in Spanje dienst te doen. 82x De Telegraaf 24 november 1937, 29 augustus 1938.
      Co Beuzemaker, die als voorzitter van de CPN de Nederlanders in de Internationale Brigades bezocht, was zeer tevreden over hun bijdrage: ‘Ze zijn goed, onze Hollandse anti-fascisten; juist hun kalmte, hun nuchterheid en vastberadenheid maken hen in deze oorlog van grote waarde! Zij moeten eerst wennen, ze zijn niet zoals de buitenlanders, waarvan een groot deel de Wereldoorlog meemaakte.’ 83x Dankaart e.a. 1986, p. 90. De NKVD was minder positief. Daar vond men hen in het algemeen politiek zwak, zonder veel culturele ontwikkeling en niet gewend aan militaire discipline. 84x Vossen 2006, p. 31. De inlichtingendiensten van de Sovjet-Unie waren niet erg onder de indruk van de politieke motivatie van de gemiddelde Spanjestrijder. Uit rapporten van de Nederlandse inlichtingendienst blijkt onder veel Spanjestrijders overmatig drankgebruik voor te komen; velen raakten gedesillusioneerd en psychisch beschadigd door depressies, shellshock en hysterie. 85x Vossen 2006, p. 30, 34.
      De Spanjestrijders wilden zich inzetten voor de verdediging van een wettige, op grond van democratische verkiezingen tot stand gekomen regering. Verontwaardiging over de aanval op de Spaanse democratie door de opstandelingen werd in de linkse kranten breed uitgemeten en klinkt ook door in de brieven van Nederlandse interbrigadisten. Zij legden daarbij overigens de nadruk op hun bestrijding van het fascisme, mede vanuit de gedachte dat wanneer Spanje in de handen van de fascisten zou vallen, Nederland wellicht hetzelfde lot te wachten stond.
      In hun egodocumenten komen de Nederlandse vrijwilligers nooit verder dan te verklaren dat zij antifascisten waren. In het algemeen moet er rekening mee worden gehouden dat de veiligheidsdiensten de post naar en van de Spanjestrijders dermate streng censureerden dat de daarin weergegeven feiten en opvattingen onbetrouwbaar geacht moeten worden. Het antifascistische sentiment van de briefschrijvers vond de censor kennelijk voldoende, hoewel minimaal aanvaardbaar.
      Een Friese oud-strijder, die een jaar als chauffeur in Parijs had verbleven tot hij naar Spanje vertrok, motiveerde zijn keuze aldus: ‘Ik wilde en wil nog strijden tegen het fascisme en het kapitalisme. Niet met woorden, maar met daden. Dat kan ik hier niet, dat kon ik in Frankrijk niet, daarom ging ik naar Spanje.’ 86x Nieuwsblad van Friesland 7 december 1938. Trudel van Reemst-de Vries, een verpleegster met een joodse achtergrond, trok samen met haar man naar Spanje: ‘Ik wilde niet dat er nog een land fascistisch werd. Toen bekend werd dat er vrijwilligers werden gezocht om de republiek in Spanje te helpen, meldde ik me direct aan bij de Stichting Hulp aan Spanje.’ 87x Bakkenes 2006, p. 13. En een als F.O. aangeduide strijder: ‘Het Spaansche volk wil niet onder fascistische dictatuur leven. Daarom strijden wij naast hem en zullen nooit verslagen worden.’ 88x Aangehaald in Het Volksdagblad 8 juli 1938.
      ‘Fascisme’ staat voor de gemiddelde Nederlandse Spanjestrijder gelijk aan anti-nazi-Duitsland. Het Hitler-regime had al genoeg terreur tentoongespreid, en zijn Nederlandse kompanen Mussert (NSB) en Meijer (Zwart Front)hadden al te veel adhesie betuigd aan hun Duitse kameraden om nog enige hoop te hebben dat het allemaal zou meevallen. De communistische pers gaf met vette krantenkoppen de waarschuwingen vanuit Moskou tegen het bruine gevaar getrouw door. De CPN beschouwde zich als de voorhoede van de arbeidersklasse in de antifascistische strijd. De anti-joodse hetze in Duitsland heeft er nochtans niet toe geleid dat, anders dan in andere landen, zich veel joodse mannen voor dienstneming in de Internationale Brigades aanmeldden. Trudel van Reemst zelf verklaarde: ‘Ik ging niet als jood naar Spanje, maar als betrokken burger.’ 89x Bakkenes 2006, p. 13.
      De beide genoemde elementen van de motivatie van de Nederlandse Spanjestrijders – verdediging van een democratisch gekozen regering tegen het fascisme en daaraan gekoppeld het besef dat de strijd tegen het fascisme ook een Nederlands belang was – staan in het teken van verbondenheid met de communistische wereldgemeenschap. Men ervoer dat men schouder aan schouder vanuit eenzelfde ideaal ten strijde trok, vol vertrouwen in de partijleiding, de politieke commissarissen en de legeraanvoerders van de Internationale Brigades en Paul de Groot als voorman van de CPN, met leider Stalin als opperste belichaming van hun levensovertuiging.

