De Tempus Energy-zaak betreft de vraag of de Europese Commissie een Britse steunmaatregel terecht heeft goedgekeurd na een inleidend onderzoek. Tempus Energy meende van niet en stelde dat de Commissie nader onderzoek had moeten doen in een formele procedure. In het arrest beantwoordt het Hof van Justitie enkele fundamentele vragen over de inhoud en reikwijdte van een inleidend onderzoek door de Commissie. Dit artikel analyseert het arrest en staat daarbij tevens stil bij de betekenis van dit arrest voor de rechten van derden-belanghebbenden. |


Nederlands tijdschrift voor Europees recht
Meer op het gebied van Europees recht en mededingingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Staatssteun |
Het Tempus Energy-arrest: een nadere afbakening van de onderzoeksplicht van de Europese Commissie in een inleidend onderzoek |
Trefwoorden | staatssteun, procedureverordening, rechten van belanghebbenden |
Auteurs | mr. E.M.M. Besselink |
SamenvattingAuteursinformatie |
Staatssteun |
|
Trefwoorden | fiscale steunmaatregelen, selectiviteit, referentiestelsel, afwijking, rechtvaardiging door aard en opzet stelsel |
Auteurs | mr. R.J.M. van den Tweel en mr. G.J. van Midden |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest in World Duty Free Group gaat over het staatssteunrechtelijke selectiviteitscriterium bij belastingregelingen. Het selectief karakter wordt via drie stappen vastgesteld: (1) de vaststelling van de gewone belastingregeling, (2) het bestaan van een afwijking en (3) eventuele rechtvaardiging vanwege de aard en opzet van het belastingstelsel. Iedere stap heeft een eigen functie en daarbij komen andere vragen aan de orde, waarbij de antwoorden van belang zijn voor het vervolg. Het arrest toont aan dat deze stappen in de toepassing niet altijd strikt worden onderscheiden. Zoals dit arrest illustreert, maakt dat de toets complex en soms weinig inzichtelijk. |
Europees strafrecht |
Het Europees Openbaar Ministerie en het hervormde OLAF uit de startblokkenEen nieuwe impuls voor Europese fraudebestrijding |
Trefwoorden | EOM, rechtsbescherming, OLAF, fraude, strafrecht |
Auteurs | mr. S.J. Lopik, mr. E.M.R.H. Vancraybex en mr. Y. de Vries |
SamenvattingAuteursinformatie |
De strijd tegen fraude die ten koste kan gaan van EU-middelen heeft een nieuwe impuls gekregen. Op 1 juni 2021 is het Europees Openbaar Ministerie (EOM) met zijn werkzaamheden begonnen. De komst van het EOM brengt ook veranderingen met zich voor de rol en de taakuitoefening van het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF). In dit artikel gaan de auteurs in op deze ontwikkelingen en leggen daarbij de nadruk op het spanningsveld rond deze bevoegdheidsoverdracht en de noodzaak om te voorzien in effectieve procedurele waarborgen. |
Extra artikel NtER
N.F. Idriz en L.A.J. Senden