-
1 Inleiding
De Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) is in de politiek een bekend merk. Als zij een onderneming was geweest, zou zij inmiddels zelfs een poging kunnen doen het predicaat ‘Koninklijk’ te verkrijgen. Enkele standpunten van deze meer dan honderdjarige partij zullen bij velen wel bekend zijn en ze staan vaak op de voorgrond, maar wat betekent eigenlijk het staatkundige en gereformeerde van de SGP? Beide begrippen lijken steeds meer in onbruik te raken en roepen steeds minder herkenning op. Welke staatsvisie heeft de SGP gevormd na zo lange tijd in de politiek aanwezig te zijn en welke plaats heeft godsdienst daarin? Dit artikel beoogt zicht te geven op deze achtergronden van de Staatkundig Gereformeerde Partij.
Jan Schippers heeft in dit tijdschrift een uitgebreide beschrijving gegeven van de ontwikkeling van het denken over de godsdienstvrijheid binnen de SGP.1x J.A. Schippers, ‘Van afwijzing naar acceptatie. De SGP en het grondrecht van godsdienstvrijheid’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2023-2. Die thematiek zal ik in mijn bijdrage daarom zo veel mogelijk buiten beschouwing laten. Mijn intentie is om enige karaktertrekken te schetsen van de manier waarop de SGP naar de staat en naar godsdienst kijkt en naar de verhouding tussen beide. Ik doe dat aan de hand van wat ik intuïties van christelijke politiek noem. Het artikel bevat dus geen systematische uiteenzetting van de staatsvisie van de SGP. Om een indruk te geven van wat voor de SGP een vertrouwde manier van denken en beleven is, schroom ik niet om te verwijzen naar en te putten uit bronnen die binnen de SGP veel herkenning oproepen.
Alvorens op een drietal intuïties in te gaan, bespreek ik in paragraaf 2 in hoeverre de politieke filosofie een plaats heeft binnen de SGP. Die bespreking leidt tot de suggestie om liever te spreken van intuïties van christelijke politiek. Vervolgens bespreek ik de rol van godsdienst voor de SGP en in de huidige samenleving en politiek (par. 3), de christelijk-historische wijze waarop de SGP in de politiek staat (par. 4) en het besef dat de overheid beteugeld moet worden (par. 5). In paragraaf 6 besluit ik met een aantal korte overwegingen. -
2 Eclectische politieke filosofie
In april 2024 hield het Wetenschappelijk Instituut van de SGP een jubileumcongres ter ere van zijn vijftigjarig bestaan. Tijdens dat congres deed filosoof Bas Hengstmengel de oproep aan de SGP om een politieke filosofie te ontwikkelen.2x Reformatorisch Dagblad, 24 april 2024, ‘Hengstmengel: SGP, ga politieke filosofie ontwikkelen’. Volgens Hengstmengel heeft de SGP nooit de behoefte gehad aan een uitgewerkte politieke filosofie. Naar zijn mening zijn SGP’ers wat dat betreft eclectisch en daarmee ook flexibel. De filosoof ziet in de bundel Gerechtigheid verhoogt een volk uit 2016 wel een eerste aanzet tot een politieke filosofie, waarop de SGP met de inzichten van Augustinus over de tweerijkenleer verder zou moeten bouwen. Hengstmengel ziet de uitwerking van een politieke filosofie als behulpzaam om beginselen in samenhang te doordenken. Als verweer tegen mogelijke scepsis binnen de partij beroept hij zich op de antirevolutionaire voorman Groen van Prinsterer (1801-1876), die stelde dat de Bijbelse boodschap altijd uitwerking en toepassing vraagt in nieuwe omstandigheden.3x Hengstmengel citeert onder andere de uitspraak uit Ongeloof en Revolutie dat de vreze des Heeren het beginsel is van de wetenschap (naar Psalm 111:10), maar dat het niet de hele wetenschap is.
Het betoog van Hengstmengel kan de SGP als spiegel dienen. Een blik op de inhoudsopgave van Gerechtigheid verhoogt een volk, dat een luikje opent op het bredere denken binnen de SGP, doet inderdaad meteen de vraag rijzen waar de politieke filosofie, voor zover aanwezig, verstopt kan zitten. De drie delen zijn gewijd aan staatsrechtelijke, historische en Bijbels-theologische thema’s. Het lezen van de inleiding vestigt temeer de indruk dat politieke filosofie er niet zichtbaar toe doet: ‘Deze studie gaat over het bedrijven van politiek op basis van de Bijbel in een democratisch bestel. (…) In dit boek staan de grondvragen over doelstelling en vormgeving van Bijbels genormeerde politiek in een democratische rechtsstaat centraal. (…) Ten behoeve van de SGP als geheel beoogt de combinatie van juridische, historische en theologische argumentaties de politieke gedachtevorming te verhelderen.’4x J.A. Schippers (red.), Gerechtigheid verhoogt een volk. Bijbels genormeerde politiek in een democratische rechtsstaat, De Banier 2016, p. 19. Het is een driewerf Bijbel dat de maat aangeeft. Dat de bundel aan het slot toch een keer spreekt van de politieke filosofie die de SGP zou bezitten, moet daarom wellicht niet al te letterlijk genomen worden.5x Idem, p. 257. Het is in ieder geval geen filosofie die zich gestructureerd rekenschap geeft van de aard van staat, kerk en samenleving tegen de achtergrond van belangrijke (rechts)filosofische stromingen en inzichten in het heden en uit de geschiedenis.
Om de positie van de SGP verder te kunnen duiden, kan het interessant zijn om Groen van Prinsterer als spiegel te hanteren. Veel SGP’ers beschouwen Groen immers als een heilige, in Bijbelse zin uiteraard, uit de politieke geschiedenis. Groen was enerzijds geworteld in de klassieke filosofie en literatuur, maar anderzijds verhield hij zich uitdrukkelijk tot het (politiek) filosofische gedachtegoed van tijdgenoten. Dat betrof niet alleen degenen die hij veelal met (grote) instemming citeerde, onder wie Burke, Von Haller en Stahl, maar ook denkers van wie hij zich op wezenlijke punten distantieerde, zoals de liberaal Guizot.6x J. de Vries, ‘Groen van Prinsterer las Tocqueville’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2021-2. Groen was geen eigenstandige systeembouwer, maar hij gebruikte een verscheidenheid van inzichten die hem aanspraken en hij maakte daarin ook allerlei ontwikkelingen door.
Opvallend is dat ook aan Groen expliciet eclecticisme werd toegeschreven of zelfs werd verweten.7x W.G.F. van Vliet, Groen van Prinsterers historische benadering van de politiek, Amsterdam 2008, par. I.2. Groen vatte het verwijt echter zelf juist op als een programma: hij vond dat christenen ‘in den goeden zin des woords eclectici behooren te zijn’.8x G. Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie, Leiden 1847, p. 35. Volgens Groen wilde dat zeggen ‘met een deugdelijken toetssteen de echtheid van het metaal, overal waar het aanwezig is, te erkennen’. Die toetssteen was voor Groen de Bijbel. Van Vliet meende dat dit eclecticisme van Groen ook positief opgevat kan worden. Groen was op hoofdpunten zo getroffen door een gemeenschappelijke basis met denkers uit zijn tijd dat dit punten van verschil blijkbaar ondergeschikt maakte.9x Idem. Hij had daarbij overigens uitdrukkelijk het Europese perspectief op het oog.
