Het instituut van de verjaring beoogt mede de rechtszekerheid en de billijkheid te dienen. Aldus de Hoge Raad in een recent arrest, waarin het beroep op verjaring van de vordering wegens ernstig lichamelijk letsel werd gehonoreerd (de Bemoti-zaak). In het woordje en zit echter veel springstof verborgen. Het kan de grootst mogelijke eenheid suggereren (‘waar werd oprechter trouw dan tussen man en vrouw, ter wereld ooit gevonden?’, vroeg Vondel zich af); hetzelfde woordje en kan echter de grootst mogelijke tegenstelling verdoezelen (zoals in de uitdrukkingen water en vuur, hemel en hel). Dat laatste lijkt zich voor te doen in deze zaak. Misschien is de rechtszekerheid die met het arrest in de Bemoti-zaak is gediend, wel de zekerheid van onrecht. Aan de hand van enige buitenlandse voorbeelden, een tot op de veertiende eeuw teruggaand rechtsbeginsel dat heden ten dage een typerende karaktertrek van het instituut van de verjaring in Frankrijk en Louisiana vormt, en een recent rapport van de Zuid-Afrikaanse Law Commission betoogt de auteur dat toepassing van de korte verjaringstermijn er niet toe mag leiden dat de toegang tot de rechter wordt afgesloten in gevallen waarin gewichtige redenen het tijdig aanhangig maken van de vordering verhinderden. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Vermogensrechtelijke Analyses, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | verjaring, kennis omtrent de schade en de verantwoordelijke persoon, onmogelijkheid te ageren, contra non valentem-regel, Bemoti-zaak |
Auteurs | Prof. mr. E.J.H. Schrage |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De positie van de executieopbrengst in faillissementHR 29 april 2011, LJN BP4948, NJ 2011, 273 (Ontvanger/Eijking q.q.) |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 10 2011 |
Trefwoorden | executie, pauliana, beslag, executieopbrengst, restantexecutieopbrengst |
Auteurs | Mr. M.L. Tuil |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest Ontvanger/Eijking q.q. heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de executieopbrengst die vóór het faillissement is verwezenlijkt niet in de faillissementsboedel valt. Volgens de Hoge Raad valt uitsluitend de restantexecutieopbrengst in het faillissement. |
Artikel |
Comparitierechters in eenzelfde zaak vergeleken: de individuele aanpak van rechters |
Tijdschrift | Recht der Werkelijkheid, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | civil hearing, courts, dispute resolution, individual approach |
Auteurs | Silke Praagman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In the Netherlands, the way in which judges behave and communicate during hearings is increasingly being emphasized. This is related to the implementation of post-defence appearance in Dutch civil hearings (comparitie na antwoord) and a more general, albeit cautious, shift from dispute resolution, focused solely on resolving the legal aspects of a case, towards broader conflict resolution, in which other aspects of a case are considered too. This article compares how six judges managed a civil hearing of the same case. It seeks to explain the different outcomes that resulted from these judges’ hearings (i.e. settlement/judgement/referral to mediator) and seeks to identify what different ways of managing hearings imply for a possible shift from dispute resolution to conflict resolution. The empirical study found that the judges’ preparation of the case and their way of beginning and structuring the hearing were very similar; they also discussed similar subjects. Differences were found in how the judges interacted with the parties; the skills they used during hearings; how they used a specific skill; and in how they guided parties in the decision-making process about the outcome. No strong correlation emerged between a specific type of hearing management and the type of outcome selected. Interviews with the judges suggest that the explanation for the different outcomes lies partly in the judges’ personal views (on the appropriate outcome). Such beliefs influence how the judges manage a civil hearing, and indirectly the outcome of a case as well. These findings imply that for a shift from dispute resolution to conflict resolution to materialize, this will require judges to develop a common understanding of their responsibilities and to enhance their skills. They will also need to verify their assumptions more, so that the parties’ needs and the judge’s personal beliefs are better matched. |
