DOI: 10.5553/TBSenH/229567002023009006002

Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & HandhavingAccess_open

Artikel

Het leed achter financieel-economische delicten

Trefwoorden slachtofferschap, financieel-economisch strafrecht, erkenning, slachtofferloze delicten, leed
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Prof. mr. M. Nelemans en Dr. mr. A.K. Bosma, 'Het leed achter financieel-economische delicten', Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving 2023, p. 266-272

    In het financieel-economisch strafrecht is het relatief stil op het gebied van slachtofferrechten. In deze bijdrage bespreken we hoe dat komt. We verwerpen allereerst de idee dat het financieel-economisch strafrecht vooral ‘slachtofferloze delicten’ omvat. We tonen juist aan dat slachtofferschap een zwaardere en meer diverse impact heeft dan vaak gedacht wordt. Sterker nog, deze delicten hebben grote (maatschappelijke) schade die in verschillende vormen voelbaar is voor potentieel grote groepen mensen. Het claimen van de status ‘slachtoffer’ is echter geen sinecure. Veel delicten worden buiten het strafrecht afgedaan of worden niet als volledig slachtofferwaardig gezien

Dit artikel wordt geciteerd in

    • 1. Inleiding

      Strafvordering is gericht op het bevorderen van een in alle opzichten adequate reactie op een (vermoedelijk) gepleegd strafbaar feit.1x M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het onderzoek ter terechtzitting. Eerste interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Groningen: RUG 1999 (zie uitdrukkelijk p. 15-16); M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het vooronderzoek in strafzaken. Tweede interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Gouda Quint 2001. Dat met het zinsdeel ‘in alle opzichten’ tevens een adequate reactie richting het slachtoffer van het bedoelde strafbare feit wordt bedoeld, is – ondanks de haken en ogen die met de naleving gemoeid gaan2x Zie bijvoorbeeld F. Augusteijn, C. Bijleveld & A. Pemberton, ‘De praktijk van slachtofferrechten: de perceptie van professionals. Een exploratief onderzoek naar de naleving van slachtofferrechten’, Proces 2022, p. 35-53. – inmiddels een breed geaccepteerd standpunt. Dit wordt nog maar eens bevestigd door het gegeven dat in dit tijdschrift met een overhang naar daderschap een special issue speciaal wordt gewijd aan slachtoffers.

      En toch is het uitzonderlijk om te schrijven over slachtoffers in het bijzonder strafrecht en dan met name van financieel-economische delicten. Denk daarbij bijvoorbeeld aan: handel met voorwetenschap, marktmanipulatie, boekhoudfraude, faillissementsfraude, het maken van mededingingsbeperkende afspraken of het niet naleven van bepaalde meer technische voorschriften in de Wet op het financieel toezicht of andere financiële wetten. Ter illustratie:

      • Indien iemand handelt met voorwetenschap, wordt doorgaans een oneigenlijk voordeel behaald. Het is evenwel niet meteen duidelijk wie dan schade heeft geleden.

      • Als de koers van een aandeel wordt gemanipuleerd, zijn er theoretisch slachtoffers, maar die melden zich doorgaans niet bij de autoriteiten.

      • Bij boekhoudfraude kunnen stakeholders van het bedrijf grote verliezen lijden, alleen is dit regelmatig op een meer abstract niveau en dan vergt het complexe analyses om te bepalen wie ‘slachtoffer’ is geworden.

      Dit type vergrijpen leidt tot slachtofferschap, maar de slachtoffers blijven nagenoeg altijd buiten het strafrecht.

      Slachtofferrechten lijken te zijn geschreven met het commune strafrecht in het achterhoofd, het type delict waarbij de ene (individuele) burger leed heeft ervaren door toedoen van een andere (individuele) burger, waarop de overheid het vervolgingsmonopolie inzet om ook de maatschappelijke, morele afkeuring te tonen. Zo benadert de slachtoffermonitor het slachtofferschap met name vanuit het commune strafrecht en heeft deze monitor daarmee een focus op geweldsmisdrijven, vermogensmisdrijven en openbare orde en vernieling.3x De meest recente versie is gepubliceerd in 2023. Opgenomen vermogensdelicten zijn: diefstal van spullen of geld, (poging tot) inbraak, overval, phishing, identiteitsfraude, online koop- en verkoopfraude, sextortion. Zie A. Andringa, S. Bruijn, F. ten Doeschot, L. Klein Kranenburg & S. Zebel, Slachtoffermonitor 2022, WODC 2023. Maar het volgt ook uit publicaties: de meeste wetenschappelijke artikelen over slachtofferparticipatie, zowel nationaal als internationaal, richten zich niet op slachtofferschap veroorzaakt door delicten die zijn genoteerd in het bijzonder strafrecht, maar op slachtofferschap door interpersoonlijk geweld:4x R.L. Holder & E. Englezos, ‘Victim participation in criminal justice: a quantitative systematic and critical literature review’, International Review of Victimology, 2023, doi: 02697580231151207. zedenzaken, mishandeling, en moord- en doodslag. Met andere woorden: in de victimologische literatuur is het relatief stil over slachtofferschap in relatie tot meer abstracte financieel-economische delicten. Van Dijk en Hutten schrijven zelfs dat vic­timologen (overigens net als criminologen) ‘schitteren door afwezigheid’ in onderzoek naar het veelal slachtofferloos gewaande delict corruptie.5x S. van Dijk & M. Hutten, ‘Victimologie en corruptie: over slachtoffers van een (al dan niet) slachtofferloos delict, Tijdschrift voor Criminologie 2020, p. 81.

      De vraag is hoe dat komt. Bedient het financieel-economisch strafrecht vooral ‘slachtofferloze delicten’, is het slachtofferschap of de schade (en het causaal verband tussen de twee) lastig vast te stellen in een strafprocedure of zijn slachtoffers hier nog wel ‘de vergeten partij’?