    • 5 Overheid en Spanjestrijders

      Overeenkomstig de aanbevelingen van de Volkenbond was de regering zeer gekant tegen de wervingsacties van de CPN. De minister van Justitie gaf begin 1937 prioriteit aan de opsporing van ronselaars. 90x De Telegraaf 7 februari 1937. Hard moest worden opgetreden tegen mannen die op weg naar Spanje werden aangehouden en tegen degenen die hen geronseld hadden. Een gevangenisstraf van één tot zes maanden werd hun deel. In februari 1937 verzocht het ministerie van Binnenlandse Zaken de commissarissen van de koningin om werklozen geen paspoorten voor Spanje te verstrekken. Bij koninklijk besluit van 11 juni 1937 (Staatsblad 163) werden wapenleveranties, dienstneming in Spanje, scheepstransport van vrijwilligers en de bevordering ervan (werving) verboden. 91x De Tijd 13 februari 1937; Bij KB van 8 juli 1939 werden deze verboden ingetrokken: De Telegraaf 15 juli 1939.

      Nationaliteit

      Op de Spanjestrijders was de wet van 1892, artikel 7 lid 4, van toepassing op het Nederlanderschap en ingezetenschap (Staatsblad 268; zie ook Staatsblad 1938, 204): het Nederlanderschap wordt verloren ‘door zonder Ons verlof zich te begeven in vreemden krijgs- of staatsdienst’. Dat hield in dat de Spanjestrijders bij terugkeer zouden worden behandeld als vreemdelingen. 92x In 1937 had Het Volksdagblad (26 juli 1937) de aanhouding als ongewenst vreemdeling van uit Spanje terugkerende vrijwilligers gelaakt. Zij genoten derhalve geen actief en passief kiesrecht en kwamen niet in aanmerking voor ondersteuning vanuit het gemeentelijke armbestuur. Zij bleven wel dienstplichtig, vond de regering, indien de dienstplicht was ontstaan in de periode dat zij nog Nederlander waren. Als uitvloeisel van het non-interventiepact moest de regering haar restrictieve maatregelen verzachten door de vrijwilligers in staat te stellen op ’s lands kosten terug te keren en hun zo nodig financiële hulp te bieden. Bij terugkeer stelde de regering zich derhalve op het standpunt dat zij toegang tot Nederland kregen, vrij waren om werk te zoeken en in aanmerking kwamen voor ondersteuning.
      Naar aanleiding van een in het Franse parlement aanvaarde amnestiewet met betrekking tot Spanjestrijders pleitte Paul de Groot, politiek leider van de CPN, ‘verdere vervolgingen van z.g.n. “ronselaars” stop te zetten en de uitgesproken straffen kwijt te schelden; daarom moet met toenemende kracht de eis weerklinken: rechtsherstel voor de dappere Nederlanders van de compagnie “Zeven Provinciën”’. 93x Het Volksdagblad 4 januari 1939. Meteen startte Het Volksdagblad een campagne voor ‘Rechtsherstel nu’ van de Spanjegangers; door het vervallen verklaren van hun Nederlanderschap was hun eer tekortgedaan. Maar pas na de oorlog kwam hun renaturalisatie op de politieke agenda.
      Het verzoek van het Tweede Kamerlid Van der Goes van Naters (PvdA) om het Nederlanderschap van de oud-Spanjestrijders collectief te herstellen, wees de minister als in strijd met de wet af. 94x M.O. Bogaarts, De periode van het kabinet-Beel, Den Haag 1989, p. 1773. Minister Van Maarseveen van Justitie ging ervan uit dat ongeveer 200 personen door hun dienstneming bij de wettige regering van Spanje staatloos waren geworden. Hij kondigde een ruimhartig beleid aan, ook gezien de dappere houding van veel oud-Spanjestrijders in het verzet. Omdat hij politieke problemen vreesde, koos hij ervoor de besluiten tot teruggave van de nationaliteit steeds in kleine porties aan de Kamer voor te leggen. Het wetsontwerp tot renaturalisatie van de eerste groep van twintig personen riep inderdaad allerlei vragen op en de minister moest met een memorie van antwoord de zaak in der minne schikken. 95x Kamerstukken II 1946/47, bijlage269, nr. 5; volgens Braam e.a. 1982, p. 25, waren er na de oorlog feitelijk 155 staatloze oud-Spanjestrijders.
      De zaak werd er niet eenvoudiger op toen Paul de Groot, voorzitter van de CPN, zijn Franse collega Maurice Thorez bijviel bij diens verklaring dat de communisten bij een eventueel gewapend conflict de Sovjet-Unie zouden gaan steunen. In reactie daarop liet Van Maarseveens opvolger minister Wijers weten dat verstokte communisten niet moesten rekenen op een inwilliging van een naturalisatieverzoek. Alleen jongemannen zonder veel binding met het communisme en van wie verwacht mocht worden dat zij zich als goede Nederlanders zouden gedragen, wilde hij voortaan tegemoetkomen. 96x Bogaarts 1989, p. 1775-1777. De renaturalisatie van de oud-Spanjestrijders sleepte aan tot in de jaren zestig. ‘Wij kregen onze nationaliteit terug samen met Nederlandse nazi’s, die vrijwillig naar het Oostfront waren gegaan’, klonk het verbitterd. 97x Trudel van Reemst-de Vries, in: Bakkenes 2006, p. 14.

