In deze bijdrage bespreekt de auteur het Sumal-arrest, dat verstrekkende gevolgen kan hebben voor de civielrechtelijke handhaving van het Uniemededingingsrecht. Het Sumal-arrest heeft met name een (te) verstrekkende uitbreiding tot gevolg van de kring van aansprakelijken. Ook vergroot dit arrest de toch al ruime mogelijkheden voor forum shopping. Daarnaast heeft de auteur nog enkele andere bedenkingen bij het arrest. |
Zoekresultaat: 308 artikelen
Artikel |
Rolled into one: de ‘onderneming’ als rechtssubject bij de ‘privaatrechtelijke handhaving’ van het mededingingsrecht |
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 3-4 2022 |
Trefwoorden | artikel 101 VWEU, toerekening, aansprakelijk, schadevergoeding |
Auteurs | Mr. Chr.F. Kroes |
SamenvattingAuteursinformatie |
Mededinging |
Het Sumal-arrestDoorbraak in aansprakelijkheid van de onderneming voor mededingingsinbreuken |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3-4 2022 |
Trefwoorden | economische eenheid, neerwaartse aansprakelijkheid, onderneming, persoonlijke aansprakelijkheid, opwaartse aansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. O.V. Korneeva en Mr. W. VerLoren van Themaat |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel analyseren de auteurs het Sumal-arrest waarin het Hof van Justitie de vraag heeft beantwoord of een dochteronderneming aansprakelijk kan worden gesteld door de benadeelde partijen voor een door haar moedermaatschappij gepleegde mededingingsinbreuk (‘neerwaartse aansprakelijkheid’) en zo ja, onder welke voorwaarden. Dit arrest is geanalyseerd vanuit de doctrine van persoonlijke aansprakelijkheid en de doctrine van economische eenheid. Tot slot wordt ingegaan op de mogelijke gevolgen van dit arrest voor de privaat- en publiekrechtelijke handhaving van mededingingsrecht. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Criminologie, Aflevering 1 2022 |
Trefwoorden | community safety, crime prevention, neighborhood inhabitants, Neighborhood Watch, police |
Auteurs | Thom Snaphaan, Lieven Pauwels en Wim Hardyns |
SamenvattingAuteursinformatie |
The rise of the internet and social media has important consequences for the way we interact, communicate and access information. This has repercussions for the police organization and also for the cooperation between police and citizens. One of these forms of cooperation between police and citizens are neighborhood watch (NW) projects (also known as ‘BINs’ in Belgium and ‘burgerwachten’ in the Netherlands). This study uses semi-structured interviews (n=380) in Belgium to examine how NW members and non-NW members perceive the effectiveness of both formal and informal NW projects and how the two relate to each other. The perceived effectiveness is assessed based on several criteria, including impact on crime, fear of crime, policing, and the relationship between police and citizens. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 1-2 2022 |
Trefwoorden | bestuur, vennootschappelijk belang, bevoegdheidsverdeling, Rijnlands model, algemene vergadering |
Auteurs | Prof. mr. B. Kemp |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn oratie gaat Kemp in op de spanning die binnen de vennootschap bestaat tussen de vennootschapsleiding die het belang van de vennootschap moet behartigen en de aandeelhouders die – volgens de heersende leer – hun eigen belang mogen behartigen. Mede op grond van rechtseconomische gedachten doet hij een aanzet tot hoe de bevoegdheidsverdeling binnen de vennootschap verder kan worden vormgegeven. |
Artikel |
De Overleveringswet op de helling: de herimplementatie van Kaderbesluit 2002/584/JBZ |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 5 2021 |
Trefwoorden | Kaderbesluit 2002/584/JBZ, EAB, Overleveringswet, Herimplementatiewet, kaderbesluitconforme uitleg |
