DOI: 10.5553/BSb/266669012022003004007

Boom StrafbladAccess_open

Artikel

Overeenstemming en afstemming in het strafproces met oog voor ieders belangen

Een kwestie van doen

Trefwoorden Overeenstemming, Eerlijk, Rechtvaardig, Toekomst, Belangen
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Mr. J. (Jacco) Janssen en Mr. A.H.T. (Alrik) de Haas, 'Overeenstemming en afstemming in het strafproces met oog voor ieders belangen', Boom Strafblad 2022-4, p. 151-159

    Het strafproces dreigt piepend en krakend tot stilstand te komen. In deze bijdrage een aantal (innoverende) ideeën die vanuit de inhoud kunnen bijdragen aan het vlottrekken van het strafproces. Centraal bij de ideeën staat steeds overeenstemming tussen de spelers in het strafproces. Overeenstemming over wat als uitgangspunt een openbaar, transparant, procedureel rechtvaardig en ‘eerlijk’ strafproces is. Alleen een strafproces waar oog is voor ieders belangen en waarin overeenstemming een belangrijke rol speelt, heeft de toekomst.

Dit artikel wordt geciteerd in

      De Nederlandse strafrechtspleging dreigt kopje onder te gaan. Door onderbezetting1x ‘Te weinig rechters in Gelderland, 1500 rechtszaken geschrapt’, NOS 16 juni 2022, https://nos.nl/artikel/2432906-te-weinig-rechters-in-gelderland-1500-rechtszaken-geschrapt; ‘Zedenrecherche ondanks miljoenen nauwelijks opgeschaald’, VPRO 18 juni 2022, www.vpro.nl/argos/lees/onderwerpen/artikelen/2022/zedenrecherche-ondanks-miljoenen-nauwelijks-opgeschaald.html. bij politie, Openbaar Ministerie en Rechtspraak, een bijna onuitputtelijke stroom van ondermijnings-zaken, te hoge verwachtingen van het strafrecht en weinig innoverend vermogen2x Zie de tweet van Rob Keurentjes (oud-rechter, thans rechter-plaatsvervanger bij de rechtbank Gelderland) op 27 juni 2022: ‘Lange wachttijden in de (straf)rechtspraak, vandaag weer in @trouw. In ruim dertig jaar heb ik als rechter dat verhaal meerdere keren gehoord maar kennelijk zijn wij niet bij machte dat probleem op te lossen. We wijken daarbij uit naar oplossingen die soms op gespannen voet staan met de scheiding der machten. Daarbij is de rechtsbescherming niet gebaat.’ dreigt het strafproces piepend en krakend tot stilstand te komen. In deze bijdrage willen wij een aantal (innoverende) ideeën delen. Deze ideeën zouden vanuit de inhoud kunnen bijdragen aan het vlottrekken van het strafproces. Wij brengen dit op persoonlijke titel naar voren; op onderdelen wat scherp verwoord met als doel het ­publieke debat tussen professionals in het strafrecht ­verder op gang te brengen.

      Centraal bij de ideeën staat steeds overeenstemming tussen de spelers in het strafproces. Overeenstemming over wat als uitgangspunt een openbaar, transparant, procedureel rechtvaardig en ‘eerlijk’ strafproces3x De vraag is aan welke eisen een eerlijk proces moet voldoen. In art. 6 EVRM is het recht op een eerlijk proces gewaarborgd. De voorschriften in het Wetboek van Strafvordering kunnen geacht worden een uitwerking van deze rechten te zijn. Met naleving van deze voorschriften is nog niet ­gegeven dat een proces eerlijk is verlopen. Zie W.H. Vellinga, Ambtshalve onderzoeken en beslissen in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2015, p. 61-63. is. Alleen een strafproces waar oog is voor ieders belangen en waarin overeenstemming of op zijn minst afstemming of overleg een belangrijke rol speelt, heeft de toekomst. Een strafproces dat niet onnodig traag verloopt en bovenal menselijk is. Wij zullen dit illustreren aan de hand van de inmiddels gevestigde praktijk van mediation in het strafrecht, waarbij de belangen van primair de direct betrokkenen optimaal tot hun recht komen.

      Wij doen bij gebleken voldoende belangstelling de belofte om de ideeën de komende tijd nader uit te werken, waarbij wij zullen proberen u te betrekken.

    • 1. Inleiding

      In december 2021 werd door de rechtbank Limburg4x Rb. Limburg 9 december 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:9266; Rb. Limburg 9 december 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:9268 en Rb. Limburg 9 december 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:9269. en de rechtbank Rotterdam5x Zie voor het vonnis Rb. Rotterdam 24 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12699 en voor de processen-verbaal Rb. Rotterdam 4 oktober 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9953; Rb. Rotterdam 19 november 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:11391 en Rb. Rotterdam 10 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12525. vonnis gewezen in zaken waarin tussen de officier van justitie en de advocaat van de verdachte procesafspraken waren gemaakt over de afdoening van de zaak. In Limburg ging het om zeer oude zaken (ouder dan tien jaar), terwijl het in Rotterdam een (grote) drugszaak in de georganiseerde criminaliteit ­betrof. Binnen een aantal maanden schoten de procesafspraken daarna in andere zaken in het hele land als paddenstoelen uit de grond. Zowel advocaten, officiëren van justitie als (sommige) strafrechters konden zich vrijwel direct goed vinden in het toekennen van betekenis aan een vorm van overeenstemming als smeermiddel in het strafproces.6x Zie voor enige nuancering: Bram Endedijk en Camil Driessen, ‘Steeds meer rechtbanken wijzen “revolutionaire” procesafspraken af, NRC 10 augustus 2022, www.nrc.nl/nieuws/2022/08/10/steeds-meer-rechtbanken-wijzen-revolutionaire-procesafspraken-af-a4138631. Bij dergelijke procesafspraken is overeenstemming tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie noodzakelijk, waarbij de procesafspraken in de basis een bepaalde meerwaarde hebben voor de procespartijen. Met andere woorden, polarisering tussen de verdediging en de officier van justitie maakt plaats voor toenadering.

      Kort voor de zomer diende Procureur-Generaal bij de Hoge Raad Bleichrodt een vordering tot cassatie in het belang der wet7x Parket bij de Hoge Raad 14 juni 2022, ECLI:NL:PHR:2022:566. bij de Hoge Raad in met als strekking dat procesafspraken tussen de officier van justitie en de verdediging onder (rand)voorwaarden toelaatbaar zijn. In de vordering legde hij enkele belangrijke accenten. Zo zouden bekentenissen geen onderdeel mogen vormen van de procesafspraken en mogen procesafspraken er niet toe leiden dat de verdedigingsrechten en de procespositie van het Openbaar Ministerie tekort worden ­gedaan. In die gevallen zou namelijk heropening van de inhoudelijke behandeling aangewezen zijn. Op dit moment worstelt de strafrechter met de bandbreedte die procesafspraken zouden kunnen hebben en hoe de procedure er het best uit zou kunnen zien. In het vroege najaar8x De uitspraak staat op dit moment gepland op 27 september 2022. wordt het arrest van de Hoge Raad verwacht.

      Deze recente ontwikkelingen zijn aanleiding om eens nadrukkelijk te kijken naar ‘overeenstemming’ als sleutel naar een succesvoller strafproces. Overeenstemming tussen procespartijen en procesdeelnemers onderling, maar ook – waar mogelijk – tussen hen en de strafrechter. Het succes van de procesafspraken die tot nu toe zijn gemaakt,9x De vraag is of onder omstandigheden ook negatieve consequenties van procesafspraken denkbaar zijn voor de verdediging als de procesafspraken bijvoorbeeld niet door een strafrechter worden gevolgd bij het uitblijven van een wettelijke regeling. Zie de kritische column ‘Afspraak is niet altijd afspraak’ van Frank van Ardenne en Laura Hinrichs (van Ardenne & Crince le Roy Advocaten te Rotterdam) op BijzonderStrafrecht.nl. bewijst dat het maken van procesafspraken, als deze met name procedureel goed worden aangevlogen, snel vruchten kan afwerpen in het huidige strafproces. Dit strafproces is tot nu toe gebaseerd op een conflictmodel, terwijl het juist meer gericht kan worden op overleg, zo mogelijk uitmondend in consensus of in elk geval in vormen van afstemming.10x Onder ‘consensus’ verstaan wij in dit verband met de Van Dale: overeenstemming van mening. Zie Gratis woordenboek | Van Dale (geraadpleegd op 27 juni 2022), www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/consensus#.YrnioBXP3D6. Ons idee is dat als dit met procesafspraken kan, dat ook op andere punten in het strafproces kan.

