De beschikbaarheid van vaste en mobiele netwerken met zeer hoge capaciteit, zoals glasvezelnetwerken en 5G-netwerken, is cruciaal in de digitale economie. De Richtlijn van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (‘de Telecomcode’) heeft als doelstelling om bij te dragen aan de ontwikkeling van hoogwaardige netwerken. Deze connectiviteitsdoelstelling staat naast de reeds bestaande doelstellingen op het gebied van mededinging, interne markt en de bescherming van eindgebruikers. Deze bijdrage beschrijft allereerst de maatregelen, veelal soft law, die ter invulling van de connectiviteitsdoelstelling in de twee jaar na de vaststelling van de Telecomcode op Europees niveau zijn genomen, zoals Berec-richtsnoeren met een verduidelijking van nieuwe begrippen en instrumenten in de Telecomcode en een Aanbeveling van de Commissie voor een toolbox om de kosten van aanleg van nieuwe netwerken te verlagen. Daarna komt de gedeeltelijke implementatie in de Nederlandse Telecommunicatiewet aan de orde. Vervolgens passeert de jurisprudentie de revue, waarin een uitleg van de reikwijdte en de inhoud van het kader voorafgaand aan de Telecomcode, en van de Netneutraliteitsrverordening wordt gegeven. Daarbij wordt, waar relevant, ook benoemd hoe de uitleg zicht verhoudt tot de Telecomcode en de Nederlandse implementatie. |
Zoekresultaat: 65 artikelen
Telecommunicatie |
Kroniek Telecommunicatie |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7-8 2020 |
Trefwoorden | elektronische communicatie, Telecomcode, connectiviteit, aanleg netwerken, netneutraliteit |
Auteurs | Prof. mr. G.P. van Duijvenvoorde |
SamenvattingAuteursinformatie |
Redactioneel |
Doe effe normaal |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2020 |
Auteurs | Paul Lugard |
Auteursinformatie |
Annotatie |
De dag die je wist dat zou komen – kanttekeningen bij PostNL/SanddRechtbank Rotterdam 11 juni 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:5122 (PostNL/Sandd – vernietiging besluit artikel 47 Mw) |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | concentratietoezicht, artikel 47 Mw, algemeen belang vs. mededinging, gevolgen van vernietiging, positie van derden |
Auteurs | Winfred Knibbeler en Paul Kreijger |
SamenvattingAuteursinformatie |
De eerste vergunning die sinds 1 januari 1998 op grond van artikel 47 Mw is verleend, loopt uit op een spectaculaire nederlaag voor de staatssecretaris, die er niet in slaagt om de politieke wens de fusie tussen PostNL en Sandd door te laten gaan te vertalen in een juridisch deugdelijk besluit. Zeker gezien de zeer grondige analyse van de ACM lag de lat hoog. De vernietiging van de vergunning roept tal van interessante en fundamentele vragen op over concentratietoezicht. |
Annotatie |
De rechtbankuitspraak in de NS-zaak: hoe een theory of harm ontspoortRb. Rotterdam 27 juni 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:5089 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 5 2019 |
Auteurs | Tjarda van der Vijver en Midas Klijsen |
Auteursinformatie |
Annotatie |
Belang van openbare infrastructuur binnen de Wet Markt en OverheidCBb 11 juni 2019, ECLI:NL:CBB:2019:233 (Gemeente Hellevoetsluis/ACM) |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2019 |
Trefwoorden | infrastructuur, integrale kosten, overheid, haven |
Auteurs | Ekram Belhadj |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2016 stelde de ACM vast dat de gemeente Hellevoetsluis bij de exploitatie van ligplaatsen in boxen in een aantal havens in strijd met artikel 25i lid 1 Mededingingswet de integrale kosten niet had doorberekend. De kern van deze zaak is welke kosten tot de integrale kosten moeten worden gerekend. De discussiepunten vormen de kosten van de publieke haveninfrastructuur en de vermogenskosten van het water waarin de ligplaatsen liggen. Het punt dat in deze annotatie wordt belicht betreft de kosten van de publieke haveninfrastructuur die naar het oordeel van het College ten dele bij de integrale kosten berekend moeten worden. |
Kroniek |
Kroniek publiekrechtelijke handhaving Mededingingswet 2018 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 1 2019 |
Auteurs | Cees Dekker en Ekram Belhadj |
Auteursinformatie |
Artikel |
Het grondrecht op collectief onderhandelen van zelfstandigen versus het Europese mededingingsrecht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2018 |
