De Google shopping-uitspraak heeft veel te bieden. Self-preferencing kwalificeert onder omstandigheden als misbruik. Die omstandigheden vereisen niet dat Google een onmisbare dienst aanbiedt maar enkel dat het gedrag tot potentiële uitsluiting kan leiden. Daarbij lijkt het Gerecht ook een nieuwe standaard te introduceren, namelijk dat ‘onnatuurlijk gedrag van Google dat in potentie tot uitsluiting kan leiden moet worden gerechtvaardigd’. Het Gerecht heeft er echter zorg voor gedragen veel van de ‘nieuwe normen’ in de uitspraak te verbinden aan de ‘ultradominante’ positie die Google als poortwachter in de markt inneemt. De bredere relevantie en impact van de uitspraak is om die reden reeds beperkt, ook in het licht van de DMA-regulering, op basis waarvan vergelijkbaar gedrag van Google straks ex-ante verboden is. |
Zoekresultaat: 526 artikelen
Annotatie |
Google Shopping en het verbod op self-preferencing – een nieuwe norm voor Big Tech?Gerecht 10 november 2021, T-612/17, ECLI:EU:T:2021:763 (Google en Alphabet/Commissie) |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2022 |
Auteurs | Jotte Mulder |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Constitutioneel Recht, Aflevering 1 2022 |
Trefwoorden | corona, covid-19, coronatoegangsbewijs, coronamaatregelen, QR-code |
Auteurs | J.K. de Bree |
SamenvattingAuteursinformatie |
In september 2021 is door het toenmalige demissionaire kabinet het coronatoegangsbewijs geïntroduceerd als maatregel ter bestrijding van het coronavirus. De maatregel stuitte direct op veel weerstand, onder meer omdat deze in strijd zou zijn met verschillende grondrechten. In dit artikel wordt besproken welke grondrechten beperkt worden met het hanteren van het coronatoegangsbewijs en of die grondrechtenbeperking gerechtvaardigd is. Hierbij wordt getoetst aan zowel het nationaalrechtelijke kader op basis van de Grondwet als het EHRM-kader op basis van het EVRM. Ook wordt relevante recente jurisprudentie besproken. |
Artikel |
Heffing in box 3Wie krijgt rechtsherstel? |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 2 2022 |
Auteurs | Yola Geradts |
Auteursinformatie |
Artikel |
|
Tijdschrift | Voetbal- & Sportjuridische Zaken, Aflevering 1 2022 |
Trefwoorden | dringende reden, Van Aert, ontslag, gelijkheidsbeginsel, UCI |
Auteurs | Niels Verborgh en Sven Demeulemeester |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sporters die prestaties leveren voor een sportploeg op grond van een arbeidsovereenkomst kunnen zich bedienen van de beschikbare arbeidsrechtelijke instrumenten om hun arbeidsovereenkomst te beëindigen. De zaak Van Aert illustreert waarom de Belgische arbeidsrechtelijke figuur van het ontslag om dringende reden niet zonder risico is voor de partij die zich hierop beroept. De arbeidsgerechten controleren immers a posteriori de gegrondheid van de ingeroepen dringende reden en kunnen de partij die zich onterecht beroept op een dringende reden alsnog de betaling van een belangrijke opzeggingsvergoeding opleggen. |
Sociaal beleid |
Gelijke beloning voor mannen en vrouwen: geen woorden meer maar daden |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1-2 2022 |
Trefwoorden | handhaving, toezicht, effectieve rechtsbescherming, transparantie |
Auteurs | Prof. mr. L.A.J. Senden en Drs. R. Hesdahl |
SamenvattingAuteursinformatie |
De loonkloof m/v is een hardnekkig probleem ondanks lang bestaande wetgeving. Dat komt onder meer doordat naleving van het recht op gelijke beloning vooral als een individueel probleem is beschouwd van de klaagster. Het richtlijnvoorstel over meer loontransparantie en betere handhaving van gelijkebeloningswetgeving m/v vormt een welkome trendbreuk doordat het niet alleen individuele rechtsbescherming versterkt maar ook toezicht en handhaving. Het voorstel maakt de loonkloof tot een gedeelde verantwoordelijkheid van werkgevers, sociale partners, gelijke behandelingsorganen, arbeidsinspectie, rechters en een aan te wijzen toezichtsorgaan. Daarmee zet het de lidstaten aan om eindelijk de daad bij het woord te voegen en de loonkloof daadwerkelijk te dichten. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 5 2021 |
Trefwoorden | Europees Openbaar Ministerie, Europees strafrecht, Europese Unie, vervolging, beklag niet (verdere) vervolging |
