De auteurs onderzoeken hoe art. 6:247 lid 2 BW, dat de algemenevoorwaardenafdeling uitschakelt voor internationale overeenkomsten, zich verhoudt tot het Europese recht. Zij concluderen dat de bepaling verenigbaar is met de Rome I-Verordening, maar strijdig met het discriminatieverbod dat voortvloeit uit de verkeersvrijheden. Ook doen zij een voorstel tot wetswijziging. |
Zoekresultaat: 35 artikelen
Artikel |
|
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 11 2020 |
Trefwoorden | algemene voorwaarden, voorrangsregels, verkeersvrijheden, uitvoerbeperking, discriminatieverbod |
Auteurs | Mr. L.M. van Bochove en Mr. T.J. de Graaf |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Mag het licht uit?De transitie naar duurzame energie: subsidiëring en capaciteitsmechanismen en de rol van markt en overheid in de groenestroommarkt |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 4-5 2020 |
Trefwoorden | duurzaamheid, groene stroom, energie, subsidie |
Auteurs | Hans Vedder |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel beschrijft de ontwikkeling naar duurzamere energieopwekking en de technische, economische en juridische impact ervan. Daarbij staat het toezicht op staatssteun centraal en wordt in kaart gebracht hoe de bevoegdheden zijn verdeeld tussen de Europese Unie (EU) en haar lidstaten. |
Annotatie |
Bindende minimumtarieven voor echte zelfstandigen: een analyse van Nederlands en Europees rechtHvJ EU 4 juli 2019, C-377/17, ECLI:EU:C:2019 (Commissie/Duitsland) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | Minimumtarief, Zelfstandigen, Verkeersvrijheden, Mededingingsrecht, Avv-cao’s |
Auteurs | Prof. mr. Femke Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het zzp-dossier houdt de politieke gemoederen in Nederland al geruime tijd bezig. Een van de maatregelen waarover wordt nagedacht is een minimumtarief voor zelfstandigen. Een conceptwetsvoorstel minimumtarief zelfstandigen kon op draagvlak rekenen in politiek, wetenschap en praktijk, maar sneuvelde op de uitvoerbaarheid. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft zijn hoop nu gevestigd op de sociale partners. Ook andere landen trachten bindende minimumtarieven voor zelfstandigen te realiseren. In 2019 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie zich uitgelaten over de Duitse HOAI, waarin vaste honoraria voor architecten en ingenieurs zijn vastgelegd. De Duitse wet bleek in strijd met de vrijheid van vestiging. In deze annotatie wordt het arrest geanalyseerd en wordt nagegaan hoe de Nederlandse initiatieven zich verhouden tot het Europese recht. De annotatie sluit af met aanbevelingen voor een Nederlandse coherente aanpak die de Europese toets kan doorstaan. |
Covid-19 |
|
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3-4 2020 |
Trefwoorden | Schengen, vrij verkeer personen, EU burgerschap, covid-19, binnengrenzen, Europees Recht |
Auteurs | Mr. dr. H. van Eijken en Prof. dr. mr. J.J. Rijpma |
SamenvattingAuteursinformatie |
De razendsnelle verspreiding van covid-19 binnen de EU leidde ertoe dat lidstaten afzonderlijk een groot aantal maatregelen namen om de verspreiding van het virus in te dammen. Deze vormden een belangrijke beperking van het vrij reizen binnen de EU, als ook van de mogelijkheden om van buiten Europa in te reizen. In deze bijdrage verkennen wij het (ontbreken van een) juridisch kader op EU-niveau voor de herinvoering van controles aan de binnengrenzen en het verbieden van niet-essentiële reizen op grond van de volksgezondheid. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | Preventieve toetsing van ontslagen op de a-grond door het UWV, Vrijheid van vestiging, Vrijheid van ondernemerschap |
