This article examines the actual application of European administrative soft law in light of the Dutch principle of legality. European administrative soft law is not legally binding. However, European administrative soft law can generate judicial binding effects for the Member States on the basis of the jurisprudence of the Court of Justice. Moreover, the research on the actual application of administratice soft law in the field of European subsidies shows that it can also have a 'de facto' binding effect for the Member Sates. The (legal and actual) binding effects of European administrative soft law are problematic in light of the principle of legality, according to which binding norms must be laid down in hard law. The article argues that with the application of administrative soft law, three functions of the principle of legality (the principle provides legal certainty and legitimacy and serves as a safeguard against public authorities) are not sufficiently met. Several possible solutions that may resolve this tension are proposed. |
Zoekresultaat: 1624 artikelen
Article (peer reviewed) |
|
Tijdschrift | Netherlands Administrative Law Library, januari 2013 |
Auteurs | Claartje van Dam |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Grensoverschrijdend patiëntenverkeer in de Zorgverzekeringswet: is de voorgenomen wijziging van artikel 13 Europeesrechtelijk houdbaar? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | EU-recht, gecontracteerde zorg, grensoverschrijdend patiëntenverkeer, restitutiepolis, zorg in natura |
Auteurs | Prof. mr. J.W. van de Gronden |
SamenvattingAuteursinformatie |
De regering heeft voorgesteld om artikel 13 Zorgverzekeringswet te wijzigen. Het doel hiervan is om zorgverzekeraars de mogelijkheid te bieden om niet-gecontracteerde zorg, ook die ondergaan is in het buitenland, niet te vergoeden. Volgens de regering zou de EU-richtlijn betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg dit toestaan. Nagegaan wordt of deze stelling hout snijdt. Bij de auteur bestaat de zorg dat bij onjuiste implementatie van Richtlijn 2011/24 zich vele ingewikkelde Europeesrechtelijke kwesties zullen voordoen. Dit zou ten koste gaan van de patiënt. |
Artikel |
Openbaarmaking van koersgevoelige informatieProefschrift van mr. G.T.J. Hoff |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 1 2013 |
Auteurs | Mr. M. van Straaten en Mr. I.J.F. Wijnberg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bespreking van het proefschrift van mr. G.T.J. Hoff |
Artikel |
Het wettelijk recht op een betaalrekening is een feit, maar wel een zeer beperkt feit |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | basisbankrekening, betaaldiensten, betaalrekening, bank, consument |
Auteurs | Mr. M.L. Louisse |
SamenvattingAuteursinformatie |
Banken in Nederland zullen (waarschijnlijk) vanaf 1 juli 2013 wettelijk verplicht zijn een ‘basisbankrekening’ te verstrekken aan natuurlijke personen die in het schuldhulpverleningstraject zitten. Hoe verhoudt deze verplichting zich tot hun andere publiekrechtelijke verplichtingen en de Europese ontwikkelingen op dit vlak? |
Article (without peer review) |
|
Tijdschrift | Netherlands Administrative Law Library, december 2012 |
Auteurs | Matthijs Baart |
SamenvattingAuteursinformatie |
This article examines the impact of the introduction of the Schutznorm-principle (relativiteitsvereiste) in the Dutch General Administrative Law Act on the private enforcement of state aid law. This principle prohibits the administrative courts to annul a decision if the ground manifestly does not protect the complainants interests. Court decisions are examined to research the role of individuals in the private enforcement of state aid law. These individuals often have no competitive relation with the (alleged) beneficiary of the aid. However, presumably the Schutznorm-principle will not hinder them from annulling the decision because the Schutznorm-principle requires clarity regarding the scope of the provision invoked. Article 108 TFEU lacks this clarity. Based on possibilities of appeal against Commissions decisions and case law of the EU CoJ on this matter, the author argues that not every individual needs to be able to invoke state aid provisions. |
