In dit tweeluik zal aan de hand van rechtspraak worden geïnventariseerd of ten aanzien van (a) het bewijzen van kartelafspraken en (b) de wijze van toerekening, we op het eerste oog kunnen spreken van een convergente toepassing van het kartelverbod door de Nederlandse bestuursrechter en de civiele rechter. |
Zoekresultaat: 61 artikelen
Artikel |
Publieke en private handhaving van het kartelverbod – een convergente toepassing van dezelfde norm? |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2020 |
Trefwoorden | kartel, kartelverbod, publieke handhandhaving, private handhaving |
Auteurs | Ellen Römkens, Anke Prompers, Aron Bouman e.a. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Asiel en migratie |
In beroep tegen visumweigering: een bespreking van het Hof van Justitie-arrest Vethanayagam |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9-10 2019 |
Trefwoorden | visa, visumcode, effectieve rechterlijke toetsing, mensenrechten, Schengen |
Auteurs | Dr. M.A.K. Klaassen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de uitspraak Vethanayagam oordeelt het Hof van Justitie dat een vreemdeling alleen beroep in kan stellen tegen de weigering van een visum in de staat die op grond van een bilaterale vertegenwoordigingsregeling ertoe is gemachtigd om een beslissing te nemen op de visumaanvraag. Dit levert volgens het Hof van Justitie geen spanning op met het recht op effectieve rechterlijke bescherming. In de onderhavige zaak konden de betrokken vreemdelingen in beroep gaan tegen de visumweigering in Zwitserland. In deze bespreking wordt ingegaan op praktische aspecten die afbreuk kunnen doen aan de doeltreffendheid van effectieve rechterlijke toetsing door de vertegenwoordigende lidstaat en de positie van Zwitserland als niet-EU-lidstaat. |
Artikel |
Staatssteun en economische activiteiten van de kerk |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2017 |
Trefwoorden | staatssteun, onderneming, status kerk, economische activiteit, loyaliteitsverplichting |
Auteurs | Mr. drs. M.A. Fierstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
In een arrest gewezen naar aanleiding van een Spaanse vrijstelling van de Katholieke Kerk van belastingen heeft de Grote kamer van het Hof van Justitie een interessant oordeel gegeven over de toepasselijkheid van het recht van de Unie op activiteiten van kerken. Het arrest bevat fundamentele overwegingen over de kwalificatie van een entiteit als onderneming en gaat in op de vraag wanneer activiteiten economische activiteiten zijn. Voorts komt het onderscheid tussen bestaande en nieuwe steunmaatregelen aan de orde. Bijkomend gaat het Hof van Justitie in op de betekenis voor de nationale rechter van het beginsel van loyale samenwerking. |
Artikel |
Verplichte sportarbitrage als uitbuitingsmisbruik: de Pechstein-zaak door de lens van artikel 102 VWEU |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | Claudia Pechstein, arbitrageclausule, Hof van Arbitrage voor Sport, artikel 102 VWEU, misbruik |
Auteurs | Ben Van Rompuy |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met zijn uitspraak in de Pechstein-zaak legde het Duitse Oberlandesgericht München (OLG) een bom onder de fundamenten van de internationale sportrechtspraak. Volgens het OLG maakte de Internationale Schaatsunie misbruik van haar machtspositie door aan de schaatser Claudia Pechstein een arbitrageclausule ten gunste van het Hof van Arbitrage voor Sport (CAS) verplicht op te leggen. Hoewel het OLG enkel nationaal mededingingsrecht toepaste, analyseren we in deze bijdrage de zaak vanuit het perspectief van het Europees mededingingsrecht. Immers, indien het eenzijdig opleggen van CAS-arbitrageclausules – een gangbare praktijk van internationale sportbonden – ook misbruik vormt in de zin van artikel 102 VWEU, zouden de praktische implicaties voor de toekomst van het CAS nog verregaander zijn. |
Artikel |
Unitrading Revisited. Oncontroleerbaar bewijs tussen eerlijk proces en doeltreffendheid |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | doeltreffende rechtsbescherming, doeltreffendheid, procedurele autonomie, eerlijk proces, oncontroleerbaar bewijs |
Auteurs | Prof. mr. R.J.G.M. Widdershoven |
SamenvattingAuteursinformatie |