      Tegen die achtergrond zetten wij een selectie van onze ideeën op een rij en werken wij de contouren daarvan uit.

      1. de verklaring van de verdachte als belangrijk gegeven;

      2. de onmisbaarheid van de zaaksgebonden strafrechter en zaaksgebonden gerechtsjurist;

      3. oriëntatiepunten: wat weten we daar eigenlijk van?

      4. strafdoelen en de grenzen van de legitimiteit van steeds hoger straffen;

      5. effectiviteit van megazaken op de helling.


      Daarna volgt een bespreking van ontwikkelingen in het strafrecht die ook overwegend zijn gebaseerd op ‘overeenstemming’. Een van de belangrijkste zichtbare ontwikkelingen is de opkomst van mediation in het strafrecht.

      a. De verklaring van de verdachte als belangrijk gegeven11x Gepresenteerd door Jacco Janssen op het op 30 april 2021 gehouden symposium ‘Waarom geloven we (soms) valse verklaringen’, georganiseerd door het parket bij de Hoge Raad, het Ressortsparket en de ACAS.

      In het huidige strafproces bestaat in juridisch opzicht geen wezenlijke interesse voor de verklaring van de verdachte. De advocaat, de officier van justitie en ook de strafrechter lijken in ons strafrechtssysteem de verklaring van de verdachte lastig te vinden. Een gewaagde stelling, maar wel waar. Volgens menig strafrechtadvocaat is zwijgen in ieder geval een goed idee tótdat de bewijspositie van de officier van justitie duidelijk is. Is die bewijspositie zo goed als duidelijk en moet regie worden gevoerd, dan verwijt de officier van justitie de verdachte graag zijn zwijgen. Daarna wil de officier van justitie ook liever niet (meer) dat de verdachte gaat spreken, want dan is misschien meer onderzoek nodig en dat is niet handig.

      Biedt de strafrechter dan uitkomst en is hij12x In deze bijdrage wordt wanneer de strafrechter met ‘hij’ wordt aangehaald tevens de vrouwelijke strafrechter bedoeld. Voor ‘hij’ kan ‘zij’ worden gelezen. geïnteresseerd in de verklaring van de verdachte? Hoe erg misschien ook om te moeten constateren… het antwoord is kort en duidelijk: ook hij lang niet altijd! Op de zitting heeft de strafrechter een belangrijk ander doel voor ogen: binnen veertien dagen na de zitting een compleet vonnis wijzen. Met verklaren kan de verdachte dan in feite alleen nog maar roet in het eten gooien. Tenzij de verklaring een gave bekentenis is, wil de strafrechter deze op dat moment liever niet meer horen. De strafrechter zit over het algemeen al helemaal niet te wachten op een door de verdachte pas op de zitting gepresenteerd alternatief scenario.

      Op deze manier houden de spelers in het strafproces elkaar (onbewust) in een wurggreep, met als resultaat het ontbreken van de verklaring van een belangrijke figuur in het strafproces: de verdachte. In veel gevallen zou een betrouwbare en (eventueel) voor het bewijs of de strafmaat bruikbare verklaring van de verdachte immers als centraal element in het strafproces van grote waarde kunnen zijn. Van waarde als basis voor nuttig (nader) onderzoek, voor de waarheidsvinding en voor het grondiger bepalen van een eventuele strafsoort en strafmaat.

      Een oplossing voor dit probleem is de invoering van een verificatieverhoor. Als het dossier klaar is, kan dat verificatieverhoor plaatsvinden op de zitting waarbij de belastende elementen uit het onderzoek aan de verdachte worden voorgehouden en worden besproken. De verdachte wordt dan om een reactie gevraagd.13x Dit verificatieverhoor is in feite de uitvoering van art. 301 Sv, maar dan in een eerder stadium. Zijn reactie is een startpunt voor eventueel nader onderzoek. Pas als dáár keuzes zijn gemaakt en eventueel nader onderzoek is gedaan, wordt de zaak inhoudelijk behandeld. Het ­verificatieverhoor vormt dan de centrale dialoog over wat als waarheid zou kunnen worden vastgesteld. Op dit moment wordt in veel (wat grotere) strafzaken onnodig lang gewacht met het bespreken van de belastende elementen uit het dossier. De strafrechter zou, meer dan nu vaak het geval is, tijdens een (regie- of pro-forma)zitting kunnen benadrukken dat een visie van de verdachte op het aanwezige bewijs waardevol zou kunnen zijn, in plaats van pas in het eindvonnis te lezen dat hij onvoldoende uitleg heeft gegeven. Minder angst bij de strafrechter dat hij te veel zijn visie op het bewijs laat doorklinken en minder angst bij de verdachte dat hij met verklaren zijn eigen graf graaft. Anders gezegd: meer oog voor een mogelijk belangrijke visie op de waarheid: de verklaring van de verdachte.

      b. De zaaksgebonden strafrechter en zaaksgebonden gerechtsjurist zijn onmisbaar14x Gepresenteerd door Jacco Janssen op het op 11 februari 2022 gehouden symposium ‘Betrouwbaar getuigenbewijs na Keskin, het kan ook anders’, georganiseerd door het parket bij de Hoge Raad, het Ressortsparket en de ACAS.

      Het voeren van regie in grotere strafzaken geschiedt op dit moment op zijn zachtst gezegd niet optimaal. Regie wordt gevoerd door de rechter-commissaris, de raadkamer (art. 182 lid 6 Sv), de raadkamer gevangenhouding, de pro-formarechter, de regierechter en de zittingsrechter. Dat gaat al decennialang verre van vlekkeloos,15x Zie: P.P.J. van der Meij en D.N. de Jonge, ‘Ruis rondom regie: R-C, rechtbank, raadkamer?’, Strafblad 2015. is vaak te veel een lappendeken en is sinds het Keskin-arrest16x EHRM 19 januari 2021, nr. 2205/16 (Keskin t. Nederland). niet goed meer te verwezenlijken. De strafrechter worstelt op dit moment namelijk met het nieuwe beoordelingskader van getuigenverzoeken; met name met de ‘overall fairness’-beoordeling17x HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173, m.nt. J.M. Reijntjes en conclusie AG Bleichrodt 9 maart 2021, ECLI:NL:PHR:2021:234. op het moment dat over het horen van getuigen moet worden beslist. Het beslissingskader uit de uitgebreide (post-)Keskin-jurisprudentie van de Hoge Raad18x Zie (o.m.) HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418, NJ 2021/368 m.nt. N. Jörg; HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1494; HR 28 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1280, NJ 2021/371 m.nt. N. Jörg; HR 14 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1254, NJ 2021/367 m.nt. N. Jörg; HR 14 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1253 NJ 2021/366 m.nt. N. Jörg; HR 13 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1088, NJ 2021/365 m.nt. N. Jörg; HR 29 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:993, HR 25 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:765, NJ 2021/211 en HR 11 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:693. helpt de strafrechter daarbij, maar ook klinkt in de rechtspraak en in de literatuur kritiek.19x Zie o.m. Redactie NTS, ‘Keskin en het onderbouwen van verzoeken tot het horen van getuigen: een presumptie van verdedigingsbelang’, NTS 2021/2; M. de Werd, ‘Luizen als kamelen – over het arrest Keskin t. Nederland’, 2021, www.europeancourts.blogspot.com; D.A.G. van Toor, noot onder EHRM 19 januari 2021, nr. 2205/16 (Keskin t. Nederland), EHRC 2021-0044; T.N.B.M. Spronken, ‘De zaak Keskin: het EHRM in dialoog met de Hoge Raad’, NJB 2021/494; M. de Werd, ‘Turen op Keskin’, NJB 2021/717; P.A.M. Mevis, ‘Kan de Hoge Raad links en rechts worden gepasseerd? Enkele overdenkingen naar aanleiding van de zaak Keskin tegen Nederland’, DD 2021/29; M.J. Dubelaar en K.M. Pitcher, ‘Post-Keskin: enkele reflecties op de nieuwe lijn van de Hoge Raad inzake de uitoefening van het ondervragingsrecht’, Boom Strafblad 2021, afl. 4, p. 139-147. Kort en goed lijkt de zittingsrechter de meest aangewezen strafrechter om de regie te voeren, omdat hij als enige in staat is de ‘overall fairness’-beoordeling goed te doen. Een ingewikkelde constatering, te meer omdat het nieuwe Wetboek van Strafvordering daar ­andere ideeën over heeft en diametraal de andere kant op lijkt te gaan.