Artikel |
EU-burgerschap en toegang tot sociale voordelen over de grensIs er verschil tussen marktburgers en sociale burgers? |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2012 |
Trefwoorden | Europees burgerschap, non-discriminatie, sociale voordelen, economisch niet-actieven, objectieve rechtvaardigingsgrond |
Auteurs | Prof. mr. F.J.L. Pennings |
SamenvattingAuteursinformatie |
In recente arresten heeft het Hof van Justitie uitgemaakt dat als een land door middel van een nationaliteits- of woonplaatseis de toegang tot zijn stelsel beperkt, ook niet-economisch actieven deze eisen kunnen aanvechten op grond van de bepaling van het Europees burgerschap. Wel mogen lidstaten bepaalde goed beargumenteerde beperkingen stellen voor personen met een vreemde nationaliteit, zoals dat men vijf jaar in Nederland heeft gewoond voordat men recht heeft op studiefinanciering. Nu rijst een aantal vragen. Hoe kan het dat de bepaling van het Europees burgerschap een dergelijk effect heeft? Zijn er nog verschillen tussen economisch actieve en niet-actieve burgers? Is de jurisprudentie over het burgerschap geen bedreiging voor nationale welvaartsstaten? Deze vragen worden in deze bijdrage behandeld. Daarbij komt ook het recente arrest Europese Commissie tegen Nederland (C-542/09) aan de orde. |
Jurisprudentie |
Grenzeloze problemen bij grensoverschrijdende arbeidDe IPR-systematiek van het EVO-Verdrag en de Rome I-Verordening nader beschouwd, HR 3 februari 2012, LJN BS8791, JAR 2012/69 (Schlecker/Boedeker) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2012 |
Trefwoorden | EVO-Verdrag, Rome I-Verordening, toepasselijk recht, vrij werknemersverkeer, VWEU |
Auteurs | F.G. Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Indien een werknemer in een ander land werkzaamheden verricht dan waar hij zijn dienstverband heeft, bevindt de (reikwijdte van zijn) arbeidsovereenkomst zich niet langer onder de glazen stolp van één nationaal rechtsstelsel. De stap over de grens maakt dat de arbeidsovereenkomst raakvlakken vertoont met meer landen, die elk hun eigen normen, waarden en regels kennen inzake het arbeidsrecht. Die eigenheid van het nationale arbeidsrecht maakt de vraag naar het toepasselijke recht relevant. Dat het antwoord hierop niet altijd eenduidig is te geven, blijkt uit de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 3 februari 2012. De Hoge Raad stelt in dit arrest twee prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie over de uitleg van het EVO-Verdrag indien sprake is van een permanente tewerkstelling in het ene land terwijl alle overige omstandigheden op een nauwe verbondenheid met een ander land wijzen. In deze bijdrage bespreekt de auteur de discussie tussen partijen over het toepasselijke recht in het licht van het EVO-Verdrag (en de Rome I-Verordening). Speciale aandacht gaat uit naar de betekenis van de fundamentele verdragsvrijheid inzake het vrije werknemersverkeer. |
Artikel |
De ontbindingsprocedure: rechtsmiddelenverbod en bewijsrecht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2012 |
Trefwoorden | ontbindingsprocedure, artikel 6 EVRM, rechtsmiddelenverbod, bewijsrecht, onrechtmatige rechtspraak |
Auteurs | mr. D.M.A. Bij de Vaate |
SamenvattingAuteursinformatie |
De ontbindingsprocedure kent twee procesrechtelijke bijzonderheden: het rechtsmiddelenverbod en het bewijsrecht. Deze bijzonderheden brengen niet mee dat de ontbindingsprocedure in strijd is met artikel 6 EVRM. Artikel 6 EVRM vereist immers niet een berechting van een zaak in twee feitelijke instanties. Bovendien is de ontbindingsrechter altijd gehouden, ook in een spoedeisende ontbindingsprocedure, het beginsel van ‘equality of arms’ in acht te nemen op straffe van doorbreking van het appèlverbod.Dit voorkomt echter niet dat de ontbindingsrechter, net als iedere andere rechter (in laatste en hoogste instantie), soms in strijd zal handelen met artikel 6 EVRM of anderszins een ‘fout’ zal maken in de beoordeling van het geschil. Voor dergelijke incidentele schendingen van artikel 6 EVRM door de kantonrechter is veelal een doorbreking van het appèlverbod mogelijk. Voor de inhoudelijk onjuiste ontbindingsbeschikking kan het leerstuk van onrechtmatige rechtspraak uitkomst bieden. |
