In zijn arrest van 29 januari 2021 (Bart’s retail) lijkt de Hoge Raad af te wijken van de lijn die leek te zijn uitgezet in het arrest GTI/Zurich uit 2004. In dat als laatstgenoemde arrest overwoog de Hoge Raad, ten overvloede, dat bij overeenkomsten tussen professioneel dan wel commercieel handelende grote partijen in de regel extra terughoudendheid gepast is waar het gaat om het op grond van art. 6:248 lid 2 BW buiten toepassing laten van exoneratiebedingen. In de literatuur werd ervan uitgegaan dat deze regel zich uitstrekte tot overeenkomsten waarbij er sprake was van een gelijkwaardigheid tussen partijen. In de casus die ten grondslag lag aan het Hoge Raad arrest van 29 januari 2021, was dat niet het geval. Het betrof een overeenkomst tussen een grote franchiseorganisatie (die tevens optrad als verhuurder) en een kleine franchisenemer. De Hoge Raad lijkt te benadrukken dat ook dan de rechter tot extra terughoudend is gehouden, voor zover het het buiten spel zetten betreft van een tussen partijen overeengekomen exoneratie. De auteur plaatst dit arrest in context en vraagt zich af of een weging van de exoneratie over de boeg van artikel 6:233 onder a BW, tot hetzelfde resultaat zou hebben geleid. |
Zoekresultaat: 68 artikelen
Artikel |
Leren exonereren: een update |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2021 |
Trefwoorden | exoneratie, artikel 6:233 onder a BW, art, 6:248 lid 2 BW, algemene voorwaarden |
Auteurs | T.H.M. van Wechem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Ad Rem |
Algemene voorwaarden en dienstverrichters, onduidelijk gepuzzel: wie het weet mag het zeggen |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 2 2021 |
Trefwoorden | algemene voorwaarden, toepasselijkheid, dienstenrichtlijn, informatieplicht |
Auteurs | Prof. mr. dr. T.H.M. Van Wechem en Mr. drs. J.H.M. Spanjaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Dienstenrichtlijn verplicht de dienstverrichter tot het verstrekken van uitgebreide informatie aan de klant, waaronder algemene voorwaarden. De Dienstenrichtlijn bevat geen sancties op het verzaken van de informatieplicht. De Nederlandse wetgever heeft de informatieplicht gekoppeld aan artikel 6:234 BW. Auteurs onderzoeken of dat juist is en of het verzaken van de informatieplicht een totstandkomingsgebrek is. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | Franchisewet, voorrangsregel, internationaal privaatrecht, artikel 9 Rome I Verordening |
Auteurs | Prof. mr. dr. Edwin van Wechem en Mr. Michiel Bijloo |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel 7:922 BW van de nieuwe Wet franchise bepaalt dat ten aanzien van in Nederland gevestigde franchisenemers niet ten nadele kan worden afgeweken van de Titel franchise en dat een beding in strijd met artikel 920 nietig is, ongeacht het recht dat de franchiseovereenkomst beheerst. In deze bijdrage wordt onderzocht of dit de betekenis en status kan hebben van een voorrangsregel in het internationaal privaatrecht, meer precies in de zin van art. artikel 9 Rome I Verordening. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | ontbinding, Non disclosure agreement, Samenhangende overeenkomsten, geheimhoudingsovereenkomst, Wet bescherming bedrijfsgeheimen |
Auteurs | Prof. mr. dr. T.H.M. van Wechem en Mr. A.J. Rijsterborgh |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het in handelsrelaties contractueel verankeren van geheimhouding ter zake van bedrijfsgeheimen is als gevolg van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen belangrijk(er) geworden. Partijen kunnen in de regel kiezen voor een NDA of een geheimhoudingsbeding in een meeromvattende overeenkomst. De schending van een geheimhoudingsverplichting zal in rechte veelal moeilijk zijn aan te tonen en ontbinding van de NDA wordt vaak uitgesloten. Toch onderzoeken de auteurs de