De houding van de SGP lijkt enige gelijkenis te vertonen van de opstelling van Groen. Hoewel de SGP bepaalde opvattingen op grond van de Bijbel met stelligheid poneert, betekent het recht doen aan de Bijbel voor de partij ook dat de Bijbel niet kan dienen als politiek receptenboek of als handboek politieke filosofie.10x Zie voor het gebruik van de Bijbel in de politiek, tegen de achtergrond van het risico van biblicisme, een publicatie vanuit de SGP: R. Heij, Politiek met de Bijbel. Over het Schriftberoep in het publieke debat, Apeldoorn 2017. Ook wat betreft de politieke visievorming speelt op de achtergrond het besef dat wij in deze aardse werkelijkheid ‘de tentpinnen niet te vast in de grond mogen slaan’. Er zit daarom toch de nodige staatkundige souplesse in de houding van de SGP, die van pas kan komen naar tijd en plaats. Tegelijk is het onmiskenbaar zo dat de Bijbel uitgangspunten, waarden en denklijnen aanreikt als het gaat om het karakter en de taak van de overheid. Misschien is het daarom beter om in plaats van een politieke filosofie te spreken van een aantal historisch gevormde ‘intuïties van christelijke politiek’.11x Deze intuïties zijn iets anders dan het door Groen van Prinsterer gehekelde ‘christelijk instinkt’ waarmee men zonder gedegen kennis van staatsrecht en geschiedenis voldoende politiek onderscheidingsvermogen zou bezitten. Die intuïties dienen volgens het denken van de SGP, evenals bij Groen, genormeerd te worden door de Bijbel als toetssteen. Het gevolg van het voorgaande is dat de SGP zich, behoudens principiële onderwerpen, vaak met een zekere flexibiliteit in het politieke midden kan bewegen.
De vraag die aan de SGP momenteel wel gesteld mag worden, is of de partij het Bijbels genormeerde eclecticisme even royaal in praktijk brengt als Groen. Wellicht is er voor de SGP ruimte en aanleiding om wat meer eclectisch activisme te ontplooien. Daardoor kan mogelijk meer verbinding ontstaan met andere stromingen en is vaker gemeenschappelijke grond te vinden om het draagvlak voor het politieke denken te versterken. Misschien was een voorzichtig voorbeeld al te vinden in het verkorte verkiezingsprogramma uit 2023, dat een pleidooi voerde voor het in ere herstellen van klassieke deugden zoals matigheid, verstandigheid en standvastigheid.12x Woord houden, Verkiezingsprogramma 2023-2027, p. 4. Die noties klinken vanouds bijvoorbeeld vaker binnen de rooms-katholieke traditie. De boeken van onder anderen Andreas Kinneging, door veel SGP’ers graag gelezen, wijzen op een diepe en brede Europese traditie in het denken over politiek en maatschappij waarmee de SGP op veel onderdelen nauwe verwantschap kan ervaren, zeker in de huidige context.13x Zie bijv. De onzichtbare maat. Archeologie van goed en kwaad, Amsterdam 2020, waarin Kinneging de ontwikkeling van enerzijds de klassieke Europese traditie beschrijft naast de ontwikkeling van de Verlichting en Romantiek. Die sympathie voor de klassieke traditie mag overigens niet leiden tot een simpele tegenstelling met de Verlichting en de Romantiek. De SGP kan ook eclectisch rondscharrelen in de moderniteit, waarvan zij meer inademt dan men binnen de partij soms voor waar houdt. -
3 Godsdienst als bron en wortel
De diepste intuïtie binnen de SGP is wellicht het geloof dat de erkenning van de God van de Bijbel voor mensen onmisbaar is. Een in SGP-kringen vaak geciteerde Bijbeltekst luidt: ‘Vrees God, en houd Zijn geboden, want dit betaamt alle mensen.’14x Prediker 12:13 (Statenvertaling). En dit geloof is meer dan een intuïtie. Het is voor SGP’ers ook een diepgewortelde ervaring en overtuiging, zowel voor het persoonlijke als het publieke leven. God is de oorsprong en het doel van het leven. Het is dus eigenlijk een onmogelijkheid, zo belijdt de SGP, dat de mens God bewust of onbewust negeert. De mens treedt daarmee namelijk buiten zijn bestaansvoorwaarden, zoals een vis die op het droge zou willen leven. Vanuit het perspectief van de SGP is daarom de vraag die Alexis de Tocqueville (1805-1859) stelde nog steeds zeer herkenbaar: ‘Hoe zou de samenleving de ondergang kunnen vermijden als de politieke band verslapt en de morele band terzelfder tijd niet wordt versterkt? En wat moet men doen met een volk dat meester over zichzelf is, als het niet aan God is onderworpen?’15x A. de Tocqueville, Over de democratie in Amerika, Lemniscaat 2014, boek I, deel II, hoofdstuk IX, p. 318. Ongeloof is volgens Tocqueville een toevalligheid; slechts het geloof is de permanente staat van de mens.16x Idem, p. 321. Groen van Prinsterer wijdde zijn Ongeloof en Revolutie aan het onderbouwen van vergelijkbare stellingen over de betekenis van het Evangelie.
Hoezeer ook de erkenning van het belang van godsdienst een hoeksteen vormde van de politieke filosofie tot diep in de moderne tijd, de SGP is realistisch genoeg om onder ogen te zien dat de samenleving met name na de Tweede Wereldoorlog steeds minder overwelfd lijkt te zijn door de koepel van het Godsgeloof. Hans Boutellier onderzocht in 2015 de bestendigheid van die nieuwe situatie in zijn boek Het seculiere experiment.17x J.C.J. Boutellier, Het seculiere experiment. Hoe we van God los gingen samenleven, Amsterdam 2015. Hij voert in het voorwoord zijn vader sprekend in, die eind jaren zestig van de vorige eeuw tegen hem zei: ‘Als er niemand meer in God gelooft, dan wordt het een zooitje, jongen.’ Voor SGP’ers is een herkenbare verwoording van die uitspraak te vinden in de Staatsberijming van Psalm 32: ‘Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen’ (vers 5). Maarten ’t Hart rekende in de jaren ’90 van de vorige eeuw af met de boodschap van dit psalmvers door er zelfs een boektitel aan te wijden.18x M. ’t Hart, Wie God verlaat heeft niets te vrezen. De Schrift betwist. Boutellier kiest echter de weg van het empirisch onderzoek om de vraag te beantwoorden hoe wij het er als samenleving vanaf brengen sinds wij zo’n vijftig jaar geleden besloten niet meer met een hogere instantie te leven. Hij benoemt die situatie als historisch en cultureel relatief uniek. Na analyses van criminaliteit, seksualiteit en de sociale orde concludeert Boutellier dat het seculiere experiment vooralsnog behoorlijk blijkt te werken, zij het met een aantal specifieke spanningsvelden en uitdagingen.
Waarom dan nu nog uitgebreid stilstaan bij het belang dat de SGP hecht aan het geloof in God als het christendom in Europa werkelijk, zoals Tocqueville schreef, lijkt op een grijsaard die gebukt gaat onder een zware last en het seculiere experiment ogenschijnlijk best aardig lijkt te slagen?19x De Tocqueville 2014, p. 907. Welke boodschap heeft de samenleving aan een persoonlijk geloof dat voor velen steeds meer het karakter van een gedoogde privézaak draagt? In de eerste plaats is aandacht voor het geloof toch nodig omdat de houding ten opzichte van het geloof inmiddels blijkt te veranderen, waarbij de aandacht voor het geloof niet blijft steken in een privézaak. Wellicht staan de namen van ’t Hart en Boutellier symbool voor wijzigingen die zich in onze samenleving hebben voltrokken. Terwijl ’t Hart op spottende wijze het christelijk geloof op de korrel nam, benadert Boutellier het onderwerp op meer zakelijke wijze. Röselaers schetst een vergelijkbare ontwikkeling in de opstelling ten opzichte van godsdienst binnen D66.20x J. Röselaers, ‘Voorbij het ongemak over religie. Sociaalliberalisme en religie’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2019-3. Het afzetten tegen het christelijke verleden maakt meer plaats voor belangstelling. Hij pleit voor een positieve verhouding tot het christendom, ook voor wat betreft publieke uitingen, door aandacht te besteden aan tijd (feestdagen), plaats (gebouwen) en taal (verhalen). Er ontstaan ook politiek nieuwe verbindingen, bijvoorbeeld als D66 en de ChristenUnie samen optrekken voor het bevorderen van kerkenvisies om kerkelijk erfgoed te behouden.21x www.trouw.nl/nieuws/d66-en-cu-samen-tegen-lege-kerken~b2a131a0/?referrer=https://www.google.nl/.
