DOI: 10.5553/CenR/254292482022006001002

Crimmigratie & RechtAccess_open

Artikel

‘Waarom ik?’

Een kwalitatieve analyse van meldingen van etnisch profileren door de KMar en de Douane op luchthavens

Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Abdessamad Bouabid. (2022). ‘Waarom ik?’. Crimmigratie & Recht (6) 1, 6-21.

    In 2020, a coalition against ethnic profiling established a taskforce to handle complaints of people who have experienced ethnic profiling by the Dutch Royal Military Police and/or the Dutch Customs at airports. In this article, 31 complaints that have been received between February 2020 and March 2021 have been analyzed in a qualitative way. The results show that when people with an ethnic stigma are not informed (properly) about why they have been selected, stopped and searched, and treated as suspects instead of false positives, they feel racially profiled, yet take little or no further action in addition to the complaints.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • 1. Inleiding: selecteren, stoppen en controleren

      Ieder jaar vliegen er gemiddeld zo’n 58 miljoen mensen via Nederlandse luchthavens.1x Gemiddelde over de afgelopen vijf jaar, zie tabel: ‘Luchtvaart; maandcijfers Nederlandse luchthavens van nationaal belang’ in: CBS Statline, geraadpleegd op 8 maart 2022. Deze tientallen miljoenen passagiers kunnen tijdens hun aankomst of vertrek te maken krijgen met wetshandhavers van de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de Douane. Waar de KMar op luchthavens vanuit hun taak als grenspolitie de reis- en verblijfsdocumenten van ‘personen’ controleert (MTV-taak),2x Mobiel Toezicht Veiligheid, zie www.defensie.nl/onderwerpen/taken-in-nederland/grenstoezicht. en in mindere mate strafbare feiten als mensensmokkel, identiteitsfraude en andere grensoverschrijdende criminaliteit probeert op te sporen,3x M. van der Woude, T. Dekkers & J. Brouwer, ‘Over crimmigratie en discretionair beslissen binnen het Mobiel Toezicht Veiligheid … of Vreemdelingen … of Veiligheid?’, Tijdschrift voor Veiligheid 2015 (14) 2, p. 19-35. is de Douane vooral belast met het controleren van goederen die ‘passagiers’ tijdens het reizen met zich meedragen.4x www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-financien/organisatie/organogram/directoraat-generaal-douane. Deze wetshandhavers hebben uiteenlopende wettelijke opsporings- en controlebevoegdheden5x Onder andere uit de Politiewet 2012, Wetboek van Strafvordering, Wet op de identificatieplicht, Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene douanewet. om mensen, met of zonder verdenking, tijdelijk hun vrijheid te ontnemen om hen aan uiteenlopende vormen van controles te kunnen onderwerpen, zoals bagagecontroles, lijfsvisitaties of verhoren. Door de grote aantallen passagiers die Nederlandse luchthavens jaarlijks aandoen, kunnen deze wets­handhavers – om praktische en economische redenen – niet alle passagiers en/of hun goederen controleren. Hierdoor zijn ze genoodzaakt om slechts een deel van de mensen te ‘selecteren’ voor een controle en beschikken ze binnen deze selectie over de hiervoor benodigde discretionaire ruimte. Het zijn deze noodzakelijke selecties – die in een split second moeten gebeuren op basis van weinig informatie – die de afgelopen jaren steeds meer onder een vergrootglas zijn komen te liggen in Nederland, omdat sommige burgers het gevoel hebben vanwege hun etniciteit6x Een bricolage van onder andere ras, nationaliteit, cultuur, huidskleur, taal en religie. (vaker) te worden geselecteerd en gecontroleerd door wetshandhavers.7x Zie bijv. European Union Fundamental Right Agency, EU-MIDIS II. Minorities and Discrimination Survey and Discrimination Survey. Main results, Luxembourg: Publications Office of the European Union 2017, p. 72 e.v.; Sociaal en Cultureel Planbureau, Ervaren discriminatie in Nederland II, Den Haag: SCP 2020, p. 83-84 en 147.
      Deze toenemende aandacht voor het selecteren van burgers voor een wettelijke controle (mede) op grond van een etnisch kenmerk, oftewel etnisch profileren,8x In dit artikel wordt de meer gebruikelijke ‘ruime definitie’ van etnisch profileren gehanteerd, namelijk als minimaal één etnisch kenmerk een van de gronden voor de selectie en controle is en niet alleen wanneer een of meerdere etnische kenmerken de ‘enige’ grond zijn (zie J. Rojek, R. Rosenfeld & S. Decker, ‘The influence of driver’s race on traffic stops in Missouri’, Police Quarterly, 2004 (7) 1, p. 127-130), omdat in het eerste geval al sprake is van een ongelijke behandeling als beschreven in art. 1 Grondwet. in Nederland lijkt in het afgelopen decennium te zijn geïnitieerd. In het begin van deze periode brengen Amnesty International9x Amnesty International, Proactief politieoptreden vormt risico voor mensenrechten. Etnisch profileren onderkennen en aanpakken, Amsterdam: Amnesty International 2013. en de Open Society Justice Initiative10x Open Society Justice Initiative, Equality under pressure: The impact of ethnic profiling, Amsterdam: Amnesty International Nederland 2013. rapporten uit met een oproep om etnisch profileren ook in Nederland te onderkennen en aan te pakken en ontstaat langzamerhand steeds meer maatschappijkritiek op de algemene stigmatisering van etnische groepen in Nederland, die zich met name uit in het Zwarte Pietendebat en de opkomst van de Black Lives Matter-beweging in Nederland. Deze toenemende kritiek op discriminatie, en etnisch profileren in het bijzonder, vertaalt zich vervolgens in energieke maatschappelijke reacties en morele verontwaardiging over een aantal high profile events, zoals de dood van Mitch Henriquez (2015), de staandehouding van rapper Typhoon (2016), de racistische uitlatingen van Rotterdamse politieagenten in WhatsApp-groepen (2019-2020) en, last but not least, het etnisch profileren door de Belastingdienst in onder andere de Toeslagenaffaire (2017-2021).11x Zie ook: P. Rodrigues & M. van der Woude, ‘Etnisch profileren door de overheid en de zoektocht naar adequate remedies’, Crimmigratie & Recht 2021 (5) 2, p. 108-125.
      Deze toegenomen aandacht voor etnisch profileren in het afgelopen decennium zien we ook terug in het wetenschappelijke discours in Nederland. Waar in de sociale wetenschappen lange tijd relatief weinig aandacht is besteed aan dit fenomeen,12x S. Çankaya, De controle van marsmannetjes en ander schorriemorrie. Het beslissingsproces tijdens proactief politiewerk. Den Haag: Boom Lemma uitgevers 2012, p. 18-21; J. van der Leun, M. van der Woude, R. Vijverberg, R. Vrijhoef & A. Leupen, Etnisch profileren in Den Haag. Een verkennend onderzoek naar beslissingen en opvattingen op straat, Den Haag: Boom Lemma uitgevers 2014, p. 1. zien we in het afgelopen decennium allerlei empirische onderzoeken naar etnisch profileren – door met name de politie en de KMar – opduiken.13x Bijv. Çankaya 2012 (politie); J.S. Svensson, H. Sollie, & S. Saharso, Proactief handhaven en gelijk behandelen, Amsterdam: Reed Business 2012 (politie); Van der Leun et al. 2014 (politie); M. van der Woude, T.J.M. Dekkers & J. Brouwer, Beslissen in grensgebieden. Een onderzoek naar het Mobiel Toezicht Veiligheid zoals uitgevoerd door de Koninklijke Marechaussee. Den Haag: Boom criminologie 2016 (KMar); W. Landman & L. Kleijer-Kool, Boeven vangen. Een onderzoek naar proactief politieoptreden. Apeldoorn: Politie & Wetenschap/Amersfoort: Twynstra Gudde 2016 (politie); W. Landman & H. Sollie, Tegengaan van etnisch profileren. Een internationale literatuurstudie naar effecten van interventies. Apeldoorn: Politie & Wetenschap/Amersfoort: Twynstra Gudde 2018 (politie); T.J.M. Dekkers, Mobility, Control and Technology in Border Areas, Discretion and Decision-making in the Information Age. Leiden: Universiteit Leiden 2019 (KMar); J. Brouwer, Detection, Detention, Deportation, Criminal justice and migration control through the lens of crimmigration. Den Haag: Eleven 2020 (KMar). Uit deze onderzoeken blijkt vooral hoe ingewikkeld het is om etnisch profileren empirisch aan te tonen, vooral omdat het selectieproces in de breinen van wetshandhavers plaatsvindt en dit proces dus niet zomaar met klinische precisie uit deze breinen te halen is. Desondanks is uit een deel van deze onderzoeken, dankzij een gedegen etnografische benadering, te concluderen dat etnisch profileren door wetshandhavers wel degelijk plaatsvindt. Zo tonen Çankaya14x Çankaya 2012. en Landman & Kleijer-Kool15x Landman & Kleijer-Kool 2016. bijvoorbeeld aan dat politieagenten tijdens proactief politiewerk werken met zelf geconstrueerde selectieprofielen waarbinnen etnische kenmerken een belangrijke rol spelen en Van der Woude et al.16x Van der Woude, Dekkers & Brouwer 2016. dat etnische kenmerken ook als risico-indicator worden meegenomen in de selectieprocessen van KMar-medewerkers in de uitvoering van hun MTV-taak.
      Dit veranderde maatschappelijke klimaat ten aanzien van etnisch profileren, het gebruik van etniciteit in selectiebeslissingen en risicoprofielen van wetshandhavers en gevallen van etnisch profileren die aan het licht blijven komen, hebben in 2019 geleid tot de vorming van een coalitie tegen etnisch profileren, bestaande uit het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten, Amnesty International, Controle Alt Delete en RADAR. Deze coalitie is, samen met twee burgers die naar eigen zeggen etnisch geprofileerd zijn door de KMar, in februari 2020 een rechtszaak gestart tegen deze overheidsorganisatie, om selectiebeslissingen en gebruikte risicoprofielen waarin etniciteit een rol speelt, aan de kaak te stellen.17x Op 22 september 2021 oordeelde de rechtbank Den Haag dat de KMar etniciteit (onder bepaalde voorwaarden) wel mag gebruiken in selectiebeslissingen in MTV-controles, omdat deze controles bedoeld zijn om de verblijfsstatus vast te stellen, etniciteit een objectieve aanwijzing kan zijn voor iemands niet-Nederlandse nationaliteit en dus ook van het niet in het bezit zijn van een Nederlandse verblijfsstatus, aldus de rechter (zie ECLI:NL:RBDHA:2021:10283). Zie ook P.R. Rodrigues, ‘Rechtbank Den Haag oordeelt gebruik etniciteit bij vreemdelingentoezicht toelaatbaar’, noot bij Rb. Den Haag 22 september 2021, Crimmigratie & Recht 2021, nr. 2, p. 180-184. Tegelijkertijd heeft deze coalitie ook een landelijke Taskforce Klachtbehandeling geformeerd, bestaande uit het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam, Bureau Discriminatiezaken Kennemerland, de Antidiscriminatievoorziening Limburg en antidiscriminatiebureau RADAR. Van hieruit is een landelijke oproep gedaan om ervaringen van etnisch profileren door de KMar bij hen te melden om meer zicht te krijgen op het fenomeen. In een jaar tijd (26 februari 2020 tot 26 februari  2021) zijn 31 meldingen van etnisch profileren door de KMar én de Douane op luchthavens binnengekomen. In dit artikel worden deze meldingen aan een kwalitatieve analyse onderworpen. Omdat het hier gaat om meldingen, staan uiteraard de belevingen en perspectieven van de melders centraal en wordt getracht een antwoord te geven op de onderzoeksvraag: Hoe beleven mensen die een melding doen van etnisch profileren de controles door de KMar en de Douane op luchthavens en hoe geven zij hier betekenis aan?