Eind 2015 wees de Hoge Raad arrest in de zaak Unitrading. In lijn met de uitspraak van het Hof van Justitie in die zaak beoordeelt de Hoge Raad de toelaatbaarheid als bewijs van de voor partijen en rechter oncontroleerbare onderzoeksresultaten van een Amerikaans laboratorium niet in het licht van artikel 47 Handvest, maar op basis van het nationale bewijsrecht en het Unierechtelijke beginsel van doeltreffendheid. Deze beoordeling leidt tot vernietiging van de bestreden uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, omdat het gerechtshof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het de bevindingen van het Amerikaans laboratorium betrouwbaar heeft geacht. In deze bijdrage wordt ingegaan op de uitspraak van het Hof van Justitie in Unitrading en het arrest van de Hoge Raad, en wordt de problematiek van toelaatbaarheid van oncontroleerbaar bewijs in een breder kader geplaatst. Is dat een kwestie van doeltreffendheid van het Unierecht of toch van een eerlijk proces? |
Artikel |
Prioritering en rechtsbescherming in het mededingingsrecht: de zaak easyJet |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2015 |
Trefwoorden | Artikel 13 Verordening (EG) nr. 1/2003, prioriteringsbesluit, afwijzen klacht, rechtsbescherming, rechtswaarborgen |
Auteurs | Mr. P.B. Gaasbeek |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest easyJet is de vraag aan de orde of en wanneer de Europese Commissie een zaak kan afwijzen omdat een nationale mededingingsautoriteit een prioriteringsbesluit heeft genomen. De uitspraak past in de lijn van arresten over Verordening (EG) nr. 1/2003 waarin veel ruimte wordt geboden aan de nationale autoriteiten en de Commissie om een doeltreffend decentraal stelsel voor toepassing van de mededingingsregels te garanderen. De vraag is of deze ruimte niet het onwenselijke gevolg heeft dat een klacht nergens daadwerkelijk wordt behandeld. |
Artikel |
Tien jaar Verordening (EG) nr. 1/2003: een succesverhaal zonder meer?Enkele bedenkingen bij de decentralisatie van de handhaving door Verordening (EG) nr. 1/2003 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 1 2015 |
Trefwoorden | Verordening (EG) nr. 1/2003, decentralisatie, evaluatie |
Auteurs | Laura Parret en Gerard van der Wal |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteurs bespreken enkele vernieuwingen van Verordening (EG) nr. 1/2003. In deze bijdrage concentreren zij zich op de decentralisatieaspecten: de invoering van de wettelijke uitzondering en de positie van de rechter enerzijds, en de mechanismen van samenwerking met nationale autoriteiten anderzijds. Bij de bespreking wordt geen exhaustief overzicht nagestreefd maar wordt een stand van zaken opgemaakt in het licht van de zorgen die bij de inwerkingtreding van de verordening werden geuit en de doelstellingen die destijds werden geformuleerd. |
Redactioneel |
De EU-rechter denkt in-the-box |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 1 2015 |
Auteurs | Rein Wesseling |
Auteursinformatie |
Artikel |
De modernisering voorbij: de mededingingsbeperking in het kartelverbod en in het staatssteunverbodEen aanzet voor een vergelijkende studie |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2014 |
Trefwoorden | Modernisering, Mededingingsbeperking, Kartelverbod, Staatssteun, Economische benadering |
Auteurs | Dr. Laura Parret |
SamenvattingAuteursinformatie |
Zowel de mededingingsregels als de staatssteunregels hebben de afgelopen jaren een zogenoemde modernisering ondergaan. De meest recente modernisering, die van de staatssteunregels, vond inspiratie in de eerdere modernisering van de mededingingsregels. Beide hebben minstens één gemeenschappelijk kenmerk: de invoering van een meer economische benadering. Aanleiding genoeg om stil te staan bij het verband tussen beide onderdelen van het brede mededingingsrecht. Deze bijdrage doet dat aan de hand van het aan de artikelen 101 en 107 VWEU gemeenschappelijke begrip ‘mededingingsbeperking’ en de impact van de modernisering daarop. Zullen de respectievelijke moderniseringen het kartelverbod en het staatssteunverbod dichter bij elkaar brengen of juist niet? |
Jurisprudentie |
Hoofdbeginselen burgerlijk procesrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2014 |
Auteurs | Mr. dr. P. Smits |
