In dit artikel wordt besproken in welk financieelrechtelijk hoekje virtuele valuta vallen en de activiteiten met betrekking tot virtuele valuta en welke criteria daarvoor belangrijk zijn. In dit kader worden de cryptoplatformen besproken en de partijen die virtuele valuta beheren of middelen beheren ter belegging in virtuele valuta. In dit verband wordt ingegaan op de komende vergunningplicht voor bepaalde cryptoplatformen en op de Wwft-verplichtingen die in dit verband ook voor die partijen zullen gelden. |
Zoekresultaat: 1069 artikelen
Annotatie |
‘A critical loss’? De ACM verliest zaak over marktafbakening zakelijke post bij College |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2019 |
Auteurs | Winfred Knibbeler |
Auteursinformatie |
Praktijkberichten |
Virtuele valuta in een regulatoir hoekje |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Wwft, vergunningplicht witwassen, virtuele valuta, anti-witwasrichtlijn |
Auteurs | Mr. J.M. van Poelgeest |
SamenvattingAuteursinformatie |
Casus |
|
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | beloning, beloningsbeleid, bonuscap, Wbfo, Wet beheerst beloningsbeleid financiële ondernemingen |
Auteurs | Mr. E.S. Sijmons |
SamenvattingAuteursinformatie |
Ruim vier jaar geleden trad de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo) in werking, waarmee een breed pakket aan beloningsregels is geïntroduceerd voor alle financiële ondernemingen. In 2018 is de Wbfo geëvalueerd met voorgenomen wijzigingen tot gevolg. Daarnaast is vanuit politieke hoek een aantal voorstellen tot aanscherpingen gedaan als reactie op maatschappelijke ontwikkelingen. Dit artikel biedt een overzicht van deze ontwikkelingen. De uitkomsten van de evaluatie bieden geen concrete aanknopingspunten voor de recente voorstellen over vaste beloning en ook schort het vaak aan deugdelijke onderbouwing van de noodzaak van de voorgestelde regels. De nieuwe regels met betrekking tot de niet-cao-uitzondering op de bonuscap en met betrekking tot proportionaliteit brengen daarentegen duidelijkheid voor marktpartijen en zijn daarom vanuit juridisch perspectief toe te juichen. |
Artikel |
Big data: vatbaar voor (faillissements)beslag? |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 6 2019 |
Trefwoorden | big data, beslag, verhaalsbeslag, faillissement |
Auteurs | Mr. F.S.M. Ruitinga |
SamenvattingAuteursinformatie |
Big data lijkt waarde te vertegenwoordigen en dat maakt deze data een interessant object voor een (faillissements)beslag. Gelet op het onstoffelijke karakter van data brengt dit ook de nodige vragen met zich. In dit artikel wordt de mogelijkheid tot het leggen van beslag en faillissementsbeslag op data onderzocht en worden de gevolgen van een (faillissements)beslag op data verkend. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 6 2019 |
Trefwoorden | verjaring, rechtsvordering, aansprakelijkheid, schade, art. 3:310 BW |
Auteurs | Mr. B.T. Berends en Mr. P.W. den Hollander |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest Zandvoortse muur oordeelt de Hoge Raad dat de objectieve verjaringstermijn in het geval van een schadeveroorzakende gebeurtenis met een voortdurend karakter begint te lopen zodra deze gebeurtenis is opgehouden te bestaan. Dat is een nuancering van zijn rechtspraak, waarvan de reikwijdte volgens de auteurs echter beperkt lijkt. |
Artikel |
De elektronische betekening van gerechtelijke mededelingen: kanttekeningen bij een betrekkelijk nieuwe regeling |
Tijdschrift | Tijdschrift Modernisering Strafvordering, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | elektronische betekening, e-betekening, Wetboek van strafvordering, Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, Berichtenbox, Berichtenbox app, akte van uitreiking |