juridische kwalificatie van de NDA en de gevolgen hiervan met betrekking tot de mogelijkheden tot ontbinding. Zij betogen dat een NDA veelal zal kwalificeren als een obligatoire overeenkomst, maar niet als een wederkerige overeenkomst, waardoor een NDA in geval van een tekortkoming niet kan worden ontbonden. De rechtsgevolgen van ontbinding zouden volgens de auteurs sowieso beperkt zijn geweest. In het geval vertrouwelijkheid is gewaarborgd in de vorm van een geheimhoudingsbeding in een meeromvattende overeenkomst, ligt dit anders. Gezien de verstrekkende rechtsgevolgen die een ontbinding in dat geval kan hebben, betogen auteurs dat het goed is dat de opstellers van contracten zich hier bewust van zijn. |
Ad Rem |
Zijn boilerplates ter zake van de beperking van het rechterlijk ingrijpen bij dwaling acceptabel? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | artikel 6:230 BW, dwaling, wijziging, redelijkheid en billijkheid |
Auteurs | Prof. mr. dr. T.H.M. van Wechem en Mr. A.J. Rijsterborgh |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteurs onderzoeken de vraag of partijen de rechtsgevolgen van dwaling, voor zover deze betrekking heeft op de wijzigingsbevoegdheid van de rechter op grond van artikel 6:230 lid 2 BW, contractueel regelen; kunnen partijen afstand doen van een rechtsvordering (of verweer) op grond van laatstgenoemd artikel en de rechter op dit punt buitenspel zetten? Alhoewel de Hoge Raad zich nog niet over deze vraag heeft uitgelaten en er goede argumenten voor een ander standpunt zijn, beantwoorden de auteurs de door hen gestelde vraag voorshands ontkennend. |
Ad Rem |
|
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | Elektronische handtekening, Akte, Bewijskracht, e-commerce |
Auteurs | Prof. mr. dr. T.H.M. Van Wechem en Mr. drs. J.H.M. Spanjaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
Contracten worden nogal eens ondertekend “in counterparts”. Partijen wisselen dan pdf-bestanden met de handtekening uit. De vraag is of dergelijke handtekeningen voldoen aan het begrip “elektronische handtekening” en of de documenten dan wel als akte in de zin van de wet gelden. De auteurs onderzoeken deze vragen en gaan daarbij in op de elektronische handtekening van art. 3:15a BW. |
Contracten maken |
|
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | Exoneratie, Schadeplichtigheid, Verzuim, Opzet of bewuste roekeloosheid, Beperkende werking redelijkheid en billijkheid |
Auteurs | Prof. mr. T.H.M. van Wechem |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt de rol die exoneraties in b2b-verhoudingen spelen besproken en formuleert de auteur regels die bij het opstellen van een goede exoneratiebepaling van nut kunnen zijn. De auteur wijst op het belang van het juridisch (logistiek) kwalificeren van de overeenkomst, de vraag of de schadeplicht voortvloeit uit een temporeel of kwalitatief ten achter blijven en op de uitleg van exoneraties. Onderzocht wordt ook of toetsing van het beding aan de beperkende werking van de redelijkheid veel verschilt van de norm ‘onredelijk bezwarend’ uit artikel 6:233 sub a Burgerlijk Wetboek en de omstandigheden die in de rechtspraak een rol spelen bij de beantwoording van de vraag of een exoneratie terzijde moet worden gesteld. |
Boilerplates etc. |
Schadeclausules bij overdracht van aandelen: een andere kijk? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 4 2018 |
Trefwoorden | schadeclausules, overdracht van aandelen, schadevergoeding, kooprecht |
Auteurs | Prof. mr. dr. T.H.M. van Wechem |
SamenvattingAuteursinformatie |
|
Diversen: Boilerplates etc. |
Overleeft de survival clause? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | Survival clause, Boilerplate, Uitleg, Ontbinding, vernietiging |
Auteurs | Prof. mr. T.H.M. Van Wechem en Mr. drs. J.H.M. Spanjaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