    • 6 Conclusie

      In katholieke kringen werd de opstand van de Spaanse generaals graag afgeschilderd als een ‘anti-atheïstische kruistocht’ tegen het communisme. Spaanse bisschoppen hielden hun gelovigen voor dat de oorlog ‘de meest verheven kruistocht in eeuwen’ was ( bisschop van Pamplona) of ‘honderdmaal belangrijker en heiliger dan de Reconquista’ 98x Reconquista: de middeleeuwse strijd tegen de islamitische overheersing van Spanje. Dat Franco’s Marokkaanse eenheden zijn sterkste wapen in de strijd vormden, is een historische paradox. (bisschop van Segovia). Kardinaal Gomá, de aartsbisschop van Madrid, had dit soort kwalificaties weliswaar gerelativeerd; voor hem ging het om ‘een politieke en sociale oorlog met gevolgen van religieuze aard’, 99x Citaten ontleend aan Beevor 2011, p. 138, 255. maar nog in 1998 verscheen een Amerikaanse studie onder de titel The Last Crusade. 100x H. Carrol, The Last Crusade, Virginia 1998.
      Van de Nederlandse Spanjestrijders vallen zulke grote woorden niet te verwachten. Maar toch sprak een verklaring van twintig communistische partijen wereldwijd van ‘de heilige zaak die zij [de republikeinen] verdedigen’. 101x Het Volksdagblad 28 januari 1939. Ook de interbrigadisten waren er diep van overtuigd dat de vernietiging van het fascisme noodzakelijk was voor de verwezenlijking van hun geloof in een klasseloze samenleving die de verschoppelingen der aarde recht zou doen, niet alleen in Spanje, maar wereldwijd en zeker ook in eigen land. In hun eigen communistisch gezinde kring bleven velen strijdbaar en vatten ondanks hun bittere nederlaag in Spanje moed om opnieuw ten strijde te trekken in de uitgebroken wereldoorlog, waarvoor het Spaanse slagveld het proefveld bleek te zijn geweest.

    Noten

    • 1 Keesings Historisch Archief, 1931, p. 82, 85, 849, en Keesings Historisch Archief, 1933, p. 1080, 1085.