Auteursinformatie |
Artikel |
De rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie op het gebied van het mededingingsrecht: ontwikkelingen in de jaren 2011 en 2012 |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | Restrictieve afspraken, Misbruik van machtspositie, ToepassingsvoorwaardenProcedureel, Fundamentele rechtsbeginselen |
Auteurs | Mr. E. Oude Elferink en mr. E.L.H. Mattioli |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel worden enkele belangrijke ontwikkelingen besproken die zich in de jaren 2011 en 2012 aan het Hof van Justitie van de Europese Unie hebben voorgedaan op het terrein van het mededingingsrecht. Nu er op de Kirchberg in de genoemde periode meer dan 160 beschikkingen en arresten zijn geproduceerd, gaat het om een selectie van de interessantste thema’s. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Law and Method, 2012 |
Trefwoorden | onderwijsmethode, theorieconcepties, Europeanisering, methodologische dilemma’s |
Auteurs | René Foqué |
SamenvattingAuteursinformatie |
This article aims at elucidating some methodological dilemmas which should be taken seriously in legal education. It also aims at articulating the process of how these dilemmas emerged both historically and philosophically. The article starts with the observation that our Western legal systems are rooted in a specific theoretical tradition which can be described as being twofold. In a first already ancient (pre-philosophical) conception, theory finds its nexus both in experience and in narrativity, whereas a more modern conception of theory focuses on logical and conceptual coherence, building a system of professional knowledge. The author argues for a combination of both theoretical conceptions as complementary cornerstones of legal educational programs.The twofold theoretical background of our Western legal tradition can offer us a welcome and fruitful basis for dealing with some important methodological dilemmas: an anascopic (from action to institution) vs a katascopic (from institution to action) approach; deductive vs inductive reasoning; problem-oriented thinking vs systems thinking; case based/case oriented vs doctrinal/conceptual thinking. The author argues for a dialectical complementarity between the respective poles of these dilemmas.Finally, the author argues for introducing – already in an early stage of the program –European Union legal thinking as a challenging laboratory ‘in action’ for searching a reflective equilibrium in dealing with the aforementioned methodological dilemmas. |
Artikel |
Forward to the Past: de territoriale exploitatie van uitzendrechten na het arrest Premier League |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2012 |
Trefwoorden | voorwaardelijke toegang, vrij verkeer van diensten, absolute gebiedsbescherming, auteursrecht, mededeling aan het publiek |
Auteurs | Mr. H.M.H. Speyaert |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest Premier League van het HvJ EU komen alle denkbare aspecten van de IE-rechtelijke en technische bescherming van territoriaal geëxploiteerde uitzendrechten aan bod. Daarbij wordt de lezer meegenomen op een reis terug in de tijd, naar golden oldies als Consten/Grundig, Codidel I en Coditel II. Het arrest kan belangrijke gevolgen hebben voor het exploitatiemodel voor uitzendingen van supranationaal belang, zoals opnames van sportevenementen (EK’s en WK’s, Olympische Spelen of, zoals hier, betaald voetbal wedstrijden), films of televisieseries. |
Artikel |
OPTA: klem tussen CBb en Commissie? Over regulering, onmacht en overmacht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2012 |
Trefwoorden | voorrang Unierecht, tariefregulering, CBb, OPTA, bevoegdheid Commissie |
Auteurs | Mr. J.F.A. Doeleman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Telecomtoezichthouder OPTA stelt elke drie jaar plafonds vast voor bepaalde groothandelstarieven. Voor de berekening van deze plafonds hanteert OPTA een door de Commissie aanbevolen methode. Het laatste besluit – voor de periode juli 2010 tot juli 2013 – werd in augustus 2011 door het CBb vernietigd. De rechter voorzag deels zelf in de zaak en droeg OPTA voor het overige op vóór 1 januari 2012 een herstelbesluit te nemen waarin de betrokken tariefplafonds volgens een andere dan de door de Commissie aanbevolen methode werden berekend. De Commissie verhindert dat nu met een ‘standstill’. OPTA moet van het CBb rechtsaf, maar de Commissie wil dat zij linksaf gaat. Een toezichthouder tussen Scylla en Charybdis. |