De survival clause wordt in veel contracten aangetroffen en heeft tot doel te bewerkstelligen dat de daarin genoemde artikelen het einde van de overeenkomst overleven. In dit artikel onderzoeken de schrijvers of de survival clause nodig is, dan wel dat de wettelijke regelingen over ontbinding en vernietiging het onderwerp al afdoende regelen. De schrijvers concluderen dat de survival clause nut heeft. |
Diversen |
Yes or no to no oral modification clauses? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | Boilerplate, NOM-clausule, No oral modification, Gerechtvaardigd vertrouwen bij totstandkoming, Wil/vertrouwensleer |
Auteurs | Prof. mr. T.H.M. Van Wechem en Prof. mr. H.N. Schelhaas |
SamenvattingAuteursinformatie |
Clausules waarin vooraf afspraken worden gemaakt over vormvereisten waaraan toekomstige wijzingen van de gemaakte afspraken moeten voldoen, zogenoemde NOM-clausules, laten zich lastig juridische plaatsen. Wat gaat vóór: de oude afspraak die aangeeft dat een nieuwe afspraak slechts schriftelijk kan worden gemaakt, of de nieuwe mondelinge afspraak waarbij klaarblijkelijk van de oude is afgeweken? In het artikel wordt min of meer aangegeven dat het hiervoor bedoelde ‘klaarblijkelijk’ het scharnierelement is. Om vast te stellen of partijen een nieuwe afspraak hebben willen maken, dient met precisie naar artikel 3:35 BW te worden gekeken. Volgens de auteurs zal het antwoord op voornoemde vraag afhangen van het ‘gerechtvaardigd’ vertrouwen dat in de nieuwe situatie al dan niet is opgewekt. |
Diversen: Boilerplates etc. |
Is de nietigheidsecarterende (en/)of conversieclausule (severability clause) eigenlijk wel toegestaan? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 1 2017 |
Trefwoorden | boilerplate, nietigheid, bepaalbaarheid, afdwingbaarheid, severability |
Auteurs | Prof. mr. T.H.M. van Wechem |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het artikel wordt de vraag behandeld of een “severabilty clause” – een clausule die vaak standaard als boilerplate in een contract wordt opgenomen en waarin partijen nietigheden en vernietigbaarheden op voorhand willen reguleren – wettelijk is toegestaan en/of opname van een dergelijke clausule zinvol is. |
Column |
Beperkingen op de beperkende werking via de vaststellingsovereenkomst? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2015 |
Trefwoorden | vaststellingsovereenkomst, exoneratie, beperkende werking redelijkheid en billijkheid |
Auteurs | Mr. dr. T.H.M. van Wechem en Mr. M. Bijloo |
Auteursinformatie |
Column |
De Hoge Raad in de rol van zedenmeester? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2014 |
Auteurs | Mr. T.H.M. van Wechem |
Auteursinformatie |
Column |
Artikel 6:265 BW en de ‘verdrempeling’ van het vermogensrecht |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2013 |
Auteurs | Mr. L. Reurich en Mr. dr. T.H.M. van Wechem |
SamenvattingAuteursinformatie |
|
Column |
Kan de kooptitel worden weggecontracteerd? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2012 |
Auteurs | Mr. dr. T.H.M. van Wechem en Mr. drs. J.H.M. Spanjaard |
Auteursinformatie |
Artikel |
Algemene voorwaarden in het GEKR in vergelijking met het Nederlandse BW |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 7/8 2012 |
Auteurs | mr. drs. J.H.M. Spanjaard en mr. dr. T.H.M. van Wechem |
Auteursinformatie |
Artikel |
Uitleg van algemene voorwaarden |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 5 2011 |
Trefwoorden | algemene voorwaarden, arrest Holleman/De Klerk, artikel 6:232 BW, Haviltex |