      In deze bijdrage geven we een introductie op het leed achter deze delicten en de vaststelling van slachtofferschap op basis van dit leed. We beantwoorden uiteindelijk de vraag hoe het mogelijk komt dat in het financieel-economisch strafrecht nog bijzonder weinig wordt gesproken over slachtofferparticipatie.

      De indeling van deze bijdrage is als volgt. We beginnen met de contouren van financieel-economische delicten (paragraaf 2) en geven daarna een indeling naar financiële gevolgen en bewustzijn (paragraaf 3). In paragraaf 4 stellen we de notie van slachtofferloze delicten aan de orde. In paragraaf 5 richten we ons op de schade als gevolg van slachtofferschap van een financieel-economisch delict: de financiële, emotionele en maatschappelijke schade. In paragraaf 6 sluiten we deze bijdrage af met een overkoepelende reflectie.

    • 2. Contouren van financieel-economische delicten

      Nelemans heeft in zijn oratie de contouren van het financieel strafrecht geschetst door een koppeling te maken met de financiële sector.6x M. Nelemans, Verantwoord financieel strafrecht, Tilburg University 2015, p. 21-25. Het financieel-economisch strafrecht is breder dan het financieel strafrecht en omvat ook delicten in sectoren buiten de financiële sector en delicten gericht op financieel gewin die niet meteen te koppelen zijn aan een specifieke sector maar meer algemeen plaatsvinden in het economische verkeer. Zo kan een farmaceutisch bedrijf zich schuldig maken aan omkoping of kan een oplichter zich via de telefoon voordoen als een medewerker van ING om de details van de bankrekening aan iemand te ontfutselen. Voor deze bijdrage nemen we het begrip financieel-economische delicten ruim door uit te gaan van delicten in het financiële of economische verkeer.

      Het doel van deze bijdrage is om meer aandacht te vestigen op de bredere gevolgen van financieel-economische delicten voor slachtoffers. Deze gevolgen hoeven niet alleen financieel van aard te zijn. Het begint evenwel meestal wel met een financieel verlies en de bewustwording daaromtrent.

      In sommige gevallen zullen financieel-economische delicten (al dan niet via een melding) worden gedetecteerd door de verantwoordelijke toezichthouder (bijvoorbeeld de Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank, de Autoriteit Consument & Markt of een andere toezichthouder) of via een aangifte door het Openbaar Ministerie worden onderzocht.7x In sommige gevallen is er sprake van zelfonderzoek hetgeen tot self-reporting bij de autoriteiten kan leiden. Zie over zelfonderzoeken onder meer S.S. Buisman, ‘Oneerlijk versus ongepast. Waarom zelfonderzoek naar fraude en corruptie iets anders is dan zelfonderzoek naar grensoverschrijdend gedrag’, TBS&H 2023, p. 103-104. Echter, een deel van financieel-economische criminaliteit zal niet door de autoriteiten worden ontdekt of aangepakt.

      Dan blijft voor eventuele slachtoffers in voorkomend geval nog de mogelijkheid over van een civielrechtelijke procedure om genoegdoening te krijgen. Echter, de complexiteit van veel financieel-economische criminaliteit maakt dat dit regelmatig niet mogelijk is vanwege de bewijspositie van een slachtoffer of omdat de kosten van een procedure niet opwegen tegen de verwachte opbrengsten. Afhankelijk van het type delict en het aantal slachtoffers, zou mogelijk een collectieve actie kunnen worden ondernomen. Dan is het wel nodig dat slachtoffers zich constructief kunnen verenigen.

      Bewust van het delict en het financieel verliesOnbewust omdat het delict niet is ontdekt of het financieel verlies niet bekend is
      Individueel slachtoffer of groep slachtoffers Een slachtoffer of groep van slachtoffers die financiële schade hebben geleden door een financieel-economisch delict en zich bewust zijn van deze schade. Voorbeeld: Marktplaatsoplichting. Een slachtoffer of groep van slachtoffers die financiële schade hebben geleden door een financieel-economisch delict en zich niet bewust zijn van deze schade. Voorbeeld: niet ontdekte handel met voorwetenschap of niet ontdekte boekhoudfraude.
      Overheid c.q. maatschappij als slachtoffer De overheid die financiële schade heeft geleden door een financieel-economisch delict en zich bewust is van deze schade. Voorbeeld: belastingfraude. De overheid die financiële schade heeft geleden door een financieel-economisch delict en zich niet bewust is van deze schade. Voorbeeld: niet ontdekt misbruik van coronasubsidies door ondernemers.

    • 3. Een indeling naar financiële gevolgen en bewustzijn

      Voor het vervolg van deze bijdrage schetsen we een aantal categorieën van financiële gevolgen voor slachtoffers en het bewustzijn daarbij.

      We bespreken hierna ieder van deze vier categorieën om deze meer concreet te maken.

      De eerste categorie gaat over bewust slachtofferschap van een individu of groep. In de kern gaat het om personen die slachtoffer zijn geworden van een financieel-economisch delict en daardoor geld of andere activa zijn verloren. Ze zijn zich zeer bewust van dit verlies. Deze categorie omvat verschillende vormen van financieel-economische delicten zoals bijvoorbeeld telefoonfraude, phishing, identiteitsfraude, Marktplaats­oplichting, Whatsappfraude, skimmen, cryptofraude, ­afpersing met ransomware en beleggingsfraude.

      De tweede categorie betreft onbewust slachtofferschap van een individu of groep. In de kern gaat het om personen die slachtoffer zijn geworden van een (nog) niet ontdekt of vastgesteld financieel-economisch delict of waarbij het financieel verlies niet of onvoldoende bekend is. Ze hebben dus wel een financieel verlies geleden, maar zijn zich daarvan (nog) niet bewust of slechts in beperkte mate. Deze categorie omvat verschillende vormen van financieel-economische delicten zoals bijvoorbeeld handel met voorwetenschap, marktmanipulatie, boekhoudfraude, faillissementsfraude, niet naleven van bepaalde meer technische voorschriften in de Wet op het financieel toezicht en mededingingsbeperkende afspraken.

