Het recht van vrij verkeer en verblijf van EU-burgers en hun familieleden in de EU wordt geregeld door de Burgerschapsrichtlijn. Dit recht is echter niet absoluut en kan worden geweigerd of ingetrokken wanneer een EU-burger onvoldoende inkomsten heeft om voor zichzelf en voor zijn familie te zorgen. Familieleden die geen EU-nationaliteit bezitten, hebben een recht om te verblijven in een gastlidstaat, wanneer zij hun familielid, die EU-burger is, begeleiden of zich bij deze EU-burger voegen. In de twee zaken die in dit artikel centraal staan, worden deze twee voorwaarden voor het verblijfsrecht van EU-burgers en hun familieleden door het Hof van Justitie nader uitgelegd. |
Zoekresultaat: 35 artikelen
Vrij verkeer |
Beperkingen van het verblijfsrecht van EU-burgers en hun familieleden in de lidstaten van de EU: Uit het oog, maar niet uit het hart? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3-4 2020 |
Trefwoorden | EU-burgerschap, Burgerschapsrichtlijn, voldoende middelen eis, uitzettingsmogelijkheden, gezinshereniging |
Auteurs | Mr. dr. H. van Eijken en H.H.C. Kroeze LLM |
SamenvattingAuteursinformatie |
Covid-19 |
|
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3-4 2020 |
Trefwoorden | Schengen, vrij verkeer personen, EU burgerschap, covid-19, binnengrenzen, Europees Recht |
Auteurs | Mr. dr. H. van Eijken en Prof. dr. mr. J.J. Rijpma |
SamenvattingAuteursinformatie |
De razendsnelle verspreiding van covid-19 binnen de EU leidde ertoe dat lidstaten afzonderlijk een groot aantal maatregelen namen om de verspreiding van het virus in te dammen. Deze vormden een belangrijke beperking van het vrij reizen binnen de EU, als ook van de mogelijkheden om van buiten Europa in te reizen. In deze bijdrage verkennen wij het (ontbreken van een) juridisch kader op EU-niveau voor de herinvoering van controles aan de binnengrenzen en het verbieden van niet-essentiële reizen op grond van de volksgezondheid. |
Covid-19 |
|
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3-4 2020 |
Trefwoorden | corona, covid-19, interne markt, volksgezondheid, mededinging |
Auteurs | Mr. drs. H.A.G. Temmink |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sinds het uitbreken van de covid-19-crisis heeft de Europese Unie zich schrap gezet om de gevolgen van de pandemie te beteugelen. Deze bijdrage geeft een overzicht van de initiatieven die tot dusverre zijn genomen. In eerste instantie betreft het maatregelen om de directe gevolgen voor de volksgezondheid te bestrijden en de integriteit van de interne markt te waarborgen. Ondertussen wordt ook aan herstelmaatregelen gewerkt voor het weer aan de gang krijgen van de economie. Wat zijn de gevolgen van corona voor de interne markt en de toekomst van de Unie? |
Vrij verkeer |
De reikwijdte van de Dienstenrichtlijn: het arrest Amersfoort en Visser |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5-6 2018 |
Auteurs | Prof. mr. E. Steyger |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest Amersfoort en Visser spreekt het Hof van Justitie zich uit over vier kwesties: de verhouding tussen de Dienstenrichtlijn en het kader van de telecomrichtlijnen, de toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn in zuiver interne situaties, de kwalificatie van detailhandel in goederen als ‘dienst’ in de zin van de Dienstenrichtlijn, en de status van (in elk geval één) bestemmingsplan binnen het kader van de Dienstenrichtlijn. Het Hof van Justitie schept in drie van de vier gevallen duidelijkheid over de afbakening van de werkingssfeer van de richtlijn. In het vierde geval, namelijk de kwalificatie van detailhandel in goederen, levert de uitspraak geen echte verduidelijking op, maar voorziet zij wel in een aantal complicaties. |
Vrij verkeer |
De Unierechtelijke evenredigheidstoets bij het verlies van het Nederlanderschap: drie gevallen nader toegelicht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3-4 2018 |
Trefwoorden | Unieburgerschap, Unierechtelijke evenredigheidstoets, Nederlanderschap, Brexit, jihadisten |