    • 2. Methoden: kwalitatieve analyse van 31 meldingen

      De 31 meldingen zijn gedaan door dertig unieke personen,18x Melding 7 en 21 zijn afkomstig van dezelfde persoon, maar betreffen verschillende ervaringen. waarvan acht meldingen over de KMar gaan en dertien over de Douane. Hierbij gaat het om voorvallen die in de periode van 26 februari 2020 tot 26 februari 2021 of ervoor hebben plaatsgevonden op Amsterdam Airport Schiphol (21), Eindhoven Airport (6), Rotterdam The Hague Airport (3) en Athens International Airport (1; KMar). De meldingen komen van reizigers die bij het inchecken, de paspoort- of bagagecontroles, het wachten bij de bagageband, het wachten op het vliegtuig of het lopen naar de uitgang van de luchthaven worden gestopt en gecontroleerd door wetshandhavers en van mensen die reizende familieleden komen uitzwaaien of ophalen in of net buiten de vertrek- of aankomsthallen. De meeste meldingen (25) betreffen één specifieke ervaring met etnisch profileren en enkele meldingen (6) twee of meerdere verschillende ervaringen. De meldingen betreffen (op één na19x M15 wordt vanwege problemen met het dragen van het mondkapje in het vliegtuig bij aankomst opgewacht door de KMar en vervolgens geboeid afgevoerd.) een tijdelijke vrijheidsontneming door een wetshandhaver op een luchthaven, bedoeld om een wettelijke controle te kunnen uitvoeren. In achttien meldingen worden de betrokkenen gestopt en ter plekke gecontroleerd, in twaalf meldingen worden zij voor de controle meegenomen naar een andere ruimte, waarvan er zes langdurig worden verhoord. De betrokken zijn (op één na20x Ibid.) allemaal ‘valspositieven’ in de zin dat ze na de controles hun weg mochten vervolgen, zonder aanhouding, boete of enige andere opgelegde maatregel of straf.
      De 31 meldingen bestaan uit een logboek met daarin de datum van de melding, de datum en plaats van het voorval en de naam en woonplaats van de melder, gevolgd door een kort verslag van de ervaring dat is opgetekend door een medewerker van de Taskforce Klachtbehandeling op basis van het verhaal van de melder. Voor de kwalitatieve analyse zijn deze meldingen als Documents opgenomen in Atlas.ti en vervolgens in ‘drie fasen’ bestudeerd.21x A. Bouabid, ‘Van datapaniek naar Marokkanenpaniek: Een kwalitatieve analyse van omvangrijke data met codes, code groups en networks in Atlas.ti’, Kwalon 2020, 74 (25) 2, p. 36-42. In de eerste analysefase zijn de meldingen open gecodeerd vanuit de tweeledige onderzoeksvraag (beleving en betekenisgeving). Aan de hand van de gevonden open codes is vervolgens in de tweede analysefase in Networks – met de codeertactiek patrooncoderen – gezocht naar patronen in de ervaringen. Deze patronen zijn vervolgens in een derde analysefase opgeschreven en van theoretische duiding voorzien. Deze drie fasen hebben over het algemeen achtereenvolgens plaatsgevonden, maar zijn uiteraard cyclisch-iteratief doorlopen, wanneer de data of de probleemstelling daarom vroeg.
      Een beperking van deze databron is dat de meldingen erg summier (tussen de 23 tot 246 woorden) zijn en weinig concrete beschrijvingen bevatten. Dit komt doordat deze databron niet is opgesteld voor onderzoeksdoeleinden, maar om de coalitie tegen etnisch profileren een inzicht te geven in het type meldingen dat wordt gedaan. Kwalitatieve diepgang is daarom ook niet altijd mogelijk geweest en ook duiding geven of conclusies trekken is vaak lastig gebleken. Daarnaast zijn het ‘maar’ 31 meldingen van etnisch profileren, wat een relatief zeer laag aantal is, vooral als je het afzet tegen het aantal mensen dat jaarlijks op luchthavens met de KMar of de Douane te maken krijgt. Ondanks de weinig concrete beschrijvingen en het geringe aantal meldingen, leveren deze data ons toch een aantal zeer interessante kwalitatieve bevindingen over hoe mensen met een etnisch stigma – met name betreffende migratieachtergrond, huidskleur en/of religie – tijdelijke vrijheidsontnemingen door wetshandhavers ervaren. Bovendien moeten we dit geringe aantal meldingen van etnisch profileren – dat deels is te verklaren door de corona­pandemie, waardoor aanzienlijk minder is gevlogen in de onderzoeks­periode22x In 2019 vlogen nog ongeveer 81 miljoen mensen via Nederlandse luchthavens. In 2020, het jaar van het uitbreken van de coronapandemie, en 2021 vlogen er respectievelijk nog maar 23 en 29 miljoen mensen via Nederlandse luchthavens, zie tabel: ‘Luchtvaart; maandcijfers Nederlandse luchthavens van nationaal belang’ van CBS Statline; geraadpleegd op 23 maart 2022. – ten eerste uiterst serieus nemen en wel gezien de ernst van de situatie – een mogelijke overschrijding van artikel 1 van de Grondwet door ‘wets­handhavers’ – en vanwege het feit dat discriminatie over het algemeen niet of nauwelijks wordt gemeld door slachtoffers.23x Verderop in dit artikel ga ik hier dieper op in. Ten tweede kunnen we dankzij een kwalitatieve analyse toch enkele belangrijke lessen trekken uit dit topje van de ijsberg van een belangrijk crimmigratievraagstuk in Nederland.