Auteurs | Mr. M.J. (Matthias) Borgers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 juni 2021 is het Europees Openbaar Ministerie (EOM) operationeel geworden. Bij een vervolging door het EOM voor de Nederlandse strafrechter treedt een gedelegeerde Europese aanklager op die tevens aan het Nederlandse openbaar ministerie is verbonden. Deze aanklager heeft in de strafzaak alle bevoegdheden van een lid van het Nederlandse openbaar ministerie. Voor het optreden van het EOM in de deelnemende lidstaten wordt dus gebruikgemaakt van de bestaande juridische infrastructuur. In deze bijdrage wordt ingegaan op de vervolging van strafzaken door het EOM voor de Nederlandse strafrechter. Het gaat daarbij om de vraag of er verschillen of bijzonderheden bestaan in vergelijking met een ‘gewone’ strafzaak waarin het Nederlandse openbaar ministerie het vervolgingsrecht uitoefent en, zo ja, welke die zijn. |
Artikel |
De oprichterscommissie van beursvennootschap CM.com |
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 11 2021 |
Trefwoorden | beschermingsconstructie, inrichtingsvrijheid, vennootschapsorgaan, vennootschapsbelang, oligarchische besluitvormingsclausules |
Auteurs | J. Oppatja |
SamenvattingAuteursinformatie |
Beursvennootschap CM.com koos bij haar beursgang voor een bijzondere structuur. Om de actieve betrokkenheid van haar oprichters te waarborgen, is een oprichterscommissie in het leven geroepen. De oprichterscommissie heeft verschillende statutaire bevoegdheden. De auteur onderzoekt of de structuur binnen de grenzen van de wet blijft. |
Annotatie |
Rechtstreekse horizontale werking van het EU Handvest in getrapte vormHvJ EU 6 november 2018, gevoegde zaken C-569/16 en C-570/16, ECLI:EU:C:2018:871 (Stadt Wuppertal/Maria Elisabeth Bauer; Volker Willmeroth/Martina Broßonn), ArA 2019/2, m.nt. J.R. Vos |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2021 |
Trefwoorden | Bauer en Willmeroth, TSN en AKT, Artikel 31 lid 2 EU Handvest, Rechtstreekse horizontale werking, Minimumvoorschrift |
Auteurs | Beryl ter Haar |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2018 en 2019 kwam het Hof van Justitie van de EU met een aantal zaken waarin het Hof rechtstreekse horizontale werking toekent aan grondrechten in het EU Handvest. Een van die arresten betreft de gevoegde zaken Bauer en Willmeroth, waarin artikel 31 lid 2 van het Handvest rechtstreekse horizontale werking toegekend krijgt. Uit het iets later gewezen arrest over de gevoegde zaken TSN en AKT valt echter op te maken dat die rechtstreekse werking wellicht niet zo rechtstreeks is als het Hof doet voorkomen. |
Jurisprudentie |
Bestuursrechtelijke jurisprudentie |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2021 |
Auteurs | Mr. M.E.B. de Haseth |
Auteursinformatie |
Sociaal beleid |
Gelijk loon voor gelijk werk: beginsel heeft ook voor gelijkwaardig werk directe werking |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7-8 2021 |
Trefwoorden | gelijk loon voor gelijk werk, gelijkheid, EU-verdrag, Hof van Justitie, arbeidsvoorwaarden |
Auteurs | D. De Meyst |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de zaak Tesco Stores sprak het Hof van Justitie zich op 3 juni 2021 uit over de directe werking van artikel 157 VWEU, dat het beginsel van gelijk loon voor gelijke en gelijkwaardige arbeid bevat. In de praktijk is het voor individuen vaak niet gemakkelijk om het beginsel voor de nationale rechter af te dwingen. In het Tesco-arrest kent het Hof van Justitie expliciet directe werking toe aan het beginsel, zowel voor gelijke als gelijkwaardige arbeid. Hoewel de uitspraak slechts een bevestiging is van de bestaande rechtspraak van het Hof van Justitie, is de uitspraak toch van symbolisch belang. Ze schept nieuwe mogelijkheden om de afdwinging van het beginsel van gelijk loon voor gelijk(waardig) werk te vergemakkelijken. |
Artikel |
Hoe maken we de taal van de rechtspleging genderneutraal? |
Tijdschrift | Boom Strafblad, Aflevering 5 2021 |
Trefwoorden | Genderneutrale taal, Gender en recht, Wetgeving, Gelijkheid, Inclusiviteit |
Auteurs | Mr. W.H. (Willem) Jebbink en mr. R.E. (Rosa) van Zijl |
SamenvattingAuteursinformatie |
Ook nu nog, ver in de 21ste eeuw, is de taal van de rechtspleging niet inclusief. De Hoge Raad verwijst in zijn arresten bijvoorbeeld naar functionarissen en procesdeelnemers met louter mannelijke verwijswoorden, en beoordeelt het optreden van de raadsvrouwe met wat van de raadsman mag worden gevergd. In wetenschappelijke artikelen is eveneens de mannelijke vorm de norm voor het aanduiden van algemeenheden. Dat geldt ook voor wetteksten. Deze mannelijke dominantie in juridische taal is ongetwijfeld een cultureel verschijnsel, maar heeft geen basis meer in de huidige samenleving. Hoe kunnen we bereiken dat taal in de rechtspraktijk ‘inclusiever’ wordt? |