Auteurs | Drs. J.W. van Wetten |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur concludeert dat wanneer de huidige regeling van de e-betekening in ongewijzigde vorm in Hoofdstuk 9 van Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering zou worden opgenomen en in werking zal treden, niet verwacht mag worden dat deze in de praktijk enige toegevoegde waarde zal hebben. Bovendien kan worden geconcludeerd dat de regeling dermate techniekafhankelijk is geformuleerd dat deze in de weg staat aan de toepassing van een handige en gebruikersvriendelijke voorziening als de Berichtenbox app. Wenselijk is de regeling te herzien met als vertrekpunt dat het elektronisch ontvangen van gerechtelijke kennisgevingen geen geheel vrijblijvende aangelegenheid is voor de justitiabele. Het invoeren van een verplichting tot elektronische ontvangst voert wellicht te ver. Voorgesteld wordt aan een eenmaal gegeven instemming voor het elektronische ontvangen van gerechtelijke kennisgevingen de consequentie te verbinden dat de verzending van een kennisgeving door het Openbaar Ministerie voldoende is om een betekening in persoon aan te nemen. Dat zal het geval kunnen zijn indien de werking van de te gebruiken voorziening een grote mate van zekerheid biedt dat de kennisgeving de juiste persoon bereikt, dat – behoudens de mogelijkheid van een verstoring – de aan de persoon verzonden kennisgeving (doordat hij hiervan langs verschillende kanalen wordt genotificeerd) de persoon niet zal kunnen ontgaan en dat de verzending op bij wet voorschreven wijze wordt gelogd en in machinaal gegenereerde standaardverklaringen wordt vastgelegd opdat de rechter – mocht dit nodig zijn – de e-betekening kan controleren. |
Artikel |
Een voorzet voor de modernisering van het jeugdstrafprocesrecht in lijn met het IVRK en met oog voor de knelpunten in de praktijk |
Tijdschrift | Tijdschrift Modernisering Strafvordering, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | jeugdige verdachten, buitengerechtelijke afdoening, IVRK, jeugdstrafzitting, EU-Richtlijn procedurele waarborgen jeugdige verdachten |
Auteurs | Mr. dr. J. uit Beijerse en Mr. C.L. van der Vis |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt een voorzet gedaan om de modernisering van het jeugdstrafprocesrecht nog meer in lijn te brengen met de uit het IVRK voortvloeiende eisen. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan de plaats van het jeugdstrafprocesrecht in het voorgestelde wetboek, aan de bijzondere positie van de buitengerechtelijke afdoening van jeugdstrafzaken door het Openbaar Ministerie en worden voorstellen gedaan met het oog op diverse zich in de jeugdstrafprocespraktijk voordoende knelpunten. |
Artikel |
Nationale aansprakelijkheidsbeperking financiële toezichthouders vanuit Unierechtelijk perspectief: een ingekaderde beperkingHvJ EU 4 oktober 2018, C-671/16 (Kantarev) |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | overheidsaansprakelijkheid, lidstaataansprakelijkheid, wettelijke aansprakelijkheidsbeperking, toezichthoudersaansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
In onderhavig artikel wordt ingegaan op de betekenis van het Kantarev-arrest (HvJ EU 4 oktober 2018) voor het Nederlandse recht op het gebied van de aansprakelijkheid van financiële toezichthouders en in het bijzonder voor de huidige aansprakelijkheidsbeperking die is neergelegd in art. 1:25d Wft. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | betalingsverkeer, betalingstransactie, PSD2, betaaldienstverlener, betaalinitiatiedienstverlener |
Auteurs | Prof. mr. W.A.K. Rank |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel betreft een beschrijving van de civielrechtelijke regeling van de betalingstransactie in titel 7B van Boek 7 BW zoals deze regeling sinds de inwerkingtreding van de Implementatiewet PSD2 in februari 2019 luidt. Centraal staat de verhouding tussen de bij een betalingstransactie betrokken betaaldienstverleners en met name die tussen een rekeninghoudende betaaldienstverlener en een betaalinitiatiedienstverlener. |
Artikel |
De vertrekvergoeding en de Hoge Raad: geen guidance, wel vragen |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Ontslagrecht, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | WNT, Wbfo, Hoge Raad, Vertrekvergoeding, Ambtshalve toetsing |