    • 3. Een ondoorzichtige selectie en controle

      De interacties in de meldingen beginnen, zoals gezegd, door wetshandhavers van de KMar of de Douane die melders op luchthavens selecteren en stoppen voor een (of meerdere) controle(s). Een eerste bevinding die uit de analyse naar voren komt, is dat melders niet altijd of niet voldoende geïnformeerd worden door de KMar- en Douanemedewerkers over de selectie en/of de reden voor de controle.24x Vgl. Brouwer 2020, p. 97-98.

      ‘Fijne reis dames’

      In 9 van de 31 meldingen is expliciet te lezen dat de melders niet is verteld waarom specifiek zij uit de menigte, wachtrij of bij een paspoort- of bagagecontrole zijn geselecteerd voor een controle en/of waar de controle voor dient, ondanks dat sommigen van hen hier expliciet naar vragen. Dergelijke vragen worden simpelweg genegeerd door de betrokken wetshandhavers of afgekapt met sarcastische antwoorden als ‘fijne reis dames’ (Ayşegül,25x Om de anonimiteit van de betrokkenen te waarborgen, wordt in het hele artikel gebruikgemaakt van gefingeerde namen. M22) of dreigende taal als ‘als je niet meewerkt, kan het ook anders’ (Orlando, M2). Uit vijf van de 31 meldingen blijkt dat de melders de selectie of de reden voor de controle wel te weten zijn gekomen, maar dat deze toelichting of reden onvolledig, weinig verhelderend, ambigu of niet bevredigend is en hierdoor weer nieuwe vragen oproept. Zo krijgt Ayşegül te horen geselecteerd te zijn omdat de Douanemedewerker ‘op opvallende mensen let’, maar wordt niet toelicht wat er dan precies opvallend is (M22). Ook Aretha krijgt te horen geselecteerd te zijn, omdat zij ‘opvalt’. De KMar-medewerkers geven aan dat ze haar in de aankomsthal ‘twee keer heen en weer zagen lopen en zij dat verdacht vonden’ en ‘er vreemde dingen [gebeuren] met mensen die uit de Antillen en Suriname komen’ (M14). Waarom twee keer heen en weer lopen in de aankomsthal verdacht is en wat ze precies bedoelen met ‘mensen die uit de Antillen en Suriname komen’, wordt niet duidelijk. Bij twee andere meldingen wordt een ‘algemene’ reden gegeven voor de controle. Zo wordt Kemal (M27) voor zijn reis naar Turkije gestopt voor een controle naar ‘de hoeveelheid geld die mensen meenemen’ en Hakan (M26) op een vlucht vanuit Turkije voor een controle naar voedsel dat mensen meenemen, ‘omdat mensen uit Turkije eten meenemen’, aldus de Douanemedewerker. In een andere melding vertelt Roy dat hij na herhaaldelijk vragen uiteindelijk te horen krijgt dat hij via Panama reisde ‘en dit de reden kan zijn geweest’ (M3). Redenen als hierboven beschreven zijn onvolledig en/of onbevredigend, omdat ze vragen kunnen doen oprijzen bij mensen als: Vindt deze controle alleen plaats op vluchten uit Turkije en Panama en waarom? Wordt iedereen die reist vanuit of naar deze landen gecontroleerd? Wat is er dan opvallend aan mij? Waarom ben juist ik geselecteerd? Dit zijn terechte vragen in het licht van bevindingen uit eerdere onderzoeken, waaruit blijkt dat wetshandhavers dergelijke vage beschrijvingen – in casu opvallend of verdacht gedrag – en ‘algemene’ redenen – in casu vooral het ongeoorloofd meenemen van grote geldbedragen in contanten of bepaald voedsel en het reizen naar en vanuit bepaalde landen – gebruiken en kunnen gebruiken om naar willekeur en/of om stigmatiserende redenen mensen te kunnen controleren (pretextual stops26x B.L. Withrow, ‘When Whren won’t work: the effects of a diminished capacity to initiate a pretextual stop on police officer behavior’, Police Quarterly, 2007 (10) 4, p. 351-370; V. Gumbhir, But is it racial profiling? Policing, pretext stops, and the color of suspicion. New York: LFB Scholarly Publishing 2007; Çankaya 2012, p. 17; F. Bovenkerk, ‘Twee Marokkanen op een scooter? Die houd ik aan. Ethnic profiling in Nederland’, p. 209. In: M. Davidovic & A.B. Terlouw (red.), Diversiteit en discriminatie: Onderzoek naar processen van in- en uitsluiting, p. 203-222, Amsterdam: Amsterdam University Press 2014.).
      In één melding wordt de selectie en de reden voor de controle wel eenduidig en duidelijk, echter niet door toedoen van de wetshandhavers. Bij een 100%-controle wordt Jayden door een speurhond van de Douane eruitgepikt, waarop hij en zijn hele gezin mee moeten lopen naar een andere ruimte voor een uitgebreide controle (M25). In 13 van de 31 meldingen is tot slot de reden voor de selectie en de controle niet (expliciet) opgenomen in de melding, waardoor hier geen uitspraken over kunnen worden gedaan.
      Uit de analyse blijkt dus dat een deel van de melders (14 van de 31) geen bevredigende uitleg over de selectie of reden voor de tijdelijke vrijheidsontneming ontvangt, waardoor bij hen de legitieme en logische vraag rijst – om met Clarence te spreken: ‘Waarom ik?’ (M19). Dit lijkt aan de kant van de melders een vacuüm achter te laten voor het ontstaan van (procedurele) onrechtvaardigheidsgevoelens en vermoedens van etnisch profileren. Dit gevoel en deze vermoedens, die Roy vervolgens richting de wetshandhaver uitspreekt met de woorden ‘zeker omdat ik zwart ben?’, nadat hij een weinig verhelderend antwoord heeft gekregen (M3), zien we ook terug in eerdere onderzoeken naar stigmatiserende ervaringen. In het onderzoek van Meloen uit 1997 naar de interacties tussen de Leidse politie en jongeren met een Marokkaanse migratieachtergrond bijvoorbeeld, blijkt al dat het ‘geen reden geven’ voor controles door wetshandhavers bijdraagt aan het algemene gevoel van ‘zeker omdat we Marokkanen zijn’ van deze jongeren.27x J.D. Meloen, Omdat we Marokkanen zijn zeker? Een onderzoek naar de verhouding tussen de Marokkaanse jongeren en de politie in Leiden. Leiden: LISWO 1997, p. 82-83 en 100-104. Ook eerder eigen onderzoek28x A. Bouabid, De Marokkanenpaniek. Een geïntegreerde morele paniekbenadering van het stigma ‘Marokkaan’ in Nederland. Den Haag: Boom criminologie 2018, p. 216-232. naar algemene stigmatisering van jongemannen met een Marokkaanse migratieachtergrond laat zien dat de psychologisch ingrijpende gedachte ‘omdat ik Marokkaan ben?’ opkomt wanneer mensen met een bepaald etnisch stigma een ‘negatieve’ interactie hebben met mensen zonder dat specifieke etnische stigma. Binnen interacties met wetshandhavers speelt dit nog meer, omdat deze contactmomenten door mensen met een etnisch stigma kunnen worden gezien als prototypische situaties voor discriminatie door de aanwezigheid van een prototypische pleger, een (witte) wetshandhaver die interacteert met een prototypisch doelwit, iemand met een migratieachtergrond of niet-witte huidskleur.29x C. Stangor, J.K. Swim, G.B. Sechrist, J. Decoster, K.L. Vanallen & A. Ottenbreit, ‘Ask, answer, and announce: Three stages in perceiving and responding to prejudice’, European Review of Social Psychology 2003, 14, p. 277-311. Deze gedachten – omdat ik Marokkaan/zwart ben? – en mentale en sociale constructies van deze specifieke interacties als prototypische situaties, die beide worden gevoed door eerdere stigmatiserende ervaringen in het dagelijks leven of in het publieke discours, vergroten samen het stigmabewustzijn (stigma consciousness30x E.C. Pinel, ‘Stigma consciousness: the psychological legacy of social stereotypes’, Journal of Personality and Social Psychology, 1999, 76(1), p. 114-128.) van deze mensen. Hoe meer mensen zich bewust zijn van hun stigma, des te eerder ze zullen verwachten dat anderen hen zullen stigmatiseren,31x Pinel 1999; Bouabid 2018. en etnisch profileren in het bijzonder.32x T.R. Tyler, ‘Procedural justice, legitimacy, and the effective rule of law’, Crime and Justice, 2003, 30, p. 326-329.