      Toch ligt een eenvoudige oplossing voor de hand; de zaaksgebonden strafrechter. Een aan de zaak gekoppelde strafrechter die samen met twee collega’s beslist over het al dan niet horen van getuigen in het licht van een eerlijk proces als geheel. Die zaaksgebonden strafrechter hoort vervolgens die getuigen zelf als gedelegeerd rechter-commissaris.20x Art. 316 lid 2 Sv. Op de (inhoudelijke) zitting weegt deze strafrechter weer samen met zijn collega’s het getuigenbewijs op redengevendheid en betrouwbaarheid, beslist over de bewijsvraag en oordeelt (opnieuw) over de eerlijkheid van het strafproces als geheel. Dat is geen droom, maar een ideale strafrechtspleging.

      Dat gaat als volgt. Elke zaak die op zitting gepland wordt, wordt direct gekoppeld aan een zittingsrechter, oftewel de zaaksgebonden strafrechter én een zaaksgebonden gerechtsjurist,21x Sinds kort de nieuwe benaming voor de juridisch medewerkers in de ­gerechten, in een verder verleden de griffier genoemd. Die (wettelijke) benaming wordt op de zitting nog steeds gebruikt. die alle rechtstreekse contacten met de partijen onderhoudt en zorgdraagt voor de optimale digitale ontsluiting van het procesdossier. Zodra de officier van justitie een einddossier klaar heeft, inventariseert de zaaksgebonden strafrechter (middels de zaaksgebonden gerechtsjurist) of er onderzoekswensen zijn aan de kant van de verdediging. Een einddossier kan – in dit verband – veel eerder ‘klaar’ zijn dan de officier van justitie en de verdediging denken. Ook hier is een vorm van overeenstemming tussen procespartijen onder leiding van de strafrechter de sleutel. In het geval dat er geen onderzoekswensen zijn, gaat de zaak met instemming van de procespartijen naar de meervoudige kamer en wordt daar mede door de zaaksgebonden strafrechter behandeld en afgedaan.

      In het geval dat er wel onderzoekswensen zijn, gaat de zaak ook direct naar de meervoudige kamer voor het eerste deel van de inhoudelijke behandeling. Tijdens dit eerste deel van de inhoudelijke behandeling stelt de zaaksgebonden strafrechter het potentiële bewijs in de zaak direct aan de orde, daarbij stevig leunend op de voorbereiding van de zaaksgebonden gerechtsjurist. De zaaksgebonden strafrechter presenteert het potentiële bewijs kort, krachtig, duidelijk en to the point. Daarbij geeft hij de verdachte nadrukkelijk de gelegenheid om te reageren op de belastende elementen uit het dossier en om een (aanvullende) verklaring af te leggen; het verificatieverhoor (zie onder a). Dan sluit de zaaksgebonden strafrechter zijn bespreking af met een kort voorlopig oordeel van de rechtbank over de mogelijke bewijsconstructie in de zaak.

      Dit lijkt heel eng en ongewoon, maar als dit zuiver gebeurt en voortborduurt op de gepresenteerde belastende elementen uit het dossier, zullen procespartijen de transparantie van de rechtbank over het bewijs in de zaak op waarde weten te schatten. Naar aanleiding van het voorlopige oordeel kan vervolgens het debat over de onderzoekswensen plaatsvinden. Niet in het conflictmodel waarin dat nu vaak gaat, maar meer in een vorm van overeenstemming waarbij procespartijen de verantwoordelijkheid van de rechtbank voor een procedureel rechtvaardig en eerlijk proces met elkaar delen. Naast het potentiële bewijs komt in dat debat de mate van aannemelijkheid van de door de verdachte gegeven verklaring, zijn alternatieve scenario of ontkenning van de feiten centraal te staan. De verdachte krijgt hiermee de positie waar hij recht op heeft.

      Indien wordt besloten tot nader onderzoek, neemt de zaaksgebonden strafrechter dat onderzoek op zich. Door het gegeven voorlopige oordeel en het naar aanleiding daarvan gevoerde debat ontstaat er meer duidelijkheid en afstemming. De verwachting is dan ook dat de omvang van dat nadere onderzoek in veel gevallen overzichtelijk is. De getuigenverhoren kunnen vlot worden gepland in de agenda van de zaaksgebonden strafrechter en zijn rechterhand. In tegenstelling tot de rechter-commissaris, die in de huidige situatie het getuigenverhoor afneemt, heeft de zaaksgebonden strafrechter niet veel extra voorbereidingstijd nodig voor de getuigenverhoren. De zaaksgebonden strafrechter heeft ­namelijk samen met de zaaksgebonden gerechtsjurist het dossier voor de zitting al uitgebreid inhoudelijk bestudeerd. Daarbij komt dat getuigen horen in een zaak die je zelf moet berechten veel logischer voelt dan getuigen horen voor een ander en daar alleen een proces-verbaal van maken. Het belang, de interesse en daarmee de ­return on investment is in die situatie vele malen groter. De kwaliteit van de verhoren en de efficiëntie van de planning van de verhoren neemt hierdoor toe. Daar komt bij dat de zaaksgebonden strafrechter als verhorende strafrechter precies ‘het waarom’ van het verhoor kent en weet wat er moet worden gevraagd, omdat hij daarover (mede) een beslissing heeft genomen.

      Veel meer dan nu het geval is, zal de leiding van het verhoor bij de zaaksgebonden strafrechter liggen. Het zal minder voorkomen dat alleen de raadsman van de verdachte in de gelegenheid wordt gesteld om zijn vragenlijstje af te werken. Onze verwachting is ook dat de officier van justitie de verhoren vaker zal bijwonen dan nu het geval is, omdat de verhoren met de aanwezigheid van de zaaksgebonden strafrechter relevanter en concreter zullen zijn. Ten slotte is voor de zaaksgebonden strafrechter iedere extra leesminuut geen verloren tijd maar draagt deze nadrukkelijk bij aan zijn (verdere) voorbereiding voor de inhoudelijke behandeling en daarmee aan de uiteindelijke eindbeslissing.

      Als de getuigenverhoren achter de rug zijn, neemt de zaaksgebonden strafrechter de zaak mee terug naar het tweede deel van de inhoudelijke behandeling. De zaaksgebonden strafrechter geeft op die zitting een korte samenvatting van het dossier, benoemt de nieuwe onderzoeksresultaten en vraagt de verdachte opnieuw om een reactie. Hij duidt ten slotte nogmaals, namens de rechtbank, de inzet van het aanstaande debat van requisitoir en pleidooi en benoemt de belangrijkste discussiepunten. Voor een groot deel zal dat geen verrassing zijn. Een en ander leidt tot een debat waarin overeenstemming is over de kernvragen van de zaak en de ballast van het dossier op de achtergrond blijft. Het onderzoek op de zitting is niet langer alleen formeel een allesbepalend moment, maar vooral materieel wordt het onderzoek op de zitting van grote waarde.

      Na de zitting in raadkamer kan gebruik worden gemaakt van de bijzondere knowhow van de zaaksgebonden strafrechter over de getuigenverhoren. Hij heeft, naast het door hem opgemaakte proces-verbaal van verhoor, als de strafrechter die het verhoor heeft gedaan, een goed beeld van de redengevendheid en betrouwbaarheid van de getuigenverklaring(en). Dat is ook winst ten opzichte van het proces-verbaal van verhoor van een rechter-commissaris.

