De nieuwe regeling van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij jeugdigen in het licht van de onschuldpresumptie
Het onderwerp van deze bijdrage is de schorsing van de voorlopige hechtenis onder bijzondere voorwaarden bij jeugdigen. Centrale vraag is in hoeverre de wetgever erin is geslaagd om in de nieuwe Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen en het bijbehorende Besluit duidelijkheid te creëren over de grenzen van de onschuldpresumptie. Op basis van de algemene beschouwingen, waarin de nadruk ligt op proportionaliteit in plaats van op subsidiariteit, het nieuwe criterium ‘voorwaarden het gedrag van de veroordeelde betreffende’, dat volledig is toegesneden op de voorwaardelijke veroordeling en een beschouwing van de nieuw opgenomen bijzondere voorwaarden, wordt geconcludeerd dat dit niet het geval is. Tot slot worden concrete aanbevelingen gedaan om de wet en praktijk alsnog met de onschuldpresumptie in overeenstemming te brengen.