    • 2 Voor een gedetailleerde beschrijving van de voorgeschiedenis van de burgeroorlog, zie A. Beevor, De strijd om Spanje. De Spaanse Burgeroorlog 1936-1939 (vertaling M. Terpstra), Amsterdam 2011, p. 21-77.

    • 3 H. Purcell, The Spanish Civil War, Londen/New York 1973, p. 16; J.E. Giele, Arbeiderszelfbestuur in Spanje. Een verslag van de collectivisatie in de Catalaanse economie tijdens de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939, Utrecht 2004.

    • 4 L.H. Grondijs, in: H. Hermans (samenst.), Littekens in een gelooide stierehuid. Nederlandstalige schrijvers over de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939, Weesp 1986, p. 77.

    • 5 De Derde Communistische Internationale of Komintern was het samenwerkingsverband van de erkende nationale communistische partijen onder Sovjetcoördinatie.

    • 6 Het lagere marinepersoneel protesteerde tegen de door de regering opgelegde salariskorting.

    • 7 H. Dankaart e.a., De oorlog begon in Spanje. Nederlanders in de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939, Amsterdam 1986, p. 18.

    • 8 G. Lutke Meijer, Voorspel Wereldbrand. Een ooggetuigeverslag van de Spaanse Burgeroorlog, ’s-Gravenhage 1986, p. 19, 75-76.

    • 9 Beevor 2011, p. 162.

    • 10 Daaraan namen deel: de Republikeinse Unie, de Links-republikeinse Partij, de Nationaal-republikeinse Partij, het vakverbond Unión General de Trabajo (UGT), de Communistische Partij, de Socialistische Jeugd en de Syndicalistische Partij ( De Telegraaf 11 november 1936). In het Volksfront waren niet opgenomen: de trotskistische groepering, de anti-stalinistische communisten (POUM, Catalonië), anarchistische bewegingen en de Baskische, Galicische en Catalaanse regionaal-politieke bewegingen: Beevor 2011, p. 160.

    • 11 De Telegraaf 24 juli 1936.

    • 12 Het Vaderland 26 augustus 1936. Ibiza werd in oktober door Italiaanse troepen ingenomen: De Tijd 10 oktober 1936. Zie ook: J. Schalekamp, Van een eiland kun je niet vluchten. Fascistische massamoorden op Mallorca 1936, Soesterberg 2000.

    • 13 Beevor 2011, p. 89-90; voor de gehele operatie gedurende de eerste dagen van de opstand, zie Beevor 2011, p. 76-87.

    • 14 De Telegraaf 4 augustus 1936.

    • 15 Beevor 2011, p. 151-153, 168-169.

    • 16 Beevor 2011, p. 270.

    • 17 M. Braams e.a., ‘ Wat dunkt u van Spanje’. Nederlanders en de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939, Amsterdam 1984, p. 76.

    • 18 Dankaart e.a. 1986, p. 115. Een kop in Het Volksdagblad 26 oktober 1937: ‘Trotzkist, het ergste waarvan een arbeider kan worden beticht’.

    • 19 Beevor 2011, p. 274, 282, 299.

    • 20 Dankaart e.a. 1986, p. 30-32, 40.

    • 21 K. Vossen, ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, in: H. Hermans (red.), Een Nederlandse blik op de Spaanse Burgeroorlog, Utrecht 2006, p. 28.

    • 22 Dankaart e.a. 1986, p. 45.

    • 23 Het Volksdagblad 2 maart en 12 mei 1938. Jef Last (1898-1972) was schrijver van romans en reisverhalen; ook zijn ervaringen tijdens de burgeroorlog waren onderwerp van verschillende van zijn publicaties.

    • 24 Het Vaderland 19 november 1936. Zie over twee Scheveningse jongens: Het Volksdagblad 22 november 1937, en over een dienstplichtig militair uit Amsterdam: De Telegraaf 12 januari 1938.

    • 25 Het Vaderland 19 februari 1937.

    • 26 Dankaart e.a. 1986, p. 46.

    • 27 De Telegraaf 29 juli 1937; Het Vaderland 10 september 1937.

    • 28 Het Volksdagblad 2 augustus 1937; De Tijd 5 augustus 1937.