      Een zaaksgebonden strafrechter is in dit model een actieve strafrechter die – samen met zijn collega’s en in het bijzonder ondersteund door de zaaksgebonden gerechtsjurist – transparant is over en anticipeert op het (potentiële) bewijs. Het kabinet van de rechter-commissaris heeft op deze manier meer tijd voor het uitvoeren van andere (wettelijke) taken. Op deze manier zou een nieuwe balans kunnen leiden tot beter afgewogen getuigenbewijs, meer procedurele rechtvaardigheid en uiteindelijk een eerlijker proces.

      c. Oriëntatiepunten: wat weten we daarvan?

      De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zijn bij de straftoemeting belangrijk en in raadkamer voor veel strafrechters bijna onmisbaar. Vanwege dat belang is het goed om eens kritisch te kijken naar deze oriëntatiepunten.22x J.A.W. Lensing, ‘Oriëntatiepunten voor de straftoemeting’, AA 2021, afl. 6.

      In de eerste plaats is onvoldoende duidelijk hoe de oriëntatiepunten tot stand komen. In de toelichting bij de oriëntatiepunten is daarover te lezen: ‘Zij komen tot stand na een inventarisatie van de praktijk van de straftoemeting en na consultatie van alle gerechten.’ Is dat voldoende of zouden strafrechters en ook andere spelers in het strafproces of zelfs de burger daar meer van moeten weten? Hoe verhoudt die wijze van totstandkoming zich met de ontwikkelingen in het strafproces van deze tijd, waaronder de versterking van de positie van het slachtoffer? Zou het ook anders kunnen of moeten? Is niet meer overeenstemming daarover nodig en kan de wetenschap hierbij een rol spelen?

      Een tweede punt van zorg is dat de oriëntatiepunten door de strafrechter niet steeds op dezelfde manier worden gebruikt. In de toelichting bij de oriëntatiepunten is daarover te lezen: ‘Oriëntatiepunten vormen een vertrekpunt van denken over de op te leggen straf. Zij bieden de rechter een handvat en de mogelijkheid om bij de straftoemeting te wijzen op een landelijke praktijk. De oriëntatiepunten binden de rechter niet.’ Ondanks deze toelichting zijn er in de praktijk grote verschillen tussen strafrechters in de wijze waarop de oriëntatiepunten worden gehanteerd. Sommige strafrechters volgen graag Ramses Shaffy: ‘Laat me, laat me, laat me mijn ­eigen gang maar gaan, ik heb het altijd zo gedaan.’ ­Anderen hanteren de oriëntatiepunten als de wet en proberen iedere casus, soms met gepast geweld, in een oriëntatiepunt te drukken om daar dan niet meer van af te willen wijken. Dit zijn natuurlijk de uitersten van het spectrum, maar alles ertussenin komt voor. Het zou tijdens de inhoudelijke behandeling in een concrete strafzaak duidelijker moeten zijn of, en zo ja van welk oriëntatiepunt door de strafrechter (voorlopig) wordt uitgegaan. Overeenstemming over dat door de strafrechter gekozen uitgangspunt van denken komt het debat over en de motivering van de straf ten goede. Zo bezien kan een meer eenduidig gebruik van oriëntatiepunten worden bevorderd.

      Ook nemen de oriëntatiepunten in de strafmotivering vaak niet de plek in zoals is beoogd. Dat zou anders kunnen of misschien wel moeten. Dat vraagt echter om een andere opbouw van de oriëntatiepunten, waarbij wat minder wordt gedifferentieerd in de casusposities en meer wordt gewerkt vanuit het modale feit. Dat is volgens de toelichting op de oriëntatiepunten ook de bedoeling, maar is in de praktijk eigenlijk (deels) losgelaten. Er bestaan veel gedifferentieerde oriëntatiepunten die de discussie over de op te leggen straf doden en de omstandigheden van het geval veralgemeniseren.

      Deze en vele andere vragen zouden onder strafrechters, officieren van justitie en verdediging moeten worden gesteld. Meer duidelijkheid en overeenstemming over hoe de oriëntatiepunten tot stand komen en in de praktijk worden gebruikt, draagt bij aan een passender straftoemeting en daarmee aan een meer procedureel rechtvaardig en eerlijker strafproces. De doelen van het motiveren – uitleg, inscherping en controle – komen dan ook beter tot hun recht. Het is daarom tijd voor heroriëntatiepunten.

      d. Strafdoelen en de ontbrekende legitimiteit van steeds hogere straffen

      De maatschappij van vandaag roept om hogere straffen, maar aan die maatschappij wordt (soms) onvoldoende (door de officieren van justitie en de strafrechter) uitgelegd dat in vergelijking met andere landen in Europa, in Nederland tamelijk hoog wordt gestraft. De Nederlandse strafrechter is de afgelopen decennia steeds hoger gaan straffen.23x F. van Tulder, ‘Is de rechter zwaarder gaan straffen? Twee decennia in beeld’, Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting 2019, afl. 1/2. Die trend zet de laatste jaren stevig door. Daar zijn vele redenen voor te noemen: de ondermijning, de georganiseerde criminaliteit, het politieke klimaat, de strengere wetgever, het wijdverspreide veiligheidsdenken en de toenemende ernst van bepaalde feiten.

      De vraag die daarbij gesteld moet worden is: is er (voldoende) overeenstemming over de strafdoelen en de verhouding daartussen? Op de zitting komen de strafdoelen nauwelijks ter sprake en een debat over de verhouding daartussen vindt zelden plaats. Ook de strafmotiveringen in de vonnissen geven van zo’n debat en/of uiteindelijke afweging in het algemeen geen blijk. Als dit leidt tot opdrijving van de straf, komt ons dat onjuist voor.

      De strafrechter is immers alleen gelegitimeerd tot ­oplegging van de laagst mogelijk straf. Dat volgt uit de ­beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, die kennelijk in dit verband een beetje naar de achtergrond zijn verdwenen. Om dat tij te keren is de volgende formule ontwikkeld:24x Gepresenteerd door Jacco Janssen op het op 25 november 2021 gehouden congres ‘Kort, maar krachtig?’, georganiseerd door de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming; en het op 3 juni 2022 gehouden symposium ‘Openbaarheid en toegankelijkheid van het strafrecht’, georganiseerd door het Centrum voor Postacademisch Juridisch Onderwijs (CPO). LMS = Straf (Sd) – x. Daarbij staat LMS voor de ‘laagst mogelijke straf’, ‘Straf (Sd)’ staat voor voorgenomen straf in het licht van de strafdoelen en x voor de toetsfactor. Als de straf door de strafrechter is begroot langs de aan de orde zijnde strafdoelen, moet de strafrechter zich steeds afvragen: ‘Worden de strafdoelen nog steeds gehaald als ik lager straf?’ Pas als het antwoord op die vraag ‘nee’ is, is de LMS gehaald. Als met die laagst mogelijke straf de in een concrete zaak gestelde strafdoelen kunnen worden gehaald, is iedere hogere straf te hoog.

      Dit systeem vergt dat de verschillende spelers in een strafproces een zekere overeenstemming moeten hebben over welke strafdoelen bij een straf relevant zijn en hoe die zich tot elkaar verhouden. Volgens die lijnen moet de discussie op zitting worden gevoerd, door de strafrechter worden beslecht en in de strafmotivering worden beargumenteerd. De doelen van het motiveren: uitleg, inscherping en controle, komen ook hier weer goed van pas.

      In breder verband is ons idee om als professionals in het strafrecht het debat te voeren over de verhouding tussen de strafdoelen in het algemeen. In veel soorten zaken is de vergelding namelijk wel erg nadrukkelijk op de voorgrond komen te staan. Dat past overigens bij het huidige maatschappelijke en politieke klimaat. Harde principes als vergelding en wraak winnen al jaren terrein. Het gevolg is een vaak eenzijdige nadruk op repressie en zero tolerance. De stroom aan nieuwe en voorgestelde wet­geving geeft hiervan blijk. Deze principes verharden mensen en de samenleving.

      Het strafrecht is er niet alleen voor vergelding, het is er zeker ook om herhaling te voorkomen en veroordeelden een tweede kans te bieden bij hun terugkeer in de maatschappij. Er bestaan ook mildere principes, zoals resocialisatie, herstel en vergeving, waarbij de menselijke maat meer ruimte krijgt.25x Zie ook: Stichting Mens en Strafrecht, www.mensenstrafrecht.nl.

