E. Sikkema Mr. dr. E. Sikkema is wetgevingsadviseur bij de Afdeling advisering van de Raad van State.
Citaties in dit artikel
Bont, de
Knevelarij!?
TFB , 2020
Herreveld
Knevelarij in toeslagenaffaire vraagt om strafvervolging ambtenaren
FD , 2020
Smidt
Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, deel III , 1891
Sikkema
Ambtelijke corruptie in het strafrecht (diss. Groningen) , 2005
Vries Robbé, de
Ambtscriminaliteit aangegeven? , 2008
Sikkema
Twee wetsvoorstellen over de strafbare overheid
NJB , 2006
Download citeerwijze bij dit artikel
Onderwerpen
Juridisch > Strafrecht
Samenvatting
De toeslagenaffaire laat zien dat de mogelijkheid van strafvervolging van individuele ambtenaren wegens knevelarij in de praktijk in beeld kan komen. In deze bijdrage wordt helderheid verschaft over de reikwijdte en betekenis van de strafbaarstelling van knevelarij. Het strafrechtelijke onderzoek dat naar aanleiding van de aangifte door het ministerie is ingesteld, zal moeten uitwijzen of er in de toeslagenaffaire inderdaad sprake is geweest van knevelarij. Veel zal daarbij afhangen van het antwoord op de vragen of en in hoeverre – en op welk moment – individuele ambtenaren van het onverschuldigde karakter van de teruggevorderde bedragen op de hoogte waren.
U heeft geen toegang tot deze publicatie Beste bezoeker, om de inhoud te raadplegen heeft u een abonnement nodig op deze publicatie of de collectie waar deze publicatie deel van uitmaakt. Neem contact op met klantenservice@boomportaal.nl voor meer informatie over de mogelijkheden en prijzen.
Kopen in de webshop Deze publicatie is ook te vinden in onze webshop. Sommige publicaties hebben ook de mogelijkheid om direct toegang te kopen tot het online boek.
Heeft de rechtbank het beklag ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard?
SR Updates
Kon het hof gijzeling bepalen in plaats van vervangende jeugddetentie, nu de na het begaan van het strafbare feit opgetreden verandering in het sanctierecht niet ten gunste van de verdachte werkt?
Herziening.
Is sprake van nieuwe bezwaren als bedoeld in artikel 255 Sv en kon het hof bij het oordeel om het jeugdstrafrecht niet toe te passen de ‘ernst van feit’ en de leeftijd van de verdachte ten tijde van de berechting betrekken?
Zijn civielrechtelijke bepalingen over bedrog en dwaling op grond van schakelbepalingen van overeenkomstige toepassing op de strafrechtelijke transactie in zin van artikel 74 Sr?
Heeft het hof bewijsmiddelen gebruikt die niet redengevend zijn voor de bewezenverklaring?