Auteurs | Mr. dr. T.H.M. van Wechem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Edwin van Wechem schrijft over de uitleg, een van de favoriete topics van Grosheide (kijk maar, er staat wat er staat). Van Wechem zoomt daarbij in op artikel 6:232 BW, op grond waarvan partijen gebonden zijn aan algemene voorwaarden, ook als zij de inhoud niet kennen. Volgens Van Wechem is daarmee het aloude arrest Holleman/De Klerk van tafel geveegd. Drion is daarvan niet helemaal zeker, maar dat doet er niet toe, want Van Wechems eigenlijke onderwerp is de onderbelichte rol van het genoemde artikel in relatie tot de uitleg. Hij meent, met kracht van argumenten, dat mede in het licht van artikel 6:232 BW algemene voorwaarden objectief uitgelegd zouden moeten worden in plaats van op basis van Haviltex (sec), zoals de Hoge Raad lijkt te leren. Grosheide zal het daar vast mee eens zijn. |
Column |
Kwalificatie van de koopovereenkomst: what’s in a name? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | kwalificatie koopovereenkomst, goodwill, non-conformiteit, wanprestatie |
Auteurs | Mr. dr. T.H.M. van Wechem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Auteur werpt een kritische blik op het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2011 (LJN BQ5068), waarin de Hoge Raad goodwill in een wettelijk kader heeft willen plaatsen en zou een lans willen breken voor de stelling dat artikel 7:17 BW niet als limitatief kader zou moeten worden beschouwd ter beantwoording van wanprestatievragen bij koopgeschillen (waarbij auteur het bepaalde in art. 7:15 BW buiten beschouwing laat). |
Praktijk |
Bevoegdheid, vertegenwoordiging en informatieplicht: bakens worden verzet |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | EEX-Verordening, schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid, terhandstelling van algemene voorwaarden, dienstverlening |
Auteurs | Mr. T.H.M. van Wechem en Mr. drs. J.H.M. Spanjaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het HvJEU heeft in recente jurisprudentie duiding gegeven aan artikel 5 lid 1 sub b EEX-Vo over de plaats van levering bij koop en de plaats van dienstverlening. De Hoge Raad heeft een landmarkarrest gewezen over de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Daarnaast is per 1 juli 2010 een nieuw artikel 6:234 BW van kracht geworden. De schrijvers bespreken deze arresten en nieuwe wetgeving en constateren dat de arresten en wetgeving niet alleen vragen beantwoorden, maar ook tot nieuwe vragen leiden. |
Praktijk |
Naschrift |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | Weens Koopverdrag, algemene voorwaarden, toepasselijkheid, terhandstelling |
Auteurs | Mr. dr. T.H.M. van Wechem en Mr. drs. J.H.M. Spanjaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
In ons artikel in Contracteren 2010/1 signaleerden wij dat de Nederlandse lagere rechtspraak in 2009 en masse een uitspraak van het Duitse Bundesgerichtshof (“BGH”) van 31 oktober 2001 over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het Weens Koopverdrag (‘WKV’) omarmde en één-op-één toepaste. Wij zijn van mening dat de uitspraak van het BGH onwenselijk is en van een onjuiste benadering uitgaat. Kruisinga heeft in haar reactie naar aanleiding van ons artikel verdedigd dat het BGH wel van een juiste benadering is uitgegaan en persuasive authority toekomt. Anders dan Kruisinga menen wij dat het arrest van het Bundesrichtshof in de Machinery case uit 2001 persuasive authority mist. De door het BGH gehanteerde argumenten overtuigen ons geenszins. Ook menen wij dat het BGH teveel van de Duitse juridische literatuur is uitgegaan. De rechtspraak over het onderwerp blijft overigens verdeeld. Het wordt daarom tijd dat ons hoogste rechtscollege zich over deze vraag gaat uitlaten. Een punt dat aan het voorgaande logisch voorafgaat voorafgaat betreft de status van de advisory opinions van UNCITRAL in het kader van de uitleg van het WKV. Niettegenstaande dat wij het gebruik van de advisory opinions toejuichen, constateren wij dat de praktijk nog grotendeels hiermee onbekend is. Hun praktische nut is dan ook niet zeer groot. |