      De derde categorie betreft bewust maatschappelijk slachtofferschap. In deze situatie gaat het om de overheid die slachtoffer is geworden van een financieel-economisch delict en daardoor geld of andere activa heeft verloren of niet kan incasseren. De overheid is zich bewust van dit verlies en door de media het grote publiek ook. Een deel van het publiek kan dit als een eigen verlies beschouwen. Deze categorie omvat verschillende vormen van financieel-economische delicten zoals bijvoorbeeld de mondkapjesdeal die is gefinancierd met belastinginkomsten,8x Zie hierover verder M. Nelemans & S.S. Buisman, ‘De mondkapjesdeal: de fraudeur ontmaskerd?’, TBS&H 2022, p. 315-320. misbruik van coronasubsidies door ondernemers, omkoping van gemeenteambtenaren, omzeilen van Russische sancties, witwassen van crimineel vermogen in Dubai en belastingfraude.

      De vierde categorie gaat over onbewust maatschappelijk slachtofferschap. In deze situatie gaat het om de overheid die slachtoffer is geworden van een financieel-economisch delict en daardoor geld of andere activa heeft verloren of niet kan incasseren. De overheid en het grote publiek zijn zich (nog) niet bewust van dit verlies. Deze categorie omvat in wezen dezelfde vormen van financieel-economische delicten als genoemd onder de derde categorie, maar deze zijn nog niet ontdekt of nog niet bekend bij het grote publiek.

    • 4. Slachtofferloze delicten?

      De term ‘slachtofferloos’ wordt gebruikt om delicten aan te merken waar geen ‘verliezer’ bestaat of waar deze verliezer niet aanwijsbaar is. Bijvoorbeeld gedragingen die bij wet verboden zijn, maar waar het delict het resultaat is van een overeenkomst op de ‘markt van de misdaad’ worden slachtofferloos genoemd: vragers en aanbieders van illegale of illegaal verkregen goederen of diensten die elkaar treffen, waarbij de dader een financiële prijs voor zijn misdaad krijgt. Gedacht kan worden aan drugs- of wapenhandel, mensensmokkel of – indien gecriminaliseerd – prostitutie.9x F. van Tulder, ‘De markt van misdaad’, Tijdschrift voor Criminologie 2010, p. 218-229. In het financieel-economisch strafrecht is deze gedachte van het slachtofferloze delict nog niet echt ontwikkeld. Een gedraging die hiervoor in aanmerking zou kunnen komen is witwassen, hetgeen veelal een overeenkomst is op de markt van de misdaad om de herkomst van illegaal verdiend vermogen aan het zicht te onttrekken. Bij omkoping gaat het ook om een zakelijke transactie tussen twee partijen en hoeft er niet altijd sprake te zijn van een aanwijsbaar slachtoffer van de omkoping. Verder kan worden gedacht aan mededingingsbeperkende afspraken waarbij de zakelijke afspraken potentieel nadelig zijn voor de markt, maar een slachtoffer niet direct is aan te wijzen. En, ten slotte, in de context van handel met voorwetenschap is de discussie nog altijd niet beslecht wie schade lijdt van een transactie gebaseerd op voorwetenschap.

      De vraag is echter of de verliezers in alle delicten die slachtofferloos lijken afwezig zijn, of dat zij slechts niet direct zichtbaar zijn, te ver van het primaire delict verwijderd of dat de schade zodanig ‘versnipperd’ is dat niemand echt wordt aangewezen als slachtoffer. In veel gevallen ondervindt de maatschappij echter wel degelijk zeer negatieve gevolgen van bijvoorbeeld corruptie of milieucriminaliteit.10x S. van Dijk & M. Hutten, ‘Victimologie en corruptie: over slachtoffers van een (al dan niet) slachtofferloos delict, Tijdschrift voor Criminologie 2020, p. 80-90.

      Dat het bij financieel-economische delicten vaak lijkt alsof het delict slachtofferloos is, komt, zoals in de paragraaf hierboven uiteengezet, ten eerste omdat de slachtoffers in veel gevallen zichzelf niet bewust zijn van het slachtofferschap. Veel financieel-economische delicten worden niet ontdekt. Er zijn veel slachtoffers die niet of pas (veel) later tot het besef komen dat ze een financieel verlies hebben geleden. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij beleggingsfraude. Zo hebben de slachtoffers van Bernie Madoff jarenlang geen benul gehad dat ze reeds een zwaar verlies hadden geleden. Een tweede reden is dat degenen die schade hebben geleden niet individueel aanwijsbaar zijn. Er is wel maatschappelijke schade, maar deze is moeilijk toewijsbaar aan iemand die zich meldt als slachtoffer. Een voorbeeld is een bedrijf dat de Russische sancties omzeilt, waarbij er wel maatschappelijke schade is en mogelijk ongenoegen en een competitief nadeel bij bedrijven die zich wel houden aan de Russische sancties.

      Indien het gaat om maatschappelijke schade of een verlies geleden door de overheid, zoals bijvoorbeeld in de mondkapjesdeal, zijn de mogelijkheden om als individu een (strafrechtelijke) overheidsreactie af te dwingen beperkt. Belangrijk in dit kader is artikel 12 Sv, dat belanghebbenden de mogelijkheid biedt zich bij het hof te ­beklagen over het nalaten van vervolging van een strafbaar feit door het Openbaar Ministerie. Beklag kan ook worden gedaan door meerdere personen. Het aantonen van het belang bij de vervolging zal echter gepaard gaan met hindernissen. Voor een succesvolle klacht moet ook zijn voldaan aan de voorwaarde dat het gaat om een zaak waarin een opsporingsindicatie aanwezig is en de mogelijkheid op een kansrijke vervolging niet bij voorbaat is uitgesloten. Ook daarop is vaak genoeg af te dingen.