      Daarom is het noodzakelijk om met elkaar te onderzoeken of het fenomeen van steeds hoger straffen niet te veel voortkomt uit de (gevoelde) zucht naar vergelding en ons af te vragen of steeds hoger straffen wel een oplossing in zich heeft waar de maatschappij beter van wordt. Vanuit dat debat kan worden toegewerkt naar nieuwe inzichten om de verhouding tussen de strafdoelen in een concrete zaak optimaal tot uiting te laten ­komen.

      e. Effectiviteit van megazaken dreigend nihil26x Gepresenteerd door Jacco Janssen op het op 3 juni 2022 gehouden symposium ‘Openbaarheid en toegankelijkheid van het strafrecht’, georganiseerd door het Centrum voor Postacademisch Juridisch Onderwijs (CPO) in samenwerking met Stichting Mens en Strafrecht.

      Ons volgende idee is om geen (mega)zaken met meer dan drie/vier verdachten te plannen. Al decennialang is de heersende gedachte dat het efficiënt is als maar één zittingscombinatie het dossier hoeft te lezen en alle verdachten in die – voor een deel – dezelfde zaken in één keer worden berecht. Op zichzelf is die gedachte niet onjuist, dat heeft natuurlijk een voordeel. Het is alleen zo dat als gevolg van die keuze andere onderdelen inefficiënt worden, waardoor de winst wordt vergooid.

      In megazaken gaat het in de eerste plaats veel en lang over de voorlopige hechtenis. Door de inrichting van de zaak met veel verdachten met veel verdenkingen is al op de eerste pro-formazitting duidelijk dat het lang gaat duren. Het gevolg is dat de voorlopige hechtenis meteen begint te knellen, met een langdurig debat als gevolg. Dat debat duurt vaak één à anderhalf jaar, waarna veel verdachten vanwege de lange duur toch worden geschorst uit de voorlopige hechtenis. Het effect van deze schorsing is dat het belang om de zaak snel af te doen naar de achtergrond verdwijnt, omdat andere nieuwe zaken met verdachten die voorlopig gehecht zitten, zich opdringen en beslag leggen op de schaarse zittingscapaciteit. En zo begint het circus weer van voren af aan. Een strafrechter is daardoor een groot deel van zijn zittingstijd kwijt aan oordelen over de voorlopige hechtenis. Tijd die niet bijdraagt aan de afdoening van zaken. Voor officieren van justitie klotsen de zaken tegen de plinten en de advocatuur dreigt te verworden tot: ‘Ik red mijn cliënt uit de voorlopige hechtenis en daarna zien we wel verder.’ Een slap aftreksel van een eerlijk strafproces.

      Ten tweede is het plannen van een megazaak ondoenlijk. Verhinderdagen opvragen is voor de verkeerstoren een dagtaak, om aan het einde van de dag te constateren dat er geen enkele dag te plannen is. Als er uiteindelijk toch een planning uitrolt voor een inhoudelijke behandeling, zijn in een zaak van bijv. 8 verdachten x 8 dagen = 64 dagen van de advocatuur niet meer beschikbaar in de planning van andere zaken. Dit terwijl de aanwezigheid van al die advocaten niet een vereiste is op al die dagen. Alleen blijkt dat pas gaandeweg de inhoudelijke behandeling.

      In een megazaak is verder een probleem dat de onderzoekswensen woekeren als de Japanse duizendknoop.27x Polygonum cuspidatum japonica: deze vaste plant wordt breed en hoog, krijgt witte bloemaren en monsterlijk sterke wortels. Hij is praktisch onuitroeibaar. Wat in de ene zaak aan onderzoek van belang is, is dat ook vaak in de andere. Strafrechters nemen daarom graag het zekere voor het onzekere; ze proberen de dossiers gelijk te houden en wijzen de onderzoekswensen (waaronder het horen van de getuigen) over en weer in alle zaken toe. De planning van die getuigenverhoren is dan ingewikkeld, omdat dezelfde verhinderdagen om de hoek komen kijken. Nog een rekenvoorbeeld, voortbouwend op het vorige: in iedere zaak dient één getuige ­gehoord te worden, waardoor het om acht getuigen in ­totaal gaat. Het horen van de getuigen wordt in alle ­zaken toegewezen. Hiervoor heeft het kabinet rechter-commissaris twee dagen nodig. Dus 2 dagen x 8 advocaten = 16 dagen verhindering. Dat maakt het totaal op 64 + 16 = 80 dagen advocatentijd. De gemiddelde 4 x ½ dag x 8 = 16 dagen pro-formatijd is nog niet meegenomen in dit rekenvoorbeeld.

      Een volgend punt is dat de verdachten bij de inhoudelijke behandeling vaak zijn geschorst uit de voorlopige hechtenis en het (actuele) belang van de zaak door tijdsverloop is verminderd. Daardoor zijn de zittingsdagen in megazaken vaak hol en leeg. De verdachten laten de zitting over aan hun advocaat of zwijgen, omdat spreken nu niet meer zinvol is (en hiervoor geen wezenlijke interesse bestaat, zie onder a). Het bespreken van het dossier, waarvoor veel tijd is ingeruimd, wordt hierdoor een formaliteit. De op zichzelf terecht ingeruimde tijd wordt helaas zelden daadwerkelijk benut.

      Vervolgens is ook de verdenking in een megazaak vaak (te) omvangrijk. Een megazaak heeft vaak een megatenlastelegging waarin de kern van de zaak verloren is gegaan. De officier van justitie zou moeten vertrouwen op een oud Duits adagium: ‘In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister.’ Dit betekent: binnen de beperking toont zich voor het eerst de meester. Dus: de kern van de zaak ten laste leggen en hiervoor gaan en niet heil zoeken in de hoeveelheid feiten. Dat genereert namelijk dat aan alle kanten een berg werk moet worden verzet (onderzoek/planning/zitting/strijd/vonnis). Als het doel van de officier van justitie met een megazaak is om voor veel verdachten veel straf te krijgen, wordt dat resultaat door alle heisa vaak niet gehaald. Vooral in megazaken zou het goed zijn om te bezien of de verdenkingen compacter en meer gestructureerd zouden kunnen worden. Ook daarover zou door strafrechter, officier van justitie en advocaat mogen worden gesproken.

      Ten slotte zijn de vonnissen in dit type zaken vaak een eenheidsworst waardoor de nuances tussen de zaken zijn verdwenen. Door kruisbestuiving zijn de straffen voor de meelopers in de zaak met relatief lichtere verdenkingen door samenvoeging met anderen vaak (te) hoog.

    • 2. Andere vormen van ‘overeenstemming’ in de bestaande strafprocedure

      In het begin van onze bijdrage namen wij het standpunt in dat alleen een strafproces waar oog is voor ieders belangen en waarin overeenstemming, althans vormen van afstemming, een belangrijke rol speelt, de toekomst heeft. Afgezien van de ontwikkelingen op het terrein van procesafspraken en de selectie van vijf hiervoor ­besproken ideeën waarbij bij de meeste ervan overeenstemming een centrale plaats inneemt, zijn meer ontwikkelingen in het strafrecht te bespeuren die overwegend zijn gebaseerd op ‘overeenstemming’ en – nu al – vruchten afwerpen. Een van de belangrijkste zichtbare28x Er zijn veel andere vormen van ‘overeenstemming’ in strafzaken die niet altijd voor derden zichtbaar zijn. Denk aan een onderhoud met de officier van justitie of advocaat-generaal dat leidt tot het intrekken van een dagvaarding, het (alsnog) aanbrengen van een zaak op een OM-zitting of het afstemmen van onderzoekswensen richting rechter-commissaris (art. 181-182 Sv). ontwikkelingen is de opkomst van mediation in het strafrecht. Mediation in het strafrecht is inmiddels een gevestigde praktijk in ons strafproces, waarbij de belangen van primair de direct betrokkenen optimaal tot hun recht komen.