Auteurs | Prof. mr. dr. V.H. (Vincent) Glerum |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Overleveringswet strekt tot uitvoering van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Deze wet bevatte een groot aantal gebreken. Een deel daarvan was aangetoond in arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De op 1 april 2021 in werking getreden Herimplementatiewet beoogde de Overleveringswet in overeenstemming met die arresten te brengen. Deze bijdrage |
Annotatie |
Rechtstreekse horizontale werking van het EU Handvest in getrapte vormHvJ EU 6 november 2018, gevoegde zaken C-569/16 en C-570/16, ECLI:EU:C:2018:871 (Stadt Wuppertal/Maria Elisabeth Bauer; Volker Willmeroth/Martina Broßonn), ArA 2019/2, m.nt. J.R. Vos |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2021 |
Trefwoorden | Bauer en Willmeroth, TSN en AKT, Artikel 31 lid 2 EU Handvest, Rechtstreekse horizontale werking, Minimumvoorschrift |
Auteurs | Beryl ter Haar |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2018 en 2019 kwam het Hof van Justitie van de EU met een aantal zaken waarin het Hof rechtstreekse horizontale werking toekent aan grondrechten in het EU Handvest. Een van die arresten betreft de gevoegde zaken Bauer en Willmeroth, waarin artikel 31 lid 2 van het Handvest rechtstreekse horizontale werking toegekend krijgt. Uit het iets later gewezen arrest over de gevoegde zaken TSN en AKT valt echter op te maken dat die rechtstreekse werking wellicht niet zo rechtstreeks is als het Hof doet voorkomen. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 12 2021 |
Trefwoorden | herstructurering, pensioenfonds, afkoelingsperiode, transitievergoeding |
Auteurs | Mr. R.J. van Galen, Prof. mr. T.H.D. Struycken en Mr. S.B.A. Heumakers |
SamenvattingAuteursinformatie |
De WHOA voorziet in een procedure om de schulden van een onderneming te herstructureren, maar rechten van werknemers zijn uitgezonderd. Onzeker is of die uitzondering ook geldt voor achterstallige pensioenpremies. Verdedigd wordt dat de WHOA en de afkoelingsperiode wel van toepassing zijn, gezien Europese richtlijnen. |
Artikel |
Verplichte clausules in overeenkomsten met banken: de ‘stay’-clausule uit hoofde van BRRD II |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 12 2021 |
Trefwoorden | bail-in, afwikkeling, resolutie, Richtlijn 2014/59/EU, financiële overeenkomst |
Auteurs | Mr. S. Uiterwijk en Mr. G. Hasami |
SamenvattingAuteursinformatie |
Banken en beleggingsondernemingen zijn sinds 2015 verplicht om in niet-EU-contracten een contractuele afwikkelbaarheidsclausule (bail-in-clausule) op te nemen. Als gevolg van BRRD II zullen zij ook zogenoemde ‘stay-clausules’ moeten toevoegen. Dit artikel bespreekt de achtergrond, inhoud en reikwijdte van de verplichte stay-clausule, met een blik op de praktijk. |
Artikel |
Collectief ontslag in tijden van (economische) crisis |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Ontslagrecht, Aflevering 4 2021 |
Trefwoorden | collectief ontslag, flexibele arbeid, overheidsinvloed, steunmaatregelen, ondernemersvrijheid |
Auteurs | mr. dr. Niels Jansen en em. prof. Teun Jaspers |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage onderzoeken auteurs of in de Wmco wel voldoende rekening is gehouden met ontslag in en van de flexibele schil en zo nee, of aanpassing van de Wmco dan gewenst is met het oog op de doelstelling van de Wmco tegen de achtergrond van de huidige flexibele arbeidsmarkt. Daarnaast onderzoeken zij de rol van de overheid bij een collectief ontslag en meer specifiek over de NOW-1 en NOW-2 en de verhouding tot ondernemersvrijheden. De NOW-1 en -2 beperkten namelijk in zekere zin de vrijheid van ondernemingen om beslissingen te nemen over een collectief ontslag en de vraag is hoe die beperkingen ten aanzien van collectief ontslag zich verhouden tot de ondernemersvrijheden. |
Artikel |
Samenloop van de WHOA-procedure en de eerste fase van de enquêteprocedureEen alternatieve rechtsgang voor aandeelhouders en certificaathouders? |
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 9-10 2021 |
Trefwoorden | enquêterecht, Wet homologatie onderhands akkoord, herstructurering, noodzaakfinanciering, Ondernemingskamer |