Overigens, anders dan men misschien denkt of zou verwachten, kent de SGP een fundamentele reserve om in het cultuurchristendom een oplossing te zien voor het tanen van de publieke aanwezigheid van het christelijk geloof. Cultuurchristenen hechten vooral belang aan de maatschappelijke en culturele vruchten van het geloof. Hoewel de SGP als het gaat om concrete besluitvorming een bondgenoot kan ervaren in cultuurchristenen en het politiek gezien opmerkelijk zou zijn om verantwoorde mogelijkheden tot samenwerking af te slaan, kent de SGP een intuïtieve behoedzaamheid om zich te verzwageren met de zaak van het cultuurchristendom. Volgens Van de Breevaart is het aan het cultuurchristendom niet zozeer eigen een persoonlijke geloofsbeleving als wel de nadruk op de culturele en maatschappelijke neerslag van meer fundamentele noties die eigen zijn aan het christelijk geloof.22x H. van de Breevaart, ‘Cultuurchristendom in de strijd tegen modern gnosticisme (deel 2)’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2021-3, p. 52. Wie op deze wijze koketteert met de joods-christelijke traditie loopt volgens de SGP het risico om op een spoor belanden dat zelfs haaks staat op de Bijbelse boodschap.23x Zie de interruptie van SGP-fractievoorzitter Kees van der Staaij richting PVV-leider Geert Wilders over de betekenis van de joods-christelijke waarden bij de algemene politieke beschouwingen 2016; www.youtube.com/watch?v=IhbtoV2d_aw. Ook een instrumentele benadering van godsdienst, zoals die in het verleden zelfs in onze Staatsregeling en Grondwet te vinden was, ontlokt bij de SGP weinig enthousiasme.24x De Staatsregeling van 1798 vermeldde dat de eerbiedige erkentenis van een Albesturend Opperwezen de banden der maatschappij versterkt (art. 8) en de Grondwet van 1814 benoemde godsdienst als een vaste steun van de staat (art. 140). Er is weinig aantrekkelijks aan een Opperwezen dat vooral als cement van de samenleving moet dienen. De godsdienst dreigt dan louter een speelbal van menselijke belangen van gevoelens te worden.
Een tweede belangrijke reden om godsdienst ter sprake te blijven brengen, is omdat de vraag naar de diepste vervulling van het leven van de mens en de rol van de overheid daarbij in het geding is. Antropologie en staatsvisie zijn niet zomaar te scheiden.25x Volgens de ontwerpers van de Amerikaanse constitutie is het overheidsbestuur zelfs de hoogste reflectie op de menselijke natuur; J. Madison, A. Hamilton & J. Jay, The Federalist Papers, Penguin books 1987. De empirische wijze waarop Boutellier het seculiere experiment onderzoekt, is exemplarisch voor de manier waarop de overheid lange tijd de samenleving heeft benaderd. De kritiek daarop is inmiddels is brede kring aangezwollen. Hoe nuttig empirisch onderzoek ook kan zijn, de diepste en hoogste vragen laten zich niet beantwoorden met tabellen, modellen en cijfers. Een belangrijke vraag is welke belangen en waarden de overheid verheft in het beleid. Zijn dat primair de materiële belangen of zou dat, zoals in de afgelopen jaren steeds meer opgang maakt, welvaart in bredere zin moeten zijn?26x Zie bijv. de Monitor brede welvaart, hoewel ook daarbij het risico van een kwantificeerbare benadering bestaat, www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/monitor-brede-welvaart-en-de-sustainable-development-goals. Het is opnieuw Tocqueville die gewezen heeft op de weinig verheffende uitwerking die democratie kan hebben, namelijk wanneer een toenemende (stands)gelijkheid leidt tot een steeds verdergaande fixatie op materiële genoegens in de persoonlijke sfeer. Het centrale gezag krijgt steeds meer bevoegdheden om die materiële genoegens en ongestoorde rust te faciliteren. De SGP wil dan de vraag blijven opwerpen of die ontwikkeling recht doet aan de aard van zowel de mens als de overheid. Volgens veel stromingen in de ethiek bestaat het geluk van de mens uit veel meer dan materiële genoegens. Bij SGP’ers raakt het woord van Augustinus een gevoelige snaar: ‘Onrustig is ons hart tot het rust vindt in U, o God!’27x A. Augustinus, Belijdenissen, Amsterdam 2004, boek I, I.1. Er schuilt vanuit die wetenschap voor wat betreft de visie op de staat een nuttige waarschuwing in het woord van de vroege premier Rutte dat de overheid geen geluksmachine is.28x Handelingen II 2011/12, item 57, nr. 8, p. 33.
In de derde plaats laat de voortgaande secularisering onverlet dat de boodschap van de Bijbel noodzakelijk is om onszelf als samenleving te kunnen verstaan. Zonder de bril van de christelijke traditie is de huidige samenleving eigenlijk nauwelijks te lezen. Tom Holland meent in zijn boek Heerschappij zelfs dat de huidige waarden van de Westerse samenleving, ondanks de hoge verwachting van rede en wetenschap, nog steeds in belangrijke mate bepaald worden door de christelijke traditie. Hij vraagt zich tot slot af: ‘Als het seculiere humanisme niet is afgeleid van de rede of de wetenschap, maar van de bepalende koers van de christelijke evolutie – waarin, volgens steeds meer mensen in Europa en Amerika, God dood is –, hoe kan het dan dat de eraan verbonden waarden meer zijn dan de schaduw van een lijk?’29x T. Holland, Heerschappij. Hoe het christendom het Westen vormde, Amsterdam 2020, p. 564. Inderdaad blijken belangrijke christelijke kernwaarden, zoals vrijheid, gelijkheid en broederschap, meer dan de schaduw van een lijk als we bijvoorbeeld letten op de intensieve aandacht voor kernwaarden in het burgerschapsonderwijs en de inburgering. Hoewel orthodoxe christenen zich zorgen maken over de invulling die deze waarden momenteel krijgen, bieden deze waarden in ieder geval een goede gelegenheid voor gesprek. De SGP zou bovendien geen knip voor de neus waard zijn als zij ook op dit gebied niet de mogelijkheid van een opstanding open zou houden, een herleving van deze kernwaarden in klassiek-christelijke zin.
Vanuit een staatkundig gereformeerd perspectief staat niet de belijdenis van de opstanding, maar vooral de Evangelieboodschap van het kruis centraal. Dat Evangelie is een goede boodschap, maar het benadrukt tegelijk de blijvende weerbarstigheid van de werkelijkheid. Volgens het woord van de apostel Paulus zucht de hele schepping en is de wereld in barensnood.30x Romeinen 8:22. Ondanks het goede nieuws dat het Beest door het kruis is verslagen, blijven de monsters van oorlog, zonde, kwaad en onrecht tot de tegenwoordige tijd behoren. Daarom kan de politiek nooit het karakter dragen van een programma richting het paradijs. De Hervormde theoloog Van Ruler (1908-1970) gaf aan dat het Evangelie geen definitieve oplossing en geen definitieve verlossing in deze wereld biedt. Hij schetste beeldend wat dat betekent voor staat en politiek: ‘Alle modder is zo maar niet uit de wereld weg te scheppen. Maar dat betekent niet dat er niets te doen is, dat wij alleen maar steeds dieper in de modder kunnen wegzakken. Er zijn […] havens aan te leggen, in de wereld van de modder.’31x A.A. van Ruler, ‘Bijbelse toekomstverwachting en aards perspectief’, in: Theologisch Werk II, Nijkerk 1971, p. 235-236.
De betekenis van het kruis reikt ook in onze seculariserende samenleving verder dan enkel een monumentale decoratie op begraafplaatsen. Het aardse leven blijkt voor velen nog steeds een tranendal en onrecht ligt nog steeds op de loer. De overheid die kruis en lijden uit het oog verliest, miskent daarmee een fundamenteel aspect van het leven van burgers. Opmerkelijk is dat hedendaagse psychiaters zoals De Wachter en Denys zich juist in grote belangstelling kunnen verheugen met hun hernieuwde aandacht voor de erkenning van lijden, ongeluk en verdriet. Ook voor de wetgever blijven die levensvragen cruciaal, bijvoorbeeld als het gaat om normen over levensbeëindiging.32x De Afdeling advisering van de Raad van State was bijv. kritisch over het initiatiefwetsvoorstel toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek (‘voltooid leven’). De individuele autonomie wordt volgens de Afdeling beperkt door de plicht van de wetgever om kwetsbare burgers te beschermen. www.raadvanstate.nl/adviezen/@121919/w13-20-0284-iii/. De staat die in de wetgeving uitgaat van de autonome heersermens miskent zijn primaire taak om zwakke burgers tegen de sterken te beschermen. Dat kan de samenleving tot een oord van verschrikking maken.33x Zie P.H.A. Frissen, De fatale staat: over de politiek noodzakelijke verzoening met tragiek, Amsterdam 2013, over de rol van de overheid inzake euthanasie.