      Vooral sinds de inwerkingtreding van artikel 51h Sv op 1 januari 2011 is mediation in het strafrecht in Nederland meer en meer mogelijk gebleken in alle stadia van het strafproces en in allerlei soorten zaken van zowel grote als kleine omvang. Tegenwoordig wordt in zo’n 1500 strafzaken per jaar de mogelijkheid van mediation onderzocht. Dit staat gelijk aan ongeveer 1% van het ­totale aantal strafzaken dat ieder jaar bij de rechtbanken wordt aangebracht. Het slagingspercentage is groot, ­namelijk circa 83%.29x Zie De Rechtspraak Kengetallen 2019, www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/kengetallen-2019.pdf. Dit is natuurlijk deels een uitvloeisel van de selectie van strafzaken die potentieel geschikt leken te zijn voor mediation.

      Actualiteiten in media en literatuur

      Recent kreeg mediation in strafzaken veel mediabelangstelling door onder andere de televisieserie ‘Recht in de ogen’ van Omroep Max, waarin daders en slachtoffers onder leiding van Charles Groenhuijsen met elkaar in gesprek gingen. Ook Saskia Belleman besteedde onlangs met haar podcast ‘De Zaak Ontleed’ aandacht aan mediation in strafzaken. Zij zag tijdens mediation het onmogelijke mogelijk worden, waar het ‘klassieke strafrecht’ geen ruimte voor biedt.30x Podcast Luisteren (PodNL): ‘Mediation is er niet om een onsje minder straf te krijgen’, https://podcastluisteren.nl/ep/De-zaak-ontleed-Mediation-is-er-niet-om-een-onsje-minder-straf-te-krijgen.

      Oud-president van de Hoge Raad Geert Corstens wees onlangs ook (opnieuw) op het belang van mediation in het strafrecht in zijn bijdrage ‘Toenadering en vergeving’:

      ‘Toenadering tussen dader en slachtoffer is aldus [opm. auteurs: met de opkomst van mediation in ons strafrecht] vergemakkelijkt en gestimuleerd. Dat is positief te waarderen. De Staat, die zich een dominante positie had toegeëigend bij het reageren op onrecht, werd hierdoor iets teruggedrongen. De overheid behoudt nog wel goeddeels de regie, maar moet zich toch wat meer aantrekken van de belangen van het slachtoffer. Dat betekent niet dat zij nu ineens eenzijdig voor het slachtoffer moet kiezen. Nee, zij dient te bevorderen dat functionarissen die zijn belast met het afwikkelen van strafbare feiten, oog hebben voor de belangen van verdachten én slachtoffers. Toenadering tussen slachtoffers en verdachten kan bijdragen aan herstel van verstoorde relaties en preventie, vermenselijkt de strafrechtspleging.’31x G.J.M. Corstens, ‘Toenadering en vergeving’, in: S. van den Akker, Opstellen over menselijkheid in het strafrecht, Den Haag: Boom juridisch 2022, p. 168.

      Context, wettelijk en jurisprudentieel kader mediation in strafzaken

      De kerngedachte van herstelrecht waarbinnen media­tion valt, is dat recht kan worden gedaan aan direct ­betrokkenen op een herkenbare en door hen gedragen manier.32x J. Blad, ‘Tien jaar Tijdschrift voor herstelrecht’, Tijdschrift voor Herstelrecht 2010, jg. 10, afl. 4, p. 7-12. Het gaat om een alternatief voor of aanvulling op een strafrechtelijke vervolging die aansluit op de leefwereld van het ‘slachtoffer’ en de verdachte of dader. De aanleiding is de gebeurtenis die tussen hen heeft plaatsgevonden. De belangen en behoeften van de ­betrokkenen in een mediation (samen met eventuele naasten en andere belanghebbenden) krijgen in een media­tion alle ruimte.

      De afgelopen jaren is de belangstelling voor herstelrecht onder alle (professioneel) betrokkenen in het strafproces toegenomen. De gepubliceerde strafrechtspraak geeft hiervan blijk. Dit kan worden aangetoond met vele voorbeelden uit de praktijk aan de hand van een overzichtslijst die ieder kwartaal wordt gepubliceerd.33x Zie voor de meest recente overzichtslijst: www.linkedin.com/posts/alrik-de-haas-ba524645_kwartaalupdate-strafrechtspraak-en-mediation-activity-6950438255464996864-CpxI?utm_source=linkedin_share&utm_medium=ios_app.

      Op dit moment is de wettelijke basis van herstelrecht in strafzaken te vinden in artikel 51h Sv. Uit vele uitspraken in allerlei soorten strafzaken volgt dat de strafrechter reeds op basis van deze huidige wettelijke regeling mediationtrajecten in de besluitvorming ten aanzien van de verdachte in de strafzaak betrekt.34x Zie ter inspiratie het overzicht van A.H.T. de Haas gepubliceerd op www.linkedin.com/posts/alrik-de-haas-ba524645_overzicht-strafrechtspraak-mediation-tm-1e-activity-6916276435758252032-Qxw1?utm_source=linkedin_share&utm_medium=ios_app.

      De Tweede Kamer en recent ook de Eerste Kamer hebben inmiddels ingestemd met een wezenlijke vorm van inzet van mediation in strafzaken in de Innovatiewet Strafvordering.35x Wet van 22 juni 2022 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering), Stb. 2022, 276. In deze wet wordt onder mediation in een strafzaak verstaan de bemiddeling tussen verdachte en slachtoffer onder begeleiding van een mediator, waarmee herstel wordt beoogd en waarbij afspraken voor herstel kunnen worden vastgelegd in een overeenkomst. Indien afspraken voor herstel zijn gemaakt, houden de officier van justitie en de strafrechter hiermee rekening bij de behandeling van de strafzaak.

      Indien overeenstemming tussen de verdachte en het slachtoffer is bereikt nadat het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen, dient de strafrechter tot nu toe nog steeds een einduitspraak te doen. Met de voorgestelde wetswijziging kan de strafrechter na aanvang van de zitting de volgende keuze maken als sprake is van media­tion (zie art. 571 nieuw e.v. Sv):

      1. de zaak onder zich houden in afwachting van het verloop van het mediationtraject;

      2. het OM niet-ontvankelijk verklaren (niet-ontvankelijkheid van het OM is niet mogelijk als de officier van justitie voortzetting van het onderzoek vordert of de verdediging voortzetting van het onderzoek verzoekt).

      Ad 1

      Als de strafrechter de zaak onder zich houdt, wordt de zaak aangehouden in afwachting van de uitkomst in mediation. De strafrechter bepaalt daarbij een termijn waarbinnen mediation wordt beproefd.

      Ad 2

      Als niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken, zorgt het OM ervoor dat de mediation wordt gestart. Vervolgens kan het OM de zaak bij een positieve mediation zelf afdoen, wat ertoe leidt dat het resultaat niet meer aan de strafrechter wordt voorgelegd. Als de mediation niet slaagt of de verdachte de gemaakte afspraken (al dan niet vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst) niet nakomt, kan het OM opnieuw dagvaarden.36x Kamerstukken II 2020/21, 35 869, nrs. 3 en 4.

      Indien de zaak na een geslaagde mediation terugkomt bij de strafrechter, was aanvankelijk bedacht dat de strafrechter dan zonder verdere inhoudelijke behandeling kon beslissen tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging. Bij amendement is voorgesteld dat de strafrechter na een geslaagde mediation beslist dat de zaak daarmee is beëindigd, onder voorwaarden die in ieder geval betrekking hebben op de afspraken die in de mediation zijn gemaakt.37x Amendement van Van Nispen e.a. van 7 februari 2022, Kamerstukken II 2021/22, 35 869, nr. 16. Aan die voorwaarden moet dan binnen een door de strafrechter te bepalen termijn worden voldaan. Die ‘eindezaakverklaring’ is juridisch gezien passender dan niet-ontvankelijkheid: de verdachte kan daarna in deze zaak niet opnieuw worden vervolgd en deze uitspraak ‘einde zaak’ kan worden gedaan zonder inhoudelijke behandeling. Dat betekent dat de zaak dan wordt ‘doorgehaald’. Dat zal ook gunstig zijn voor de justitiële documentatie van de verdachte (dus ook voor de verklaring omtrent ­gedrag: de VOG).