Artikel |
Het rechtencurriculum als katalysator voor een inclusieve samenlevingEen proeve van ‘systeemkritiek’ |
Tijdschrift | Crimmigratie & Recht, Aflevering 2 2021 |
Trefwoorden | uitsluiting, democratie, rechtencurriculum, perspectieven, twijfel |
Auteurs | Martine Beijerman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Students in law school learn to understand the legal system, rulings, and laws. Teachers emphasize the importance of legal principles and democratic values such as freedom and equality. However, at the same time, the society in which the aspiring lawyers will work is often built on structures of inequality, exclusion, and injustice. Law schools have the opportunity and the moral responsibility to make their students aware of the inevitable gap between ideals and the application of laws that facilitate or sustain social injustice. To this end, some reflection on the human tendency to bias and moral overestimation is a necessary first step. This reflection paves the way for the introduction of different theoretical perspectives on justice and injustice within the legal curriculum. Students learn to question and to reconsider dominant assumptions and points of view. These skills are fundamental to develop into lawyers who not only enforce the laws as they exist today but also consider how those laws may or may not be contributing to the preservation of democratic values in our society. |
Artikel |
Gemeentelijke juridische professionals in verandering |
Tijdschrift | Recht der Werkelijkheid, Aflevering 2 2021 |
Trefwoorden | Legal professionals, Professional posture, professional role, Willingness to change |
Auteurs | Arnt Mein |
SamenvattingAuteursinformatie |
Legal professionals working in city and municipal government face changes in expectations about their roles within the organisation. Where in the past they mostly took on the reactive and detached role of guardians of legal quality, these days they are expected to take a more flexible, solution-oriented and cooperative stance. How do these legal professionals handle this shift? How far do they go in adapting and which factors play a role? Based on three different positions within the organisation I describe this process, focusing in particular on their perception of their professional roles, and their willingness to change. I conclude with some critical comments on the changing expectations from legal professionals. |
Artikel |
Kroegtijgers |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 8 2021 |
Auteurs | Erik Jan Bolsius en Jean-Pierre Jans |
Auteursinformatie |
Artikel |
De achterdeur op een gedoogde kier? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving, Aflevering 4 2021 |
Trefwoorden | artikel 13b Opiumwet, Damoclesbeleid, coffeeshop, bedrijfsruimte, evenredigheid |
Auteurs | Mr. M. van Weeren en Mr. R. Salverda |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het sluiten van bedrijfsruimte die wordt gebruikt als externe afroepbare voorraadlocatie voor coffeeshops op grond van artikel 13b Opiumwet, kan onder bepaalde omstandigheden onevenredig en niet noodzakelijk zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om het feit dat geen sprake is van verstoring van de openbare orde, dat het pand al jarenlang wordt gebruikt als externe afroepbare voorraadlocatie en geen sprake is van feitelijke handel vanuit het pand. Verder speelt de Wet gesloten coffeeshopketen een rol bij de vraag of een sluiting van 24 maanden is gerechtvaardigd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zal zich hier binnenkort over buigen. |
Artikel |
Kroniek Asiel- en vreemdelingenrecht |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 7 2021 |
Auteurs | Eva Bezem, Dora Brouwer, Marieke van Eik e.a. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Family & Law, juli 2021 |