Auteurs | Mr. Merel Goldschmidt |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad heeft in juni 2018 een van de weinige uitspraken inzake de Wbfo gewezen. Van belang bij deze uitspraak was de vraag of de het hof gehouden was het verweer van Rabobank inzake artikel 1:125 lid 2 Wft ambtshalve te toetsen. Daarnaast is interessant aan dit arrest dat de Hoge Raad zich niet uitspreekt over de vraag of een deel van de vergoedingen waarover wordt geprocedeerd in materiële zin wel valt onder het begrip van ‘vertrekvergoeding’ als bedoeld in artikel 1:125 lid 2 Wft. De Hoge Raad had kunnen bijdragen aan de rechtszekerheid door zich hier (meer concreet) over uit te spreken. |
Impressies |
Nederlandse Wet op de reisovereenkomst: (on)werkbaarheid in de praktijk |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Reisovereenkomst, Gekoppeld reisarrangement, Richtlijn pakketreizen, Reiziger, Handelaar |
Auteurs | Mr. N.A. de Leeuw en Mr. drs. J.A. Tersteeg |
SamenvattingAuteursinformatie |
De nieuwe wet op de reisovereenkomst (titel 7A van Boek 7 BW) welke wet op 1 juli 2018 in werking is getreden, is eigenlijk een vrijwel letterlijke vertaling van de Richtlijn Pakketreizen en Gekoppelde Reisarrangementen van 25 november 2015. Hoewel de doelstelling van de Richtlijn, te weten meer bescherming voor de reiziger en maximum harmonisatie tussen de lidstaten een mooi streven was, blinkt de Richtlijn niet uit in duidelijkheid en zijn er voorafgaand aan de totstandkoming ervan vele ontwerpen de revue gepasseerd die de eindstreep van het wetgevingsproces niet hebben gehaald. Desondanks heeft de Nederlandse wetgever deze moeilijke wetgeving uit Brussel redelijk leesbaar geïmplementeerd in de Nederlandse wet. Onzes inziens is de Richtlijn, en daarmee dus ook de Nederlandse wet, op een aantal vlakken niet duidelijk en lastig uit te leggen aan zowel de ondernemers in de reisbranche als aan de reiziger. Ook zijn er enkele onvolkomenheden in de wet geslopen, mede veroorzaakt door een slordige vertaling van de Richtlijn in het Nederlands, waar de Nederlandse wetgever overigens geen invloed op had. In dit artikel willen we met name stilstaan bij een aantal van deze onduidelijkheden en moeilijkheden. Zo zijn de definitiebepalingen bijvoorbeeld vrij ingewikkeld en roept de afbakening tussen een pakketreis en het nieuwe fenomeen van het gekoppeld reisarrangement vragen op. Ook zetten wij vraagtekens bij de vergaande informatieverplichtingen, de positie van de zakenreiziger en de wijze waarop de garantieverplichtingen in Nederland zijn geïmplementeerd. Hoe werkzaam de wet zal zijn in de praktijk van alle dag, zal de komende jaren dus nog moeten blijken. |
Artikel |
De implementatie van de herziene Aandeelhoudersrichtlijn – de eindsprint is ingezet |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 5 2019 |
Trefwoorden | aandeelhoudersrechten, beloningsbeleid, transparantie, langetermijnbetrokkenheid, corporate governance |
Auteurs | Mr. T.C.A. Dijkhuizen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage staat het door de wetgever gepubliceerde wetsvoorstel ter implementatie van de herziene Aandeelhoudersrichtlijn centraal. De auteur behandelt in zijn bijdrage het wetsvoorstel, plaatst enkele kanttekeningen hierbij en besteedt ook aandacht aan enige amendementen die zijn aangenomen door de Tweede Kamer en het wetsvoorstel hebben gewijzigd. |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | effectiviteit, toekomstbestendigheid, evaluatie |
Auteurs | Prof. mr. E. Niemeijer en Dr. P.W. van Wijck |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het ontwikkelen van werkzame wetgeving vergt een beleidstheorie. Die theorie omvat een omschrijving van het probleem, een toeschrijving van het probleem aan oorzaken en een beschrijving van hoe wetgeving helpt om het probleem terug te dringen. Het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) bevat nuttige vragen, maar er is extra aandacht nodig voor het expliciteren van veronderstelde oorzaken van de problematiek. Werkzame wetgeving is niet automatisch toekomstbestendig. Toekomstbestendigheid is het voorbereid zijn op onzekere toekomstige ontwikkelingen. Het ontwikkelen van toekomstbestendige wetgeving vergt daarom het expliciteren van onzekerheid over toekomstige ontwikkelingen, het toetsen van hoe wetgeving in verschillende omstandigheden werkt, en het maken van een keuze over hoe met onzekerheid om te gaan. |