      Daar komt nog bij dat slachtoffers die wel aanwijsbaar zijn en ook aantoonbaar schade hebben geleden niet altijd op zoek gaan naar erkenning of genoegdoening, of dat de schade niet als slachtofferwaardig wordt gezien. Deze redenen worden hieronder uitgewerkt.

      4.1 Gebrekkige slachtofferwaardigheid

      In het strafrecht kwalificeert eenieder die enig nadeel heeft ondervonden als gevolg van een strafbaar feit (artikel 51a Sv) als slachtoffer.11x In andere jurisdicties is dat niet anders, zie in Europees verband ook de vergelijkbare definitie in art. 2 van de zogenoemde slachtofferrichtlijn (Richtlijn 2021/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ). Indien een individu12x Overigens kan ook een rechtspersoon kwalificeren als slachtoffer. zich bewust is van schade opgelopen door een financieel-economisch delict dat als zodanig gecriminaliseerd is in een van de bijzondere strafwetten, kwalificeert deze persoon als slachtoffer. Dat gebeurt echter niet automatisch: het slachtoffer moet zich in enige vorm als zodanig kenbaar maken. Meestal gebeurt dat bij aangifte van het misdrijf.

      Slachtofferschap is – overigens net als daderschap – een sociaal geconstrueerd begrip.13x A.K. Bosma & E. Mulder, ‘Het ideale slachtoffer’, in: J. van Doorn, J. Brands, M.J.J. Kunst, E.R. Muller, A. Pemberton & L. van Reemst (red.), Slachtoffers: Onderzoek, beleid en praktijk (p. 79-99), Deventer: Wolters Kluwer 2023. Het slachtofferlabel hangt niet alleen samen met het benadrukken van juridische, maar ook sociale en epistemologische verschillen met de status van een niet-slachtoffer. In hoeverre de claim op de status van slachtoffer sociaal geaccepteerd wordt, hangt af van de maatschappelijke perceptie van slachtofferwaardigheid.

      De criminologische theorie van ‘ideaal slachtofferschap’ laat zien dat verhalen van slachtofferschap die voldoen aan bepaalde criteria het snelst geaccepteerd worden als succesvolle claim op het slachtofferlabel, waardoor het slachtoffer ook als zodanig wordt gerespecteerd en behandeld.14x N. Christie, ‘The ideal victim’, in: E.A. Fattah (red.), From Crime Policy to Vic­tim Policy, Basingstoke: Macmillan 1986, p. 17-30. Het slachtoffer is zwak, maar heeft een respectabele reputatie en was ten tijde van het slachtofferschap niet op een ‘vreemde’ plek – kortom: men kan het slachtoffer niets verwijten en het slachtoffer had zich niet beter kunnen verdedigen tegen de aanval. De dader in het ideale slachtofferverhaal is daarentegen groot en slecht, de belichaming van het kwaad dat onvermijdelijk en weloverwogen toeslaat. Slachtofferverhalen die afwijken van dit beeld kunnen evengoed legitieme verhalen van slachtofferschap behelzen, maar worden niet zo snel als zodanig herkend, en daardoor ook in mindere mate erkend. De slachtofferwaardigheid van deze verhalen is, in de publieke perceptie, lager.

      De maatschappelijke perceptie van slachtofferwaardigheid heeft, ondanks de relatief heldere definitie van slachtofferschap in het strafrecht, ook gevolgen voor de juridische behandeling van de zaak. Onderzoek laat zien dat juridisch relevante beslissingen beïnvloed kunnen worden door de mate waarin het slachtoffer als ideaal slachtoffer wordt gezien.15x Bijvoorbeeld M. Inzunza, ‘The significance of victim ideality in interac­tions between crime victims and police officers’, International Journal of Law, ­Crime and Justice 2022, artikel 100522; D. Patterson, ‘The linkage be­tween secondary victimization by law enforcement and rape case out­comes’, Journal of Interpersonal Violence 2011, p. 328-347. Niets menselijks is de jurist vreemd, en hoewel het strafrecht diverse waarborgen biedt tegen bias, kunnen overwegingen van geloofwaardigheid en perceptie ook in dit systeem niet uitgesloten worden.

      Voor slachtofferschap in de hoek van het financieel-economisch strafrecht geldt dat veel slachtoffers niet als ideale slachtoffers worden gezien.16x C. Cross, ‘Denying victim status to online fraud victims: the challenges of being a ‘non-ideal victim’, in: M. Duggan (red.), Revisiting the ‘ideal victim’, Bristol: Policy Press 2018, p. 243-252. Het genoemde voorbeeld van Marktplaatsoplichting in paragraaf 3, waarbij sprake is van een individueel slachtoffer dat kan kwalificeren als slachtoffer in de zin van artikel 51a Sv, wordt al snel de vraag gesteld waarom het slachtoffer überhaupt is afgegaan op ‘louche advertenties op een website waarvan het een feit van algemene bekendheid is dat enige oplettendheid geboden is’. Een ander voorbeeld: slachtoffers van investeringsfraude worden gezien als hebzuchtig, en daardoor minder slachtofferwaardig of zelfs medeschuldig aan het delict.17x S. Nataraj-Hansen, ‘“Should’ve known better”: Using Lerner’s Belief in a Just World to understand how the Fraud Justice Network observe victims of online romance and investment frauds’, International Review of Vic­timology 2023, doi 02697580231167901. Hiermee willen wij niet zeggen dat het slachtofferschap niet legitiem is of dat deze twijfel terecht is, maar aantonen dat dit type slachtofferschap in de maatschappelijke perceptie minder voldoet aan het stereotype beeld van slachtofferschap dat direct erkenning krijgt. Behalve minder erkenning is in deze voorbeelden zelfs sprake van blaming the victim: niet alleen blijft erkenning uit, maar ook wordt de oorzaak van het slachtofferschap gezocht in gedrag van het slachtoffer. Ook deze vorm van uitsluiting komt vaak voor bij slachtoffers van financieel-economische delicten.18x Zie bijvoorbeeld C. Cross, ‘No laughing matter: Blaming the victim of online fraud’, International Review of Victimology 2015, 21(2), p. 187-204.