Auteurs | Mr. E.S. Nieuwendijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het sluiten van een herstructureringsakkoord in de zin van de WHOA kan vergaande gevolgen hebben voor de vennootschapsrechtelijke verhoudingen. Tegelijkertijd zijn de rechtsmiddelen van aandeelhouders en certificaathouders binnen de WHOA zeer beperkt. Dit artikel onderzoekt of deze partijen ook naar de Ondernemingskamer kunnen stappen om zo invloed uit te oefenen op de totstandkoming en inhoud van het herstructureringsakkoord. |
Rechtsbescherming |
|
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5-6 2021 |
Trefwoorden | zwijgrecht, nemo tenetur, medewerkingsplicht, bestraffend bestuursrecht, Handvest |
Auteurs | Mr. M.A.A. Traousis |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest DB/Consob oordeelt de Grote kamer van het Hof van Justitie over de reikwijdte van het zwijgrecht en het nemo tenetur-beginsel voor natuurlijke personen. Eerder is dit al gedaan voor rechtspersonen in het kader van het mededingingsrecht, maar voor natuurlijke personen breidt het Hof van Justitie dit nu uit door aan te sluiten bij de rechtspraak van het EHRM. Dit leidt ertoe dat iemand geen boete mag krijgen omdat hij weigert te antwoorden, wanneer die antwoorden mogelijk tegen hem zouden kunnen worden gebruikt bij een criminal charge. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Family & Law, juli 2021 |
Auteurs | F. De Meyer en C. De Mulder |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze analyse bespreekt uitvoerig de argumenten van voor- en tegenstanders van het wetsvoorstel ter versoepeling van de Belgische abortuswetgeving (2019-…). Het fel bediscussieerde wetsvoorstel beoogt het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere persoon uit te breiden en abortus te destigmatiseren. Door vrijwillige zwangerschapsafbreking als gezondheidszorg te kwalificeren geven de indieners van het wetsvoorstel tevens de voorkeur aan een gezondheidsrechtelijk traject op maat van de zwangere persoon als patiënt. De inkorting van de wachtperiode-en het schrappen van abortusspecifieke informatieverplichtingen geven in die zin blijk van vertrouwen in de zwangere persoon, in het kwalitatief handelen van de zorgverlener en in de waarborgen die het gezondheidsrecht reeds biedt. De wetgever dient met andere woorden uit te maken (1) welke regels hij in de context van abortus nodig acht, (2) of deze regels reeds worden gewaarborgd door de algemene gezondheidswetten- en deontologie, en (3) of de vooropgestelde regels hun doel bereiken. Een uitbreiding van het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere persoon wordt tevens bewerkstelligd door de termijnuitbreiding van twaalf naar achttien weken voor abortus op verzoek. Een keuze voor een termijn is steeds in zekere mate willekeurig, doch reflecteert een beleidsethische keuze waarbij wordt gezocht naar een evenwicht tussen de bescherming van ongeboren leven en het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere persoon. Praktische bekommernissen vormen hierbij geen fundamenteel bezwaar tegen een termijnuitbreiding maar dienen, in overleg met de betrokken sector, te worden geanticipeerd en maximaal te worden opgevangen door middel van organisatorische (niet-noodzakelijk juridische) initiatieven. Ten slotte beogen de indieners van het wetsvoorstel opheffing van alle strafsancties voor vrijwillige zwangerschapsafbreking. Op rechtstheoretisch vlak blijven echter vragen bestaan omtrent de manier waarop dit voorstel een volledige depenalisering doorvoert. Hoewel het tuchtrecht enige rol kan spelen bij gebrek aan strafsancties, creëert de vooropgestelde depenalisering van ongeoorloofde zwangerschapsafbreking door een arts een rechtsonzekere situatie. |
Kroniek |
|
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2021 |
Auteurs | Marianne Meijssen en Stefan Tuinenga |
Auteursinformatie |
Milieu |
Het voorzorgsbeginsel in de Habitatrichtlijn en een programmatische aanpak van de stikstofcrisis: water en vuur? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3-4 2021 |