Trefwoorden | Mededingingsrecht, Zelfstandige, Cao-exceptie, Vrijheid van vakvereniging, Recht op collectief onderhandelen |
Auteurs | Mr. R.F. Hoekstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel staat centraal dat de beperking van de door het Hof van Justitie geformuleerde ‘cao-exceptie’ op het Europese mededingingsrecht tot ‘werknemers’ en ‘schijnzelfstandigen’ zich moeilijk tot een grondrechtenbenadering lijkt te verhouden. Zelfstandigen met een zwakke arbeidsmarktpositie hebben namelijk evenzeer behoefte aan collectieve middelen om hun arbeidsvoorwaarden te verbeteren en vallen ook onder grondrechtenverdragen. Door een uitgebreide beschouwing van de relevante rechtsinstrumenten van de VN, de IAO en de Raad van Europa en de uitleg die de toezichtorganen hieraan geven blijkt dat het grondrecht op vrijheid van (vak)vereniging, collectief onderhandelen en collectieve actie evenzeer aan deze groep lijkt toe te komen, en een te rigoureuze inperking vanwege het mededingingsrecht niet gerechtvaardigd wordt geacht. De conclusie bevat enkele gedachten over hoe het Europese mededingingsrecht met een grondrechtenbenadering overeenstemming te brengen. Daarbij passeren zowel de recente ontwikkelingen rondom het zelfstandigenvraagstuk in Nederland als initiatieven op Europees niveau de revue. |
Mededinging |
Excessieve prijzen in het mededingingsrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5-6 2018 |
Trefwoorden | misbruik van machtspositie, excessieve prijzen, auteursrecht, tariefvergelijking, ‘PPP-index’ |
Auteurs | Mr. P.J. Kreijger |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het hier besproken arrest komt opnieuw een evergreen uit het (Europees) mededingingsrecht aan de orde: het (beweerd) misbruik van machtspositie in de vorm van excessieve tarieven van collectieve beheersorganisaties voor auteursrechten met een (feitelijk dan wel wettelijk verankerd) incassomonopolie. Het Hof van Justitie bevestigt dat bij toepassing van de in de Franse discothekenrechtspraak uit de jaren tachtig ontwikkelde methode van internationale tariefvergelijking1xHvJ 13 juli 1989, zaak C-395/87, Tournier, ECLI:EU:C:1989:319 en HvJ 13 juli 1989, gevoegde zaken C-110/88, C-241/88 en C-242/88, Lucazeau e.a., ECLI:EU:C:1989:326. ook kan worden gebruikt als maar een beperkt aantal lidstaten in deze vergelijking wordt betrokken. Voorwaarde is dan wel dat deze lidstaten voldoende representatief zijn en er voor koopkrachtverschillen wordt gecorrigeerd. Alleen als de uit die vergelijking blijkende prijsverschillen significant en duurzaam zijn, kan sprake zijn van misbruik. Noten
|
Praktijk |
Kroniek publiekrechtelijke handhaving Mededingingswet 2017 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 1 2018 |
Auteurs | Cees Dekker en Ekram Belhadj |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Gedomineerde en aanpalende markten – enkele opmerkingen bij NS LimburgBesluit ACM d.d. 22 mei 2017, artikel 24 Mw en artikel 102 VWEU (Aanbesteding Concessie Limburg) |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 5-6 2017 |
Trefwoorden | misbruik van machtspositie, misbruik op aanpalende markten, roofprijzen, competition on the merits, stelsel van gedragingen als misbruik |
Auteurs | Paul Kreijger |
SamenvattingAuteursinformatie |
Was het misbruikverbod in de Nederlandse mededingingspraktijk lange tijd een rustig, zo niet wat ingeslapen bezit, met het zeer uitvoerige boetebesluit waarmee de ACM de gang van zaken rond de aanbesteding in 2014 van de OV-concessie Limburg afstraft, is aan die rust voorlopig een einde gekomen. Voor mededingingsjuristen biedt de ACM stof tot nadenken met een op onderdelen innovatieve aanpak, die echter de analyse van de effecten van het gestelde misbruik stiefmoederlijk bedeelt. |
Jurisprudentie |
De bagatelbepaling van artikel 7 lid 2 Mw verplicht de ACM tot marktonderzoekRechtbank Rotterdam 13 oktober 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7664 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | bagatelbepaling, taxionderneming, ACM, merkbaarheidsvereiste, strekkingsbeding |