Auteurs | Mr. dr. V.M. Bex-Reimert, Mr. G. Karapetian en S.M. de Mik |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sinds het befaamde arrest Rottmann van het Hof van Justitie dient een Unierechtelijke evenredigheidstoets te worden uitgevoerd indien intrekking van Nederlanderschap gepaard gaat met verlies van het Unieburgerschap.1xHvJ 2 maart 2010, zaak C-315/08, Janko Rottmann/Freistaat Bayern, ECLI:EU:C:2010:104. Deze bijdrage bespreekt de betekenis van deze toets in drie uiteenlopende gevallen, variërend van het uittreden van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie tot een verondersteld nationaal veiligheidsbelang. De vraag die zich voordoet, is hoe een Unierechtelijke evenredigheidstoets wordt uitgevoerd en wat de invloed is van de Unierechtelijke evenredigheidstoets op deze gevallen. Noten
|
Artikel |
Uitspraak Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 mei 2017, zaak C-133/15, Chavez-Vilchez e.a./Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank e.a.Het belang van het kind in Zambrano-situaties |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2017 |
Trefwoorden | Europees burgerschap, verblijfsrecht ouder uit derde land, Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, bewijsrecht daadwerkelijke dagelijkse zorg |
Auteurs | Prof. dr. A.A.M. Schrauwen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 10 mei 2017 verduidelijkte het Hof van Justitie in de zaak Chavez-Vilchez welke belangen nationale autoriteiten dienen te wegen in de beoordeling of een niet-EU-ouder op grond van artikel 20 VWEU een afgeleid verblijfsrecht toekomt. In die belangenafweging spelen ook artikel 7 en 24 lid 2 van het EU Handvest van de grondrechten van de Europese Unie een rol. Het tot nu toe gevolgde Nederlandse beleid stemt zowel inhoudelijk als met betrekking tot de bewijslast niet overeen met de uitleg die het Hof in deze zaak geeft. |
Artikel |
Het subversieve Brabant |
Tijdschrift | Justitiële verkenningen, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | Dutch province of North Brabant, regional history, subversive culture, crime, drugs production |
Auteurs | Dr. P. Klerks |
SamenvattingAuteursinformatie |
Various forms of organized crime are concentrated in the Dutch province of North Brabant, bordering Belgium. In this essay it is argued that specific historic, geographic, social economic, cultural and social psychological factors created an enduring window of opportunity in which criminality can flourish. Brabant is portrayed as a marginalized province that suffered from war, exploitation by the central government, rural gangs, a lack of law enforcement, extreme poverty as well as from discrimination because of its mainly catholic population. Against this background the population developed a mentality of solving problems on their own. Their survival strategies implied not only legal activities like agriculture and small-scale production in private houses, workplaces and factories, but also smuggling and illegal alcohol production. In more recent times the production of synthetic drugs, growing cannabis and transport criminality became widespread. |
Artikel |
Lessen uit de aanpak van jeugdgroepen |
Tijdschrift | Justitiële verkenningen, Aflevering 1 2017 |
Trefwoorden | juvenile crime, focussed policing, youth groups, group dynamic processes, integral approach |
Auteurs | Dr. H. Ferwerda en Drs. T. van Ham |
SamenvattingAuteursinformatie |
Attention for youth group crime is important, because the majority of juvenile crime is committed in groups or is the result of group dynamic processes. The police makes an inventory of youth groups with the help of an instrument (called ‘the shortlist’). In the Netherlands this has contributed to an integral approach on the group, domain and individual level. Although there are some side effects, findings suggest that this approach is effective. This fact, together with other developments in juvenile crime, has led to the further development of the shortlist instrument. Its basis, i.e. applying focus and an integral analysis of a youth group as a starting point for an integral approach, is herein maintained. |
Artikel |
Social media en smartphones als verklaring voor de daling in jeugdcriminaliteit? |
Tijdschrift | Justitiële verkenningen, Aflevering 1 2017 |
Trefwoorden | juvenile crime, Delinquency, social media, Smartphones, time use |
Auteurs | Prof. dr. F. Weerman |
SamenvattingAuteursinformatie |
