Samenvatting
Bij uitspraak van 30 augustus 2011 bevestigt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 28 april 2009 waarin de rechtbank oordeelde dat de NMa de verplichting tot functiescheiding zoals bedoeld in artikel Mw had geschonden. Het CBb overweegt dat de verplichting tot functiescheiding ertoe strekt te verzekeren dat de beslissing om al dan niet een boete op te leggen objectief en onbevooroordeeld plaatsvindt. Volgens het CBb had de NMa zich in de onderhavige zaak niet van die verplichting gekweten. De Juridische Dienst van de NMa had namelijk voorafgaand aan het primaire besluit bij een derde partij feitelijke informatie opgevraagd. Het opvragen van dergelijke informatie kwalificeert als een onderzoekshandeling en is voorbehouden aan de daartoe aangewezen ambtenaren van de NMa. Het CBb overweegt dat binnen het in de Mededingingswet voorziene alles-in-één-hand stelsel de verplichting tot functiescheiding van fundamentele betekenis is. Het CBb verbindt daaraan vervolgens de conclusie dat niet alleen het procedureel incorrect verkregen bewijsmateriaal moet worden uitgesloten, maar dat de ‘smet’ van dit bewijsmateriaal ook kleeft aan de waardering van het reeds in de onderzoeksfase verkregen bewijsmateriaal.
Inloggen met uw account
Heeft u al een account, of heeft u een activatiecode voor deze publicatie? Log dan eerst in of maak een account aan.
TvT
TvT
TvT
TvT
TvT
TvT