Auteurs | Prof. mr. L.G. Verburg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage onderzoekt de vraag of ons Nederlandse systeem van de preventieve toetsing door het UWV van ontslagen die het gevolg zijn van bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub a BW (de a-grond) in overeenstemming is met het Unierecht. Een nauwgezette analyse van de rechtspraak van het HvJ EU, waaronder in het bijzonder het AGET Iraklis-arrest uit 2016, wijst uit dat de aanwijzingen die het HvJ geeft omtrent de uitlegging van het Unierecht, in het bijzonder ten aanzien van de toepassing van de vrijheid van vestiging in samenhang met de vrijheid van ondernemerschap, repercussies hebben voor het Nederlandse systeem van de preventieve toetsing van ontslagen op de a-grond. De conclusie luidt dat de toetsing door het UWV van het besluit van de ondernemer dat de arbeidsplaats van een werknemer is vervallen door beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of structureel vervalt door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering, strijdig is met het Unierecht en daarom achterwege moet blijven. De oorzaak ligt bij het ontbreken van concrete, objectieve en controleerbare uitvoeringsbepalingen. De toetsing van de vervolgvraag betreffende de ontslagvolgorde lijkt wel te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de rechtspraak van het HvJ EU. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | UPG, LGO, LGO-Besluit, BES-eilanden, EU |
Auteurs | Mr. G.D. Rekwest |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het aflopen van het Verdrag van Cotonou in 2020, de aanstaande Brexit en het nog in te voeren LGO-Besluit 2021 kunnen het startpunt zijn voor een hernieuwde dialoog over de Unierechtelijke status van de Caribische Koninkrijksdelen. In deze bijdrage wordt aandacht besteed aan de complexe relatie van de Landen en Gebieden Overzee (LGO) met de Europese Unie en de gevolgen van een eventuele statuswijziging van de Nederlandse LGO in Ultraperifeer Gebied (UPG). |
Artikel |
De uitwerking van de Dienstenrichtlijn in het Nederlandse stelsel van ruimtelijke ordening |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | diensten, detailhandel, bestemmingsplan |
Auteurs | Mr. dr. M.R. (Marleen) Botman en Mr. D.S.P. (Daniëlle) Roelands-Fransen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Auteurs gaan in op recente jurisprudentie van met name de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de vraag of de haar voorgelegde ruimtelijke voorschriften die economische activiteiten reguleren in overeenstemming zijn met de regels van het vrij verkeer, meer specifiek de vrijheid van vestiging en de Europese Dienstenrichtlijn 2006/123/EG. Zij gaan met name in op de vraag in hoeverre ruimtelijke voorschriften de vestiging van detailhandel kunnen reguleren door middel van brancheringsregelingen (de zaak Appingedam had namelijk betrekking op een brancheringsregeling voor de vestiging van detailhandel). Aan het slot van hun artikel geven zij een doorkijkje naar de toets aan de Dienstenrichtlijn onder het systeem van de Omgevingswet. |
Artikel |
Wo viel Licht ist, ist starker Schatten?Het recht op een effectieve (civiele) remedie naar Unierecht |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 7-8 2019 |
Trefwoorden | effectiviteitsbeginsel, effectieve rechtsbescherming, doorwerking, Unierecht, civiele remedie |
Auteurs | Mr. I.V. Aronstein |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het effectiviteitsbeginsel en het beginsel van effectieve rechtsbescherming vormen het fundament van de doorwerkingsvormen van Unierecht in privaatrechtelijke rechtsverhoudingen. Deze bijdrage geeft globaal inzicht in hoe private partijen Unierecht kunnen inroepen tegen een andere private partij, welke voorwaarden gesteld worden aan civiele remedies en hoe in die context de bovengenoemde beginselen andere beginselen beperken. |
Artikel |
De voorgestelde wettelijke bedenktijd: een (on)gerechtvaardigde belemmering? |
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 5-6 2019 |
Trefwoorden | voorontwerp wettelijke bedenktijd, Europeesrechtelijke toetsing, wettelijke bedenktijd |
Auteurs | Mr. R. Traas |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage beschouwt de mogelijke strijdigheid van de voorgestelde wettelijke bedenktijd met het vrij verkeer van kapitaal en de vrijheid van vestiging. Meer specifiek wordt de door de minister aangedragen rechtvaardiging voor een eventuele belemmerende werking van wettelijke bedenktijd op deze beginselen aan Europees recht getoetst. |
Vrij verkeer |
Inbesteding bij schaarse vergunningen?Institutionele excepties op de transparantieverplichting |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3-4 2019 |