      ‘Alleen niet-witte mensen’

      Naast het vacuüm dat ontstaat door niet of niet verhelderend geïnformeerd te worden over de selectie en de reden voor de controle, leidt de observatie van een deel van de melders dat zij als ‘niet-witte’ mensen (bijv. Sergio, M18) worden gestopt en gecontroleerd, terwijl vrienden en partners met wie zij meereizen, medepassagiers en andere aanwezigen met een ‘witte huidskleur’ of ‘Nederlandse afkomst’ niet worden gestopt voor de controle (bijv. Prya, M1; Xiomara, M17; Graciella, M28), ook (mede) tot de conclusie dat ze etnisch geprofileerd worden. Een deel van de melders blijft na gecontroleerd te zijn bewust ook nog even hangen om te kijken of nog andere passagiers door dezelfde wetshandhavers worden gecontroleerd. Zij constateren vervolgens dat na hen verder niemand anders wordt gestopt voor een controle (o.a. Ayşegül, M22), ‘honderden passagiers zo mochten doorlopen’ (o.a. Erdal, M16) en zij als enige passagiers op de hele vlucht ‘met een donkere huidskleur’ eruit zijn gepikt (Virgil, M13). Een ander deel van de melders zegt te zijn meegenomen naar een andere ruimte waar zij ‘alleen maar buitenlanders’ (Mustafa, M8), ‘mensen van kleur’ (Jayden, M25) of ‘tien tot twintig andere (…) mensen met een niet-witte huidskleur’ (Joshua, M30; Kenneth, M31) hebben aangetroffen. Dergelijke observaties spelen een belangrijke rol in de beleving en betekenisgeving, omdat deze eerdergenoemde gedachten als ‘zeker omdat ik zwart/Marokkaan ben?’ en vermoedens van etnisch profileren (verder) voeden. Tegelijkertijd geven deze observaties inzicht in het gevoel van onrechtvaardigheid – ‘waarom alleen niet-witte mensen?’ die deze ‘valspositieven’ met een etnisch stigma in deze interacties met wetshandhavers ervaren.

    • 4. Een criminaliserende bejegening

      Naast een ondoorzichtige selectie en controle beschrijven de melders ook hun interacties met de KMar- en/of Douanemedewerkers en de manier waarop zij naar eigen zeggen zijn bejegend. Uit deze beschrijvingen wordt duidelijk dat sommige melders ervaren dat wetshandhavers hen tijdens de controles in de criminele sfeer plaatsen en dit bij hen kan leiden tot gevoelens van (procedurele) onrechtvaardigheid, onveiligheid en vermoedens van etnisch profileren.

      Bejegening als verdachten, niet als ‘valspositieven’

      De tijdelijke vrijheidsontnemingen die melders ervaren, gaan standaard gepaard met controles die een – in principe rechtmatige – inbreuk zijn op de persoonlijke levenssfeer van mensen. Naast een identiteitscontrole worden soms ook de bagage en andere goederen die men met zich meedraagt gecontroleerd – zoals Clarence die wordt gevraagd om zijn ‘telefoon [te] laten zien, om te zien met wie hij aan het appen was’ (M19) – en worden mensen aan lijfsvisitaties onderworpen. Daarnaast worden mensen ook bevraagd over zaken binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals: de relatie met reisgenoten (o.a. M11), wie het ticket heeft bekostigd (o.a. M19), hoeveel contant geld men bij zich heeft (o.a. M24) en via welke landen gereisd is (o.a. M28). Voor een deel van de melders gaat deze inbreuk op de persoonlijke levenssfeer nog verder, omdat ze in een aparte ruimte aan een lang verhoor onderworpen worden. Doordat de melders dergelijke opsporings- en controlebevoegdheden ondergaan door wetshandhavers aan een Europese buitengrens – een interactie die an sich al als spannend ervaren wordt door burgers – krijgen melders ‘het gevoel’ als verdachten of zelfs criminelen te worden bejegend. In enkele gevallen wordt de ervaren verdenking impliciet of expliciet uitgesproken door de wetshandhaver. Zo lijkt Kwamé ‘verdacht’ te worden van illegale migratie doordat hij bij het tonen van zijn Nederlandse paspoort van de KMar-medewerker te horen krijgt: ‘O, u bent Nederlands’ en wordt Clarence expliciet gecriminaliseerd door een KMar-medewerker die hem zegt: ‘Wacht maar als wij de bolletjes cocaïne uit je lichaam halen’ (M19). In het geval van Kwamé is ook nog sprake van een bejegening als niet-Nederlander, oftewel een diskwalificatie als Nederlander, waardoor Kwamé sociale uitsluiting kan ervaren.

      Asymmetrische machtsverhouding

      De context van een asymmetrische machtsverhouding waarin deze bejegening als verdachte, of zelfs als crimineel, plaatsvindt, speelt ook een belangrijke rol in de negatieve beleving. Melders weten dat de wetshandhavers op luchthavens over bevoegdheden beschikken om hen tijdelijk hun vrijheid te kunnen ontnemen, hun medewerking – indien nodig – met het gebruik van geweld kunnen afdwingen, maar niet (altijd) wat precies hun rechten en plichten zijn als ze worden gestopt voor een controle of een verhoor. In een aantal meldingen komen de negatieve implicaties van deze asymmetrische machtsverhouding op de beleving van de melders van de controles door wetshandhavers naar voren. Zo zagen we eerder dat de melders graag uitleg willen over de selectie en/of de reden voor de controles, maar een gevoel van onrechtvaardigheid en machteloosheid ervaren wanneer de wets­handhavers (soms na herhaaldelijk vragen) geen duidelijke of helemaal geen informatie wilden verstrekken hierover. Hieruit komt niet alleen hun gevoel van machteloosheid en onrechtvaardigheid naar voren, maar geven enkele melders ook aan zich tegelijkertijd ‘helemaal van slag’ (Clarence, M19), ‘niet veilig’ (Hakan, M26) of ‘gepest’ (Abdelwahid, M4) te hebben gevoeld. De echtgenoot van Maria belt zelfs met de politie om hun kinderen uit de tijdelijke vrijheidsontneming van de KMar te kunnen krijgen. In het geval van Orlando (M2) wordt deze asymmetrische machtsverhouding nog explicieter, wanneer hij vraagt waarom hij geselecteerd is en een KMar-medewerker hem als antwoord dreigt met dwanguitoefening.

      Een onaangename vrijheidsontneming

      Naast de bejegening als verdachte en de asymmetrische machtsverhouding, hebben de melders ook te maken met de tijdelijke inbreuk op hun recht op vrijheid die gepaard gaat met de controles en/of de verhoren. Zo geeft een deel van de melders aan ‘altijd’ (o.a. Layla, M12) te worden gestopt voor een controle (en een verhoor) en sommigen reeds meerdere keren in de afgelopen tijd (o.a. Shazia, M10) of bij één enkele aankomst of vertrek. Waar Karim (M24) bijvoorbeeld tijdens één vertrek twee keer door verschillende douanemedewerkers wordt gevraagd naar hoeveel contant geld hij op zak heeft, wordt Kwamé bij aankomst eerst door de KMar bij de uitgang van het vliegtuig gestopt voor een controle (M7) en vervolgens door de Douane bij het ophalen van de bagage (M21). Een ander voorbeeld komt van Orlando (M2) die twee keer in één jaar tijd in de vertrekhal uit de wachtende menigte is gepikt voor een identiteitscontrole, terwijl hij daar beide keren slechts was om zijn reizende moeder uit te zwaaien.
      Daarnaast worden ook de verhoren als negatief ervaren. Zo geven deze melders te kennen lang te hebben moeten wachten alvorens gecontroleerd of verhoord te worden, uiteenlopend van tien minuten (Roy, M3) tot een hele dag (Maria, M11), en klagen ze vervolgens over de gang van zaken tijdens de verhoren. Zo geeft Abdelwahid (M4), een man met ‘blond haar, blauwe ogen, lange baard’, die islamitische kleding draagt en bekeerd is tot de islam, bijvoorbeeld aan erg lang te hebben moeten wachten, zonder dat iemand hem opzocht, voordat hij werd verhoord en dat hij dit ervoer als ‘pesten’. Vervolgens kreeg hij tijdens het ‘lange verhoor’ ook ‘allerlei vervelende vragen’ en werd hij ‘onder druk’ gezet (M4). Een ander voorbeeld komt van Maria, een vrouw met een Braziliaanse migratieachtergrond, die met haar kinderen naar Nederland reist en wordt opgehaald door haar man. Zij wordt vervolgens een dag lang apart van haar kinderen vastgehouden door de KMar, waarbij zij en haar man ook nog eens apart van elkaar worden verhoord (M11).