    • 29 Van de 13.355 interbrigadisten werden 4300 man gedood en raakten er ongeveer 5000 gewond: Beevor 2011, p. 297

    • 30 Ambassadesecretaris R. Flaes (pseudoniem F.C. Terborgh), in: H. Hermans (red.), Een Nederlandse blik op de Spaanse Burgeroorlog, Utrecht 2006, p. 31. De zetel van de wettige regering werd op 6 november 1936 in allerijl overgeplaatst naar Valencia.

    • 31 De Carlisten wijzen de huidige Spaanse monarchie, stammend van de troonopvolging via de vrouwelijke lijn (Isabella II, 1830), af en steunen de pretenties van de afstammelingen van Carlos (1788-1855, zgn. Carlos V).

    • 32 In oktober 1936 was onder de Heilige Eik van Guernica de onafhankelijkheid van de Baskische republiek (Euzkadi) uitgeroepen: Algemeen Handelsblad 29 september 1937.

    • 33 Uit wraak zetten mijnwerkers een aantal kolenmijnschachten onder water: Het Vaderland 20 september 1937.

    • 34 Het Volksdagblad 18 november 1937. Het Baskische onafhankelijkheidsstreven had de steun van de katholieke geestelijkheid.

    • 35 De Telegraaf 19 april 1937; Het Volksdagblad 14 juli 1937; Algemeen Dagblad 2 augustus 1937.

    • 36 Beevor 2011, p. 327-334.

    • 37 De Telegraaf 28 december 1937; Algemeen Handelsblad 8 januari1938; De Telegraaf 15 januari 1938.

    • 38 Beevor 2011, p. 390.

    • 39 Beevor 2011, p. 328.

    • 40 Het Volksdagblad 1 januari 1938; Algemeen Handelsblad, De Tijd 25 januari 1938; Het Volksdagblad 22 februari 1938.

    • 41 Beevor 2011, p. 339-344.

    • 42 Beevor 2011, p. 377.

    • 43 Dankaart e.a. 1986, p. 133.

    • 44 Het Vaderland 29 oktober 1938. Het Spaanse parlement loste deze belofte in 1995 in: A. Löwenhardt, ‘Statenloos strijden voor democratie’, Trouw 2 november 1996.

    • 45 Het Vaderland 12 december 1939.

    • 46 De Tijd 11 mei 1939.

    • 47 Algemeen Handelsblad 18 juni 1939.

    • 48 Algemeen Handelsblad 2 oktober 1939.

    • 49 Algemeen Handelsblad 5 augustus 1939.

    • 50 De Tijd 25 februari 1940.

    • 51 De Tijd 11 mei 1939. Spanje bleef lid van het Permanent Hof van Justitie te Den Haag.

    • 52 De Telegraaf 15 juni 1940.

    • 53 De Telegraaf 29 december 1936. Volgens P. Preston, Een kleine geschiedenis van de Spaanse Burgeroorlog (vert. J. Braks), Amsterdam/Antwerpen 2006, p. 229 kwamen 6832 priesters en kloosterlingen om tijdens de burgeroorlog.

    • 54 Bij de vluchtelingen trof de Franse douane veel liturgische voorwerpen en massa’s goud, zilver en edelstenen aan: Het Vaderland 17 februari 1939.

    • 55 J.P. Fusi Aixpúrua (red.) & W. Blockmans (Nederl. red.), Oorlog door de eeuwen heen. De wording van Europa (vert. W. Oostendorp & J. van der Meer), Den Haag 1993, p. 141 (staaftabel).

    • 56 Beevor 2011, p. 377.

    • 57 Het Volk 12 januari 1940.

    • 58 Sommige kranten leunden van tijd tot tijd op correspondenten in Spanje, zoals de NRC en De Groene Amsterdammer (Albert Helman), Het Volk (Gerard Lutke Meijer) en De Tribune (Jef Last).

    • 59 Het Vaderland 27 maart 1938.

    • 60 De Telegraaf 30 maart 1937; De Tijd 16 juni en 6 december 1937, 10 februari 1939; Het Volksdagblad 3 januari 1938; Algemeen Handelsblad 14 februari 1939.

    • 61 De Telegraaf 3 april 1937; Algemeen Handelsblad 6 februari 1939.

    • 62 M. Braams e.a. (red.), ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, in: Utrechtse Historische Cahiers 39, 1982, p. 16-19.