Een laatste reden om godsdienst ter sprake te blijven brengen, betreft juist het belang van een evenwichtige ontwikkeling van het staatsrecht. Het staatsrecht wortelt in een context waarin de aanwezigheid van godsdienst buiten kijf stond. Tot op de dag van vandaag blijken daarom ook verschillende modellen legitiem als het gaat om de verhouding tussen kerk en staat, van het klassiek seculiere model tot een staatskerk.34x Zie bijv. B.P. Vermeulen, ‘De marges voor een geprivilegieerde kerk’, in: Gerechtigheid verhoogt een volk. Bijbels genormeerde politiek in een democratische rechtsstaat, Apeldoorn 2016. Het besef van die variëteit en het belang van de specifieke context lijken echter te eroderen. Dan kan zomaar de gedachte gaan overheersen dat overheid zich in een seculiere rechtsstaat bijvoorbeeld verre moet houden van samenwerking met kerken. Die radicale interpretatie van de scheiding van kerk en staat doet in ieder geval geen recht aan de verhouding tussen de overheid en gemeenschappen van burgers in de Nederlandse situatie. Aandacht voor de historische context dient het staatsrechtelijke debat. Die aandacht voor de historie is meteen het bruggetje naar een volgende politieke intuïtie van de SGP. -
4 Historische evolutie
Historisch denken is een belangrijke trek in het optreden van de SGP. Dat uit zich bijvoorbeeld in een bijzondere liefde voor het belang van het historisch gegroeide staatsrecht. Voor de specifieke context van de Nederlandse parlementaire politiek komt daar nog bij dat de SGP zelf ongeveer de helft van de periode na 1814 heeft meegemaakt. Zij behoort daarmee tot het meubilair van de Nederlandse politiek. Voor de SGP lijkt in de personen van haar volksvertegenwoordigers een belangrijke waarborg voor continuïteit te liggen. Opvallend zijn in ieder geval de lange zittingstermijnen van de fractievoorzitters. In de Tweede Kamer kan de partij in de ruim honderd jaar aanwezigheid volstaan met een rijtje van slechts acht namen. Het vormt weerslag van de overtuiging dat het verhaal belangrijker is dan de poppetjes, hoewel het onvermijdelijke gevolg is dat juist een zware verantwoordelijkheid komt te rusten op de schouders van een select gezelschap.
Fundamenteler dan de historische liefhebberij en een rijke parlementaire ervaring is voor de SGP echter het besef dat wij geen mensen zijn van het hier en nu alleen, maar mensen van onderweg. De mensheid, maar ook Nederland, heeft een lange geschiedenis. Het zou volgens de SGP van mateloze zelfoverschatting getuigen om die historische horizon met een spons uit te willen wissen en, al dan niet vanuit een goedbedoeld enthousiasme, de samenleving opnieuw uit te willen vinden. Het spreken over de samenleving als een sociaal contract stuit daarom vanouds intuïtief tegen de borst.35x Groen van Prinsterer (1847) vertelt dat hij zich al jaren ergerde aan het onhistorische van de theorieën over het maatschappelijk verdrag totdat hij door lezing van Von Haller meer zicht kreeg op de inhoudelijke gebreken van deze theorieën (p. 37-38). Een basaal respect voor de historisch gegroeide werkelijkheid en de beperkingen die dat met zich meebrengt, is onmisbaar. De conservatieve denker Edmund Burke (1729-1797) verwoordde dat besef en de daaruit volgende opdracht voor politiek en staatkunde op beeldende wijze: ‘I cannot conceive how any man can have brought himself to that pitch of presumption, to consider his country as nothing but carte blanche, upon which he may scribble whatever he pleases. A man full of warm, speculative benevolence may wish his society otherwise constituted than he finds it; but a good patriot, and a true politician, always considers how he shall make the most of the existing materials of his country. A disposition to preserve, and an ability to improve, taken together, would be my standard of a statesman.’36x E. Burke, Reflections on the Revolution in France, New York 1999, p. 157-158.
Om zicht te krijgen op de rol van de geschiedenis is het leerzaam om aandacht te geven aan de vader van de christelijk-historische richting in Nederland, Groen van Prinsterer. In zijn Ongeloof en Revolutie spreekt hij van ‘beginselen die ten allen tijde, volgens de theorie en praktijk, de onveranderlijke grondzuilen van orde en regt geweest zijn.’37x Groen van Prinsterer 1847, p. 67-68. Hij benoemt en ervaart dat als ‘de grondslagen der wetenschap’. Op een andere plaats spreekt hij van ‘algemeene waarheid en wereldhistorische rigting’.38x G. Groen van Prinsterer, Ter nagedachtenis van Stahl, Amsterdam 1862, p. 14. Het gaat daarin om zaken die ‘met den aanleg en de behoefte van den mensch, met de natuur der dingen en met de ordeningen Gods in verband staan’.39x Groen van Prinsterer 1847, p. 222. Groen beperkt zich daarbij niet tot de Bijbel, maar hij zoekt van de Oudheid tot en met de moderne tijd naar gemeenschappelijke ankerpunten, elementa, zoals men dat in de Oudheid noemde. Groen noemt dan elementen zoals de eerbiediging van fundamentele rechten, de organische en vrije ontwikkeling van de samenleving en de bescherming van het familieleven. Het is een benadering die wellicht goeddeels overlapt met de manier waarop na de Tweede Wereldoorlog de internationale verdragen werden ontwikkeld. Om een impressie te geven welke problemen de christelijk-historische zienswijze in de huidige tijd zoal ontmoet, beschrijf ik een aantal voorbeelden uit de afgelopen twee decennia. Ten aanzien van de elementaire thema’s die Groen van Prinsterer benoemt, heeft de SGP in de afgelopen jaren namelijk steeds meer de indruk gekregen dat de westerse samenleving en rechtsstaat opnieuw voluit revolutionaire tijden doormaken. Groen typeerde dat op zijn kenmerkende manier: het beginsel van het ongeloof volgt zijn natuurlijke, noodwendige uitwerking.
Het invoeren van het huwelijk voor paren van gelijk geslacht in 2001 was inderdaad historisch te noemen, niet louter op chauvinistisch Hollandse wijze, maar in wereldhistorische zin. Opmerkelijk was vervolgens hoe snel het claimen van gelijke rechten overging in het in diskrediet brengen van de oude norm. Een afwijzende opvatting over de historische nieuwigheid van het homohuwelijk wordt inmiddels vrij snel als intolerantie bestempeld. Hoewel opperrechter Roberts in de VS nog in 2015 in zijn afwijkende opinie bij de uitspraak van het hooggerechtshof over het homohuwelijk uitsprak dat het bezwaarlijk irrationeel genoemd kan worden als een staat vasthoudt aan de definitie van het huwelijk die in de menselijke geschiedenis in elke cultuur het uitgangspunt vormde, lijken zulke overwegingen er doorgaans nauwelijks toe te mogen doen.40x Supreme Court US 26 juni 2015 (Obergefell/Hodges), dissenting opinion van de rechters Roberts, Scalia en Thomas. Het op voorhand uitschakelen van de (wereld)historie als overweging in het debat bemoeilijkt een daadwerkelijke gedachtewisseling over fundamentele onderwerpen. De SGP zou het winst vinden als een meer zakelijke uitwisseling van overwegingen mogelijk wordt.