Trefwoorden | Habitatrichtlijn, voorzorgsbeginsel, programmatische aanpak |
Auteurs | Mr. dr. R. Kegge |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Hof van Justitie oordeelde in het arrest over het Programma Aanpak Stikstof dat een programmatische aanpak op grond van artikel 6 Habitatrichtlijn niet is uitgesloten. Tegelijk oordeelde het Hof van Justitie dat het voorzorgsbeginsel als bedoeld in artikel 6 lid 3 Habitatrichtlijn onverkort in acht moet worden genomen voor alle projecten binnen het programma. Belangrijke vragen zijn hoe dit met elkaar te verenigen is en onder welke voorwaarden een programmatische aanpak dan mogelijk is. Vragen die relevant blijven nu zowel in de Wet natuurbescherming en het recente wetsvoorstel stikstofreductie en natuurherstel als in de komende Omgevingswet is voorzien in een programmatische aanpak. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Boom Strafblad, Aflevering 2 2021 |
Trefwoorden | Equality of arms, strafproces, Digitale datasets, e-discovery, Rechten van de verdediging |
Auteurs | Mr. dr. M. (Maša) Galič |
SamenvattingAuteursinformatie |
Strafzaken draaien steeds meer om omvangrijke datasets die bestaan uit digitaal bewijs en geavanceerde technologische zoekinstrumenten zoals Hansken, een big data forensisch instrument. In deze context hebben advocaten en wetenschappers al aangevoerd dat geavanceerde zoekmachines de positie van het Openbaar Ministerie aanzienlijk versterken ten koste van de verdediging, die over het algemeen geen toegang heeft tot deze instrumenten. Met als gevolg dat de verdediging weinig invloed heeft op wat in een strafzaak als relevante informatie geldt en nauwelijks mogelijkheden geeft om ontlastend bewijs te vinden en de betrouwbaarheid van digitaal bewijs te toetsen. Dit leidt vervolgens tot een aanzienlijke machts- en kennisasymmetrie. Het beginsel van equality of arms in de zin van art. 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens biedt een goede basis voor de ontwikkeling van nieuwe of uitgebreidere rechten van de verdediging die nodig zijn in het digitale tijdperk. In dit artikel bespreek ik de bestaande rechten van de verdediging en bied ik suggesties voor een verdere uitbreiding van de rechten ten aanzien van omvangrijke datasets en geavanceerde zoekmachines in strafzaken. Deze suggesties kunnen ook worden gebruikt in het kader van de modernisering van het Nederlandse strafprocesrecht. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 5-6 2021 |
Trefwoorden | vertegenwoordiging, analoog, statuten, volmacht, functionaris |
Auteurs | Mr. W.J.M. Jansen en Mr. W.J. Dam |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage gaan de auteurs in op de vraag in hoeverre titel 3.3 BW van toepassing is op de statutaire procuratiehouder, daarbij trachtend een volledig overzicht te creëren. Hiermee wordt voor het eerst een volledig onderzoek gedaan naar de analoge toepasbaarheid van titel 3.3 BW op de statutaire procuratiehouder. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2021 |
Trefwoorden | ILO-Conventie 190, Geweld en (seksuele) intimidatie, Gelijke behandeling, Arbeidsomstandigheden |
Auteurs | Mr. dr. Bas Rombouts |
SamenvattingAuteursinformatie |
De twee meest recent aangenomen ILO-instrumenten – Conventie 190 en Aanbeveling 206 – reguleren de aanpak van geweld en intimidatie in de context van werk. Het fundament van deze instrumenten is een ‘inclusive, integrated and gender-reponsive approach’ die middels de routes van preventie en bescherming, handhaving en genoegdoening en advies en scholing dient te worden geïmplementeerd. Conventie 190 hanteert een brede definitie van ‘geweld en intimidatie’ en is van toepassing op formele werknemers, maar ook op andere groepen ‘werkenden’. Maar wat is de inhoud en het belang van deze geïntegreerde aanpak, bezien in nationaal en internationaal perspectief? Hoe verhoudt de bescherming tegen geweld en intimidatie onder gelijkebehandelingswetgeving en arbeidsomstandighedenrecht