Artikel |
Nog geen horizontale rechtstreekse werking van het vrije verkeer van goederen? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2012 |
Trefwoorden | artikel 34 VWEU, vrij verkeer van goederen, horizontale werking, normerings- en certificeringsactiviteiten, bijzondere redenen van particulier belang |
Auteurs | Mr. dr. H.J. van Harten en mr. T. Nauta |
SamenvattingAuteursinformatie |
In brede kring wordt aangenomen dat het vrij verkeer van diensten, werknemers en vestiging onder omstandigheden rechtstreeks doorwerken in horizontale relaties. In de zaak Fra.bo past het Hof van Justitie het leerstuk van de horizontale rechtstreekse werking niet expliciet toe op het vrije goederenverkeer. Zaakspecifiek maakt het Hof van Justitie echter duidelijk dat onder omstandigheden ook een particuliere organisatie als gedaante van ‘publieke macht’ kan worden aangemerkt waarmee haar activiteiten en voorschriften binnen de reikwijdte van het recht betreffende het vrije goederenverkeer vallen. Het Hof van Justitie lijkt hiermee impliciet aan te sluiten bij zijn collectiviteitsredenering inzake het vrij verkeer van diensten, werknemers en de vestigingsvrijheid. |
Artikel |
De kosten van studentenmobiliteit |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2012 |
Trefwoorden | studiefinanciering, meeneembaarheid, vrij verkeer van werknemers, woonplaatsvereiste |
Auteurs | Prof. dr. A.A.M. Schrauwen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest van het Hof van Justitie van Justitie inzake de Nederlandse verblijfsvoorwaarde in de regeling voor meeneembare studiefinanciering heeft tot teleurstelling bij het kabinet geleid. Hoewel het Hof van Justitie erkent dat bevordering van de mobiliteit van studenten die een band met Nederland hebben een legitiem doel is dat een beperking op het recht van vrij verkeer van werknemers zou kunnen rechtvaardigen is het vooral de exclusiviteit van de verblijfsvoorwaarde, en de geringe motivering van de noodzaak hiervan, waar het Hof van Justitie over valt. De uitspraak laat de mogelijkheid alternatieve voorwaarden aan meeneembare studiefinanciering te koppelen. |
Artikel |
Vreemdelingenbewaring in crimmigratieperspectiefOver de rol van strafrechtelijke antecedenten en het ultimum-remediumbeginsel voor de maatregel van bewaring in de rechtspraktijk |
Tijdschrift | PROCES, Aflevering 6 2012 |
Trefwoorden | immigration detention, legal practice, crimmigration, ultimum remedium |
Auteurs | LLB. Jo-Anne Nijland |
SamenvattingAuteursinformatie |
The judge has a very important task in reviewing cases of immigration-related detention and guaranteeing the alien’s safeguards. This study examines the legal practice of reviewing detention orders from the theoretical perspective of crimmigration. Analyses of cases and interviews with judges show that the alien’s criminal background is not important for the review of grounds, but still of significance in the balancing of interests. In addition, the data reveal a protective gap in the reviewing mechanisms for aliens arrested on the basis of identification requirements. Moreover, the ultimum remedium principle proves to be a hollow notion, but the responsibility for its erosion lies largely outside the judicial practice. |
Artikel |
De interactie tussen migratiebeleid en penaal beleid ten aanzien van gedetineerden zonder recht op verblijf in België |
Tijdschrift | PROCES, Aflevering 6 2012 |
Trefwoorden | migration policy, penal policy, illegal migrants, detention |
Auteurs | Steven De Ridder MSc. en Clara Vanquekelberghe MSc. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Ever since prison overcrowding in Belgium emerged in the late 1980s, irregular migrants in prison were subjected to penal and migration policy initiatives. In this article, particularly (1) the opening of closed administrative detention facilities, (2) the periods of administrative detention in prison and (3) the installation of migration officers who identify irregular migrants in prison will be scrutinized. We will argue that besides a legal approach of the concept Crimmigration − as the convergence of Criminal and Migration Law and procedures − the evolution of the presented migration and penal policy in Belgium is a crucial aspect of the process of Crimmigration. |