Na de strijd over het huwelijk spelen in Nederland inmiddels allerlei discussies op het terrein van het gezin. De SGP meent dat de wetgever hierbij een bijzondere verantwoordelijkheid heeft vanwege de belangen van kinderen. Wat dat betreft is er dan reden tot alertheid. Te denken valt bijvoorbeeld aan het thema meerouderschap. Daarbij staan beproefde kaders van het familierecht ter discussie, maar het besef van de verstrekkende gevolgen voor kinderen druipt niet van de beleidspagina’s. De omvang van het historische en pedagogische deel van het rapport van de staatscommissie Herijking ouderschap was bijvoorbeeld uiterst mager.41x Rapport van de staatscommissie Herijking ouderschap, Kind en ouders in de 21ste eeuw, Den Haag 2016. Het kabinet was vooral druk met de technische uitvoeringsconsequenties. Een vergelijkbare zorg betreft overigens het terrein van de genderidentiteit, waarop inmiddels een culturele veldslag gaande is. Het volstrekt laten prevaleren van de subjectieve gevoelens van het individu in de burgerlijke stand zou in de geschiedenis van de moderne staat een novum zijn. Met het oog op de belanghebbenden en het algemeen belang dat aan de orde is, mag een zorgvuldige uitwisseling van argumenten niet achterwege blijven. Ook juridisch gezien behoeft dit onderwerp nadere doordenking, zowel vanuit het perspectief van kinderrechten als vanuit dat van de constitutionele rechten en vrijheden.42x G. Leertouwer, ‘Geslachtsregistratie van de ouders en de rechten van het kind’, Nederlands juristenblad 2022-21; G. Leertouwer, ‘De constitutionele status van geweten, godsdienst en gender. Reflecties op het begrip genderidentiteit vanuit het perspectief van de vrijheid van godsdienst’, Tijdschrift voor constitutioneel recht 2023-1. Het miskennen van de historische dimensie kan volgens de SGP niet anders dan tot schade van de samenleving gebeuren.
Op het terrein van het Europees recht verdient de bescherming van het leven in het bijzonder vermelding. Het Europees Parlement stemde op 11 april 2024 voor een resolutie om het recht op abortus te verankeren in het Handvest van de Europese Unie.43x https://oeil.secure.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference=2024/2655 (RSP)&l=cs. De SGP beschouwt dit als een revolutionaire stap die buiten het ‘traditionele’ speelveld treedt van de argumenten voor en tegen abortus. Zonder overdrijving kan gezegd worden dat hier in nietzscheaanse zin sprake is van een ‘omwaardering’ van alle juridische waarden. Deze omwaardering raakt niet meer enkel de specifiek christelijke waarden, maar richt zich nu zelfs op de universele waarden van het internationaal recht. De internationale verdragen beoogden in de allereerste plaats het leven en de veiligheid van burgers te beschermen, ingegeven door de bittere ervaring met de dwang en dreiging van totalitaire regimes. Het eigenstandige recht om leven af te breken, is daaraan radicaal tegengesteld. Daarmee zouden de verdragen zich, niet enkel als uitzonderingsgrond, gaan keren tegen het leven. Dat ervaart de SGP als een onheilspellend teken voor de weerbaarheid van de rechtsstaat. Het roept associaties op met de Bijbelse sfeertekening van een aarde die vervuld is met geweldenarij, zij het nu onder een schijn van recht.44x Genesis 6:11.
De christelijk-historische oriëntatie van de SGP wordt gestempeld door het besef van enerzijds zonde, gebrokenheid en kwaad en anderzijds de verantwoordelijkheid om ongemak en onvolmaaktheid te verdragen. De SGP formuleerde in het verkiezingsprogramma van 1977, tegen de achtergrond van het beleid van het kabinet-Den Uyl en de ideologische debatten erover, zelfs uitdrukkelijk een drietal beleidsbepalende gegevens.45x SGP, Signalen voor Goede Politiek: verkiezingsprogram van de Staatkundig Gereformeerde Partij voor 1977 en volgende jaren, 1977, p. 3. Allereerst dienen plannen en beloften rekening te houden met de zonde, aangezien zij anders te optimistisch en onwerkelijk uitvallen. Daarbij dient de politiek ook weet hebben van de gerechtigheid, die ten diepste in Christus schittert. Ten derde, en als toepassing: wanneer zonde en gerechtigheid worden vergeten, kan het niet anders of land en volk zullen vroeg of laat door oordelen getroffen worden. Het programma drong daarom aan op een beleid dat de oordelen kan opschorten. Interessante vraag die zich opdringt, is wat dit kader zou betekenen in het huidige politieke landschap. Kan de politiek bijvoorbeeld werkelijk de asielcrisis oplossen met een speciale wet? Wat is een rechtvaardige benadering van bestaanszekerheid en hoe voorkomt de overheid dat zij zich vertilt aan dit pretentieuze thema? Ideologie kan volgens de SGP niet anders dan mank gaan, of deze nu links of rechts is.Het respect voor de gegroeide werkelijkheid betekent uiteraard niet dat de SGP gekant zou zijn tegen elke verandering en al helemaal tegen stelselwijzigingen. Cruciaal is de combinatie van eigenschappen die Burke schetste: de gezindheid om te behouden met het vermogen om te veranderen. Zorgvuldigheid en geleidelijkheid zijn dan van groot belang. Voor wat betreft de ontwikkeling van de staat is evolutie meer dan revolutie het devies. Groen van Prinsterer benoemt in zijn werk het belang van geleidelijke, historische ontwikkeling, tegenover ‘de constitutiefabriek’ die vanaf de tekentafel allerlei nieuwe blauwdrukken aan de werkelijkheid meent te kunnen opleggen. Als het gaat om veranderingen in de Grondwet blijft het criterium van constitutionele rijpheid daarom voor de SGP een goede notie.46x Zie de beschouwing van de Raad van State over de functies van de Grondwet in het jaarverslag 2023; Raad van State, Innoveren in de rechtsstaat, april 2024. Het importeren van een constitutioneel hof uit andere landen bijvoorbeeld klinkt dan niet meteen aantrekkelijk. Voor het ontwikkelen van beleid en wetgeving voerde Sharon Stellaard in haar recente proefschrift een pleidooi voor chronologisch beleidsbesef.47x S.D. Rodriguez Rivas-Stellaard, Boemerangbeleid: Over aanhoudende tragiek in passend onderwijs- en Jeugdzorgbeleid, Amsterdam 2023, hoofdstuk 7. Chronologisch beleidsbesef impliceert volgens haar historisch overzicht van de voornaamste ingrepen in een beleidsveld, de redenen daarvoor en de uitwerking daarvan en een intensieve reflectie daarop, om te komen tot een dieper besef van dat causale geheel. Een degelijke reflectie voorkomt nieuwe teleurstelling en het risico van boemerangbeleid. Juist in tijden van electorale instabiliteit is dat belangrijker dan ooit. Historisch overzicht dempt de grillen van de democratie en dient de stabiliteit van de samenleving.
-
5 Leviathan aan de teugel
In het voorgaande kwam de rol van de overheid al even aan bod. In de traditie van de SGP neemt de Bijbelse opdracht tot gehoorzaamheid een belangrijke plaats in. De overheid is er om de ongebondenheid van de mensen te bedwingen, zo belijdt artikel 36 van de Nederlandse geloofsbelijdenis. De ontwerpers van de Amerikaanse constitutie verwoordden dat in de achttiende eeuw op een andere manier in de Federalist Papers: ‘If men were angels, no governement would be necessary.’48x Madison, Hamilton & Jay 1987. De overheid dient orde en veiligheid te waarborgen. In die situatie kunnen vrijheden bloeien, waaronder de vrijheid van de kerk om het Evangelie met woord en daad uit te dragen. Daarom heeft de SGP de rechtsstaat hoog in het vaandel. Het is dus ook van belang om de indringende zorgen over het functioneren van de rechtsstaat in de afgelopen jaren, onder andere in evaluaties van het eigen handelen door het parlement en de rechtspraak, serieus te nemen. In de onderzoeken staan vaak situaties centraal waarin de rechtsstaat te weinig respect heeft getoond voor de rechten van burgers. Dat zijn ingrijpende zaken, waarin burgers ernstig bekneld kunnen raken.