Trefwoorden | vrij verkeer, schaarse vergunningen, gelijkheidsbeginsel, transparantieverplichting, (quasi-)inbesteding |
Auteurs | Mr. drs. R.G.J. Wildemors en Prof. mr. dr. C.J. Wolswinkel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij de verdeling van schaarse vergunningen moet de overheid in beginsel mededingingsruimte voor potentiële gegadigden creëren. Op deze mededingingsplicht zijn echter uitzonderingen denkbaar die onderhandse vergunningverlening rechtvaardigen. Een van die uitzonderingen is van institutionele aard en richt zich op de bijzondere relatie tussen de vergunningverlener en de vergunninghouder. Deze uitzonderingscategorie is aanvankelijk in het aanbestedingsrecht onder de noemer van (quasi-)inbesteding ontwikkeld. Centraal in deze bijdrage staan de vragen in hoeverre vergelijkbare institutionele excepties ook van toepassing zijn bij de verdeling van schaarse vergunningen en hoe die excepties kunnen worden ingepast in het Unierecht en in het nationale verdelingsrecht. |
Artikel |
Schaarse rechten in het omgevingsrecht? Een tegenconclusie voor de rechtsontwikkeling |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 3 2018 |
Trefwoorden | schaarse rechten, verdelingsrecht, ruimtelijk bestuursrecht, bestemmingsplan, omgevingsvergunning |
Auteurs | Mr. dr. C.J. (Johan) Wolswinkel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 6 juni 2018 verscheen de conclusie van staatsraad advocaat-generaal Widdershoven over schaarse rechten bij ruimtelijke besluitvorming. Kern hiervan is dat een bestemmingsplan geen besluit is dat schaarse rechten toekent, terwijl een omgevingsvergunning slechts in bijzondere omstandigheden schaarse rechten toekent. Dit artikel betoogt dat de (vermeende) eigenaardigheden van het ruimtelijk bestuursrecht niet tot een uitzonderingspositie zouden moeten leiden wat betreft de toepasselijkheid van het door de Afdeling ontwikkelde verdelingsregime, maar juist tot een kritischer toepassing hiervan in dit ‘bijzondere’ rechtsgebied. Er is geen aanleiding om ruimtelijke besluitvorming wezenlijk anders te behandelen dan andere besluitvorming over de verdeling van schaarse rechten. |
Artikel |
Dienstenrichtlijn 2.0: bestemming bereikt?Een analyse van het arrest Visser Vastgoed/Appingedam |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 1 2018 |
Trefwoorden | Dienstenrichtlijn, Verdrag, Europees recht, ruimtelijke ordening |
Auteurs | Mr. dr. M.R. (Marleen) Botman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Auteur bespreekt de antwoorden van het Hof, analyseert de gevolgen en beziet tot welke nieuwe juridische vraagstukken deze (kunnen) leiden. Daarbij richt zij zich met name op de gevolgen voor de systematiek van de vrijheden op de interne markt en de doorwerking hiervan in het nationale recht. |
Artikel |
De rollen van de wetgever bij de verdeling van schaarse vergunningen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2017 |
Trefwoorden | wetgevingskwaliteit, verdelingsrecht, schaarse vergunningen, competitie |
Auteurs | mr. dr. C.J. Wolswinkel |
SamenvattingAuteursinformatie |
De wetgever vervult een essentiële rol bij de verdeling van schaarse vergunningen, omdat die de speelruimte van het verdelende bestuur bepaalt. In de praktijk blijkt de wetgever zich echter lang niet altijd bewust te zijn van die rol, waardoor het risico aanwezig is dat het reguleringspotentieel van schaarse vergunningen onvoldoende wordt benut. Deze bijdrage identificeert de verschillende houdingen die de (bijzondere) wetgever in de praktijk aanneemt ten aanzien van de verdeling van schaarse vergunningen. Deze houdingen lopen uiteen van een zwijgende wetgever die weinig tot geen richting geeft aan de verdeling tot een overijverige wetgever die het verdelende bestuur juist verhindert om maatwerk te leveren. Op basis van de vraagstukken die kenmerkend zijn voor de verdeling van schaarse vergunningen, schetst deze bijdrage vervolgens de contouren van optimale verdelingswetgeving. Daarbij wordt bepleit dat de wetgever zich breed oriënteert op het Unierecht, zelf keuzes maakt ten aanzien van kernelementen van de verdeling, tegelijk ruimte durft te laten aan het verdelende bestuur, maar in elk geval oog houdt voor de samenhang tussen verschillende verdelingen. |
