In deze bijdrage worden enkele aspecten van arbiteraansprakelijkheid besproken. Ingegaan wordt op de grondslag en maatstaf voor arbiteraansprakelijkheid, de vraag of vernietiging vereist is, de aard van de rechtsverhouding tussen arbiters en partijen, alsmede de mogelijkheid tot exoneratie. Verder wordt aandacht besteed aan enkele vragen van internationaal privaatrecht, te weten bevoegdheid en toepasselijk recht. |
Zoekresultaat: 47 artikelen
Artikel |
Aansprakelijkheid van arbitersEnkele gedachten over maatstaf, vernietiging, grondslag, ipr en exoneratie |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 10 2020 |
Trefwoorden | arbiteraansprakelijkheid, internationaal privaatrecht, uitsluiting aansprakelijkheid, vernietigingsprocedure, arbitrage |
Auteurs | Prof. mr. N. Peters en Mr. J.J. Bakker |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De dagvaardingsprocedure in civiele zaken bij de rechtbank in eerste aanleg in Duitsland vergeleken met de Nederlandse procedure na KEI-wetgeving en Spoedwet KEI |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | Burgerlijk Procesrecht Duitsland / Nederland vergelijking |
Auteurs | Eckhard Mehring |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Burgerlijke Procesrecht heeft zowel in Duitsland alsook in Nederland in de afgelopen decennia belangrijke wijzigingen ondergaan. Op een aantal punten kan een benadering worden vastgesteld. Maar er blijven ook kenmerkende verschillen. Deze bijdrage levert een korte schets van de Duitse civiele procedure in eerste aanleg en geeft daarbij ook aan waar met de Nederlandse procedure overeenkomsten zijn en waar nog steeds verschillen bestaan. |
Artikel |
Hetzelfde ≠ gelijkAandachtspunten bij elektronische zittingen: een arbitragerechtelijk perspectief |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2020 |
Auteurs | Bas van Zelst |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Nederlandse arbitragerecht geeft een scheidsgerecht de discretionaire bevoegdheid om te beslissen dat een hoorzitting ‘langs elektronische weg’ wordt gevoerd. Deze bijdrage beoordeelt het idee dat deze bevoegdheid van verplichte aard is. De bevoegdheid van arbiters om voor een elektronische hoorzitting te kiezen, is volgens haar beperkt door de fundamentele beginselen van het procesrecht, met name het gelijkheidsbeginsel. Het artikel somt relevante overwegingen op bij de keuze voor een elektronische hoorzitting in arbitrageprocedures met Nederlandse zetel en is van mening dat dergelijke overwegingen, gezien hun fundamentele karakter, ook van toepassing kunnen zijn in procedures voor de Nederlandse nationale rechtbanken. |
Kroniek |
Familieprocesrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2020 |
Auteurs | Hanneke Ackermans-Wijn |
Auteursinformatie |
Artikel |
Zestien jaar OZ/Roozen: een rustig bezit? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | bewijsaanbod, getuigenbewijs, OZ/Roozen |
Auteurs | Thijs van Aerde |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad heeft in het standaardarrest OZ/Roozen van 9 juli 2004 een maatstaf geformuleerd voor het beoordelen van de vraag of een procespartij tot getuigenbewijs moet worden toegelaten. De auteur onderzoekt de rechtsontwikkeling van nadien en gaat ook in op de voorgenomen modernisering van het bewijsrecht. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | Normalisering, Derdeninterventie, Bemiddeling, Arbitrage, Cao-conflicten |
Auteurs | Mr. N. Hummel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren op 1 januari 2020 hebben de meeste overheidssectoren de overstap gemaakt naar het cao-stelsel. De Ambtenarenwet 2017 bevat geen wettelijke grondslag meer voor een regeling ter beslechting van collectieve arbeidsconflicten. In de ambtelijke cao’s keert de (Lokale) Advies- en Arbitragecommissie (AAC) terug in de vorm van een derdeninterventieclausule. In deze bijdrage wordt ingegaan op de rol van de AAC voor en na 1 januari 2020, mede in het licht van de wijze waarop derdeninterventie bij cao-conflicten gestalte heeft gekregen in de marktsector. Ook wordt de vraag gesteld of de wijze waarop een voorziening ter beslechting van collectieve arbeidsgeschillen is verwezenlijkt, invloed heeft op het collectief actierecht. Daarbij spreekt de auteur een sterke voorkeur uit voor (her)invoering van een wettelijke grondslag voor een geschillenregeling voor sectoren die essentiële diensten leveren, zowel in de publieke als in de private sector. |