    • 63 Algemeen Handelsblad 26 februari 1939.

    • 64 Uitvoerig verslag van de ontvangst in De Telegraaf 6 december 1938; in persberichten varieert het aantal bij deze gelegenheid teruggekeerde interbrigadisten van 108 tot en met 118 personen.

    • 65 De Telegraaf 7 januari 1939; Dankaart e.a. 1986, p. 133; A.E. Kersten, ‘Vrijlating van “Nederlandse” krijgsgevangenen na de Spaanse Burgeroorlog’, in: Jaarboek departement van Buitenlandse Zaken 1975-1976, Den Haag 1976, p. 244-256.

    • 66 Kersten 1976, p. 250.

    • 67 Kersten 1976, p. 252-253. Eén persoon overleed tijdens krijgsgevangenschap in Spanje.

    • 68 Voormalig Spanjestrijder Sake Visser: Dankaart e.a. 1986, p. 69.

    • 69 Aangehaald in Dankaart e.a. 1986, p. 65.

    • 70 Aangehaald in Y. Scholten, Fanny Schoonheyt, een Nederlands meisje strijdt in de Spaanse Burgeroorlog, Amsterdam 2011, p. 189.

    • 71 Beevor 2011, p. 457. Vermoedelijk moet dit aantal uitgebreid worden met de Nederlanders die in andere onderdelen van het republikeinse leger, de republikeinse marine of het Catalaanse leger en in (veld)ziekenhuizen werkzaam waren.

    • 72 B. Bakkenes, ‘De joodse strijd tegen de nazi’s in de Spaanse Burgeroorlog. Een hoofdstuk in de geschiedenis van de Internationale Brigades’, De Anti Fascist februari 2006, p. 12.

    • 73 Scholten 2011, p. 14. Tijdens de gevechten om Madrid vocht ook een vrouwenbataljon mee.

    • 74 Dankaart e.a. 1986, p. 58-59.

    • 75 Vossen 2006, p. 31.

    • 76 De Tijd 14 januari 1938.

    • 77 Beevor 2011, p. 320-321.

    • 78 Het Vaderland 27 maart 1938.

    • 79 Het Volksdagblad 12 augustus 1938.

    • 80 Het Vaderland, De Tijd 31 januari 1939.

    • 81 Dankaart e.a. 1986, p. 66.

    • 82 De Telegraaf 24 november 1937, 29 augustus 1938.

    • 83 Dankaart e.a. 1986, p. 90.

    • 84 Vossen 2006, p. 31.

    • 85 Vossen 2006, p. 30, 34.

    • 86 Nieuwsblad van Friesland 7 december 1938.

    • 87 Bakkenes 2006, p. 13.

    • 88 Aangehaald in Het Volksdagblad 8 juli 1938.

    • 89 Bakkenes 2006, p. 13.

    • 90 De Telegraaf 7 februari 1937.

    • 91 De Tijd 13 februari 1937; Bij KB van 8 juli 1939 werden deze verboden ingetrokken: De Telegraaf 15 juli 1939.

    • 92 In 1937 had Het Volksdagblad (26 juli 1937) de aanhouding als ongewenst vreemdeling van uit Spanje terugkerende vrijwilligers gelaakt.

    • 93 Het Volksdagblad 4 januari 1939.

    • 94 M.O. Bogaarts, De periode van het kabinet-Beel, Den Haag 1989, p. 1773.

    • 95 Kamerstukken II 1946/47, bijlage269, nr. 5; volgens Braam e.a. 1982, p. 25, waren er na de oorlog feitelijk 155 staatloze oud-Spanjestrijders.

    • 96 Bogaarts 1989, p. 1775-1777.

    • 97 Trudel van Reemst-de Vries, in: Bakkenes 2006, p. 14.

    • 98 Reconquista: de middeleeuwse strijd tegen de islamitische overheersing van Spanje. Dat Franco’s Marokkaanse eenheden zijn sterkste wapen in de strijd vormden, is een historische paradox.

    • 99 Citaten ontleend aan Beevor 2011, p. 138, 255.

    • 100 H. Carrol, The Last Crusade, Virginia 1998.

    • 101 Het Volksdagblad 28 januari 1939.


Print dit artikel