      Bij een geslaagde mediation komen de verdachte en het slachtoffer afspraken overeen, die meestal worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst waarmee de strafrechter rekening houdt.38x Zie art. 51h lid 2 Sv: ‘Indien een bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte tot een overeenkomst heeft geleid, houdt de rechter, indien hij een straf en maatregel oplegt, daarmee rekening.’ Deze afspraken, waarbij de verdachte en het slachtoffer zelf inspraak hebben gehad, zullen doorgaans duurzamer zijn en beter nageleefd worden dan een strafrechtelijk vonnis. De uitkomst van de mediation geeft de strafrechter, zeker na de aanstaande uitbreiding van wetgeving zoals hiervoor ­besproken, meer mogelijkheden om bij de afdoening en eventuele straftoemeting maatwerk te leveren.39x Van der Wilt, Uitermark, Koster en Leinarts (allen rechter of raadsheer) deden onlangs op grond van eigen ervaringen met mediation een ‘oproep’ aan collega-strafrechters en -raadsheren om meer werk te maken van mediation in strafzaken, nu daarmee resultaten kunnen worden behaald die vanuit maatschappelijk perspectief en voor de betrokken partijen zeer de moeite waard zijn. Zie C.J. van der Wilt, J.J.M. Uitermark, F. Koster en O.E.M. Leinarts, ‘Rechterlijk werk maken van mediation in strafzaken’, NJB 2022/1439.

      Het feit dat in Nederland deze nieuwe wetgeving op komst is, zal stimulerend kunnen werken in de ontwikkeling van het herstelrecht. Herstelrecht gaat daardoor zeer waarschijnlijk een (nog) grotere rol van betekenis krijgen in de wijze van afdoening van strafzaken.40x De voortgangsbrief herstelrecht van minister van Rechtsbescherming F.M. Weerwind d.d. 17 juni 2022 versterkt onze overtuiging dat herstelrecht een verdere opmars zal maken: www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/06/17/tk-voortgangsbrief-herstelrecht.

    • 3. Bewustwording rollen van togadragers

      De togadragers hebben kortom wat ons betreft de ­komende jaren de taak om – aanvullend op hun ‘traditionele rol’ waarin zij zijn opgeleid – tijdig de signalen voor een te bereiken overeenstemming op een of meer ­onderdelen in de strafprocedure op te vangen en daarop te acteren.

      Voor het slagen van onze (innoverende) ideeën, die zouden kunnen bijdragen aan het vlottrekken van het strafproces, is een voorwaarde dat alle professionals in het strafrecht open staan voor een reflectie op de onderlinge verhoudingen en bereid zijn om waar dat kan tot rol­overstijgende inzichten te komen. Uiteraard zonder de eigen (wettelijke) rol te verliezen en met behoud van respect voor de rol van andere procespartijen en procesdeelnemers. Wanneer die beweging tot stand komt, ontstaat er ruimte voor vernieuwing in het strafproces. Wij zijn ervan overtuigd dat dit uiteindelijk invloed zal kunnen hebben op de mate waarin het strafproces voor alle betrokkenen ‘eerlijk verloopt’.

      Voor ons staat hierbij één ding vast: als togadragers zijn we met elkaar verantwoordelijk voor het eerlijke verloop van een strafproces. Die togadragers moeten allen voldoen aan de kenmerken van wat wij in deze eeuw vanaf nu aanduiden met ‘good lawyers’. De inkleuring van wat een ‘good lawyer’ is, verdient een dialoog tussen de ­juristen die op dit moment een rol van betekenis spelen in onze rechtsstaat.

    • 4. Afsluiting

      In het voorgaande hebben wij een aantal concrete ideeën met u gedeeld waarbij overeenstemming en/of afstemming het strafproces onder omstandigheden zouden kunnen helpen versnellen en meer elementen ingebouwd kunnen worden om de eerlijkheid van het strafproces voor alle deelnemers hieraan te optimaliseren. Een proces dat niet alleen technisch-juridisch gesproken als een eerlijk proces kan worden aangemerkt, maar door de deelnemers aan dat proces ook zoveel mogelijk zo wordt ervaren. Natuurlijk valt niet veel te doen aan bijvoorbeeld een verdachte die tegen beter weten in blijft ontkennen, de realiteit niet onder ogen wil zien en ten onrechte het proces als oneerlijk ervaart. Wij zijn ervan overtuigd dat er, afgezien hiervan, nog veel vooruitgang is te boeken.

      Steeds is daarbij onze boodschap om het conflictmodel dat de advocatuur, de officier van justitie en de strafrechter past als een jas, omdat de jurist nu eenmaal in een bepaalde richting is opgeleid, een beetje los te laten. De geopperde ideeën en geschetste ontwikkelingen die overwegend zijn gebaseerd op ‘overeenstemming’ en – nu al – vruchten afwerpen, willen wij – samen met u – overpeinzen, uitwerken en verdiepen. Op die manier willen wij bijdragen aan een strafproces waarin oog is voor ieders belangen en waarin overeenstemming en afstemming een belangrijke rol spelen. Ruim baan dus voor menselijkheid in het strafrecht. Alleen een dergelijk strafproces heeft in ons land de toekomst. Law in ­action. Doet u met ons mee?

    Noten

    • * De auteurs bedanken Fréanne Batavier (advocaat bij OMVR) voor het redigeren van een conceptversie van deze bijdrage.
    • 1 ‘Te weinig rechters in Gelderland, 1500 rechtszaken geschrapt’, NOS 16 juni 2022, https://nos.nl/artikel/2432906-te-weinig-rechters-in-gelderland-1500-rechtszaken-geschrapt; ‘Zedenrecherche ondanks miljoenen nauwelijks opgeschaald’, VPRO 18 juni 2022, www.vpro.nl/argos/lees/onderwerpen/artikelen/2022/zedenrecherche-ondanks-miljoenen-nauwelijks-opgeschaald.html.

    • 2 Zie de tweet van Rob Keurentjes (oud-rechter, thans rechter-plaatsvervanger bij de rechtbank Gelderland) op 27 juni 2022: ‘Lange wachttijden in de (straf)rechtspraak, vandaag weer in @trouw. In ruim dertig jaar heb ik als rechter dat verhaal meerdere keren gehoord maar kennelijk zijn wij niet bij machte dat probleem op te lossen. We wijken daarbij uit naar oplossingen die soms op gespannen voet staan met de scheiding der machten. Daarbij is de rechtsbescherming niet gebaat.’

    • 3 De vraag is aan welke eisen een eerlijk proces moet voldoen. In art. 6 EVRM is het recht op een eerlijk proces gewaarborgd. De voorschriften in het Wetboek van Strafvordering kunnen geacht worden een uitwerking van deze rechten te zijn. Met naleving van deze voorschriften is nog niet ­gegeven dat een proces eerlijk is verlopen. Zie W.H. Vellinga, Ambtshalve onderzoeken en beslissen in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2015, p. 61-63.

    • 4 Rb. Limburg 9 december 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:9266; Rb. Limburg 9 december 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:9268 en Rb. Limburg 9 december 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:9269.

    • 5 Zie voor het vonnis Rb. Rotterdam 24 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12699 en voor de processen-verbaal Rb. Rotterdam 4 oktober 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9953; Rb. Rotterdam 19 november 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:11391 en Rb. Rotterdam 10 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12525.

    • 6 Zie voor enige nuancering: Bram Endedijk en Camil Driessen, ‘Steeds meer rechtbanken wijzen “revolutionaire” procesafspraken af, NRC 10 augustus 2022, www.nrc.nl/nieuws/2022/08/10/steeds-meer-rechtbanken-wijzen-revolutionaire-procesafspraken-af-a4138631.

    • 7 Parket bij de Hoge Raad 14 juni 2022, ECLI:NL:PHR:2022:566.

    • 8 De uitspraak staat op dit moment gepland op 27 september 2022.

    • 9 De vraag is of onder omstandigheden ook negatieve consequenties van procesafspraken denkbaar zijn voor de verdediging als de procesafspraken bijvoorbeeld niet door een strafrechter worden gevolgd bij het uitblijven van een wettelijke regeling. Zie de kritische column ‘Afspraak is niet altijd afspraak’ van Frank van Ardenne en Laura Hinrichs (van Ardenne & Crince le Roy Advocaten te Rotterdam) op BijzonderStrafrecht.nl.