Auteurs | Frank Cornelissen en Sjaak van der Heul |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 13 oktober 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam de boetebesluiten vernietigd die de ACM had gericht tegen twee taxiondernemingen (en hun feitelijk leidinggevenden) die actief waren op het gebied van contractueel taxivervoer. Volgens de ACM hadden de taxiondernemingen zich schuldig gemaakt aan verboden afstemmingen van hun inschrijvingen voor contractueel taxivervoer in de regio Rotterdam. Hoewel de Rechtbank Rotterdam het oordeel van de ACM deelt dat de taxiondernemingen partij waren bij overeenkomsten met mededingingsbeperkende strekking, had de ACM niet bewezen dat het marktaandeel van betrokken partijen groter was dan de bagateldrempel van artikel 7 lid 2 Mededingingswet (Mw). De uitspraak roept diverse vragen op. De auteurs gaan achtereenvolgens in op de zelfstandige rol van het merkbaarheidsvereiste in geval van een strekkingsbeding, op de rol van de bagatelbepaling en op de marktafbakening bij aanbestedingsprocedures. |
Jurisprudentie |
Brulotte in Europa? Opmerkingen bij Genentech/HoechstHof van Justitie EU 7 juli 2016, zaak C-567/14, ECLI:EU:C:2016:526 (Genentech Inc./Hoechst GmbH en Sanofi-Aventis Deutschland GmbH) |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 5 2016 |
Trefwoorden | IE en mededinging, royaltyverplichting na verval octrooirecht, mededingingsbeperking |
Auteurs | Paul Kreijger |
SamenvattingAuteursinformatie |
Is een verplichting van een (octrooi)licentienemer om royalty’s te betalen voor technologie die niet beschermd wordt door een octrooi, bijvoorbeeld na vernietiging daarvan, mededingingsbeperkend? Het Hof van Justitie bevestigde onlangs het antwoord dat het in 1989 op deze vraag gaf in een klassiek precedent op het snijvlak van IE en mededinging, maar lijkt dat onbedoeld meer ‘ordoliberaal’ uit te leggen. Dezelfde vraag houdt ook het Amerikaanse recht bezig, waar men juist graag af zou willen van een alom als achterhaald beschouwd precedent uit 1964. |
Redactioneel |
Economisering |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 5 2016 |
Auteurs | Eric van Damme |
Auteursinformatie |
Artikel |
Naar een Europees wetboek voor elektronische communicatieKroniek Telecommunicatie |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2016 |
Trefwoorden | elektronische communicatie, telecommunicatie, internet, breedbandtoegang, radiospectrum |
Auteurs | Prof. mr. G.P. van Duijvenvoorde |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze kroniek wordt ingegaan op de ontwikkelingen in het Europese telecommunicatiekader in de afgelopen drie jaren. Het bevorderen van connectiviteit was een thema uit de voorstellen voor een ‘Connected Continent’ van Commissaris Kroes in 2013. Opnieuw is toegang tot snelle internetconnectiviteit een belangrijke doelstelling van regulering in het voorstel voor een geheel nieuw Europees wetboek voor elektronische communicatie dat de Europese Commissie in september 2016 publiceerde. Het voorstel betekent een algehele herziening van het Europees telecommunicatiekader dat gevolgen zal hebben voor de Nederlandse Telecommunicatiewet. |
Jurisprudentie |
Eturas: ontvangst ongevraagde online informatie kan leiden tot onderling afgestemd feitelijk gedragHvJ EU 21 januari 2016, zaak C-74/14, Eturas UAB e.a./Lietuvos Respublikos konkurencijos taryba, ECLI:EU:C:2016:42 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | onderling afgestemd gedrag, bewijslast, bewijsstandaard, Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, onschuldpresumptie |
Auteurs | Winfred Knibbeler |
SamenvattingAuteursinformatie |
De uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Eturas vormt een belangrijke bouwsteen in de rechtspraak over onderling afgestemd feitelijk gedrag. Het Hof van Justitie bevestigt dat een online mededeling in een verticale context kan leiden tot een inbreuk op artikel 101 VWEU. Daarvoor is wel nodig dat een mededingingsautoriteit volgens nationale bewijsregels aannemelijk maakt dat de ontvanger van een online bericht op de hoogte was van de inhoud van het bericht. Nationale bewijsregels worden begrensd door het vermoeden van onschuld, dat vervat is in artikel 48 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en het is ook mogelijk zich van de inbreuk te distantiëren door te bewijzen dat de ongevraagde online informatie commercieel is genegeerd. |
Artikel |
Viermaal auteursrecht in de digitale eengemaakte markt |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2016 |
Trefwoorden | Digitale eengemaakte markt, Auteursrecht, Digitaal en grensoverschrijdend gebruik, Online-uitzendingen van omroeporganisaties, Visueel gehandicapten |
Auteurs | Prof. mr. D.J.G. Visser |