      4.2 Bewust en individueel slachtofferschap zonder claim op slachtofferschap

      Slachtoffers die zichzelf als zodanig herkennen en tevens kunnen kwalificeren als slachtoffer in de zin van artikel 51a Sv, kiezen er niet altijd voor om zich als slachtoffer kenbaar te maken, of kunnen niet altijd terecht in het strafrecht, waar ze – eenmaal geïdentificeerd als slachtoffer – gebruik kunnen maken van slachtofferrechten.

      Ten eerste is het strafrecht niet altijd de aangewezen route waarmee wordt gereageerd op financieel-economische delicten. In sommige gevallen zullen financieel-economische vergrijpen worden gedetecteerd door de verantwoordelijke toezichthouder (bijvoorbeeld de Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank, de Autoriteit Consument & Markt of een andere toezichthouder) en dan hangt het af van de bereidheid van deze toezichthouders om verder onderzoek te doen, te handhaven en eventueel aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie. Indien het delict bekend is bij het slachtoffer, kan het slachtoffer wel melding doen bij de toezichthouder en eventueel aangifte doen bij het Openbaar Ministerie, maar deze melding en aangifte worden niet noodzakelijk opgevolgd en dit opent dan alsnog geen deuren voor het slachtoffer.

      Ten tweede willen slachtoffers niet altijd aangifte doen vanwege schaamte en nemen ze dan het financiële verlies.19x M. Button, C. Lewis & J. Tapley, ‘Not a victimless crime: The impact of fraud on individual victims and their families’, Security Journal 2014, p. 36-54. Slachtoffers die zichzelf wel herkennen als slachtoffer anticiperen daarmee op de maatschappelijke negatieve of ontkennende reacties die ze als gevolg van hun verklaring over slachtofferschap verwachten te krijgen.

      Een andere reden dat slachtoffers weinig betrokken willen zijn in een strafrechtelijk traject is omdat het vooraf vaak weinig zinvol lijkt om aangifte te doen: niet alleen is het bij diverse vormen van slachtofferschap in de hoek van het financieel-economisch strafrecht nog maar de vraag of uiteindelijk een dader strafrechtelijk verantwoordelijk gehouden kan worden. Veel financieel-economische misdragingen worden tegenwoordig binnen het bestuursstrafrecht onderzocht en afgehandeld, ook als het gaat om een norm die eveneens strafrechtelijk zou kunnen worden gehandhaafd. En als het om een puur strafrechtelijk delict gaat, dan kan de feitelijke of juridische complexiteit van de zaak, of het relatief beperkte verlies per individu, slachtoffers afschrikken om aangifte te doen. Dan wordt het verlies maar genomen. Ook is draagkracht bij de dader nodig om schadevergoeding te kunnen realiseren.20x De voorschotregeling biedt wel enige uitkomst indien de rechter een schadevergoedingsmaatregel oplegt: voor natuurlijke personen betaalt de overheid een voorschot van maximaal € 5.000 indien de veroordeelde niet binnen acht maanden betaalt. Indien het bij voorbaat zinloos lijkt om aangifte te doen, is het voorstelbaar dat aangiftebereidheid laag is.

      Juist omdat de politie zo afhankelijk is van aangiften van slachtoffers voor het ontdekken van criminaliteit – Tankebe noemt aangiftes zelfs de ‘lifeblood of the police’21x J. Tankebe, ‘Viewing Things Differently: The Dimensions of Public Perceptions of Police Legitimacy’, Criminology, 2013, p. 103-135. – versterkt lage aangiftebereidheid het (onjuiste) idee dat financieel-economische delicten slachtoffer­loze delicten zijn.

      Zoals eerder opgemerkt, kan in voorkomend geval nog de weg van een civielrechtelijke procedure worden bewandeld. Echter, de complexiteit van veel financieel-economische criminaliteit maakt dat dit regelmatig niet mogelijk is vanwege de bewijspositie van een slachtoffer of omdat de kosten van een procedure niet opwegen tegen de verwachte opbrengsten. En bij grootschalige misdragingen is het maar zeer de vraag of een collectieve procedure van de grond kan komen omdat de bewijslast zwaar is (zonder steun van autoriteiten) of omdat slachtoffers niet in staat zijn zich afdoende te verenigen.

    • 5. Financiële, emotionele en maatschappelijke schade

      5.1 Financiële schade

      Het behoeft na het bovenstaande weinig verdere uitleg dat slachtofferschap van financieel-economische delicten in beginsel financiële schade tot gevolg heeft. Daarop is een adequate reactie, in de vorm van toegang tot voorzieningen om de schade te verhalen, gewenst.

      De omvang van de schade is niet in alle gevallen direct duidelijk en is soms uitgesmeerd over een grote groep getroffenen. Het slachtoffer verkeert daardoor in een weinig gunstige positie in het aansprakelijkheidsrecht: deze procedure is relatief duur (mogelijk wegen de griffierechten zelfs zwaarder dan de geleden financiële schade per individueel slachtoffer) en het slachtoffer bevindt zich mogelijk in een moeilijke bewijspositie. Indien het slachtoffer in het gelijk wordt gesteld, moet het slachtoffer het toegewezen bedrag zelf innen. Tot slot heeft het slachtoffer baat bij een publiekrechtelijke reactie op zijn of haar schade, die ontbreekt in het civiele recht.22x G. van Dijck, ‘Emotionele belangen en het aansprakelijkheidsrecht’, NJB 2015/1787; R. Kool, ‘Schadeverhaal na internet-oplichting. Noodzaak tot bezinning op de architectuur van het aansprakelijkheidsrecht’, NJB 2017/2142.