    • 10 Onder ‘consensus’ verstaan wij in dit verband met de Van Dale: overeenstemming van mening. Zie Gratis woordenboek | Van Dale (geraadpleegd op 27 juni 2022), www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/consensus#.YrnioBXP3D6.

    • 11 Gepresenteerd door Jacco Janssen op het op 30 april 2021 gehouden symposium ‘Waarom geloven we (soms) valse verklaringen’, georganiseerd door het parket bij de Hoge Raad, het Ressortsparket en de ACAS.

    • 12 In deze bijdrage wordt wanneer de strafrechter met ‘hij’ wordt aangehaald tevens de vrouwelijke strafrechter bedoeld. Voor ‘hij’ kan ‘zij’ worden gelezen.

    • 13 Dit verificatieverhoor is in feite de uitvoering van art. 301 Sv, maar dan in een eerder stadium.

    • 14 Gepresenteerd door Jacco Janssen op het op 11 februari 2022 gehouden symposium ‘Betrouwbaar getuigenbewijs na Keskin, het kan ook anders’, georganiseerd door het parket bij de Hoge Raad, het Ressortsparket en de ACAS.

    • 15 Zie: P.P.J. van der Meij en D.N. de Jonge, ‘Ruis rondom regie: R-C, rechtbank, raadkamer?’, Strafblad 2015.

    • 16 EHRM 19 januari 2021, nr. 2205/16 (Keskin t. Nederland).

    • 17 HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173, m.nt. J.M. Reijntjes en conclusie AG Bleichrodt 9 maart 2021, ECLI:NL:PHR:2021:234.

    • 18 Zie (o.m.) HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418, NJ 2021/368 m.nt. N. Jörg; HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1494; HR 28 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1280, NJ 2021/371 m.nt. N. Jörg; HR 14 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1254, NJ 2021/367 m.nt. N. Jörg; HR 14 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1253 NJ 2021/366 m.nt. N. Jörg; HR 13 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1088, NJ 2021/365 m.nt. N. Jörg; HR 29 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:993, HR 25 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:765, NJ 2021/211 en HR 11 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:693.

    • 19 Zie o.m. Redactie NTS, ‘Keskin en het onderbouwen van verzoeken tot het horen van getuigen: een presumptie van verdedigingsbelang’, NTS 2021/2; M. de Werd, ‘Luizen als kamelen – over het arrest Keskin t. Nederland’, 2021, www.europeancourts.blogspot.com; D.A.G. van Toor, noot onder EHRM 19 januari 2021, nr. 2205/16 (Keskin t. Nederland), EHRC 2021-0044; T.N.B.M. Spronken, ‘De zaak Keskin: het EHRM in dialoog met de Hoge Raad’, NJB 2021/494; M. de Werd, ‘Turen op Keskin’, NJB 2021/717; P.A.M. Mevis, ‘Kan de Hoge Raad links en rechts worden gepasseerd? Enkele overdenkingen naar aanleiding van de zaak Keskin tegen Nederland’, DD 2021/29; M.J. Dubelaar en K.M. Pitcher, ‘Post-Keskin: enkele reflecties op de nieuwe lijn van de Hoge Raad inzake de uitoefening van het ondervragingsrecht’, Boom Strafblad 2021, afl. 4, p. 139-147.

    • 20 Art. 316 lid 2 Sv.

    • 21 Sinds kort de nieuwe benaming voor de juridisch medewerkers in de ­gerechten, in een verder verleden de griffier genoemd. Die (wettelijke) benaming wordt op de zitting nog steeds gebruikt.

    • 22 J.A.W. Lensing, ‘Oriëntatiepunten voor de straftoemeting’, AA 2021, afl. 6.

    • 23 F. van Tulder, ‘Is de rechter zwaarder gaan straffen? Twee decennia in beeld’, Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting 2019, afl. 1/2.

    • 24 Gepresenteerd door Jacco Janssen op het op 25 november 2021 gehouden congres ‘Kort, maar krachtig?’, georganiseerd door de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming; en het op 3 juni 2022 gehouden symposium ‘Openbaarheid en toegankelijkheid van het strafrecht’, georganiseerd door het Centrum voor Postacademisch Juridisch Onderwijs (CPO).

    • 25 Zie ook: Stichting Mens en Strafrecht, www.mensenstrafrecht.nl.

    • 26 Gepresenteerd door Jacco Janssen op het op 3 juni 2022 gehouden symposium ‘Openbaarheid en toegankelijkheid van het strafrecht’, georganiseerd door het Centrum voor Postacademisch Juridisch Onderwijs (CPO) in samenwerking met Stichting Mens en Strafrecht.

    • 27 Polygonum cuspidatum japonica: deze vaste plant wordt breed en hoog, krijgt witte bloemaren en monsterlijk sterke wortels. Hij is praktisch onuitroeibaar.

    • 28 Er zijn veel andere vormen van ‘overeenstemming’ in strafzaken die niet altijd voor derden zichtbaar zijn. Denk aan een onderhoud met de officier van justitie of advocaat-generaal dat leidt tot het intrekken van een dagvaarding, het (alsnog) aanbrengen van een zaak op een OM-zitting of het afstemmen van onderzoekswensen richting rechter-commissaris (art. 181-182 Sv).

    • 29 Zie De Rechtspraak Kengetallen 2019, www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/kengetallen-2019.pdf. Dit is natuurlijk deels een uitvloeisel van de selectie van strafzaken die potentieel geschikt leken te zijn voor mediation.

    • 30 Podcast Luisteren (PodNL): ‘Mediation is er niet om een onsje minder straf te krijgen’, https://podcastluisteren.nl/ep/De-zaak-ontleed-Mediation-is-er-niet-om-een-onsje-minder-straf-te-krijgen.

    • 31 G.J.M. Corstens, ‘Toenadering en vergeving’, in: S. van den Akker, Opstellen over menselijkheid in het strafrecht, Den Haag: Boom juridisch 2022, p. 168.

    • 32 J. Blad, ‘Tien jaar Tijdschrift voor herstelrecht’, Tijdschrift voor Herstelrecht 2010, jg. 10, afl. 4, p. 7-12.

    • 33 Zie voor de meest recente overzichtslijst: www.linkedin.com/posts/alrik-de-haas-ba524645_kwartaalupdate-strafrechtspraak-en-mediation-activity-6950438255464996864-CpxI?utm_source=linkedin_share&utm_medium=ios_app.

    • 34 Zie ter inspiratie het overzicht van A.H.T. de Haas gepubliceerd op www.linkedin.com/posts/alrik-de-haas-ba524645_overzicht-strafrechtspraak-mediation-tm-1e-activity-6916276435758252032-Qxw1?utm_source=linkedin_share&utm_medium=ios_app.

    • 35 Wet van 22 juni 2022 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering), Stb. 2022, 276.

    • 36 Kamerstukken II 2020/21, 35 869, nrs. 3 en 4.

    • 37 Amendement van Van Nispen e.a. van 7 februari 2022, Kamerstukken II 2021/22, 35 869, nr. 16.

    • 38 Zie art. 51h lid 2 Sv: ‘Indien een bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte tot een overeenkomst heeft geleid, houdt de rechter, indien hij een straf en maatregel oplegt, daarmee rekening.’

    • 39 Van der Wilt, Uitermark, Koster en Leinarts (allen rechter of raadsheer) deden onlangs op grond van eigen ervaringen met mediation een ‘oproep’ aan collega-strafrechters en -raadsheren om meer werk te maken van mediation in strafzaken, nu daarmee resultaten kunnen worden behaald die vanuit maatschappelijk perspectief en voor de betrokken partijen zeer de moeite waard zijn. Zie C.J. van der Wilt, J.J.M. Uitermark, F. Koster en O.E.M. Leinarts, ‘Rechterlijk werk maken van mediation in strafzaken’, NJB 2022/1439.

    • 40 De voortgangsbrief herstelrecht van minister van Rechtsbescherming F.M. Weerwind d.d. 17 juni 2022 versterkt onze overtuiging dat herstelrecht een verdere opmars zal maken: www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/06/17/tk-voortgangsbrief-herstelrecht.

De auteurs bedanken Fréanne Batavier (advocaat bij OMVR) voor het redigeren van een conceptversie van deze bijdrage.

Print dit artikel