Artikel |
Producentenorganisaties in het Europees landbouwbeleid en het mededingingsrecht |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2012 |
Trefwoorden | mededingingsrecht, Europees landbouwbeleid, producentenorganisaties, PO, Gemeenschappelijke Marktordening |
Auteurs | B.P.T. van Wonderen LLM MA |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid (GLB) voorziet landbouworganisaties, en in het bijzonder producentenorganisaties (PO’s), van een economische functie in het organiseren van de landbouwmarkten. De vraag hierbij is of de economische functie van PO’s op gespannen voet staat met de Europese mededingingsregels. In dit artikel betoog ik dat de economische rol van PO’s in het landbouwbeleid in samenhang moet worden gezien met de uitzonderingsbepaling voor de landbouw, die is neergelegd in Verordening 2006/1184/EG en in artikel 175 en 176 van Verordening 2007/1234/EG. Op basis van deze uitzonderingsbepaling zouden uitzonderingen op het kartelverbod mogelijk zijn ten behoeve van horizontale samenwerking in PO’s. |
Artikel |
Marktconforme regulering binnen het nieuwe instrumentarium van de Omgevingswet?Een rechtseconomische beschouwing van het Europese handelssysteem in broeikasgasemissierechten |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 4 2012 |
Trefwoorden | rechtseconomie, broeikasemissierecht, ETS |
Auteurs | Dr. J. van Zeben |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage biedt een rechtseconomische beschouwing van het Europese emissiehandelssysteem voor broeikasgassen. Daarbij wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van de bevoegdhedenverdeling tussen Europa en de lidstaten, de wijze waarop de bevoegdhedenverdeling functioneert en worden aanbevelingen gedaan voor de toekomstige verdeling van bevoegdheden. |
Praktijk |
Arbitrage en ambtshalve toetsing: mag de arbitrageclausule wel of niet? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 4 2012 |
Trefwoorden | Algemene voorwaarden, ambtshalve toetsing, Richtlijn oneerlijke bedingen, arbitragebeding, onredelijk bezwarend beding |
Auteurs | Mr. drs. J.H.M. Spanjaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 26 april 2012 overwoog het HvJ EU in het Invitel-arrest dat bij de beoordeling van algemene voorwaarden in een algemeen-belangprocedure in het kader van de Richtlijn oneerlijke bedingen de voorwaarden getoetst moeten worden in het licht van de nationaalrechtelijke regeling, de gehele overeenkomst en de door de gebruiker aangevoerde rechtvaardigingsgronden voor het betreffende beding. Op 21 september 2012 oordeelde de Hoge Raad in een procedure over een arbitraal beding dat de arbitrageclausule niet per definitie onredelijk bezwarend is op grond van de Richtlijn oneerlijke bedingen. Beide arresten worden in deze bijdrage besproken. |
Article (without peer review) |
|
Tijdschrift | Netherlands Administrative Law Library, november 2012 |
Auteurs | Annemarie Drahmann |
SamenvattingAuteursinformatie |
In its Betfair judgment, the Court of Justice ruled that the exclusive license system with respect to games of chance under Dutch law breaches Article 49 of the EC, now: Article 56 of the TFEU, concerning the free movement of services, and in particular the principle of equal treatment and the obligation of transparency. This article addresses the lessons which can be drawn from this judgement and which Dutch legal concepts could be applied to this 'European' obligation of transparency. According to the judgement, this is not only the case for 'public contracts'and 'concessions', but also to licenses under public law. This article addresses the meaning of these legal concepts and discusses to what extent this 'European' obligation of transparency applies to the relevant Dutch legal concepts. |