      Indien vervolging is ingesteld kan het slachtoffer zich in het strafproces voegen, hetgeen veel voordelen heeft. Het recht op schadevergoeding berust dan nog steeds op civiele grondslag, maar kan door de strafrechter worden afgedaan via toewijzing van de vordering benadeelde partij (artikel 51f Sv), het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) of het opleggen van de verplichting tot schadevergoeding of herstel als bijzondere voorwaarde (artikel 14c lid 1 sub 1 of 2 Sr). De vordering benadeelde partij in het strafrecht en de schadevergoedingsmaatregel bieden het slachtoffer op eenvoudige wijze een executoriale titel om de schade op de dader te verhalen. Het slachtoffer hoeft niet zelf – via een deurwaarder – het toegewezen bedrag te innen. In plaats daarvan ligt de tenuitvoerlegging in handen van de staat, namelijk via het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De staat heeft meer dwangmiddelen om de veroordeelde te bewegen tot het betalen van de schade dan het slachtoffer, en als zelfs gijzeling niet mag baten wanneer het bedrag niet wordt voldaan (artikel 6:4:20 Sv), ontvangt het slachtoffer compensatie tot een bedrag van maximaal € 5.00023x Bij gewelds- of zedenmisdrijven is de voorschotregeling zelfs onbeperkt. via de staat door de voorschotregeling, wanneer de staat regres heeft op de veroordeelde.24x Zie over de schadevergoedingsmaatregel en de betekenis daarvan ook R. Kool & A.K. Bosma, ‘Schadevergoeding voor strafbare feiten: “does it work”?’, in: N.A. Elbers, C. van den Berg & M. Kragting (red.), What works. Effectieve ondersteuning voor slachtoffers, Den Haag: Boom criminologie 2023, p. 199-216.

      Een adequate mogelijkheid om schade te verhalen op de dader bestaat dus in het strafrecht, maar is voor een grote groep slachtoffers niet toegankelijk omdat niet via het strafrecht op het delict gereageerd wordt. Zoals reeds besproken, loopt het via een andere route of blijft een reactie geheel uit. Kortom, de architectuur van het aansprakelijkheidsrecht bij strafbare feiten is niet toegerust op slachtoffers van financieel-economische delicten.25x R. Kool, ‘Schadeverhaal na internet-oplichting. Noodzaak tot bezinning op de architectuur van het aansprakelijkheidsrecht’, NJB 2017/2142.

      5.2 Emotionele en maatschappelijke schade

      Veelal wordt ervan uitgegaan dat de schade van financieel-economische delicten enkel en alleen materieel van aard is, en dat het probleem dat wij hier adresseren daarmee beperkt blijft tot het gebrek van adequate manieren om schade te verhalen. De schade van financieel-economische delicten reikt echter verder dan geld. Hoewel ook immateriële schade verhaald kan worden, zowel via het strafrecht als het civiel recht, is het kenmerkende van de hieronder besproken schade dat de zichtbaarheid vaak ontbreekt en dat de onderbouwing van deze schade regelmatig erg lastig is.

      De blik op schade als enkel materiële schade heeft invloed op de perceptie van slachtofferwaardigheid, zoals besproken in paragraaf 4. Leed en geld worden gepercipieerd als aparte categorieën, die wel met elkaar in verbinding staan, maar ieder een eigen waarde hebben. Enerzijds betekent dat, dat geld in de vorm van compensatie leed niet kan ‘oplossen’, ook wel taboo trade-off genoemd.26x A.P. Fiske & P.E. Tetlock, ‘Taboo Trade-Offs: Reactions to Transactions That Transgress the Spheres of Justice’, Political Psychology 1997, p. 255-297. Anderzijds wijst het ook op het eigenstandige karakter van slachtofferwaardig slachtofferschap en de gedachte dat alleen een morele schending die meer dan financiële schade teweegbrengt strafrechtelijk ingrijpen legitimeert. Die morele schending ontbreekt gevoelsmatig in een casus met louter financiële schade.

      De schade van getroffenen in financieel-economische delicten is echter niet louter financieel van aard. Ten eerste moet gewezen worden op het feit dat een recente Nederlandse studie heeft uitgewezen dat slachtoffers met financiële problemen een hogere kans hebben op het ontwikkelen van een post-traumatische stressstoornis (PTSS) dan slachtoffers zonder financiële problemen.27x P.G. van der Velden, C. Contino, R. Muffels, M.S. Verhijen & M. Das, ‘The impact of pre- and post-trauma financial problems on posttraumatic stress symptoms, anxiety and depression symptoms, and emotional support: A prospective population-based comparative study’, Journal of Anxiety Dis­orders 2023, artikel 102714. Het samengaan van slachtofferschap en financiële problemen levert een vergrotende risicofactor voor ernstige stressklachten.

      Ten tweede hebben we in de vorige paragraaf reeds gewezen op de grote schaamte die gepaard kan gaan met bijvoorbeeld fraude en oplichting. De slachtoffers van dit type delict voelen, wanneer zij ontdekken slachtoffer te zijn, zich zo beschaamd dat ze ‘ergens in zijn getrapt’, dat ze zelfs geen aangifte durven te doen. Precies dit diepe gevoel van schaamte wordt in de narratieve victimologie in verband gebracht met de essentie van slachtofferschap,28x A. Pemberton, E. Mulder & P.G.M. Aarten, ‘Stories of injustice: Towards a narrative victimology’, European Journal of Criminology, 2019, p. 391-412; M. Ratcliffe, Feelings of Being: Phenomenology, Psychiatry and the Sense of Reality, Oxford University Press 2008. en laat zien dat er meer is dan louter ­vermogensrechtelijk belang wanneer individuele slachtoffers zich bewust zijn van hun slachtofferschap.