Artikel |
Navigeren door het labyrint van grensoverschrijdende detacheringDe fundamentele verkeersvrijheden, de Detacheringsrichtlijn en het internationaal privaatrecht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | Rome I-Verordening, Vrijheid van diensten, Grensoverschrijdende detachering, Regime-shopping, Detacheringsrichtlijn |
Auteurs | Mr. dr. Femke Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
De vraag hoeveel werknemersbescherming lidstaten aan uit het buitenland gedetacheerde werknemers kunnen toekennen, heeft de gemoederen lange tijd bezig gehouden. De zaak Laval bracht duidelijkheid, maar heeft ook tot nieuwe uitdagingen geleid. Verschillende constructies zijn ingezet om de loonkosten zo laag mogelijk te houden. Denk aan het vermijden van permanente detachering, maar ook aan het oprichten van buitenlandse bv’s die werknemers naar Nederlandse concernonderdelen detacheren. De constructies zijn lucratief omdat de juridische status bepaalt waarop de buitenlandse werknemer recht heeft. De ene keer bestaat recht op de hardekern-arbeidsvoorwaarden en de andere keer op alle (dwingende) arbeidsrechtelijke bepalingen uit het werkland. Bovendien kennen de verschillende typen detachering uit de Detacheringsrichtlijn – contracting, intra-concernuitlening en uitzending – ook elk hun eigen arbeidsrechtelijke regime. In dit artikel staat centraal wanneer nu welk arbeidsrechtelijk regime geldt en waarom. De auteur beantwoordt deze vraag aan de hand van de fundamentele verkeersvrijheden, het internationaal privaatrecht en het Nederlandse nationale arbeidsrecht. Ook is er aandacht voor het voorstel tot aanpassing van de Detacheringsrichtlijn van maart dit jaar. |
Praktijk |
Vennootschappelijk belang en doeloverschrijdingArt. 2:7 BW richtlijnconform uitgelegd |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | vennootschappelijk belang, doelomschrijving, art. 2:7 BW, Eerste Richtlijn Vennootschapsrecht |
Auteurs | Mr. D.A. Viëtor en Mr. H.M.H. Speyart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Art. 2:7 BW heeft een Unierechtelijke achtergrond. Het is gebaseerd op de Eerste Richtlijn Vennootschapsrecht. Een richtlijnconforme uitleg van art. 2:7 BW brengt mee dat bij rechtshandelingen van een rechtspersoon art. 2:7 BW geen ruimte biedt voor enige derogerende werking van het vennootschappelijk belang en er onder normale omstandigheden evenmin sprake is van een onderzoeksplicht voor de wederpartij van de rechtspersoon naar het doel van die rechtspersoon. |
Artikel |
De fiscale eenheid niet EU-proof? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2014 |
Trefwoorden | fiscale eenheid, vennootschapsbelasting, vrijheid van vestiging, Papillon |
Auteurs | Ian van Haaren LLM |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij arrest van 12 juni 2014 heeft het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-39/13, C-40/13 en C-41/13 (zaak C-39/13, Inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen/SCA Group Holding BV; zaak C-40/13, X AG e.a./Inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam, en zaak C-41/13, Inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord/kantoor Zaandam/MSA International Holdings BV en MSA Nederland BV, ECLI:EU:C:2014:1758) (hierna: het SCA Group Holding-arrest) de vrijheid van vestiging van de artikelen 43 en 48 EG-Verdrag uitgelegd in het kader van het Nederlandse fiscale eenheidsregime van artikel 15 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet VPB 1969). In deze bijdrage bespreek ik dit arrest. Het Hof van Justitie lijkt erop aan te sturen dat in beginsel alle binnenlandse vennootschappen van een concern die aan de overige eisen voldoen in de fiscale eenheid gevoegd moeten kunnen worden, ongeacht of deze via Europese tussenhoudsters gehouden worden. De wetgever is aan zet maar vooralsnog moet de rechter maatwerk bieden op basis van de regeling voor vaste inrichtingen. |
Artikel |