This contribution explores the hypothesis that the rise of social media use and smartphone possession since 2007 contributed substantially to the international decrease in juvenile crime. The author addresses three processes that aid in understanding how social media and smartphones may have contributed to decreasing juvenile crime statistics. First, activity patterns of young people may have been altered in such a way that substantial less time is spent with unstructured socializing in public places. Second, the rise of social media may have led to additional and alternative possibilities to fulfill psychological and social needs of adolescents, taking away many immaterial motivations for juvenile crime. Third, it is possible that social media and smartphone use have facilitated a shift from offline to online juvenile crime, which is less detected and visible in official crime figures. While these theoretical arguments make the hypothesis plausible, research is needed to provide empirical evidence on the role of social media and smartphones in juvenile crime. |
Artikel |
De studenten-OV is niet in strijd met het EU recht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2016 |
Trefwoorden | Burgerschap van de Unie, discriminatie op grond van nationaliteit, steun voor levensonderhoud, Richtlijn 2004/38/EG, artikel 18 VWEU |
Auteurs | Mr. dr. M. de Mol |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit arrest geeft het Hof van Justitie uitleg over artikel 24 lid 2 van Richtlijn 2004/38/EG. Deze bepaling is een uitzondering op het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit voor studiebeurzen en studieleningen voor levensonderhoud. Uit het eerdere arrest Commissie/Oostenrijk blijkt dat niet alle steun aan studenten kan worden gekwalificeerd als een studiebeurs of een studielening in de zin van deze bepaling. In het onderhavige arrest oordeelt het Hof van Justitie dat de Nederlandse studenten-OV er wel onder valt, omdat die de kenmerken vertoont van en verwant is aan ofwel een studiebeurs ofwel een studielening. |
Diversen: Artikelen |
Drie drugsnetwerken in een kleine stad |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Criminologie, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | drug trafficking networks, criminal networks, social opportunities |
Auteurs | Dr. Eric Bervoets en Dr. mr. Anton Van Wijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Recently, we conducted a study on drug trafficking criminal networks in a Dutch town. In this article, we examine the results of this study by assessing the development of criminal networks and the way in which individuals get involved with these networks. Our analysis of the qualitative data focuses on three central empirical findings derived from earlier (mainly Dutch) research on criminal networks. A first outcome of earlier studies was that criminal networks are not based on a specific kind of crime and therefore do not resemble goal driven companies. Our fieldwork suggests, however, that the networks seemed less ‘flat’ and more goal driven than previously assumed. Second, earlier studies conclude that the structure of social opportunities facilitates a subjects’ inclination towards committing crime. Our study seems to confirm this finding: social pressure from peers and family is strong and encourages involvement in drug trafficking networks. Finally, earlier research pointed out that involvement in criminal networks was not a result of intentional recruitment. In our study we found – anecdotic – evidence of the opposite. We found evidence that suggests that most youth criminals are not ‘persisters’, however, mobs may serve as gateways to organised crime. |
Artikel |
Kroniek Europees burgerschap |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | Europees burgerschap, EU-burgerschap, Vrij verkeer van personen, non-discriminatie, kroniek |
Auteurs | Mr. dr. H. van Eijken |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze kroniek worden de belangrijkste ontwikkelingen in de Europese en nationale rechtspraak van de afgelopen jaren, met een focus op de afgelopen drie jaar, met betrekking tot het Europees burgerschap besproken. |
Artikel |
De 3 uit 6-voorwaarde voor export van Nederlandse studiefinanciering door niet-actieve EU-burgers |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2015 |