Ad Rem |
Zijn boilerplates ter zake van de beperking van het rechterlijk ingrijpen bij dwaling acceptabel? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | artikel 6:230 BW, dwaling, wijziging, redelijkheid en billijkheid |
Auteurs | Prof. mr. dr. T.H.M. van Wechem en Mr. A.J. Rijsterborgh |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteurs onderzoeken de vraag of partijen de rechtsgevolgen van dwaling, voor zover deze betrekking heeft op de wijzigingsbevoegdheid van de rechter op grond van artikel 6:230 lid 2 BW, contractueel regelen; kunnen partijen afstand doen van een rechtsvordering (of verweer) op grond van laatstgenoemd artikel en de rechter op dit punt buitenspel zetten? Alhoewel de Hoge Raad zich nog niet over deze vraag heeft uitgelaten en er goede argumenten voor een ander standpunt zijn, beantwoorden de auteurs de door hen gestelde vraag voorshands ontkennend. |
Boekbespreking |
De mondelinge behandeling in civiele zaken |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2020 |
Auteurs | Wemmeke Wisman en Sharona Heeroma |
Auteursinformatie |
Artikel |
Kroniek Burgerlijk Procesrecht 2019 |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 2 2020 |
Auteurs | Robert Hendrikse, Justin Interfurth, Floris-Jan Werners e.a. |
Artikel |
De accountantsorganisatie en het inzagerecht van art. 843a Rv |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 11 2019 |
Trefwoorden | accountant, beroepsaansprakelijkheid, AFM, interne positiebepaling, controledossier |
Auteurs | Mr. J.C. van Nass |
SamenvattingAuteursinformatie |
In procedures over de beroepsaansprakelijkheid van accountants speelt de administratie van de accountantsorganisatie een belangrijke rol. Het inzagerecht van art. 843a Rv geeft onder omstandigheden toegang tot het controledossier van de accountant, maar niet tot vertrouwelijke informatie die is uitgewisseld met de AFM en evenmin tot informatie die dient ter interne positiebepaling. |
Article |
|
Tijdschrift | Erasmus Law Review, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | international commercial courts, the Netherlands Commercial Court (NCC), Chambers for International Commercial Disputes (Kammern für internationale Handelssachen), Brussels Ibis Regulation, choice of court agreements, formal requirements |
Auteurs | Georgia Antonopoulou |
SamenvattingAuteursinformatie |
In recent years, the Netherlands and Germany have added themselves to the ever-growing number of countries opting for the creation of an international commercial court. The Netherlands Commercial Court (NCC) and the German Chambers for International Commercial Disputes (Kammern für internationale Handelssachen, KfiH) will conduct proceedings entirely in English and follow their own, diverging rules of civil procedure. Aspiring to become the future venues of choice in international commercial disputes, the NCC law and the legislative proposal for the establishment of the KfiH allow parties to agree on their jurisdiction and entail detailed provisions regulating such agreements. In particular, the NCC requires the parties’ express and in writing agreement to litigate before it. In a similar vein, the KfiH legislative proposal requires in some instances an express and in writing agreement. Although such strict formal requirements are justified by the need to safeguard the procedural rights of weaker parties such as small enterprises and protect them from the peculiarities of the NCC and the KfiH, this article questions their compliance with the requirements upon choice of court agreements under Article 25 (1) Brussels Ibis Regulation. By qualifying agreements in favour of the NCC and the KfiH first as functional jurisdiction agreements and then as procedural or court language agreements this article concludes that the formal requirements set by the NCC law and the KfiH proposal undermine the effectiveness of the Brussels Ibis Regulation, complicate the establishment of these courts’ jurisdiction and may thus threaten their attractiveness as future litigation destinations. |
Artikel |
De digitale civiele procedure als onderdeel van een behoorlijke rechtspleging |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | digitalisering, KEI, digitale procedure, digitaal systeem, toegankelijkheid, procesinleiding, oproepingsbericht, openbaarheid |