Artikel |
Een juridische bypass voor innovaties |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | innovatie, fintech, regulatory sandbox, experimenteerwet, zelfrijdende auto |
Auteurs | Mr. S. Philipsen en Prof. mr. E.F. Stamhuis |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het voorliggende artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de verschillende verschijningsvormen van een tijdelijke bypass van bestaande rechtsnormen die ten behoeve van innovatie gebruikt worden. Vooral die instrumenten zijn beschreven die toegepast worden om innovatieve producten in het echte leven te testen, wanneer dat zonder die bypass niet of niet zonder meer verenigbaar zou zijn met het geldende recht. Een theoretisch model om de praktische verschijningsvormen te ordenen wordt gevolgd door een beschrijving van wettelijke experimenteerbepalingen en regulatory sandboxes. De kritische beoordeling van deze twee vormen in het licht van de geldende normen en beginselen voert tot een set vuistregels, met behulp waarvan een vergunnende overheid een bypass kan aanleggen. |
Externe betrekkingen |
Amerikaanse sancties op Iran en de Europese blokkeringsverordening: Europese ondernemingen in een lastige spagaat |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3-4 2019 |
Trefwoorden | blokkeringsverordening, internationale sancties, Iran, Verenigde Staten, Blocking Statute |
Auteurs | Mr. N.M.D. van der Aa en Mr. S.H. Stax |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage bespreken de auteurs de reactie van de Europese Unie op de hernieuwde economische sancties vanuit de Verenigde Staten (VS) op Iran. Deze sancties zijn in 2018 weer van kracht geworden nadat de VS zich terugtrok uit het Joint Comprehensive Plan of Action, ook wel bekend als het Iraanse atoomakkoord. In het bijzonder gaan de auteurs in op de werking van de Europese blokkeringsverordening. Dit wetgevingsinstrument beoogt Europese bedrijven die handel drijven met Iran te beschermen tegen de dreiging van Amerikaanse sancties, maar zorgt eerder voor meer moeilijkheden. |
Artikel |
Kroniek Aansprakelijkheidsrecht |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 6 2019 |
Auteurs | Petra Chao, Caspar Janssens en Mirjam Louws |
Auteursinformatie |
Artikel |
De kerk als werkgeverDe spanningsvolle relatie tussen kerkelijk recht en het arbeidsrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | Kerkgenootschap, Grondrechten, Gelijke behandeling, Tendenswerkgever, Ontslagrecht |
Auteurs | Wijnand Zondag |
SamenvattingAuteursinformatie |
As a special employer, the church has an interest in shaping its own personnel policy in order to achieve the mission and objective. In part, the legislator has met this need. After all, various laws in the field of appointment, terms of employment and dismissal take account of the specific interests of the church as described before. The external border consists of fundamental human rights that are included in the ECHR and the European Directive on equal treatment. It is not always clear where the external border is exactly. The Dutch legislation regarding the battle of ‘church law’ and fundamental rights is not consistent. Moreover, there we notice a tension between national law and the European directive. |
Artikel |
Kroniek Vennootschapsrecht |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 4 2019 |
Auteurs | Bas Visée en Rik Analbers |
Auteursinformatie |
Artikel |
Overgang van de prepack naar een bruikbaar(der) instrumentOver de huidige relevantie van de prepack en overgang van onderneming in faillissement |
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 3-4 2019 |
Trefwoorden | prepack, overgang van onderneming, WCO I, Smallsteps, ETO-redenen |
Auteurs | Mr. H.J. de Kloe |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt onderzocht of de prepack na Smallsteps nog relevant is voor de praktijk. Daarnaast wordt ingegaan op een mogelijke oplossing om de prepack weer relevant te maken: toepassing van de OVO-regeling op alle doorstarts in faillissement. Deze mogelijkheid wordt onderzocht met behulp van een vergelijking met Engels recht. |