Trefwoorden | Europees burgerschap, studiefinanciering, Export van studiefinanciering, 3 uit 6-voorwaarde |
Auteurs | Mr. R.H. van Ooik |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Hof van Justitie had al beslist dat Nederland door een woonplaatsvereiste voor te schrijven, de zogenoemde 3 uit 6-voorwaarde, voor migrerende werknemers en hun gezinsleden om Nederlandse financiering voor buiten Nederland gevolgd hoger onderwijs te kunnen verkrijgen, zijn verplichtingen krachtens artikel 45 VWEU en artikel 7 lid 2 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 betreffende het vrije verkeer van werknemers niet was nagekomen. In de hier besproken uitspraak Martens is het de vraag of deze 3 uit 6-voorwaarde ook voor economisch niet-actieve EU-burgers verboden is, vanwege strijd met de bepalingen over het Europees Burgerschap (art. 20 en 21 VWEU). |
Artikel |
De zaken S. en G. & O. en B.: Grenzeloze gezinnen en afgeleide verblijfsrechten |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2014 |
Trefwoorden | Europees burgerschap, vrij verkeer van werknemers, de volledig interne situatie, familieleden EU-burgers, derdelanders |
Auteurs | Mr. dr. Hanneke van Eijken |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de twee arresten, de zaak S. en G. en de zaak O. en B., die het Hof van Justitie dit voorjaar wees, worden het vrije verkeer van personen en afgeleide verblijfsrechten uitgebreid. Het Hof van Justitie oordeelt in deze zaken dat een weigering van een verblijfsrecht aan een familielid in de lidstaat van nationaliteit in strijd met het vrije verkeer van werknemers en Unieburgers kan zijn. Dat betekent dat een Unieburger, onder omstandigheden, een recht heeft op gezinshereniging in de lidstaat van zijn nationaliteit. |
Artikel |
Woonplaatsvereisten en export van studiefinanciering |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2013 |
Trefwoorden | vrij verkeer unieburgers, Europees Burgerschap, Studiefinanciering (export van), Woonplaatsvereisten, 3-uit-6-eis |
Auteurs | Mr. dr. R.H. van Ooik |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de zaak Prinz en Seeberger spreekt het Hof van Justitie zich (opnieuw) uit over de vraag of een woonplaatseis als voorwaarde voor een recht op export van studiefinanciering, verenigbaar is met de verdragsbepalingen over het vrij verkeer van EU-burgers (art. 20 en 21 VWEU). De twee betrokkenen, Duitse onderdanen, wilden in Nederland respectievelijk Spanje gaan studeren met Duitse studiefinanciering. Zij voldeden echter niet aan de in het Duitse recht vastgelegde zogenoemde driejaarregel: recht op Duitse studiefinanciering voor een volledige hogeronderwijsstudie in een andere EU-lidstaat bestaat alleen indien betrokkene direct voorafgaand aan die buitenlandse studie minstens drie jaar in Duitsland heeft gewoond. Volgens Prinz en Seeberger vormt deze driejaarregel een niet te rechtvaardigen beperking van het recht van Unieburgers op vrij verkeer en verblijf. Na een korte schets van de feitelijke en juridische achtergronden van de zaak wordt het arrest van het Hof van Justitie thematisch besproken, in welke thema’s het commentaar van de auteur is verwerkt, en vervolgens wordt afgesloten met de gevolgen van het arrest voor Nederland. |
Artikel |
Bindingseisen passé?Over een vereiste van ‘voldoende band’ met een gemeente om er te mogen wonen, een ‘sociale last’ voor een sociaal woonbeleid en compensatie voor openbare dienstverplichtingen |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2013 |
Trefwoorden | vrij verkeer, bindingseisen, staatssteun, Altmark, ruimtelijke ordening |
Auteurs | Mr. dr. H.J. van Harten en Mr. R.A. Fröger |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest Libert maakt het Hof van Justitie zeer korte metten met een Vlaamse regionale regeling die voor de overdracht van onroerend goed vereist dat een kandidaat-koper of kandidaat-huurder beschikt over ‘voldoende band’ met de betrokken gemeente: het Europees burgerschap, de vestigingsvrijheid en het vrij verkeer van werknemers, diensten en kapitaal staan daaraan in de weg. Wel mag een regionale overheid, onder voorwaarden, een ‘sociale last’ opleggen die verbonden is aan de verlening van een bouw- of verkavelingsvergunning. Verder biedt het arrest Libert een zeldzaam voorbeeld van toetsing aan de Altmark-uitzondering in het staatssteunrecht: onder welke voorwaarden kunnen fiscale stimuli en subsidiemechanismen voor projectontwikkelaars als compensatie voor een dienst van algemeen economisch belang worden beschouwd? |