Artikel |
Effect deelgeschilprocedure veel groter dan zichtbaar aan alleen het aantal uitspraken |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | deelgeschilprocedure, onderhandelingen, schikking, BGK, ASP-staffel |
Auteurs | Mr. A.J. Van en Mr. A.J. Akkermans |
SamenvattingAuteursinformatie |
Veel deelgeschillen eindigen in een minnelijke regeling of worden om andere redenen ingetrokken voordat het tot een uitspraak komt. Daarnaast is de enkele mededeling dat een deelgeschil wordt overwogen vaak al voldoende om beweging in het standpunt van de wederpartij te krijgen. In deze bijdrage worden de uitkomsten van een enquête besproken die bevestigen dat de betekenis van de deelgeschilprocedure voor de buitengerechtelijke praktijk veel groter is dan alleen de uitspraken zouden kunnen doen vermoeden. Reeds door de loutere mogelijkheid om een deelgeschilprocedure te starten lijken partijen in een gelijkwaardiger positie ten opzichte van elkaar zijn komen te staan. |
Artikel |
Verandering van cassatierechtspraak |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | cassatie, selectiestelsel in cassatie, rechtsbescherming, rechtsontwikkeling, Rechtseenheid |
Auteurs | Prof. mr. H.J. Snijders |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 15 december 2010 werd het Wetsvoorstel ‘versterking cassatierechtspraak’ ingediend, dat voorziet in een kwalitatief bewaakte selectie van cassatie-advocaten over de volle breedte van het land resp. in verkorte afdoening van klaarblijkelijk kansloze cassatiezaken door niet-ontvankelijkverklaring in een vroeg stadium van de cassatieprocedure. In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre dat laatste inderdaad tot ‘versterking’ van de cassatierechtspraak kan leiden. |
Artikel |
Internationale estate planning: ook regels van internationaal huwelijksvermogensrecht binnen EU geharmoniseerdHoofdlijnen van het voorstel voor een Europese Huwelijksvermogensrechtverordening |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | Europees internationaal privaatrecht (IPR), internationaal huwelijksvermogensrecht, Europese Huwelijksvermogensrechtverordening, Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978, estate planning |
Auteurs | Mr. J.G. Knot |
SamenvattingAuteursinformatie |
In navolging van het internationaal erfrecht wordt nu voorgesteld ook het internationaal huwelijksvermogensrecht op Europees niveau te harmoniseren. Vragen van bevoegdheid, toepasselijk recht en erkenning en tenuitvoerlegging in kwesties van huwelijksvermogensrecht met internationale elementen worden in de toekomst aan de hand van regels uit een Europese verordening beantwoord.Voor de advisering op het terrein van de internationale civielrechtelijke estate planning is dit een belangrijke ontwikkeling. Daarom worden de hoofdlijnen van het Europese voorstel uitvoerig geanalyseerd. Daarnaast wordt onderzocht of, en zo ja, in hoeverre dit voorstel is afgestemd op en in lijn is met het eerdere erfrechtelijke voorstel.De conclusie luidt dat de voorgestelde regeling vooralsnog de nodige onduidelijkheden in zich bergt, die in het kader van de, mede voor de estate planning gewenste, rechtszekerheid en voorspelbaarheid nadere opheldering en toelichting behoeven. |
Artikel |
Mogelijkheden van bewijsvergaring; recente ontwikkelingen |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | art. 21 Rv, art. 22 Rv, art. 162 Rv, art. 843a Rv, art. 3:15j BW |