Artikel |
Effectieve rechtsbescherming: eindeloos potentieel, ongeleid projectiel? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2012 |
Trefwoorden | effectieve rechtsbescherming, effectiviteitsbeginsel, toegang tot de rechter, procedurele autonomie, rechterlijke toetsing |
Auteurs | Dr. L.Y.M. Parret |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het beginsel van effectieve rechtsbescherming komt in toenemende mate voor in de rechtspraak van het Hof van Justitie en het Gerecht, dwars door alle rechtsgebieden heen. De bedoeling van deze bijdrage is om aan de hand van enkele uitspraken van de afgelopen twee jaren, de grote variëteit van procesrechtelijke onderwerpen te illustreren waar de rechtspraak uit Luxemburg een impact op heeft. Die periode valt ook samen met de tijdspanne gedurende welke het Handvest van de grondrechten juridisch bindend is. Het Handvest bevat het beginsel van effectieve rechtsbescherming zoals hierna zal blijken. De nadruk ligt op de rechtspraak die handelt over de handhaving van het EU-recht door de nationale rechter, al wordt hier en daar de vergelijking gemaakt met de rol van het Hof van Justitie en het Gerecht als bestuursrechter. In dit overzicht worden enkele vragen geformuleerd die de rechtspraak oproept. De coherentie van de rechtspraak wordt bemoeilijkt door de complexiteit van de rechtsbronnen. Het zou naar de toekomst toe goed zijn als er meer klaarheid zou komen in de relatie tussen het beginsel van effectieve rechtsbescherming en het effectiviteits- of doeltreffendsbeginsel. Als achtergrond voor de bespreking van de rechtspraak hierna, wordt eerst kort stilgestaan bij de bronnen en de twee genoemde beginselen. |
|
Redactioneel |
Modernisering van het mededingingsrecht 2.0 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 1 2012 |
Auteurs | Prof. mr. A.T. Ottow |
SamenvattingAuteursinformatie |
|
Redactioneel |
Op weg naar de nieuwe marktautoriteit |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 4 2011 |
Auteurs | Mr. E.H. Pijnacker Hordijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
|
Jurisprudentie |
De ene beslissing is de andere niet: de beperkingen voor nationale autoriteiten |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | negatieve beslissingen, bevoegdheden nationale autoriteiten, procedurele autonomie, rechtstreekse werking Verordening (EG) nr. 1/2003 |
Auteurs | Dr. L. Parret |
SamenvattingAuteursinformatie |
De prejudiciële vragen stellen de bevoegdheidsverdeling tussen de Commissie en de nationale autoriteiten aan de orde. Door te bepalen dat nationale autoriteiten geen negatieve beslissingen mogen nemen (namelijk vaststellen dat er geen inbreuk is op de artikelen 101 of 102 VWEU) worden de krachtverhoudingen binnen het netwerk van handhavers op scherp gesteld. Verrassend is dat niet: dat het ECN-netwerk een samenwerking tussen gelijken zou zijn, is een illusie die nog door weinigen wordt verdedigd. |
Artikel |
Nintendo-sage ten einde |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2011 |
Trefwoorden | bewijs, verticale overeenkomsten, artikel 101 VWEU, nintendo |
Auteurs | Mr. H.H.P. Lugard |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met het arrest van het Hof van Justitie van 10 februari 2011 is een einde gekomen aan de Nintendo-sage, die in 1995 begon. Het arrest is van belang voor de beoordeling van correspondentie tussen leveranciers en hun distributeurs en, meer in het bijzonder, de vaststelling van wilsovereenstemming in verticale verhoudingen bij gebreke van rechtstreeks schriftelijk bewijs. Daarnaast vormt de zaak ook een interessante illustratie van de wijze waarop het Gerecht van Eerste Aanleg de beoordeling van de bevindingen van de Commissie toetst, alsmede de wijze waarop het Hof van Justitie het arrest van het Gerecht toetst. In deze bijdrage, die een signalerend karakter heeft, zullen de uitspraken van Gerecht en Hof van Justitie worden bezien; vervolgens wordt kort aandacht besteed aan enkele van deze punten. |