SamenvattingAuteursinformatie |
Als onderdeel van haar strategie voor een ‘digitale eengemaakte markt’ (Digital Single Market, afgekort DSM) heeft de Europese Commissie op 14 september 2016 voorstellen gedaan voor maar liefst vier verschillende instrumenten op het gebied van het auteursrecht: een richtlijn en een verordening over digitaal en grensoverschrijdend gebruik én een richtlijn en een verordening over gebruik voor visueel gehandicapten. Deze voorstellen worden in deze bijdrage besproken. |
Artikel |
Het verbod op geoblocking en geodiscriminatieHet voorstel voor een verordening betreffende de aanpak van geoblocking en andere vormen van geodiscriminatie nader bezien |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2016 |
Trefwoorden | geoblocking, geodiscriminatie, mededinging, e-commerce, COM(2016)289 |
Auteurs | Mr. drs. D.P. Kuipers en Mr. M.A.M.L. van de Sanden |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 25 mei 2016 heeft de Europese Commissie als onderdeel van haar Digital Single Market-strategie een voorstel gepubliceerd voor een verordening waarin geoblocking en andere vormen van geodiscriminatie (dat wil zeggen discriminatie op grond van nationaliteit, woon- of vestigingsplaats) worden verboden. De conceptverordening kent een ruim toepassingsbereik. Het voorstel beoogt met het verbod op geoblocking zowel discriminatie ten aanzien van de leveringsbereidheid en verkoopprijzen als discriminatie in de wijze van verkoop of betalingsmethoden bij online verkoop uit te bannen. Naast een bespreking van dit toepassingsgebied wordt aandacht besteed aan de wisselwerking met het mededingingsrecht, waaronder de e-commerce sector inquiry die de Europese Commissie (DG Concurrentie) momenteel ook uitvoert en ten slotte de gevolgen van de conceptverordening voor de praktijk. |
Artikel |
Wet Markt en Overheid: hoe nu verder? |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | marktoptreden overheid, Wet Markt en Overheid, algemeenbelangbepaling, verbod |
Auteurs | Raymond Gradus |
SamenvattingAuteursinformatie |
De effectiviteit van de onlangs ingevoerde Wet Markt en Overheid wordt betwijfeld. Een initiatief vanuit de Tweede Kamer stelt daarom een ‘nee-tenzij’-benadering voor een op de markt opererende overheid voor. Een schets van de voorgeschiedenis geeft aan dat een algemeen aanvaarde norm voor het marktoptreden door de overheid een onmogelijke opgave is en dat het soms welvaartsverhogend kan zijn als de overheid mee concurreert. Wel bestaat het risico van het (te) ruim interpreteren van de algemeenbelangbepaling door medeoverheden. Dit kan ondervangen worden door in het besluit de belangen nader te expliciteren en de mogelijkheden voor beroep door ondernemers te verbeteren. |
Artikel |
Online diensten over de grens |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | Online content diensten, digital single market, grensoverschrijdende portabiliteit, auteursrecht, geo-blocking |
Auteurs | Prof. mr. D.J.G. Visser en Mr. P. J. Kreijger |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 9 december 2015 presenteerde de Europese Commissie een voorstel voor een ‘Verordening betreffende de grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten in de interne markt’.1xCOM(2015) 627 final, Brussel, 9 december 2015. Consumenten in de EU krijgen recht op toegang tot de online content waar ze in hun eigen land een abonnement op hebben, wanneer ze tijdelijk in een ander EU-land verblijven. Dit voorstel, dat vermoedelijk snel zal worden goedgekeurd en in werking zal treden, wordt in deze bijdrage besproken. Noten
|
Artikel |
Europese harmonisatie van online en op afstand verkoop van zaken en de levering van digitale inhoud (I) |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | Online en op afstand verkoop van zaken, Levering van digitale inhoud |
Auteurs | Prof. dr. M.B.M. Loos |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 9 december 2015 heeft de Europese Commissie onder meer een voorstel ingediend voor een richtlijn voor online of anderszins op afstand gesloten overeenkomsten tot levering van zaken. In dit artikel wordt aandacht besteed aan het toepassingsgebied van de richtlijn, de conformiteit van op afstand gekochte zaken en de remedies bij non-conformiteit. Daarnaast wordt ingegaan op de vraag of de invoering van nog een regeling voor het kooprecht wel werkbaar is voor de rechtspraktijk. |