Auteurs | Mr. G.J.R. Kalsbeek en Mr. P.N. Malanczuk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Gelijk hebben en gelijk krijgen zijn twee verschillende dingen. Bewijs is in dat verband van groot belang. Om een goede inschatting te kunnen maken van een rechtspositie en eventuele proceskansen is het belangrijk het beschikbare bewijs in kaart te brengen. In de praktijk is een ontwikkeling waar te nemen waarbij de mogelijkheden om bewijs te vergaren steeds ruimer worden toegepast. In deze bijdrage behandelen de auteurs de verschillende mogelijkheden om bewijs te vergaren die van belang zijn voor de ondernemingsrechtspraktijk, zowel tijdens als voorafgaand aan een procedure. In dit kader wordt aandacht besteed aan de eigen bevoegdheid van de rechter om informatie te verzoeken (art. 22 Rv), het voorlopig getuigenverhoor, de openlegging van boeken en bescheiden (art. 162 Rv), de vordering tot openlegging van de administratie (art. 3:15j BW) en de vordering tot inzage of afgifte van bescheiden (art. 843a Rv) alsmede het conceptwetsvoorstel op dat punt. |
Artikel |
Terugkomen van een eindbeslissing na gewijzigd rechterlijk inzicht |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | bindend, eindbeslissing, heroverweging, terugkomen, tussenvonnis(uitspraak) |
Auteurs | Mr. C.S. Avendaño Canto |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage bevat een bespreking van het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2010 (Kojen/ABB), waarin de rechterlijke bevoegdheid om terug te komen van een bindende eindbeslissing in een tussenuitspraak is verruimd. Aan de orde komen de dogmatische implicaties voor de leer van de bindende eindbeslissing en de praktische gevolgen voor de procespartijen die met een heroverweging (dreigen te) worden geconfronteerd. Daarbij doe ik enkele suggesties die zien op de aanvaardbaarheid voor partijen van de heroverweging van een eindbeslissing. |
Artikel |
Art. 3:310 BW, subjectieve bekendheidseis en niet-stuiting verjaring zijdens minderjarigeHR 3 december 2010, LJN BN6241, RvdW 2010, 1449 (X/Bemoti c.s.) |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | verjaring, subjectieve bekendheid, minderjarige, vertegenwoordiging |
Auteurs | Mr. J.H.M. van Swaaij en Mr. I.M. Walrecht |
SamenvattingAuteursinformatie |
HR 3 december 2010, LJN BN6241, RvdW 2010, 1449 (X/Bemoti c.s.). Korte verjaringstermijn van art. 3:310 BW. Subjectieve bekendheidseis ook als eenvoudig identiteitsonderzoek waarmee aansprakelijke persoon bekend was geworden, nagelaten is? Toerekening aan destijds 9-jarig letselschadeslachtoffer van ontoereikende wettelijke vertegenwoordiging door moeder in meelijwekkende omstandigheden? Derogerende werking van redelijkheid en billijkheid? |
Artikel |
De onderzoeker in de enquêteprocedure |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | aanbevelingen, richtlijnen, enquêteonderzoek, onderzoeker |
Auteurs | Mr. J. Beurskens |
SamenvattingAuteursinformatie |
Naar aanleiding van de door de Ondernemingskamer gepubliceerde aandachtspunten, aanbevelingen en suggesties voor onderzoekers wordt in deze bijdrage ingegaan op enkele praktische beschouwingen ten aanzien van de persoon, de taak en de werkwijze van de onderzoeker in de enquêteprocedure. |
Artikel |
Versnelde rechtspleging in België |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | rechtszoekende, bespoediging gewoon geding, kort geding, urgentie, maatregel bij voorraad |
Auteurs | Prof. dr. P. Van Orshoven |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt een overzicht gegeven van de technieken die in België worden gehanteerd om een rechtszoekende, indien daartoe aanleiding bestaat, sneller aan zijn recht te helpen dan met een gewoon geding mogelijk is. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de bespoediging van het gewoon geding zelf (provisioneel vonnis, ‘korte debatten’ en schriftelijke behandeling), het kort geding (waarbij aandacht wordt besteed aan het begrip, de taakverdeling tussen de voorzitters en tussen de voorzitters en andere gerechten, de vereisten van ‘urgentie’ en ‘maatregel bij voorraad’ en de rechtspleging) en ‘procedures zoals in kort geding’. |