Naarmate de theorieën over het sociaal contract of het maatschappelijk verdrag veld wonnen, groeiden ook de zorgen over de dominante rol van de overheid. Vanaf de negentiende eeuw stond met name de vraag centraal wat de consequenties zouden zijn van een uitdijende overheid voor de burgerlijke vrijheden van individuen en organisaties. De theorie van het maatschappelijk verdrag verminderde enerzijds de tolerantie voor vrije ruimtes waar de overheid geen directe invloed heeft. Anderzijds namen de verwachtingen ten aanzien van de rol van de overheid steeds verder toe. Met name door de verzorgingsstaat namen die een hoge vlucht. Na aanvankelijk verzet tegen de uitdijende overheidsverantwoordelijkheden heeft de SGP zich in de praktijk goeddeels gevoegd in de uitgangspunten van de verzorgingsstaat. Desalniettemin blijft het bij de SGP een belangrijke politieke intuïtie dat de overheid beteugeling nodig heeft en dat burgers in bepaalde sferen vrijheid toekomt. De leviathan is voor SGP’ers geen knuffelbeest, zeker niet als het de overheid betreft. Met Frissen ziet de SGP een ‘integrale staat’ eerder als een schrikbeeld dan een ideaal.49x P.H.A. Frissen, De integrale staat. Kritiek van de samenhang, Boom 2023. De bestuurskundige literatuur van de afgelopen jaren belicht ook de schaduwzijden van de beheersingsdrang van de overheid.50x Zie bijv. R.J. van Putten, De ban van beheersing: Naar een reflexieve bestuurskunst, Amsterdam 2020.
De vrees voor een groeiend staatsmonster was in de negentiende eeuw niet alleen een zorg voor orthodoxe protestanten, zoals onder anderen Abraham Kuyper (1837-1920) die met verve vertolkte. Ook de liberaal Thorbecke (1798-1872) benoemde als probleem dat de burger door het wegvallen van privaatrechtelijke gemeenschappen, zoals de gilden, steeds meer direct en onbeschermd tegenover het centrale staatsgezag kwam te staan, dat ook nog eens is uitgerust met allerlei bevoegdheden die diep kunnen binnendringen in het leven van burgers.51x J.R. Thorbecke, Historische schetsen, Den Haag 1872, p. 84-96. Voor hem was daarom de organieke uitwerking van het Revolutiebeginsel zo belangrijk, waarbij met name de decentrale overheden als schokdempers tegen het centrale gezag moesten fungeren. Groen van Prinsterer zag in die publiekrechtelijke benadering een miskenning van historische rechten, onder andere van gemeenten. Hij hield nog lang vast aan de privaatrechtelijke oorsprong van de staat en benoemde daarbij ook de bijzondere positie van de kerk, bijvoorbeeld als het ging om armenzorg. Wanneer de bevoegdheden van kerken en maatschappelijke organisaties worden ondermijnd en tot overheidsverantwoordelijkheid worden gemaakt, zou dat volgens Groen leiden tot lijdelijke burgers. Er is veel verwantschap met de analyse van Tocqueville.52x In de eerste druk van zijn Ongeloof en Revolutie (1847) noemt Groen van Prinsterer de naam van Tocqueville niet. In de tweede druk uit 1868 heeft Groen vele verwijzing naar de hoofdwerken van Tocqueville ingevoegd, ook ten aanzien van de gevolgen van de zogenoemde centralisatie.
In het licht van de belijdenis dat de overheid een dienares van God is, mag de overheid zelf geen goddelijke allures worden aangemeten. Juist daarom is de formulering ‘bij de gratie Gods’ een nuttige richtingwijzer. De overheid mag niet naar hartenlust heersen over burgers, maar zij is zelf gebonden. Heel concreet betekent het de erkenning dat er gebieden zijn waar de overheid nauwelijks tot geen zeggenschap dient te hebben. De meest absolute kern daarvan betreft de vrijheid van geweten. Volgens de rechtsgeleerde Paul Scholten (1875-1946) was dat de meerwaarde van de calvinistische staatsleer: ‘dat er een gebied is, waarop de Staat, of welke rechtsorganisatie ook, niet almachtig behoort te zijn. (…) Als er één denkbeeld is dat deze [rechtsgeleerden, GL] definitief hebben vastgezet in de leer van staat en recht, dan is het dit, dat er een gebied is, waar de mensch de bevelen van niemand heeft af te wachten, dat naast zijn onderwerping aan den Staat zijn vrijheid tegenover hem triomfantelijk omhoog kan worden geheven.’53x P. Scholten, ‘De Grondwetsherziening’, Onze Eeuw, 1917-17, p. 173. De vrijheidssferen zijn adequate contragewichten tegen de macht van de centrale overheid. De regeling in het Burgerlijk Wetboek (BW) dat kerkgenootschappen door hun eigen statuut geregeerd worden (art. 2:2), moet daarom eerder als goede praktijk ter verdere uitbreiding gezien worden dan als een laatste braakliggend terrein dat wacht op de zegening van de overheidsontginning.
Met bezorgdheid signaleert de SGP de paradox dat in de huidige rechtsstaat juist de klassieke vrijheden steeds meer onder druk staan door toedoen van de overheid. Het meest vergaande voorbeeld, symptomatisch voor bredere ontwikkelingen, betreft wellicht het wettelijke verbod in Engeland op stil gebed in de buurt van abortusklinieken. Zelfs de grens van de gewetensvrijheid wordt hier overschreden. In Nederland zijn dergelijke voorstellen nog niet aan de orde, maar de behoefte aan beperkingen wordt steeds duidelijker geuit, en arrestaties bij vreedzame eenmensprotesten zijn in de buurt van abortusklinieken inmiddels al praktijk. Ook in het onderwijs groeit de invloed van de overheid. De burgerschapswetgeving schrijft steeds indringender voor welke uitleg scholen moeten geven aan de kernwaarden vrijheid, gelijkheid en solidariteit.54x J. van den Brink, ‘Het Wetsvoorstel burgerschapsopdracht’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2020-1. Ook hier zijn allerlei klassieke vrijheden in het geding, zoals de vrije gedachtevorming en -uitwisseling. De behoefte aan beheersing overschrijdt zelfs de grenzen van het reguliere onderwijs. Met het voorgenomen toezicht op informeel onderwijs zou het kabinet grip krijgen op allerlei andere maatschappelijke domeinen, zoals verenigingen en kerken, waar kinderen gevormd worden.55x P. van Sasse van IJsselt, ‘Informeel onderwijs onder overheidstoezicht. Aan de oever van de Rubicon’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2024-2. De gezonde huiver om als overheid deze vrije zone te betreden, is kennelijk afgeschud.
De relatie tussen een dominante overheid en de mate van eigen verantwoordelijkheid van burgers blijft eveneens een punt van zorg. In de huidige wetgeving en het politieke debat komt nog slechts op marginale wijze de eigen verantwoordelijkheid tot uitdrukking, alle discussies over de participatiesamenleving ten spijt. Hier en daar is er inzet voor initiatieven zoals het ‘right to challenge’, waarbij burgers zelf voorzieningen mogen overnemen. In de Jeugdwet is bijvoorbeeld het recht opgenomen om een familiegroepsplan te mogen maken. Toch blijkt dit recht in de praktijk slechts beperkt tot uitwerking te komen.56x Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 2393. Zonder fundamentele discussie over de betekenis van een steeds verder oprukkende overheid is volgens de SGP de kans aanmerkelijk dat verbeteringen bij losse flodders blijven. Dat de staat in de sfeer van de fiscaliteit eenverdienersgezinnen buitensporig veel zwaarder belast dan tweeverdienersgezinnen, is volgens de SGP een belangrijke indicatie dat de gezonde verhoudingen zoek zijn als het gaat om het ondersteunen van eigen verantwoordelijkheid.
Tegen de achtergrond van het voorgaande is het, tot slot, paradoxaal hoe ver de overheid juist de teugels laat vieren voor belangenorganisaties waarvan de activiteiten druk kunnen opleveren voor het functioneren van de rechtsstaat. In de eerste plaats denkt de SGP dan aan een vergaande interpretatie van het demonstratierecht die niet meer adequaat weet te reageren op aanhoudend en ernstig onrechtmatig gedrag. Het gaat om belangenorganisaties zoals Extinction Rebellion (XR), die zich met de anbi-status zelfs ten doel stellen ontwrichtende acties uit te voeren.57x https://vriendenvanxr.nl/; statuten Stichting Vrienden van XR. De 35 onrechtmatige snelwegblokkades van deze organisatie vereisten in anderhalf jaar tijd de inzet van circa 16.000 functionarissen.58x Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 2280. Daardoor staat het politieapparaat, zeker in tijden van personeelskrapte, onder grote druk en dientengevolge de brede veiligheid van de samenleving.