      Ook in gevallen waarin slachtofferschap minder individualiseerbaar of aanwijsbaar is, kunnen andere vormen van schade ontstaan. De schade kan zich bijvoorbeeld materialiseren in wat Button en collega’s secondary impact noemen, bijvoorbeeld reputatieschade en aantasting van de eer en goede naam.29x M. Button, C. Lewis & J. Tapley, ‘Not a victimless crime: The impact of fraud on indivual victims and their families’, Security Journal 2014, p. 36-54. Wanneer bedrijven in hun bedrijfsvoering gebruik maken van corruptiepraktijken kan dat bijvoorbeeld leiden tot oneerlijke concurrentie, of bij gebruik van inferieure materialen kan dat bijvoorbeeld resulteren in gevaar voor de gezondheid en welzijn van mensen.30x S. van Dijk & M. Hutten, ‘Victimologie en corruptie: over slachtoffers van een (al dan niet) slachtofferloos delict, Tijdschrift voor Criminologie 2020, p. 80-90. Indien de overheid slachtoffer is van financieel-economische criminaliteit, kan dit het vertrouwen van de burger schaden.31x K. van den Bos, The Fair Process Effect: Overcoming Distrust, Polarization, and Conspiracy Thinking, Cambridge University Press 2023. Het voorbeeld van de mondkapjesdeal, dat de eerste auteur eerder in dit tijdschrift besprak, maakt al gauw duidelijk hoe groot de verontwaardiging van de burger was.32x M. Nelemans & S.S. Buisman, ‘De mondkapjesdeal: de fraudeur ontmaskerd?’, TBS&H 2022, p. 315-320. Dat een dergelijke vertrouwensschending grote gevolgen heeft, moge duidelijk zijn. Daar komt nog bij dat afgenomen vertrouwen een vicieuze cirkel kan starten wanneer niet adequaat wordt opgetreden.33x S. Tennyson, ‘Moral, Social, and Economic Dimensions of Insurance Claims Fraud’, Social Justice Research 2008, p. 1181-1204. Kortom, de schade bij financieel-economische delicten is financieel van aard, maar raakt ook zeker andere domeinen die de impact van het slachtofferschap versterken.

    • 6. Conclusie

      In de inleiding hebben we geconstateerd dat het in de victimologische literatuur relatief stil is over slachtofferschap in relatie tot financieel-economische delicten, en dat in het financieel-economisch strafrecht eveneens stil is op het gebied van victimologie. We hebben de vraag opgeworpen hoe dat zou komen. In deze bijdrage hebben we de idee verworpen dat het financieel-economisch strafrecht vooral ‘slachtofferloze delicten’ behelst. We hebben daarentegen juist proberen aan te tonen dat slachtofferschap een zwaardere en meer diverse impact heeft dan vaak gedacht wordt.

      Financieel-economische delicten, zoals misbruik van coronasubsidies, omkoping van gemeenteambtenaren, het omzeilen van Russische sancties en het witwassen van crimineel vermogen, zijn niet slachtofferloos. Sterker nog, deze delicten veroorzaken grote (maatschappelijke) schade die in verschillende vormen voelbaar is voor potentieel grote groepen mensen. Het claimen van de status ‘slachtoffer’, de status die in het strafrecht toegang geeft tot verschillende slachtofferrechten, is echter geen sinecure. Daar komt nog bij dat veel van de delicten helemaal niet via het strafrecht worden afgedaan. Dat er zicht is op een nieuwe versie van de Europese slachtofferrichtlijn,34x https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/qanda_23_3725. die ervoor zorgt dat in iedere Europese lidstaat een minimumstandaard voor slachtofferrechten wordt aangehouden, is dan ook niet direct de oplossing voor de uitdaging die we in deze bijdrage hebben besproken.

      Het financieel-economisch strafrecht kent vele slachtoffers, maar weinig in het strafrecht. Het is daarom enerzijds niet verwonderlijk dat slachtofferrechten tot nu toe wat minder aandacht hebben gekregen dan in het commune strafrecht. Toch is het belangrijk zich bewust te zijn van het leed dat schuilgaat achter financieel-economische delicten. Als iets vaker aan het slachtoffer wordt gedacht, lukt het wellicht ook om ze vaker te includeren in de reacties op het primaire delict.

    Noten

    • 1 M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het onderzoek ter terechtzitting. Eerste interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Groningen: RUG 1999 (zie uitdrukkelijk p. 15-16); M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het vooronderzoek in strafzaken. Tweede interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Gouda Quint 2001.

    • 2 Zie bijvoorbeeld F. Augusteijn, C. Bijleveld & A. Pemberton, ‘De praktijk van slachtofferrechten: de perceptie van professionals. Een exploratief onderzoek naar de naleving van slachtofferrechten’, Proces 2022, p. 35-53.

    • 3 De meest recente versie is gepubliceerd in 2023. Opgenomen vermogensdelicten zijn: diefstal van spullen of geld, (poging tot) inbraak, overval, phishing, identiteitsfraude, online koop- en verkoopfraude, sextortion. Zie A. Andringa, S. Bruijn, F. ten Doeschot, L. Klein Kranenburg & S. Zebel, Slachtoffermonitor 2022, WODC 2023.

    • 4 R.L. Holder & E. Englezos, ‘Victim participation in criminal justice: a quantitative systematic and critical literature review’, International Review of Victimology, 2023, doi: 02697580231151207.

    • 5 S. van Dijk & M. Hutten, ‘Victimologie en corruptie: over slachtoffers van een (al dan niet) slachtofferloos delict, Tijdschrift voor Criminologie 2020, p. 81.

    • 6 M. Nelemans, Verantwoord financieel strafrecht, Tilburg University 2015, p. 21-25.

    • 7 In sommige gevallen is er sprake van zelfonderzoek hetgeen tot self-reporting bij de autoriteiten kan leiden. Zie over zelfonderzoeken onder meer S.S. Buisman, ‘Oneerlijk versus ongepast. Waarom zelfonderzoek naar fraude en corruptie iets anders is dan zelfonderzoek naar grensoverschrijdend gedrag’, TBS&H 2023, p. 103-104.