Artikel |
De verstekaanzegging in kort geding naar aanleiding van de Wet Griffierechten Burgerlijke Zaken |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | Wgbz, dagvaarding, aanzegging, griffierechten, verstekverlening |
Auteurs | Mr. W.A. Westenbroek en Mr. M.T. de Boorder |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op basis van de Wgbz wordt verstek verleend tegen een gedaagde die niet tijdig griffierecht betaalt. Deze regel geldt niet in kort geding. Toch vereist art. 111 Rv dat daartoe een aanzegging wordt gedaan. In afwachting van reparatiewetgeving wordt de bedoelde aanzegging in de praktijk achterwege gelaten. Gelet op art. 78, 120 en 121 Rv is dit onjuist. Tot invoering van reparatiewetgeving moet de aanzegging worden gedaan, maar moet gedaagde ook worden geïnformeerd dat daaraan in beginsel geen gevolg wordt gegeven. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Vermogensrechtelijke Analyses, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | originaire verkrijging, gesloten stelsel, rechtsverkrijging |
Auteurs | Mw. mr. J.B. Spath |
SamenvattingAuteursinformatie |
Originaire verkrijgingen kennen veel verschillende verschijningsvormen. Desondanks blijkt niet elke (feitelijke) verandering van zaken van een passende juridische oplossing te kunnen worden voorzien door toepassing van de erkende vormen. Dit roept de vraag op of sprake is van een gesloten stelsel van originaire verkrijgingen of dat een meer open wettelijk stelsel kan worden onderscheiden dat zich leent voor aanvulling. Door middel van een rechtsvergelijkende benadering wordt in de bijdrage naar een antwoord op de vraag gezocht. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Vermogensrechtelijke Analyses, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | insolventierecht, verbintenissenrecht, natuurlijke verbintenis, bescherming economisch zwakkeren, schuldsanering natuurlijke personen |
Auteurs | Prof. mr. B. Wessels |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na het succesvol doorlopen van de wettelijke regeling van de schuldsanering worden opeisbare schulden in niet-afdwingbare verbintenissen omgezet. Een korte speurtocht naar het daarachter schuilgaande (rechts)beginsel. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Netherlands Journal of Legal Philosophy, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | civil procedure, ideology, principles of procedural law |
Auteurs | Remme Verkerk |
SamenvattingAuteursinformatie |
This contribution offers a partial explanation of the differences between procedural systems. In most jurisdictions, civil procedural regulations constitute a carefully designed system. Generally, a number of underlying principles, guidelines, theories and objectives can be identified that clarify and justify more specific rules of procedure. It will be argued that the main differences between legal systems flow from different political and theoretical views of those who determine and shape the form of the legal process. This contribution identifies the ideological influences on the rules of procedure in a number of influential jurisdictions. |
Artikel |
De juridische beoordeling van het postwhiplashsyndroom: stand van zaken |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | Letselschade, whiplash, NVN-richtlijnen, medisch beoordelingstraject, moeilijk objectiveerbare klachten |
Auteurs | Mr. A. Kolder |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een voornaam deel van de letselschadezaken bestaat uit claims wegens whiplashletsel. In tal van die zaken was de schaderegeling altijd al moeizaam, voornamelijk omdat de claimklachten naar hun aard subjectief zijn, en in die zin ‘medisch onverklaarbaar’, dat medisch beeldvormend materiaal geen onderliggende afwijkingen laat zien. Sinds de terugtrekkende beweging van de neurologen – van oudsher dé beoordelaars van whiplashletsel – door middel van de in november 2007 gewijzigde NVN-richtlijnen is het regelingsproces nóg moeizamer geworden. Aan de hand van een overzicht van recente rechtspraak wordt bezien of daaraan voor de letselschadepraktijk handvatten zijn te ontlenen die de huidige whiplashproblematiek minder weerbarstig maken. |