zich tot elkaar en voldoet het Nederlands juridisch raamwerk aan de voorgestelde ‘integrated approach’? Alhoewel de Conventie als normatieve basis gelijke behandeling en non-discriminatie neemt, geeft zij uitdrukkelijk de opdracht aan ratificerende lidstaten om een geïntegreerde aanpak toe te passen, waarbij geweld en intimidatie niet slechts onder gelijkebehandelingswetgeving, maar tevens onder arbeidsomstandighedenrecht en strafrecht worden ondergebracht om zo lacunes in de juridische bescherming voor slachtoffers te voorkomen. Alhoewel de juridische infrastructuur voor deze ‘integrated approach’ in Nederland aanwezig lijkt, is er nog een aantal aandachtspunten aangaande een effectieve implementatie hiervan, met name in relatie tot criteria voor zorgvuldige klachtbehandeling, risicoanalyse en aanpak en de rol van de vertrouwenspersoon. |
Artikel |
Het gebruik van opeenvolgende tijdelijke arbeidsrelaties in het universitair onderwijs: doorstaan de Nederlandse en de Vlaamse aanpak de toets aan de Europese regelgeving? |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2021 |
Trefwoorden | Tewerkstelling voor bepaalde tijd, Universitair onderwijs, Europese Raamovereenkomst |
Auteurs | Dr. Evelien Timbermont |
SamenvattingAuteursinformatie |
Atypische arbeidsvormen zijn in opmars. Tijdelijke arbeid, en een arbeidscontract voor bepaalde tijd in het bijzonder, is zo mogelijk de meest gekende vorm. In het onderwijs wordt veelvuldig gebruikgemaakt van dergelijke arbeidscontracten. De Europese sociale partners sloten eind vorige eeuw nochtans een Raamovereenkomst met als doel de kwaliteit van de arbeid voor bepaalde tijd te verbeteren en het misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te voorkomen. In deze bijdrage wordt zowel de Nederlandse als de Vlaamse regelgeving inzake het gebruik van opeenvolgende tijdelijke contracten aan de universiteiten getoetst aan de Europese regelgeving. Het voordeel van een dergelijke rechtsvergelijkende aanpak is dat het mogelijk nieuwe inzichten biedt, niet alleen voor de rechtswetenschapper, maar ook voor de rechtspractici. Het onderzoek vangt aan met een analyse van de Europese regelgeving aan de hand van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Vervolgens worden de toepasselijke Nederlandse en Vlaamse reglementeringen besproken en geëvalueerd, waarna een algemene conclusie volgt. |
Artikel |
Het Skanska-arrest: een mogelijke fundamentele verandering in de civiele handhaving van het Europese mededingingsrecht |
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 1-2 2021 |
Trefwoorden | ondernemingsbegrip, aansprakelijkheid, doorwerking, aandeelhouder |
Auteurs | S.W. Bothof |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage analyseert de auteur de gevolgen van het Skanska-arrest in een schadeprocedure voor overtreding van het Europese mededingingsrecht. Op grond van de jurisprudentie en literatuur concludeert de auteur dat de doorwerking van het ondernemingsbegrip, als gevolg van het Skanska-arrest, de benadeelde een significante uitbreiding van aansprakelijkheidsmogelijkheden kan bieden. |
Annotatie |
Geen like voor Facebook uit KarlsruheBundesgerichtshof 23 juni 2020, ECLI:DE:BGH:2020:230620BKVR69.19.0 (Facebook) |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 1 2021 |
Trefwoorden | misbruik, machtspostitie, Facebook, Bundesgerichtshof, Bundeskartellamt |
Auteurs | Marianne Meijssen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 23 juni 2020 heeft het Duitse Bundesgerichtshof een uitspraak gewezen in een voorlopige voorzieningenprocedure tegen het Facebook-besluit van het Bundeskartellamt. Het Bundesgerichtshof heeft geen ernstige twijfels dat Facebook het Duitse mededingingsrecht schendt door persoonsgegevens over haar gebruikers te verwerken zonder hier toestemming voor te vragen. Deze noot bespreekt de analyse van het Bundesgerichtshof. Ook wordt er aandacht besteed aan de vraag of het gedrag van Facebook naar Europees of Nederlands mededingingsrecht eveneens verboden is. |