Als tweede categorie valt te denken aan algemeen-belangacties door organisaties waarvan de representativiteit nauwelijks duidelijk is. Een algemeen-belangactie is goed te begrijpen indien deze bijvoorbeeld door de ANWB of de openbare bibliotheek zou worden aangespannen. Het gaat dan om organisaties met miljoenen leden die de samenleving werkelijk stem kunnen geven. Het ligt echter anders wanneer organisaties vooral met behulp van veel geld en een legertje juristen proberen via de rechter hun ideologische visie aan de samenleving op te dringen. Een verdergaande Urgendaïsering brengt de staatsmachten uit evenwicht en schaadt volgens de SGP juist het algemeen belang dat de juridische acties moeten dienen. Samengevat dient de leviathan zich meer zorgen te maken over wat primair tot het eigen erf behoort in plaats van zich steeds meer bevoegdheden aan te meten om in de tuin van burgers rond te neuzen. -
6 Ten besluite
Met het schetsen van de drie intuïties van christelijke politiek hoop ik een indruk te hebben gegeven van de manier waarop veel leden en vertegenwoordigers van de SGP kijken, denken en ervaren als het gaat om de rol van godsdienst als zodanig en in verband met de staat. De SGP heeft een fundamenteel ander perspectief op de overheid en de politiek dan andere partijen. Immers, in weerwil van de heersende sterke nadruk op individuele autonomie in onze seculariserende samenleving belijdt de partij dat de mens zich juist moet richten naar de goede goddelijke wetten en ordeningen, persoonlijk en als samenleving. De partij kan daarbij zelfs onbekommerd en met vreugde het woord gehoorzaamheid gebruiken, vanuit de overtuiging dat juist daarin de ware vrijheid ligt. Misschien leidt dat bij de buitenstaander tot een gevoel van onbehagen. Het perspectief van de SGP is voor de democratische rechtsstaat echter niet verontrustend, maar veeleer verrijkend en verdiepend. Er zijn allerlei redenen om dankbaar te kunnen zijn voor het feit dat het stelsel van evenredige vertegenwoordiging partijen zoals de SGP plaats biedt in het parlement.
Zoals ik heb geschetst, is het inbrengen van godsdienst relevant voor het functioneren van de rechtsstaat, zelfs en misschien wel juist als dat op orthodoxe wijze gebeurt. Deze inbreng blijft actief herinneren aan de oorsprong en het doel van de rechtsstaat. Die rechtsstaat betekent onontkoombaar een normatieve orde die grenzen stelt aan de autonomie en de subjectieve verlangens van het individu. De vraag is dan welke achterliggende moraal onze rechtsstaat werkelijk kan blijven schragen als een gedeelde overtuiging wegvalt. Welk moreel kompas hanteert de zogenoemde neutrale, liberale staat? Welk gezag heeft een staat die niet kan verwijzen naar een roeping van Hogerhand? Het godsdienstige perspectief wijst op de gevaren wanneer de overheid in plaats van de gratie Gods volledig uit zou gaan van de meerderheid van de mensen. Bovendien herinnert het perspectief van de godsdienst eraan dat er méér is dan de louter materiële wereld. Het waakt voor een te optimistisch mensbeeld en bovenmenselijke verwachtingen van de overheid. Het is geen overbodige luxe om te herinneren aan de noodzaak om de bevoegdheid van de overheid te beteugelen.
Met het inbrengen van historisch perspectief kan de SGP in de politiek mijns inziens ook van toegevoegde waarde zijn. Het is geen gezonde situatie wanneer een samenleving beproefde ervaringen van decennia, eeuwen of zelfs millennia schouderophalend bij het grofvuil zet of van de weeromstuit zelfs als buitenissig gaat behandelen. De geschiedenis is weliswaar geen onfeilbare bron, maar wel een nuttige leuning langs het politieke pad. Door aan dit perspectief meer waarde toe te kennen, kan de politiek aan kracht winnen. De christelijk-historische benadering van de SGP kan een voorbehoedmiddel zijn tegen de grillen van het moment, de uitschieters van de democratie waar veel politieke denkers voor hebben gewaarschuwd. Het zou mooi zijn als de partij hiermee als oranje controlelampje in het parlement kan functioneren. Met de haar toegedichte eclectische politieke filosofie kan de SGP bovendien iets essentieels toevoegen als smeermiddel in het politieke midden.
In het licht van de ontstaansgeschiedenis van Nederland is het een belangrijke oproep om grote zorg te tonen voor de meest fundamentele vrijheden. De vrijheid van religie is historisch gezien het moederrecht waaruit andere rechten en vrijheid zijn gegroeid. Het verdergaand inperken van deze vrijheid kan dan niemand onverschillig zijn, ongeacht de persoonlijke overtuiging. Bij de behandeling van de Algemene wet gelijke behandeling maakt SGP-Kamerlid Van den Berg zijn vrees kenbaar over de ontwikkelingen in Nederland: ‘De contouren van een absolutistische Staat die met dwang eigen ideologie oplegt, doemen hier op en dat is bepaald een afschrikwekkend perspectief.’59x J.W. van Berkum, Gedwongen gelijkheid, verdrongen vrijheid. Pleidooi voor een evenwichtige balans tussen grondrechten, Gouda 2009, p. 54. De ontwikkelingen in de afgelopen jaren en decennia bieden volgens de SGP nog steeds, en zelfs nog meer, stof om ons te bezinnen op dit perspectief. De juridische ontwikkelingen inzake de vrije meningsuiting bij abortusklinieken en het voorgenomen toezicht op informeel onderwijs roepen fundamentele vragen op over de vitaliteit van het beschermen van klassieke vrijheden. De overheid die steeds verder gaat en zowel op straat als in het verenigingsleven overtuigingen controleert en wegdrukt, bewandelt volgens de SGP een heilloos spoor.
Mocht de SGP, tot slot, zelf noodzaak zien tot het zoeken van andere termen dan de begrippen staatkundig en gereformeerd, dan zouden de meer herkenbare woorden ‘christelijk’ en ‘historisch’ de missie van de partij in de huidige tijd mijns inziens behoorlijk kunnen dekken. In ieder geval wijzen ze op de grote continuïteit met geestverwanten in het verleden. Men zou de SGP gerust een christelijk-historische unie kunnen noemen, met antirevolutionaire genen. -
1 J.A. Schippers, ‘Van afwijzing naar acceptatie. De SGP en het grondrecht van godsdienstvrijheid’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2023-2.
-
2 Reformatorisch Dagblad, 24 april 2024, ‘Hengstmengel: SGP, ga politieke filosofie ontwikkelen’.
-
3 Hengstmengel citeert onder andere de uitspraak uit Ongeloof en Revolutie dat de vreze des Heeren het beginsel is van de wetenschap (naar Psalm 111:10), maar dat het niet de hele wetenschap is.
-
4 J.A. Schippers (red.), Gerechtigheid verhoogt een volk. Bijbels genormeerde politiek in een democratische rechtsstaat, De Banier 2016, p. 19.
-
5 Idem, p. 257.
-
6 J. de Vries, ‘Groen van Prinsterer las Tocqueville’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2021-2.
-
7 W.G.F. van Vliet, Groen van Prinsterers historische benadering van de politiek, Amsterdam 2008, par. I.2.
-
8 G. Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie, Leiden 1847, p. 35.
-
9 Idem.
-
10 Zie voor het gebruik van de Bijbel in de politiek, tegen de achtergrond van het risico van biblicisme, een publicatie vanuit de SGP: R. Heij, Politiek met de Bijbel. Over het Schriftberoep in het publieke debat, Apeldoorn 2017.
-
11 Deze intuïties zijn iets anders dan het door Groen van Prinsterer gehekelde ‘christelijk instinkt’ waarmee men zonder gedegen kennis van staatsrecht en geschiedenis voldoende politiek onderscheidingsvermogen zou bezitten.