Artikel |
Pénzügyi Lízing/Schneider: HvJ EU verzet de bakens inzake ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | Europees consumentenrecht, ambtshalve toetsing, Richtlijn 93/13, oneerlijke bedingen, algemene voorwaarden |
Auteurs | Mr. drs. J.H.M. Spanjaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het HvJ EU verplichtte in zijn eerdere rechtspraak de nationale rechter al om bedingen die onder het bereik van de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten vallen ambtshalve te toetsen. In zijn arrest Pénzügyi Lízing/Schneider heeft het HvJ EU de nationale rechter verplicht om ambtshalve instructiemaatregelen te treffen om vast te stellen of het beding dat voorwerp van het geschil vormt binnen de werkingssfeer van de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten valt. In deze bijdrage wordt de rechtspraak van het HvJ EU over de ambtshalve toetsing van oneerlijke bedingen besproken en worden suggesties gedaan voor de vormgeving van de in het arrest Pénzügyi Lízing/Schneider geformuleerde verplichting tot het treffen van ambtshalve instructiemaatregelen. |
Artikel |
Verbeurte van dwangsommen: onmogelijkheid en ‘eigen schuld’ |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | dwangsom, onmogelijkheid te presteren, Invloed eigen ‘schuld’ |
Auteurs | Prof. mr. A.W. Jongbloed |
SamenvattingAuteursinformatie |
Hoewel de huidige regeling van de dwangsom ruim dertig jaar bestaat, rijzen zo nu en dan vragen die nog niet eerder zijn opgeworpen en die vervolgens door het Benelux-gerechtshof of de Hoge Raad moeten worden beantwoord. Een vraag die recent rees, is in hoeverre de rechter rekening mag houden met ‘eigen schuld’ van de tot betaling van dwangsommen veroordeelde schuldenaar bij de vraag of er sprake is van ‘onmogelijkheid’ in de zin van art. 611d Rv. Dat blijkt slechts onder bijzondere omstandigheden het geval te zijn. Maar levert dat niet onbillijke resultaten op? |
Artikel |
Individuele handhaving van het consumentenrecht bij de burgerlijke rechter |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | consumentenrechten, handhaving, Proceskosten, procesduur, bewijsrecht |
Auteurs | Prof. dr. M.B.M. Loos |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op tal van gebieden genieten consumenten de bescherming van dwingendrechtelijke regels. In dit artikel staat de vraag centraal of consumenten de aldus aan hen toegekende rechten wel kunnen effectueren. Onderzocht wordt, mede op basis van empirische gegevens, op welke feitelijke problemen een consument stuit indien hij zijn rechten wil handhaven bij de burgerlijke rechter en in hoeverre deze problemen worden weggenomen of verminderd door recente (Nederlandse en Europese) wetgeving en wetsvoorstellen tot verbetering van de toegang van consumenten tot de rechter. |
Artikel |
Ambtshalve toepassing van rechtsregels |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | rechtsgronden, feitelijke grondslag, openbare orde, dwingend recht |
Auteurs | Mr. G.C.C. Lewin |
SamenvattingAuteursinformatie |
De vraag of een rechtsregel ambtshalve moet worden toegepast, kan niet zonder meer worden beantwoord door het materiële recht. Er zijn drie ambtshalve taken van de rechter, die niet alle drie op art. 25 Rv zijn gebaseerd. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de eerste rechter en de appèlrechter en hebben de termen ‘openbare orde’ en ‘dwingend recht’ een autonome procesrechtelijke betekenis. Niet alleen de ten processe gebleken feiten zijn van belang voor de vraag of rechtsregels ambtshalve moeten worden toegepast. Soms moet de rechter ambtshalve overgaan tot feitenonderzoek. |