Samenvatting
In deze bijdrage wordt nagegaan hoe er in de tuchtrechtelijke jurisprudentie vorm gegeven wordt aan de rol van de BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar die in die hoedanigheid klaagt over een collega. Geconstateerd wordt dat de tuchtrechter niet altijd eenduidig en helder toetst op welke gronden een beroepsbeoefenaar in die hoedanigheid toegang heeft tot de procedure. Gewezen wordt op de wenselijkheid van consistente en heldere toetsing van de ontvankelijkheid, zowel ten aanzien van de vraag wanneer een beroepsbeoefenaar klachtgerechtigd is als ten aanzien van de vraag wanneer het verweten handelen binnen de reikwijdte van het tuchtrecht valt.
Inloggen met uw account
Heeft u al een account, of heeft u een activatiecode voor deze publicatie? Log dan eerst in of maak een account aan.