Article (without peer review) |
|
Tijdschrift | Netherlands Administrative Law Library, juli 2013 |
Auteurs | Rolf Ortlep |
SamenvattingAuteursinformatie |
In the case of Byankov the Court of Justice ruled as follows: EU law must be interpreted as precluding legislation under which an administrative procedure that has resulted in the adoption of a prohibition on leaving the territory, which has become final and has not been contested before the courts, may be reopened - in the event of the prohibition being clearly contrary to EU law - only in circumstances such as those exhaustively listed in Article 99 of the Code of Administrative Procedure, despite the fact that such a prohibition continues to produce legal effects with regard to its addressee. This study discusses how the ruling can be placed in the case law of the Court that in accordance with the principle of legal certainty, EU law does not require that administrative authorities be placed under an obligation to re-examine a national final administrative decision. |
Artikel |
Åkerberg Fransson: ruim toepassingsgebied van Handvest op handelingen van lidstaten |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | Toepassingsgebied recht van de Europese Unie, Handvest, beginselen van het recht van de Europese Unie, ne bis in idem-beginsel, volle werking van het recht van de Europese Unie, prejudiciële procedure |
Auteurs | Mr. drs. M.A. Fierstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 26 februari 2013 heeft het Hof van Justitie het lang verwachte arrest Åkerberg Fransson gewezen. Gespannen werd naar dit arrest uitgekeken omdat de beantwoording van de prejudiciële vragen van de Zweedse verwijzende rechter duidelijkheid moesten brengen over de vraag wanneer lidstaten aan de verplichtingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) zijn gebonden. Het arrest Åkerberg Fransson is daarmee van betekenis voor de rechtsgevolgen van het Handvest in de rechtsordes van de lidstaten. Deze bijdrage duidt de betekenis van dit arrest door het te plaatsen tegen de achtergrond van eerdere rechtspraak en de ontwikkelingen die hebben geleid tot een juridisch bindend Handvest en de analyse van het hoofdgeding op grond waarvan de verwijzende rechter heeft besloten het Hof van Justitie te adiëren. |
Artikel |
Het ex-Monti II-voorstel: ‘Paard van Troje’ of zege voor sociale grondrechten? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2013 |
Trefwoorden | grondrechten, vrij verkeer, stakingsrecht, proportionaliteitstoets, sociaal beleid, Monti II |
Auteurs | Mr. dr. S.A. de Vries |
SamenvattingAuteursinformatie |
Nu de poging van de EU-wetgever om met het zogenoemde Monti II-voorstel economische en sociale rechten te verzoenen voorlopig gestrand lijkt, wordt het juridisch kader voor de uitoefening van het recht op collectieve actie in grensoverschrijdende situaties in de EU nog steeds bepaald door de jurisprudentie van het Hof van Justitie, in het bijzonder door de Viking-, Laval- en Rüffert-zaken. |
Artikel |
Naar een Europese glijdende openbare ordeschaal voor het personenverkeer? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8/9 2012 |
Trefwoorden | openbare orde, openbare veiligheid, duurzaam verblijf, artikel 83 lid 1 VWEU, verwijderingsmaatregel |
Auteurs | Mr. H. Oosterom-Staples |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest P.I is de tweede zaak waarin het Hof van Justitie het begrip ‘dwingende redenen van openbare veiligheid zoals door de lidstaten gedefinieerd’ in artikel 28 lid 3 Richtlijn 2004/38/EG verduidelijkt. Dit arrest verduidelijkt de bevoegdheid die lidstaten genieten om het verblijfsrecht te beperken dat begunstigden van Richtlijn 2004/38/EG die gedurende een periode van tien jaar op hun grondgebied hebben verbleven. Het beeld dat opdoemt, laat zich vergelijken met de in het Nederlandse vreemdelingenrecht gebruikte glijdende schaal waarbij de duur van het verblijf, de ernst van het strafbaar feit, de maximumstrafmaat en de opgelegde straf bepalend zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te gaan. |