Artikel |
Naar een Europese glijdende openbare ordeschaal voor het personenverkeer? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8/9 2012 |
Trefwoorden | openbare orde, openbare veiligheid, duurzaam verblijf, artikel 83 lid 1 VWEU, verwijderingsmaatregel |
Auteurs | Mr. H. Oosterom-Staples |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest P.I is de tweede zaak waarin het Hof van Justitie het begrip ‘dwingende redenen van openbare veiligheid zoals door de lidstaten gedefinieerd’ in artikel 28 lid 3 Richtlijn 2004/38/EG verduidelijkt. Dit arrest verduidelijkt de bevoegdheid die lidstaten genieten om het verblijfsrecht te beperken dat begunstigden van Richtlijn 2004/38/EG die gedurende een periode van tien jaar op hun grondgebied hebben verbleven. Het beeld dat opdoemt, laat zich vergelijken met de in het Nederlandse vreemdelingenrecht gebruikte glijdende schaal waarbij de duur van het verblijf, de ernst van het strafbaar feit, de maximumstrafmaat en de opgelegde straf bepalend zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te gaan. |
Artikel |
Het arrest Wintersteiger en de plaats van het schadebrengende feit: het Hof van Justitie zet de doos van Pandora verder open |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8/9 2012 |
Trefwoorden | internationale rechtsmacht, onrechtmatige daad, internet, nationaal merk, AdWord |
Auteurs | Mr. H.W. Wefers Bettink |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Hof van Justitie heeft in het arrest Wintersteiger prejudiciële vragen beantwoord van het Oostenrijkse Oberste Gerichtshof over de uitleg van artikel 5 punt 3 Verordening 2001/44/EG in geval van inbreuk op een in Oostenrijk geregistreerd merk. De Merkenrichtlijn, die het nationale merkenrecht van de lidstaten harmoniseert, heeft geen betrekking op procesrechtelijke aspecten zoals de aanwijzing van de bevoegde rechter.1x Richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, PbEU 2008, L 299/25-33. De nationale rechter bepaalt aan de hand van Verordening 2001/44/EG2x Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken PbEG 2001, L 12/1-23 (Verordening 2001/44/EG). en het nationale procesrecht zijn internationale bevoegdheid. In het arrest Wintersteiger geeft het Hof van Justitie aanknopingspunten voor het bepalen van de bevoegde rechter bij inbreuk op een nationaal merk. Noten
|
Artikel |
Een Europees buitenlands aanbestedingsbeleid?Het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake de toegang van derde landen tot de Europese aanbestedingsmarkt. |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8/9 2012 |
Trefwoorden | overheidsopdrachten, gemeenschappelijke handelspolitiek, interne markt |
Auteurs | Mr. W.R. Möhlmann |
SamenvattingAuteursinformatie |
In maart 2012 heeft de Europese Commissie de Europese wetgever voorgesteld een buitenlands beleid vast te stellen op het gebied van Europese aanbestedingen. De voorgestelde verordening voorziet in een drietal instrumenten die moeten leiden tot een betere toegang van Europese goederen, diensten en bedrijven tot aanbestedingen in derde landen, tot eerlijker concurrentie op de Europese interne markt en tot meer rechtszekerheid. De instrumenten machtigen enerzijds individuele aanbestedende diensten en anderzijds de Commissie om onder specifieke voorwaarden restrictieve maatregelen te treffen als er sprake is van protectionistische maatregelen in derde landen. |
Artikel |
Arrest Toshiba: toepassing ne bis in idem-beginsel in kartelzaken |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8/9 2012 |
Trefwoorden | Toshiba, Ne bis in idem, gasgeïsoleerd schakelmateriaal, Artikel 11 Verordening 2003/1/EG |
Auteurs | Mr. G. Oosterhuis en mr. A.M. Huijts |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het te bespreken arrest betreft prejudiciële vragen gesteld door de regionale rechtbank te Brno, Tsjechië1x Voluit: Krajský soud v Brně. met betrekking tot het gasgeïsoleerd schakelmateriaalkartel. Aan de orde komen de bevoegdheidsverdeling tussen de Commissie en nationale mededingingsautoriteiten op grond van Verordening 2003/1/EG en het ne bis in idem-beginsel. Noten
|