    • 5. Wel melden, maar niet altijd bij de KMar/Douane

      Omdat de melders hun interacties met de wetshandhavers als etnisch profileren hebben ervaren, hebben zij hiervan melding gedaan bij de Taskforce Klachtbehandeling of indirect via een antidiscriminatievoorziening (ADV). Voor tien van de 31 melders is de reactie op de negatieve ervaring beperkt gebleven tot deze (directe of indirecte) melding bij de Taskforce. In de meldingen staat dat zij graag hun ervaring geregistreerd zien bij een ADV, maar dat zij – zonder de reden te vermelden – geen nadere actie of vervolg wensen. Enkelen van hen lijken in eerste instantie wel een vervolgactie te willen. Zo is Hatice ‘in eerste instantie fel’ en geeft ze aan dat ze hier ‘werk van wil maken’, maar besluit ze op enig moment ‘er toch geen tijd en energie meer in te willen steken’ (M29). Ook de reden voor het niet doorzetten van klachten – cruciale informatie gezien de lage meldingsbereidheid bij discriminatie33x Hier ga ik later in het artikel verder op in. – is helaas niet uit de meldingen op te maken.
      In tien andere meldingen zijn naast de directe of indirecte melding bij de Taskforce nog andere acties ondernomen. In zes meldingen dienen de melders ook een klacht in bij de KMar of de Douane en in vier meldingen wordt door een ADV, namens de betrokkenen, een klacht bij deze instanties ingediend. Over de inhoud van deze klachten wordt niet gerept in de meldingen. Wel wordt (de status van) de afhandeling kort beschreven. Zo wordt duidelijk dat van drie melders de klacht ongegrond wordt verklaard door de KMar, maar niet waarom en op welke gronden (Orlando, M2; Amr, M6; Shazia, M10). In de melding van Amr (M6) is te lezen dat hij er ook voor heeft gekozen om een verzoek tot onderzoek in te dienen bij de Nationale Ombudsman en in de melding van Aretha (M14) dat zij ook aangifte van discriminatie bij de politie heeft gedaan.
      Van twee van deze tien melders is de klacht, in beide gevallen door de KMar, gegrond verklaard. In het geval van Layla (M12) wordt de klacht gegrond verklaard, maar wordt niet gerept over of er nou überhaupt sprake is geweest van etnisch profileren en of de KMar in het geval van etnisch profileren ook heeft erkend dat er etnisch is geprofileerd. Uit de melding van Prya (M1) blijkt dat de KMar uiteindelijk excuses heeft aangeboden ‘voor de vervelende ervaring’ van de melder op de luchthaven, maar, zo staat in de melding, ‘niet erkent dat er sprake is van etnisch profileren’. Verder zijn vier van deze tien melders nog in afwachting van een reactie van de KMar of de Douane. Bij twee melders die een klacht hebben ingediend, is de afhandeling van de klacht, beide door de KMar, niet opgenomen in de melding (M15, M18). Tot slot zijn er nog elf meldingen waarin geen informatie is opgenomen over vervolgacties of over het afzien van vervolgacties, waardoor hier geen uitspraken over te doen zijn. Deze gebrekkige en ondoorzichtige informatie over klachten en -procedures bij verschillende meldpunten en betrokken overheidsinstanties, roepen vragen op over de wijze waarop dergelijke klachten worden afgehandeld, hoe klagers in deze procedures worden bejegend en wat voor effect dit heeft op de meldingsbereidheid van mensen.

    • 6. Etnisch profileren?

      Enerzijds is te concluderen dat in alle meldingen van etnisch profileren die bij de Taskforce Klachtbehandeling zijn binnengekomen niet aantoonbaar sprake is van etnisch profileren. In enkele meldingen wordt wel de schijn van etnisch profileren gewekt met opmerkingen als: ‘Er gebeuren vreemde dingen met mensen die uit de Antillen en Suriname komen’ (Aretha, M14), maar blijven alternatieve interpretaties mogelijk.34x De wetshandhavers wijzen hier mogelijk op het relatief hoge aantal ‘bolletjesslikkers’ die ‘uit de Antillen en Suriname’ naar Nederland vliegen, maar kunnen ook doelen op mensen met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond. In het geval van Kwamé (M7) is uit de opmerking: ‘O, u bent Nederlands’ op te maken dat de KMar-medewerker mogelijk werkt met een gefingeerd en sociaal uitsluitend profiel van ‘de Nederlander’ waar Kwamé ogenschijnlijk niet binnen past. In de andere meldingen zijn ook dergelijke aanwijzingen van mogelijk etnisch profileren te vinden, zoals als enige niet-witte persoon geselecteerd te worden voor een controle, in een ruimte te moeten wachten voor de controle met alleen niet-witte mensen of vaker te worden gecontroleerd op luchthavens. Maar ook deze aanwijzingen zijn, hoe aannemelijk ze ook kunnen zijn, vaak ook weg te verklaren, en vaak ook als ‘toeval’.
      Anderzijds is op basis van de meldingen ook weer niet te concluderen dat in de 31 meldingen geen sprake is van etnisch profileren, omdat we weten dat er wetshandhavers in Nederland zijn die etnisch profileren,35x Çankaya 2012. we geen inzicht hebben in de selectieprocessen van de desbetreffende wetshandhavers en omdat discriminatie – etnisch profileren in het bijzonder – vaak verhuld gebeurt.36x S.L. Gaetner & J.F. Dovidio, ‘The aversive form of racism’. In: S.L. Gaertner & J.F. Dovidio (red.), Prejudice, Discrimination, and Racism, p. 61-89, San Diego: Academic Press 1986; C.S. Crandall, A. Eshleman & L. O’Brien, ‘Social norms and the expression and suppression of prejudice: the struggle for internalization’, Journal of Personality and Social Psychology, 2002, 82 (3), p. 359-378; Tyler 2003, p. 325-326. Door de wetenschap dat discriminatie voorkomt en het verhuld gebeurt, ontstaat er bij mensen met een stigma in dergelijke interacties met mensen zonder dat stigma een vorm van onzekerheid.37x ‘Uncertainty’: E. Goffman, Stigma. Notes on the management of spoiled identity, Londen: Penguin 1963, p. 25. Zij gaan dan in de interacties op zoek naar aanwijzingen voor etnisch profileren – zogenoemde ‘cues’38x Tyler 2003, p. 327-329. – zoals opmerkingen als ‘mensen die uit de Antillen en Suriname komen’ en ‘o, u bent Nederlands’ of observaties als ‘alleen niet-witte mensen worden gecontroleerd’ – waarmee ze de stigmatisering kunnen aantonen, maar stuiten dan ook weer op het probleem dat het vaak impliciet en verhuld gebeurt, waardoor alternatieve verklaringen, zoals ‘toeval’, vaak mogelijk blijven.39x Bouabid 2018, p. 217-218.

    • 7. Conclusies: etnisch profileren (als subjectieve perceptie)

      Ondanks dat etnisch profileren niet aantoonbaar is in de meldingen – maar tegelijkertijd ook niet uitgesloten kan worden – is aan de hand van deze 31 meldingen een antwoord geformuleerd op de probleemstelling over de beleving en betekenisgeving van ervaringen van etnisch profileren en zijn een aantal belangrijke lessen te trekken.