-
12 Woord houden, Verkiezingsprogramma 2023-2027, p. 4.
-
13 Zie bijv. De onzichtbare maat. Archeologie van goed en kwaad, Amsterdam 2020, waarin Kinneging de ontwikkeling van enerzijds de klassieke Europese traditie beschrijft naast de ontwikkeling van de Verlichting en Romantiek.
-
14 Prediker 12:13 (Statenvertaling).
-
15 A. de Tocqueville, Over de democratie in Amerika, Lemniscaat 2014, boek I, deel II, hoofdstuk IX, p. 318.
-
16 Idem, p. 321.
-
17 J.C.J. Boutellier, Het seculiere experiment. Hoe we van God los gingen samenleven, Amsterdam 2015.
-
18 M. ’t Hart, Wie God verlaat heeft niets te vrezen. De Schrift betwist.
-
19 De Tocqueville 2014, p. 907.
-
20 J. Röselaers, ‘Voorbij het ongemak over religie. Sociaalliberalisme en religie’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2019-3.
-
21 www.trouw.nl/nieuws/d66-en-cu-samen-tegen-lege-kerken~b2a131a0/?referrer=https://www.google.nl/.
-
22 H. van de Breevaart, ‘Cultuurchristendom in de strijd tegen modern gnosticisme (deel 2)’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2021-3, p. 52.
-
23 Zie de interruptie van SGP-fractievoorzitter Kees van der Staaij richting PVV-leider Geert Wilders over de betekenis van de joods-christelijke waarden bij de algemene politieke beschouwingen 2016; www.youtube.com/watch?v=IhbtoV2d_aw.
-
24 De Staatsregeling van 1798 vermeldde dat de eerbiedige erkentenis van een Albesturend Opperwezen de banden der maatschappij versterkt (art. 8) en de Grondwet van 1814 benoemde godsdienst als een vaste steun van de staat (art. 140).
-
25 Volgens de ontwerpers van de Amerikaanse constitutie is het overheidsbestuur zelfs de hoogste reflectie op de menselijke natuur; J. Madison, A. Hamilton & J. Jay, The Federalist Papers, Penguin books 1987.
-
26 Zie bijv. de Monitor brede welvaart, hoewel ook daarbij het risico van een kwantificeerbare benadering bestaat, www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/monitor-brede-welvaart-en-de-sustainable-development-goals.
-
27 A. Augustinus, Belijdenissen, Amsterdam 2004, boek I, I.1.
-
28 Handelingen II 2011/12, item 57, nr. 8, p. 33.
-
29 T. Holland, Heerschappij. Hoe het christendom het Westen vormde, Amsterdam 2020, p. 564.
-
30 Romeinen 8:22.
-
31 A.A. van Ruler, ‘Bijbelse toekomstverwachting en aards perspectief’, in: Theologisch Werk II, Nijkerk 1971, p. 235-236.
-
32 De Afdeling advisering van de Raad van State was bijv. kritisch over het initiatiefwetsvoorstel toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek (‘voltooid leven’). De individuele autonomie wordt volgens de Afdeling beperkt door de plicht van de wetgever om kwetsbare burgers te beschermen. www.raadvanstate.nl/adviezen/@121919/w13-20-0284-iii/.
-
33 Zie P.H.A. Frissen, De fatale staat: over de politiek noodzakelijke verzoening met tragiek, Amsterdam 2013, over de rol van de overheid inzake euthanasie.
-
34 Zie bijv. B.P. Vermeulen, ‘De marges voor een geprivilegieerde kerk’, in: Gerechtigheid verhoogt een volk. Bijbels genormeerde politiek in een democratische rechtsstaat, Apeldoorn 2016.
-
35 Groen van Prinsterer (1847) vertelt dat hij zich al jaren ergerde aan het onhistorische van de theorieën over het maatschappelijk verdrag totdat hij door lezing van Von Haller meer zicht kreeg op de inhoudelijke gebreken van deze theorieën (p. 37-38).
-
36 E. Burke, Reflections on the Revolution in France, New York 1999, p. 157-158.
-
37 Groen van Prinsterer 1847, p. 67-68.
-
38 G. Groen van Prinsterer, Ter nagedachtenis van Stahl, Amsterdam 1862, p. 14.
-
39 Groen van Prinsterer 1847, p. 222.
-
40 Supreme Court US 26 juni 2015 (Obergefell/Hodges), dissenting opinion van de rechters Roberts, Scalia en Thomas.
-
41 Rapport van de staatscommissie Herijking ouderschap, Kind en ouders in de 21ste eeuw, Den Haag 2016.
-
42 G. Leertouwer, ‘Geslachtsregistratie van de ouders en de rechten van het kind’, Nederlands juristenblad 2022-21; G. Leertouwer, ‘De constitutionele status van geweten, godsdienst en gender. Reflecties op het begrip genderidentiteit vanuit het perspectief van de vrijheid van godsdienst’, Tijdschrift voor constitutioneel recht 2023-1.
-
43 https://oeil.secure.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference=2024/2655 (RSP)&l=cs.
-
44 Genesis 6:11.
-
45 SGP, Signalen voor Goede Politiek: verkiezingsprogram van de Staatkundig Gereformeerde Partij voor 1977 en volgende jaren, 1977, p. 3.
-
46 Zie de beschouwing van de Raad van State over de functies van de Grondwet in het jaarverslag 2023; Raad van State, Innoveren in de rechtsstaat, april 2024.
-
47 S.D. Rodriguez Rivas-Stellaard, Boemerangbeleid: Over aanhoudende tragiek in passend onderwijs- en Jeugdzorgbeleid, Amsterdam 2023, hoofdstuk 7.
-
48 Madison, Hamilton & Jay 1987.
-
49 P.H.A. Frissen, De integrale staat. Kritiek van de samenhang, Boom 2023.
-
50 Zie bijv. R.J. van Putten, De ban van beheersing: Naar een reflexieve bestuurskunst, Amsterdam 2020.
-
51 J.R. Thorbecke, Historische schetsen, Den Haag 1872, p. 84-96.
-
52 In de eerste druk van zijn Ongeloof en Revolutie (1847) noemt Groen van Prinsterer de naam van Tocqueville niet. In de tweede druk uit 1868 heeft Groen vele verwijzing naar de hoofdwerken van Tocqueville ingevoegd, ook ten aanzien van de gevolgen van de zogenoemde centralisatie.
-
53 P. Scholten, ‘De Grondwetsherziening’, Onze Eeuw, 1917-17, p. 173.
-
54 J. van den Brink, ‘Het Wetsvoorstel burgerschapsopdracht’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2020-1.
-
55 P. van Sasse van IJsselt, ‘Informeel onderwijs onder overheidstoezicht. Aan de oever van de Rubicon’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2024-2.
-
56 Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 2393.
-
57 https://vriendenvanxr.nl/; statuten Stichting Vrienden van XR.
-
58 Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 2280.
-
59 J.W. van Berkum, Gedwongen gelijkheid, verdrongen vrijheid. Pleidooi voor een evenwichtige balans tussen grondrechten, Gouda 2009, p. 54.
DOI: 10.5553/TvRRB/187977842024015003002
Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid |
|
Artikel | Het staatkundige en gereformeerde van de SGPPolitieke intuïties van een christelijk-historische partij |
Trefwoorden | godsdienst en geloof, religie en politiek, christelijk-historisch, geschiedenis, SGP |
Auteurs | Gijsbert Leertouwer |
DOI | 10.5553/TvRRB/187977842024015003002 |
Toon PDF Toon volledige grootte Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze |
Dit artikel is keer geraadpleegd. |
Dit artikel is 0 keer gedownload. |
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Gijsbert Leertouwer, 'Het staatkundige en gereformeerde van de SGP', TvRRB 2024-3, p. 7-22
Gijsbert Leertouwer, 'Het staatkundige en gereformeerde van de SGP', TvRRB 2024-3, p. 7-22
As a Calvinist political party SGP stresses the importance and relevance of orthodox Christian religion for nowadays secularizing Dutch society. Awareness of the religious roots of Dutch society is necessary to understand the essence of fundamental freedoms and the relation between church and state. It is also crucial for the vital and balanced development of the rule of law and a guarantee against superhuman aspirations and expectations of government. Notwithstanding SGP’s primary focus on Biblical argumentation the party also leans strongly on history as a guide and argument for political debate, so that it can properly be called a Christian-historical party. |