Auteurs | Dineke de Groot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Digitaal procederen in civiele procedures is in ontwikkeling. In dit artikel wordt ingegaan op de digitaliseringsdoelstelling van de wetgever en op ervaringen die zijn opgedaan rondom de ontwikkeling van digitaal procederen in civiele vorderingszaken (dagvaardingszaken) over rechtsgevolgen ter vrije bepaling van partijen. |
Artikel |
Het Wetsvoorstel Spoedwet KEI: een verruiming van regie van de rechter en de mogelijkheden rondom de mondelinge behandeling? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | KEI, Spoedwet, mondelinge behandeling, regiefunctie |
Auteurs | Pauline Ernste |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 26 maart 2019 is bij de Tweede Kamer het Wetsvoorstel Spoedwet KEI ingediend. Dit wetsvoorstel is een vervolg op de Wetgeving van 2016. Naast de intrekking van de verplichting tot digitaal procederen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland treden met het Wetsvoorstel Spoedwet KEI ook enkele procesvernieuwende bepalingen uit de Wetgeving van 2016 in werking. Deze bepalingen zien op de regiefunctie van de rechter en de verruiming van de mogelijkheden tijdens de mondelinge behandeling. In deze bijdrage staan de wijzigingen rondom de regiefunctie van de rechter en de mondelinge behandeling centraal. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met het huidige procesrecht om de vraag te beantwoorden of van werkelijke procesvernieuwingen sprake is of meer van een codificatie van een in de procespraktijk ontwikkelde werkwijze. |
Artikel |
Kroniek Burgerlijk Procesrecht 2017-2018 |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 1 2019 |
Auteurs | Robert Hendrikse en Leonie Rammeloo |
Praktijk |
Zo moet u declareren anno 2019 |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 1 2019 |
Auteurs | Leonie Rammeloo en Annekee Groenewoud |
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2018 |
Trefwoorden | Arbitrage, Internationale arbitrage, Handelsarbitrage |
Auteurs | Niek Peters |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel worden tien suggesties gedaan ter verbetering van de nieuwe arbitragewet. |
Kroniek |
Spoedprocedures |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2018 |
Auteurs | Jan Willem de Groot |
Auteursinformatie |
Artikel |
De informatieplicht van een zorgaanbieder bij de afwikkeling van medische schadeOver finale kwijting, geschilleninstanties en ongeïnformeerde patiënten |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2018 |
Trefwoorden | Wkkgz, medisch, schade, informatieplicht, informed consent |
Auteurs | Mr. B.S. Laarman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Schikkingsonderhandelingen in de Wkkgz-voorfase en bindend advies worden vaak afgerond met een vaststellingsovereenkomst. De aard van de vaststellingsovereenkomst geeft veel gewicht aan de wilsvorming vooraf. Dat veronderstelt een informatieplicht. In de Wkkgz-voorfase betekent de informatieplicht dat een vaststellingsovereenkomst bij voorkeur pas wordt gesloten na deskundig advies. Een zorgaanbieder die zich achteraf op de verplichtingen uit het bindend advies van een geschilleninstantie wil beroepen, zal eveneens aan zijn informatieplicht moeten voldoen. De wijze van informatieverstrekking van de geschilleninstanties is dermate gebrekkig, dat aantasting van het bindend advies achteraf goed denkbaar is. Inspiratie wordt gezocht bij het medisch informed consent. |
Artikel |
Schikken, of toch maar niet?Een onderzoek naar het verschil in werking tussen een rechterlijke uitspraak en een schikking neergelegd in een proces-verbaal |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | schikking, proces-verbaal, vaststellingsovereenkomst, rechterlijke uitspraak |
Auteurs | Mr. M.W. Knigge |
SamenvattingAuteursinformatie |
Zowel een rechterlijke uitspraak als een schikking neergelegd in een proces-verbaal levert een executoriale titel op. Voor het overige bestaan echter grote verschillen in werking tussen beide. Een schikking neergelegd in een proces-verbaal is een overeenkomst, zodat de rechtsgevolgen worden bepaald door het overeenkomstenrecht. Meer specifiek is sprake van een vaststellingsovereenkomst. In dit artikel is een aantal knelpunten gesignaleerd dat voortvloeit uit dit verschil in werking en zijn suggesties gedaan om deze knelpunten te ondervangen. |
Jurisprudentie |
Cassatie |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2017 |
Auteurs | Mr. K. Teuben |
Auteursinformatie |