      Informeren over selectie en reden

      Ten eerste leren de meldingen ons veel over de implicaties van de handelswijze van de KMar en de Douane bij controles en de ruimte die er is om etnisch ‘te kunnen’ profileren of mensen het gevoel te kunnen geven dat er sprake is van etnisch profileren. Uit de meldingen blijkt namelijk dat sommige mensen geen of geen bevredigende uitleg krijgen over de reden van de controle en/of waarom specifiek zij zijn geselecteerd.40x Vgl. Brouwer 2020, 97-98. Deze burgers weten dus niet of de controle wordt uitgevoerd in het kader van vreemdelingentoezicht, criminaliteitsbestrijding of welke vorm van aanpak dan ook, of ze aselect voor een ‘algemene’ controle zijn geselecteerd of omdat ze passen binnen een bepaald risicoprofiel. In het laatste geval weten zij dan ook niet aan welke kenmerken (biologische, culturele, religieuze, gedrag, kleding, etc.) van het risicoprofiel zij voldoen en ook niet in hoeverre het risicoprofiel geconstrueerd is door de desbetreffende wetshandhaver zelf en/of de organisatie waarvoor deze werkzaam is. Dit gebrek aan transparantie leidt bij een deel van de mensen tot een vacuüm voor vragen en speculaties, door de algemene wens van mensen om te begrijpen waarom gebeurtenissen hen overkomen.41x Tyler 2003. Deze vragen en vermoedens worden onder andere gevoed vanuit eerdere ervaringen met stigmatisering in dagelijkse interacties of vanuit het publieke discours en het stigmabewustzijn dat hierdoor bij mensen met een stigma ontstaat, en leiden door het gebrek aan transparantie in interacties met mensen zonder stigma tot gevoelens van discriminatie, (procedurele) onrechtvaardigheid42x Tyler 2003. en de subjectieve ervaring van etnisch profileren in het bijzonder.43x Meloen 1997, p. 82-83 en 100-104; Pinel 1999, p. 114-128; Bouabid 2018, p. 216-232. Dit vacuüm vraagt dan ook om wettelijke waarborgen die niet alleen artikel 1 van de Grondwet beschermen, maar ook psychologisch belas­tende vermoedens van etnisch profileren en de vernederende ervaring van etnisch profileren wegnemen bij mensen die afwijken van ‘de ideaaltypische Nederlander’ en hun acceptatie voor legitieme overheidscontroles vergroot.
      Daarnaast bevestigen deze meldingen het reeds eerder geclaimde of onderzochte, namelijk dat wetshandhavers, deels noodzakelijkerwijs, over aanzienlijke discretionaire beslisruimte, handelingsvrijheid en bevoegdheden beschikken, die in de afgelopen twee decennia steeds verder zijn verruimd.44x Van der Woude, Dekkers & Brouwer 2015, p. 19-35; Van der Woude, Dekkers & Brouwer 2016; P. Rodrigues & M. van der Woude, ‘Preventieve politiecontroles en interne grenscontroles in het Schengengebied’, Crimmigratie & Recht 2018 (2) 1, p. 17-29; Brouwer 2020. Hierbinnen kunnen KMar-medewerkers zowel een vreemdelingrechtelijke als strafrechtelijke bril opzetten, of zelfs een varifocus, waardoor machtsmisbruik op de loer ligt. Zij kunnen door deze handelingsruimte en -vrijheid namelijk ook als crime-fighters optreden in hun hoedanigheid van opsporingsambtenaren, haast onverlet buiten hun initiële taakstelling treden.45x Van der Woude, Dekkers & Brouwer 2015; Brouwer 2020, p. 55-57. Zij, en ook de Douanemedewerkers, kunnen hierdoor en dankzij algemene controles (pre-textual stops) en het niet te hoeven te communiceren van de reden voor de selectie en de controle, onbelemmerd, verhuld, bewust en onbewust, (blijven) etnisch profileren. Het handelingskader van deze wetshandhavers moet dan ook (nog) kritischer tegen het licht gehouden worden en ook de toepassing hiervan door individuele wetshandhavers, om te voorkomen dat bepaalde groepen onevenredig vaak gecontroleerd worden (valspositieven), hierdoor de legitimiteit van de wetshandhavers en overheidsinstanties wordt geschaad, vooroordelen over etnische minderheden worden bevestigd voor omstanders en daadwerkelijke criminelen hierdoor de dans ontspringen (valsnegatieven).46x K. Lippert-Rasmussen, The Routledge Handbook of the Ethics of Discrimination. New York: Routledge 2018. Een instrument dat hierbij zou kunnen helpen, zijn de stop forms die met name in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten al langer worden gebruikt door wets­handhavers en waar verschillende organisaties en wetenschappers al jaren voor pleiten.47x Bijv. European Union Fundamental Right Agency, Towards More Effective Policing, Understanding and preventing discriminatory ethnic profiling: A guide. Luxembourg: Publications Office of the European Union 2010; Open Society Justice Initiative 2013; J.L. Eberhardt, Biased: uncovering the hidden prejudice that shapes what we see, think, and do. Londen: Penguin Books 2020; Controle Alt Delete, zie controlealtdelete.nl/articles/stopformulieren-en-definitiekwesties. Dit zijn papieren of digitale formulieren, die burgers direct na een controle door een wetshandhaver meekrijgen en waarop wetshandhavers over de controle moeten rapporteren en onder andere de etnische achtergrond van de burger, de selectiebeslissing en de reden voor de controle moeten vermelden en toelichten. Dergelijke formulieren leveren extra werk op voor wetshandhavers en privacy­issues voor autoriteiten – vanwege het opslaan van persoonsgegevens en de registratie van de etnische achtergrond. Maar daartegenover staat de bescherming van de vrijheid van een grote groep mensen in de samenleving, doordat het split-second beslismoment van de wetshandhaver hiermee wordt vertraagd en het voorafgaand aan en na afloop van mogelijk etnisch profileren ‘een kritisch zelfreflectiemoment’48x ‘Friction’: Eberhardt 2020. inbouwt.

      Bejegenen als valspositieven

      Het belang van een goede bejegening door wetshandhavers bij tijdelijke vrijheidsontnemingen, in het bijzonder voor mensen met een etnisch stigma, is een tweede belangrijke bevinding. Het hebben van ‘valspositieven’ is uiteraard inherent aan proactieve wetshandhaving en is dan ook een collateral damage die iedere burger dient te accepteren, ook omdat de veiligheid die hiermee beschermd wordt, in het belang van diezelfde burger is. Wanneer deze onschuldige burger tijdens deze wets­handhaving echter als ‘verdachte’ of zelfs ‘crimineel’ wordt bejegend, in plaats van als mogelijk valspositieve, dan zit dit het beginsel van ‘procedurele rechtvaardigheid’ in de weg.49x T.R. Tyler & S.L. Blader, Cooperation in groups: Procedural justice, social identity, and behavioral engagement. Philadelphia: Psychology Press 2000; Tyler 2003, p. 329. Dergelijke criminaliserende bejegeningen kunnen bovendien niet alleen leiden tot vermoedens van etnisch profileren, maar ook in volgende interacties met wetshandhavers leiden tot spanning,50x E. Goffman, Stigma. Notes on the management of spoiled identity, Londen: Penguin 1963. omdat zij bang zijn om wederom etnisch geprofileerd te worden. Elke controle door een wetshandhaver wordt door burgers sowieso gezien als een ambigue situatie die mogelijk negatieve sociale gevolgen heeft, maar kan daarenboven door mensen met een etnisch stigma gezien worden als een potential social identity threat51x C.M. Steele, S.J. Spencer & J. Aronson, ‘Contending with group image: the psychology of stereotype and social identity threat’, Advances in Experimental Social Psychology, 2002, 34, p. 379-440; Tyler 2003. in een prototypische situatie,52x Stangor et al. 2003. oftewel een dreiging voor de eigen sociale identiteit in een situatie waarin de kans groot is dat discriminatie zich zal voordoen. Door deze spanning en ervaren dreiging kunnen vermoedens van etnisch profileren sneller ontstaan en kunnen mensen zich tijdens het reizen ook gespannen gaan gedragen en hiermee weer aan risicoprofielen voldoen, waardoor er nog meer valspositieven ontstaan. Deze bevindingen laten dus ook zien dat het belangrijk is om deze cues in dergelijke situaties en mogelijke comes with the territory-gedachten (‘dat een onplezierige consequentie van een handeling geaccepteerd moet worden’ door burgers53x Çankaya 2012, p. 99-100.) bij wetshandhavers – met name die in opleiding zijn – weg te nemen en hun te leren dat burgers met een etnisch stigma dergelijke routinecontroles veel sneller als ingrijpend, criminaliserend en discriminerend ervaren.54x Zie ook I. Bartkowiak-Théron & N.L. Asquith, ‘Policing ethnic minorities: Disentangling a landscape of conceptual and practice tensions’. In: S. Ratuva (red.), The Palgrave Handbook of Ethnicity. Singapore: Palgrave Macmillan 2019; Brouwer 2020, p. 100-101.

      Weinig meldingen, onduidelijk vervolg

      Het aantal meldingen dat bij de Taskforce Klachtbehandeling is binnengekomen in één jaar tijd is 31. Dit is, zoals reeds gezegd, een klein aantal wanneer dit wordt afgezet tegen de tientallen miljoenen mensen die jaarlijks Nederlandse luchthavens aandoen. Dit geringe aantal is deels te verklaren door de coronapandemie, waardoor aanzienlijk minder is gevlogen in de onderzoeksperiode55x Zie voetnoot 22. en het aantal meldingen dus logischerwijs vertekend kan zijn. Daarnaast is, zoals reeds opgemerkt, bekend dat discriminatie om uiteenlopende redenen niet of nauwelijks wordt gemeld,56x Slechts één op de vijf mensen die discriminatie ervaren doen melding bij een gezagsinstantie en slechts 3% bij registratie-instanties als antidiscriminatievoorzieningen of het Meldpunt Internet Discriminatie, zie: Sociaal en Cultureel Planbureau 2020, p. 62-63; I. Andriessen, Discriminatie herkennen, benoemen en melden. Den Haag: SCP 2017, p. 16. omdat mensen discriminatie niet altijd herkennen, niet altijd weten dat het mogelijk is om een klacht in te dienen, er op het moment van het voorval of vlak erna niet aan denken, een gebrek aan vertrouwen hebben in de onpartijdigheid van de behandelaar, gebrek aan vertrouwen hebben in de wil van autoriteiten om hier iets aan te doen, omdat het lastig is om discriminatie te bewijzen, en omdat mensen ‘geen zin in gedoe’ hebben of zelfs begrip hebben voor etnische profilering.57x Zie onder andere: C.R. Kaiser & B. Major, ‘A social psychological perspective on perceiving and reporting discrimination’, Law & Social Inquiry, 2006, 31 (4), p. 801-830; B. Major & C.R. Kaiser, ‘Perceiving and Claiming Discrimination’. In: L.B. Nielsen & R.L. Nelson (red.), Handbook of Employment Discrimination Research: Rights and Realities, New York: Springer 2008; European Union Fundamental Right Agency 2017, p. 18; Sociaal en Cultureel Planbureau 2020, p. 24 en 60-63; Nationale Ombudsman, Verkleurde beelden. Hoe moet de overheid omgaan met klachten over etnisch profileren? Den Haag: Nationale Ombudsman 2021, p. 25-29. Ook uit eerder eigen onderzoek blijkt dat mensen niet snel in verzet komen tegen discriminatie, maar er uit onmacht, pragmatisme en/of ter bescherming van hun gemoedstoestand, eerder voor kiezen om het door middel van verschillende copingtechnieken te ‘negeren’.58x Bouabid 2018, p. 234-245. Dit vraagt dan ook om (nog) meer aandacht voor de wijze waarop klachten worden geregistreerd en afgehandeld en klagers gedurende dit proces worden bejegend en het effect hiervan op de meldingsbereidheid van mensen.