Horizontale werking van het EU-Grondrechtenhandvest: de kogel lijkt door de kerk |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | Richtlijn 2002/14/EG, Recht op informatie en raadpleging van werknemers binnen een onderneming, EU-Handvest van de Grondrechten, Algemene beginselen van EU-recht, Horizontale werking |
Auteurs | Prof. mr. H.C.F.J.A. de Waele |
SamenvattingAuteursinformatie |
Kunnen bepalingen uit het EU-Handvest van de Grondrechten worden ingeroepen in horizontale verhoudingen, dat wil zeggen in gedingen waarin twee private partijen tegenover elkaar staan? In het arrest Association de médiation sociale lijkt het Hof van Justitie deze principevraag bevestigend te beantwoorden. Daarbij onderstreept het bovendien de vitaliteit van de Mangold/Kücükdeveci-rechtspraak, waarin al eerder werd uitgemaakt dat richtlijnbepalingen die een uitwerking vormen van een algemeen beginsel van EU-recht, onder omstandigheden eveneens als zodanig in gedingen tussen particulieren kunnen worden toegepast. Tegelijkertijd houdt het Hof van Justitie zich echter op de vlakte en krijgen de theoretische mogelijkheden geen praktisch vervolg, omdat er in casu een beroep werd gedaan op een onvoldoende concrete Handvestbepaling. Ogenschijnlijk heeft het hiermee niettemin een beslissende stap gezet, en is voor toekomstige gevallen de kogel door de kerk.HvJ EU 15 januari 2014, zaak C-176/12, Association de médiation sociale/Union locale des syndicats CGT, Hichem Laboubi, Union départementale CGT des Bouches-du-Rhône, Confédération générale du travail, n.n.g. |
Artikel |
European Union Property Law. From Fragments to a SystemProefschrift van mr. E. Ramaekers |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | goederenrecht, Europees recht, Europees goederenrecht, property law, European Union law, European Union property law |
Auteurs | Dr. mr. J.M. Milo |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het privaatrechtelijke goederenrecht wordt functioneel door de Europese Unie bestreken. Dat heeft geleid tot fragmentatie en ondersystematisering. Helder en kritisch analyseert Ramaekers het Europese goederenrechtelijk acquis. Zij pleit voor een optioneel Europees raamwerk van goederenrecht, in te voeren bij verordening, en daartoe geeft zij een mooie aanzet. |
Artikel |
Splitsing energiebedrijven Europeesrechtelijk belicht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | Vrij verkeer van kapitaal, privatiseringsverbod, neutraliteitsbeginsel, splitsing energiebedrijven, (zuiver) economische rechtvaardiging |
Auteurs | Mr. R. de Vlam |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het hier te bespreken arrest heeft het Hof van Justitie de bestaande jurisprudentie met betrekking tot het recht van een lidstaat om zijn eigendom in te richten verder aangescherpt. Een algeheel privatiseringsverbod valt binnen de werking van artikel 345 VWEU maar moet desondanks worden getoetst aan de verkeersvrijheden. Een verbod op het uitvoeren van netbeheerstaken binnen een groep waarin ook commerciële energieactiviteiten worden verricht, vormt een inbreuk op de verkeersvrijheden maar kan worden gerechtvaardigd door het niet (zuiver) economische belang van voorkomen van kruissubsidies. Proportionaliteit en functionaliteit van de maatregel moeten door de nationale rechter worden beoordeeld.HvJ EU 22 oktober 2013, gevoegde zaken C-105/12 tot en met C-107/12, Staat der Nederlanden/Essent NV en Essent Nederland BV, Eneco Holding NV en Delta NV, n.n.g. |
Artikel |
Directe horizontale werking van primair Unierecht in de praktijkEen illustratie aan de hand van de verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van goederen |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 12 2013 |
Trefwoorden | directe horizontale werking, Unierecht, nietigheid, recht op schadevergoeding, ambtshalve toepassing |
Auteurs | Mr. drs. T.S. Hoyer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage maakt inzichtelijk welke mogelijkheden het Unierecht de praktijk biedt. Een illustratie aan de hand van de verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van goederen laat zien hoe het Unierecht kan leiden tot de nietigheid van een rechtshandeling, een recht op schadevergoeding of een plicht tot ambtshalve toepassing. |