Auteurs | F. De Meyer en C. De Mulder |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze analyse bespreekt uitvoerig de argumenten van voor- en tegenstanders van het wetsvoorstel ter versoepeling van de Belgische abortuswetgeving (2019-…). Het fel bediscussieerde wetsvoorstel beoogt het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere persoon uit te breiden en abortus te destigmatiseren. Door vrijwillige zwangerschapsafbreking als gezondheidszorg te kwalificeren geven de indieners van het wetsvoorstel tevens de voorkeur aan een gezondheidsrechtelijk traject op maat van de zwangere persoon als patiënt. De inkorting van de wachtperiode-en het schrappen van abortusspecifieke informatieverplichtingen geven in die zin blijk van vertrouwen in de zwangere persoon, in het kwalitatief handelen van de zorgverlener en in de waarborgen die het gezondheidsrecht reeds biedt. De wetgever dient met andere woorden uit te maken (1) welke regels hij in de context van abortus nodig acht, (2) of deze regels reeds worden gewaarborgd door de algemene gezondheidswetten- en deontologie, en (3) of de vooropgestelde regels hun doel bereiken. Een uitbreiding van het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere persoon wordt tevens bewerkstelligd door de termijnuitbreiding van twaalf naar achttien weken voor abortus op verzoek. Een keuze voor een termijn is steeds in zekere mate willekeurig, doch reflecteert een beleidsethische keuze waarbij wordt gezocht naar een evenwicht tussen de bescherming van ongeboren leven en het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere persoon. Praktische bekommernissen vormen hierbij geen fundamenteel bezwaar tegen een termijnuitbreiding maar dienen, in overleg met de betrokken sector, te worden geanticipeerd en maximaal te worden opgevangen door middel van organisatorische (niet-noodzakelijk juridische) initiatieven. Ten slotte beogen de indieners van het wetsvoorstel opheffing van alle strafsancties voor vrijwillige zwangerschapsafbreking. Op rechtstheoretisch vlak blijven echter vragen bestaan omtrent de manier waarop dit voorstel een volledige depenalisering doorvoert. Hoewel het tuchtrecht enige rol kan spelen bij gebrek aan strafsancties, creëert de vooropgestelde depenalisering van ongeoorloofde zwangerschapsafbreking door een arts een rechtsonzekere situatie. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 6 2021 |
Trefwoorden | COVID-19, testverplichting, privileges, pandemieclausule, onvoorziene omstandigheden |
Auteurs | Prof. mr. H.N. Schelhaas |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage staat vanuit het perspectief van de contractsvrijheid de invloed van coronamaatregelen op contracten centraal. Ingegaan wordt op de vraag of contractuele vaccinatie- of testverplichtingen kunnen worden afgedwongen, of en in hoeverre contracten kunnen worden aangepast op grond van onvoorziene coronaomstandigheden, en of in coronaclausules de gevolgen van coronamaatregelen kunnen worden vastgesteld. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid, Aflevering 2 2021 |
Trefwoorden | onderwijsrecht, onderwijsvrijheid, islamitische scholen, burgerschapsonderwijs |
Auteurs | Miek Laemers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Since – and even before – the start of the Cornelius Haga Lyceum (islamic secondary school in Amsterdam) in 2017, the school board has been involved in legal procedures against the government to fight for their right to exist as an islamic school. The difficult way the school was established, the illustrious history in the last ten years and the director’s retreat are described based on literature, media reports, and jurisprudence. The events are placed in the light of the pursuit from the government to fight radicalisation – may be even islamisation – in Dutch society and specially in Dutch schools. Special attention is paid to relevant themes of education law, like freedom of education in article 23 of the Dutch Constitution and citizeneducation. |
Jurisprudentie |
Centraal Israëlitisch Consistorie van België vs Vlaamse RegeringIs het Hof van Justitie van de EU ‘koosjer’ als het om godsdienstvrijheid gaat? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid, Aflevering 2 2021 |
Trefwoorden | ritual slaughter, religious freedom, Jewish and Islamic religious rules, interpretation of human rights |
Auteurs | Matthijs de Blois |
SamenvattingAuteursinformatie |
The Court of Justice has ruled that the Flemish complete prohibition of the unstunned slaughter of animals according to religious laws is not contrary to EU law, notwithstanding the exception in Regulation1099/2009 and Article 10 of the Charter of Fundamental Rights of the EU (religious freedom). The Court used the concept of the interpretation of human rights in the light of present day conditions, not to extend the scope of the freedom concerned, but to restrict the religious freedom of Jews and Muslims. Religious rules that have existed for millenniums may give way to very recent views on animal welfare. This contribution is a critical appraisal of the judgment. |