      Meer onderzoek nodig naar de slachtofferkant

      De analyse van deze 31 summiere meldingen leert ons tot slot dat als we het fenomeen van etnisch profileren in zijn volledige complexiteit willen kunnen begrijpen en verklaren, we naast het publieke discours,59x Rodrigues & Van der Woude 2021, p. 108-125. de juridische en beleidsmatige context60x Van der Woude, Dekkers & Brouwer 2015, p. 19-35. en de street-level beslissingen van wetshandhavers,61x Van der Woude, Dekkers & Brouwer 2016. ook de beleving, percepties en ‘onzekerheid’ aan de kant van de burger met een etnisch stigma moeten onderzoeken. Tot op heden is nog relatief weinig kwalitatief onderzoek gedaan naar het perspectief, de beleving en betekenisgeving van deze groep Nederlanders. Zo moeten er meer kwalitatieve analyses komen van – en een vergelijking tussen – een groter aantal meldingen van dezelfde en verschillende overheidsinstanties62x Bijv. ADV’s, politie, College voor de Rechten van de Mens, Meldpunt internet Discriminatie (MiND) en de Nationale Ombudsman. en van klachten die zijn ingediend bij wethandhavingsautoriteiten,63x Bijv. KMar, Douane, politie en gemeentelijke handhavers. waarbij ook gekeken moet worden naar de afhandeling hiervan. Daarnaast kunnen kwalitatieve diepte-interviews met mensen die naar eigen zeggen etnisch profileren hebben ervaren, rijkere data opleveren waarmee we een beter beeld kunnen schetsen van de plegers en hun handelswijze, de beleving door de slachtoffers, de verbale en non-verbale bejegening tijdens de controles en verhoren, de inhoud van de communicatie tijdens de interacties, de specifieke settings waarbinnen de interacties plaatsvinden, op welke momenten ze plaatsvinden, hoelang deze interacties duren en tot slot, hoe de afhandeling van de meldingen en klachten verloopt, hoe de bejegening is tijdens deze procedures en wat de motieven van mensen zijn om wel of niet tot vervolgacties over te gaan. Dit is een belangrijk deel van het antwoord, omdat discriminatie door plegers vaak impliciet, subtiel en verhuld gebeurt,64x Gaetner & Dovidio 1986, p. 61-89; Crandall, Eshleman & O’Brien 2002, p. 359-378; Tyler 2003, p. 325-326. en dit dus ook voor onderzoekers die kwantitatieve surveys uitzetten onder verschillende doelgroepen of langdurig participerende observaties uitvoeren onder wets­handhavers en/of hen op kwalitatieve of kwantitatieve wijze interviewen, respectievelijk oppervlakkig of verhuld blijft.

    Noten

    • 1 Gemiddelde over de afgelopen vijf jaar, zie tabel: ‘Luchtvaart; maandcijfers Nederlandse luchthavens van nationaal belang’ in: CBS Statline, geraadpleegd op 8 maart 2022.

    • 2 Mobiel Toezicht Veiligheid, zie www.defensie.nl/onderwerpen/taken-in-nederland/grenstoezicht.

    • 3 M. van der Woude, T. Dekkers & J. Brouwer, ‘Over crimmigratie en discretionair beslissen binnen het Mobiel Toezicht Veiligheid … of Vreemdelingen … of Veiligheid?’, Tijdschrift voor Veiligheid 2015 (14) 2, p. 19-35.

    • 4 www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-financien/organisatie/organogram/directoraat-generaal-douane.

    • 5 Onder andere uit de Politiewet 2012, Wetboek van Strafvordering, Wet op de identificatieplicht, Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene douanewet.

    • 6 Een bricolage van onder andere ras, nationaliteit, cultuur, huidskleur, taal en religie.

    • 7 Zie bijv. European Union Fundamental Right Agency, EU-MIDIS II. Minorities and Discrimination Survey and Discrimination Survey. Main results, Luxembourg: Publications Office of the European Union 2017, p. 72 e.v.; Sociaal en Cultureel Planbureau, Ervaren discriminatie in Nederland II, Den Haag: SCP 2020, p. 83-84 en 147.

    • 8 In dit artikel wordt de meer gebruikelijke ‘ruime definitie’ van etnisch profileren gehanteerd, namelijk als minimaal één etnisch kenmerk een van de gronden voor de selectie en controle is en niet alleen wanneer een of meerdere etnische kenmerken de ‘enige’ grond zijn (zie J. Rojek, R. Rosenfeld & S. Decker, ‘The influence of driver’s race on traffic stops in Missouri’, Police Quarterly, 2004 (7) 1, p. 127-130), omdat in het eerste geval al sprake is van een ongelijke behandeling als beschreven in art. 1 Grondwet.

    • 9 Amnesty International, Proactief politieoptreden vormt risico voor mensenrechten. Etnisch profileren onderkennen en aanpakken, Amsterdam: Amnesty International 2013.

    • 10 Open Society Justice Initiative, Equality under pressure: The impact of ethnic profiling, Amsterdam: Amnesty International Nederland 2013.

    • 11 Zie ook: P. Rodrigues & M. van der Woude, ‘Etnisch profileren door de overheid en de zoektocht naar adequate remedies’, Crimmigratie & Recht 2021 (5) 2, p. 108-125.

    • 12 S. Çankaya, De controle van marsmannetjes en ander schorriemorrie. Het beslissingsproces tijdens proactief politiewerk. Den Haag: Boom Lemma uitgevers 2012, p. 18-21; J. van der Leun, M. van der Woude, R. Vijverberg, R. Vrijhoef & A. Leupen, Etnisch profileren in Den Haag. Een verkennend onderzoek naar beslissingen en opvattingen op straat, Den Haag: Boom Lemma uitgevers 2014, p. 1.

    • 13 Bijv. Çankaya 2012 (politie); J.S. Svensson, H. Sollie, & S. Saharso, Proactief handhaven en gelijk behandelen, Amsterdam: Reed Business 2012 (politie); Van der Leun et al. 2014 (politie); M. van der Woude, T.J.M. Dekkers & J. Brouwer, Beslissen in grensgebieden. Een onderzoek naar het Mobiel Toezicht Veiligheid zoals uitgevoerd door de Koninklijke Marechaussee. Den Haag: Boom criminologie 2016 (KMar); W. Landman & L. Kleijer-Kool, Boeven vangen. Een onderzoek naar proactief politieoptreden. Apeldoorn: Politie & Wetenschap/Amersfoort: Twynstra Gudde 2016 (politie); W. Landman & H. Sollie, Tegengaan van etnisch profileren. Een internationale literatuurstudie naar effecten van interventies. Apeldoorn: Politie & Wetenschap/Amersfoort: Twynstra Gudde 2018 (politie); T.J.M. Dekkers, Mobility, Control and Technology in Border Areas, Discretion and Decision-making in the Information Age. Leiden: Universiteit Leiden 2019 (KMar); J. Brouwer, Detection, Detention, Deportation, Criminal justice and migration control through the lens of crimmigration. Den Haag: Eleven 2020 (KMar).

    • 14 Çankaya 2012.

    • 15 Landman & Kleijer-Kool 2016.

    • 16 Van der Woude, Dekkers & Brouwer 2016.

    • 17 Op 22 september 2021 oordeelde de rechtbank Den Haag dat de KMar etniciteit (onder bepaalde voorwaarden) wel mag gebruiken in selectiebeslissingen in MTV-controles, omdat deze controles bedoeld zijn om de verblijfsstatus vast te stellen, etniciteit een objectieve aanwijzing kan zijn voor iemands niet-Nederlandse nationaliteit en dus ook van het niet in het bezit zijn van een Nederlandse verblijfsstatus, aldus de rechter (zie ECLI:NL:RBDHA:2021:10283). Zie ook P.R. Rodrigues, ‘Rechtbank Den Haag oordeelt gebruik etniciteit bij vreemdelingentoezicht toelaatbaar’, noot bij Rb. Den Haag 22 september 2021, Crimmigratie & Recht 2021, nr. 2, p. 180-184.