    • 8 Zie hierover verder M. Nelemans & S.S. Buisman, ‘De mondkapjesdeal: de fraudeur ontmaskerd?’, TBS&H 2022, p. 315-320.

    • 9 F. van Tulder, ‘De markt van misdaad’, Tijdschrift voor Criminologie 2010, p. 218-229.

    • 10 S. van Dijk & M. Hutten, ‘Victimologie en corruptie: over slachtoffers van een (al dan niet) slachtofferloos delict, Tijdschrift voor Criminologie 2020, p. 80-90.

    • 11 In andere jurisdicties is dat niet anders, zie in Europees verband ook de vergelijkbare definitie in art. 2 van de zogenoemde slachtofferrichtlijn (Richtlijn 2021/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ).

    • 12 Overigens kan ook een rechtspersoon kwalificeren als slachtoffer.

    • 13 A.K. Bosma & E. Mulder, ‘Het ideale slachtoffer’, in: J. van Doorn, J. Brands, M.J.J. Kunst, E.R. Muller, A. Pemberton & L. van Reemst (red.), Slachtoffers: Onderzoek, beleid en praktijk (p. 79-99), Deventer: Wolters Kluwer 2023.

    • 14 N. Christie, ‘The ideal victim’, in: E.A. Fattah (red.), From Crime Policy to Vic­tim Policy, Basingstoke: Macmillan 1986, p. 17-30.

    • 15 Bijvoorbeeld M. Inzunza, ‘The significance of victim ideality in interac­tions between crime victims and police officers’, International Journal of Law, ­Crime and Justice 2022, artikel 100522; D. Patterson, ‘The linkage be­tween secondary victimization by law enforcement and rape case out­comes’, Journal of Interpersonal Violence 2011, p. 328-347.

    • 16 C. Cross, ‘Denying victim status to online fraud victims: the challenges of being a ‘non-ideal victim’, in: M. Duggan (red.), Revisiting the ‘ideal victim’, Bristol: Policy Press 2018, p. 243-252.

    • 17 S. Nataraj-Hansen, ‘“Should’ve known better”: Using Lerner’s Belief in a Just World to understand how the Fraud Justice Network observe victims of online romance and investment frauds’, International Review of Vic­timology 2023, doi 02697580231167901.

    • 18 Zie bijvoorbeeld C. Cross, ‘No laughing matter: Blaming the victim of online fraud’, International Review of Victimology 2015, 21(2), p. 187-204.

    • 19 M. Button, C. Lewis & J. Tapley, ‘Not a victimless crime: The impact of fraud on individual victims and their families’, Security Journal 2014, p. 36-54.

    • 20 De voorschotregeling biedt wel enige uitkomst indien de rechter een schadevergoedingsmaatregel oplegt: voor natuurlijke personen betaalt de overheid een voorschot van maximaal € 5.000 indien de veroordeelde niet binnen acht maanden betaalt.

    • 21 J. Tankebe, ‘Viewing Things Differently: The Dimensions of Public Perceptions of Police Legitimacy’, Criminology, 2013, p. 103-135.

    • 22 G. van Dijck, ‘Emotionele belangen en het aansprakelijkheidsrecht’, NJB 2015/1787; R. Kool, ‘Schadeverhaal na internet-oplichting. Noodzaak tot bezinning op de architectuur van het aansprakelijkheidsrecht’, NJB 2017/2142.

    • 23 Bij gewelds- of zedenmisdrijven is de voorschotregeling zelfs onbeperkt.

    • 24 Zie over de schadevergoedingsmaatregel en de betekenis daarvan ook R. Kool & A.K. Bosma, ‘Schadevergoeding voor strafbare feiten: “does it work”?’, in: N.A. Elbers, C. van den Berg & M. Kragting (red.), What works. Effectieve ondersteuning voor slachtoffers, Den Haag: Boom criminologie 2023, p. 199-216.

    • 25 R. Kool, ‘Schadeverhaal na internet-oplichting. Noodzaak tot bezinning op de architectuur van het aansprakelijkheidsrecht’, NJB 2017/2142.

    • 26 A.P. Fiske & P.E. Tetlock, ‘Taboo Trade-Offs: Reactions to Transactions That Transgress the Spheres of Justice’, Political Psychology 1997, p. 255-297.

    • 27 P.G. van der Velden, C. Contino, R. Muffels, M.S. Verhijen & M. Das, ‘The impact of pre- and post-trauma financial problems on posttraumatic stress symptoms, anxiety and depression symptoms, and emotional support: A prospective population-based comparative study’, Journal of Anxiety Dis­orders 2023, artikel 102714.

    • 28 A. Pemberton, E. Mulder & P.G.M. Aarten, ‘Stories of injustice: Towards a narrative victimology’, European Journal of Criminology, 2019, p. 391-412; M. Ratcliffe, Feelings of Being: Phenomenology, Psychiatry and the Sense of Reality, Oxford University Press 2008.

    • 29 M. Button, C. Lewis & J. Tapley, ‘Not a victimless crime: The impact of fraud on indivual victims and their families’, Security Journal 2014, p. 36-54.

    • 30 S. van Dijk & M. Hutten, ‘Victimologie en corruptie: over slachtoffers van een (al dan niet) slachtofferloos delict, Tijdschrift voor Criminologie 2020, p. 80-90.

    • 31 K. van den Bos, The Fair Process Effect: Overcoming Distrust, Polarization, and Conspiracy Thinking, Cambridge University Press 2023.

    • 32 M. Nelemans & S.S. Buisman, ‘De mondkapjesdeal: de fraudeur ontmaskerd?’, TBS&H 2022, p. 315-320.

    • 33 S. Tennyson, ‘Moral, Social, and Economic Dimensions of Insurance Claims Fraud’, Social Justice Research 2008, p. 1181-1204.

    • 34 https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/qanda_23_3725.


Print dit artikel