DOI: 10.5553/NTS/266665532020035002012

Nederlands Tijdschrift voor StrafrechtAccess_open

Actualiteiten rechtspraak

NTS 2020/35

HR 11 februari 2020, 18/03411, ECLI:NL:HR:2020:222

DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
, 'NTS 2020/35', Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht 2020-2, p. 112-113

Dit artikel wordt geciteerd in

    • Gebruikmaken van een tolk die niet is ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers en het schriftelijk vastleggen van de redenen daarvoor a.b.i. art. 28.4 Wet beëdigde tolken en vertalers

    • Aantekening redactie

      De verdachte in deze zaak is door Hof Den Haag wegens verkrachting veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. Het middel klaagde dat tijdens de zitting in hoger beroep in strijd met de wet gebruik is gemaakt van een niet in het Register beëdigde tolken en vertalers ingeschreven tolk, zonder dat daaraan een geldige reden ten grondslag lag, althans dat de reden voor afwijking van de afnameplicht onvoldoende is gemotiveerd. Het is van groot belang dat binnen de strafrechtsketen enkel gebruik wordt gemaakt van gerechtstolken en beëdigd vertalers waarvan de kwaliteit en integriteit gewaarborgd is. Via een afnameplicht wordt gewaarborgd dat ook enkel van deze gerechtstolken en beëdigd vertalers gebruik wordt gemaakt. Artikel 28 Wet beëdigde tolken en vertalers maakt echter wel mogelijk dat gebruik wordt gemaakt van een niet in het Register beëdigde tolken en vertalers ingeschreven tolk of vertaler. Het betreft hierbij de situatie dat een gerechtstolk of beëdigd vertaler niet of niet tijdig beschikbaar is. Dit is op zich voor de hand liggend nu een verdachte op grond van de wet en op basis van artikel 6 EVRM nu eenmaal recht heeft op een tolk of vertaler. Indien dus geen gerechtstolk of beëdigd vertaler beschikbaar is, zal gebruik gemaakt (moeten) worden van een tolk of vertaler die niet in het register staat ingeschreven. Dit moet dan wel voorzien van een motivering schriftelijk worden vastgelegd.1x Zie lid 1, 3 en 4 van art. 28 Wet beëdigde tolken en vertalers. Op deze wijze kan in het vervolg van een procedure worden nagegaan wie als tolk of vertaler is opgetreden. Dit biedt enerzijds een waarborg dat zorgvuldig met de afnameverplichting wordt omgegaan en biedt voorts duidelijkheid wie als tolk of vertaler heeft gefungeerd.2x Kamerstukken II 2004/05, 29936, nr. 3, p. 23-24. Was in de onderhavige zaak voldaan aan deze plicht? Het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep hield het volgende in:

      ‘Ter terechtzitting is aanwezig [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1966, wonende te [plaats], tolk in de Tunesische taal, die niet in het Register beëdigde tolken en vertalers is ingeschreven. Nu een in het Register ingeschreven tolk in deze taal niet (tijdig) beschikbaar was, wordt al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen door voornoemde tolk vertolkt. Alvorens met zijn werkzaamheden aan te vangen, legt de tolk in handen van de voorzitter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed af dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen.

      (…)

      De raadsvrouw voert het woord tot verdediging overeenkomstig haar overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotities.

      In aanvulling daarop voert de raadsvrouw aan:

      Omdat het hof de laatste feitelijke instantie is, wilde cliënt graag worden bijgestaan door een tolk. Hij hoopte dat hij daardoor beter zijn visie op de zaak zou kunnen overbrengen. Hij heeft er geen rekening mee gehouden dat dit vragen zou oproepen of afbreuk aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen zou doen. Cliënt blijft bij zijn eerder afgelegde verklaringen.’

      Volgens de Hoge Raad heeft het hof hiermee toereikend de redenen vastgelegd als bedoeld in artikel 28 lid 4 Wet beëdigde tolken en vertalers. Tot een nadere motivering was het hof niet gehouden, mede in aanmerking genomen dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep door of namens de verdachte geen bezwaren zijn ingebracht tegen het gebruik maken van de daar aanwezige tolk. Door de raadsvrouw werd niets aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat verdachte benadeeld zou zijn door het gebruik maken van een niet in het register ingeschreven tolk.

    Noten

    • 1 Zie lid 1, 3 en 4 van art. 28 Wet beëdigde tolken en vertalers.

    • 2 Kamerstukken II 2004/05, 29936, nr. 3, p. 23-24.


Print dit artikel