    • 18 Melding 7 en 21 zijn afkomstig van dezelfde persoon, maar betreffen verschillende ervaringen.

    • 19 M15 wordt vanwege problemen met het dragen van het mondkapje in het vliegtuig bij aankomst opgewacht door de KMar en vervolgens geboeid afgevoerd.

    • 20 Ibid.

    • 21 A. Bouabid, ‘Van datapaniek naar Marokkanenpaniek: Een kwalitatieve analyse van omvangrijke data met codes, code groups en networks in Atlas.ti’, Kwalon 2020, 74 (25) 2, p. 36-42.

    • 22 In 2019 vlogen nog ongeveer 81 miljoen mensen via Nederlandse luchthavens. In 2020, het jaar van het uitbreken van de coronapandemie, en 2021 vlogen er respectievelijk nog maar 23 en 29 miljoen mensen via Nederlandse luchthavens, zie tabel: ‘Luchtvaart; maandcijfers Nederlandse luchthavens van nationaal belang’ van CBS Statline; geraadpleegd op 23 maart 2022.

    • 23 Verderop in dit artikel ga ik hier dieper op in.

    • 24 Vgl. Brouwer 2020, p. 97-98.

    • 25 Om de anonimiteit van de betrokkenen te waarborgen, wordt in het hele artikel gebruikgemaakt van gefingeerde namen.

    • 26 B.L. Withrow, ‘When Whren won’t work: the effects of a diminished capacity to initiate a pretextual stop on police officer behavior’, Police Quarterly, 2007 (10) 4, p. 351-370; V. Gumbhir, But is it racial profiling? Policing, pretext stops, and the color of suspicion. New York: LFB Scholarly Publishing 2007; Çankaya 2012, p. 17; F. Bovenkerk, ‘Twee Marokkanen op een scooter? Die houd ik aan. Ethnic profiling in Nederland’, p. 209. In: M. Davidovic & A.B. Terlouw (red.), Diversiteit en discriminatie: Onderzoek naar processen van in- en uitsluiting, p. 203-222, Amsterdam: Amsterdam University Press 2014.

    • 27 J.D. Meloen, Omdat we Marokkanen zijn zeker? Een onderzoek naar de verhouding tussen de Marokkaanse jongeren en de politie in Leiden. Leiden: LISWO 1997, p. 82-83 en 100-104.

    • 28 A. Bouabid, De Marokkanenpaniek. Een geïntegreerde morele paniekbenadering van het stigma ‘Marokkaan’ in Nederland. Den Haag: Boom criminologie 2018, p. 216-232.

    • 29 C. Stangor, J.K. Swim, G.B. Sechrist, J. Decoster, K.L. Vanallen & A. Ottenbreit, ‘Ask, answer, and announce: Three stages in perceiving and responding to prejudice’, European Review of Social Psychology 2003, 14, p. 277-311.

    • 30 E.C. Pinel, ‘Stigma consciousness: the psychological legacy of social stereotypes’, Journal of Personality and Social Psychology, 1999, 76(1), p. 114-128.

    • 31 Pinel 1999; Bouabid 2018.

    • 32 T.R. Tyler, ‘Procedural justice, legitimacy, and the effective rule of law’, Crime and Justice, 2003, 30, p. 326-329.

    • 33 Hier ga ik later in het artikel verder op in.

    • 34 De wetshandhavers wijzen hier mogelijk op het relatief hoge aantal ‘bolletjesslikkers’ die ‘uit de Antillen en Suriname’ naar Nederland vliegen, maar kunnen ook doelen op mensen met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond.

    • 35 Çankaya 2012.

    • 36 S.L. Gaetner & J.F. Dovidio, ‘The aversive form of racism’. In: S.L. Gaertner & J.F. Dovidio (red.), Prejudice, Discrimination, and Racism, p. 61-89, San Diego: Academic Press 1986; C.S. Crandall, A. Eshleman & L. O’Brien, ‘Social norms and the expression and suppression of prejudice: the struggle for internalization’, Journal of Personality and Social Psychology, 2002, 82 (3), p. 359-378; Tyler 2003, p. 325-326.

    • 37 ‘Uncertainty’: E. Goffman, Stigma. Notes on the management of spoiled identity, Londen: Penguin 1963, p. 25.

    • 38 Tyler 2003, p. 327-329.

    • 39 Bouabid 2018, p. 217-218.

    • 40 Vgl. Brouwer 2020, 97-98.

    • 41 Tyler 2003.

    • 42 Tyler 2003.

    • 43 Meloen 1997, p. 82-83 en 100-104; Pinel 1999, p. 114-128; Bouabid 2018, p. 216-232.

    • 44 Van der Woude, Dekkers & Brouwer 2015, p. 19-35; Van der Woude, Dekkers & Brouwer 2016; P. Rodrigues & M. van der Woude, ‘Preventieve politiecontroles en interne grenscontroles in het Schengengebied’, Crimmigratie & Recht 2018 (2) 1, p. 17-29; Brouwer 2020.

    • 45 Van der Woude, Dekkers & Brouwer 2015; Brouwer 2020, p. 55-57.

    • 46 K. Lippert-Rasmussen, The Routledge Handbook of the Ethics of Discrimination. New York: Routledge 2018.

    • 47 Bijv. European Union Fundamental Right Agency, Towards More Effective Policing, Understanding and preventing discriminatory ethnic profiling: A guide. Luxembourg: Publications Office of the European Union 2010; Open Society Justice Initiative 2013; J.L. Eberhardt, Biased: uncovering the hidden prejudice that shapes what we see, think, and do. Londen: Penguin Books 2020; Controle Alt Delete, zie controlealtdelete.nl/articles/stopformulieren-en-definitiekwesties.

    • 48 ‘Friction’: Eberhardt 2020.

    • 49 T.R. Tyler & S.L. Blader, Cooperation in groups: Procedural justice, social identity, and behavioral engagement. Philadelphia: Psychology Press 2000; Tyler 2003, p. 329.

    • 50 E. Goffman, Stigma. Notes on the management of spoiled identity, Londen: Penguin 1963.

    • 51 C.M. Steele, S.J. Spencer & J. Aronson, ‘Contending with group image: the psychology of stereotype and social identity threat’, Advances in Experimental Social Psychology, 2002, 34, p. 379-440; Tyler 2003.

    • 52 Stangor et al. 2003.

    • 53 Çankaya 2012, p. 99-100.

    • 54 Zie ook I. Bartkowiak-Théron & N.L. Asquith, ‘Policing ethnic minorities: Disentangling a landscape of conceptual and practice tensions’. In: S. Ratuva (red.), The Palgrave Handbook of Ethnicity. Singapore: Palgrave Macmillan 2019; Brouwer 2020, p. 100-101.

    • 55 Zie voetnoot 22.

    • 56 Slechts één op de vijf mensen die discriminatie ervaren doen melding bij een gezagsinstantie en slechts 3% bij registratie-instanties als antidiscriminatievoorzieningen of het Meldpunt Internet Discriminatie, zie: Sociaal en Cultureel Planbureau 2020, p. 62-63; I. Andriessen, Discriminatie herkennen, benoemen en melden. Den Haag: SCP 2017, p. 16.

    • 57 Zie onder andere: C.R. Kaiser & B. Major, ‘A social psychological perspective on perceiving and reporting discrimination’, Law & Social Inquiry, 2006, 31 (4), p. 801-830; B. Major & C.R. Kaiser, ‘Perceiving and Claiming Discrimination’. In: L.B. Nielsen & R.L. Nelson (red.), Handbook of Employment Discrimination Research: Rights and Realities, New York: Springer 2008; European Union Fundamental Right Agency 2017, p. 18; Sociaal en Cultureel Planbureau 2020, p. 24 en 60-63; Nationale Ombudsman, Verkleurde beelden. Hoe moet de overheid omgaan met klachten over etnisch profileren? Den Haag: Nationale Ombudsman 2021, p. 25-29.

    • 58 Bouabid 2018, p. 234-245.

    • 59 Rodrigues & Van der Woude 2021, p. 108-125.

    • 60 Van der Woude, Dekkers & Brouwer 2015, p. 19-35.

    • 61 Van der Woude, Dekkers & Brouwer 2016.

    • 62 Bijv. ADV’s, politie, College voor de Rechten van de Mens, Meldpunt internet Discriminatie (MiND) en de Nationale Ombudsman.

    • 63 Bijv. KMar, Douane, politie en gemeentelijke handhavers.

    • 64 Gaetner & Dovidio 1986, p. 61-89; Crandall, Eshleman & O’Brien 2002, p. 359-378; Tyler 2003, p. 325-326.