Wat is overgangsrecht en welke vormen van overgangsrecht zijn er? In dit artikel wordt op basis van dossieronderzoek het gebruik van het overgangsrecht in Aruba beschreven. Geconstateerd kan worden dat over de vraag of overgangsrecht noodzakelijk is en in welke vorm dit vormgegeven moet worden zeker is nagedacht in verschillende dossiers. Of dat in alle gevallen zo is, valt moeilijk te zeggen. Het vaststellen van overgangsrecht is en blijft maatwerk en is niet alleen afhankelijk van juridische argumenten, maar is zeker ook gebaseerd op uitvoeringstechnische aspecten en politieke overwegingen. |
Zoekresultaat: 16 artikelen
Artikel |
Overgangsrecht in het Arubaanse recht |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | overgangsrecht, wetgeving, Aruba |
Auteurs | Mr. N. Vleeming-Tromp |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Kroniek van het bestuursrecht |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | Landsverordeningen administratieve rechtspraak (Lar), mandaat |
Auteurs | Prof. mr. L.J.J. Rogier |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij de opheffing van het land de Nederlandse Antillen op 10 oktober 2010 (10-10-’10) is de bestuursrechtelijke regelgeving grotendeels ongewijzigd overgenomen door de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten. Aruba had al sinds zijn status aparte in 1986 zijn eigen bestuursrechtelijke regelgeving en wetten. Voor Caribisch Nederland (de BES-eilanden) bleef ook grotendeels de oude Nederlands-Antilliaanse wetgeving van kracht. Dat maakt dat de regelgeving van alle Caribische landen en eilanden van het Koninkrijk in het algemeen sterk verouderd is. De bestuursrechtelijke jurisprudentie in de West volgt in het algemeen die in Nederland. Er zijn in het afgelopen decennium geen baanbrekende uitspraken gedaan. |
Artikel |
De gouverneur, landsorgaan én koninkrijksorgaan |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | aanwijzing, gouverneur, koninkrijksorgaan, landsorgaan, toezicht |
Auteurs | Prof. mr. L.J.J. Rogier |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het ambt van gouverneur van de Caribische landen van het Koninkrijk is één en ondeelbaar, maar de gouverneur is tegelijk landsorgaan én koninkrijksorgaan. De positie en de verantwoordelijkheden van de gouverneur als landsorgaan verschillen van die van koninkrijksorgaan, maar het object van bemoeienis en de wijze waarop beide rollen worden vervuld verschillen niet zo veel van elkaar. De belangrijkste vraag is wanneer en onder welke condities de gouverneur van rol wisselt. Het is van belang dat de gouverneur de regie daarover zo veel mogelijk in eigen hand houdt. Een aanwijzing door de koninkrijksregering kan daarbij een nuttige rol vervullen en de gouverneur een steuntje in de rug geven. |
Artikel |
De toekomst van het concordantiebeginselEen onderzoek naar de vraag of het concordantiebeginsel zoals neergelegd in artikel 39 Statuut in de huidige vorm gehandhaafd moet blijven |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | concordantiebeginsel, Statuut, landsaangelegenheid, consultatieplicht, leemte in de wet |
Auteurs | E. van Keeken |
SamenvattingAuteursinformatie |
Heeft het concordantiebeginsel na de herstructurering van 10 oktober 2010 nog een toekomst? Een literatuuronderzoek heeft tot de volgende conclusies geleid. Het concordantiebeginsel moet blijven bestaan. De open norm van artikel 39 lid 1 Statuut moet gehandhaafd blijven, daar het een landsaangelegenheid betreft. Omdat er veel onbewuste discordantie plaatsvindt, moet artikel 39 lid 2 Statuut aangescherpt worden. Concordantie van rechtspraak moet bij een leemte in de wet in lijn met de juridisch meest zuivere visie van Lewin afgebakend worden in het Statuut onder andere met het oog op de machtenscheiding en de autonomie van de Caribische landen. |
Annotatie |
Besluit of beschikking?Annotatie bij Gerecht in Eerste Aanleg Curaçao (Lar) 2 augustus 2017, ECLI:NL:OGEAC:2017:288 (voorlopige voorziening) en 12 november 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:281 (bodemprocedure) |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | brief inzake oplegging maximum APR, rechtsgevolg, beschikking, besluit |
Auteurs | Mr. dr. J. Sybesma |
SamenvattingAuteursinformatie |
Annotatie bij de uitspraak van de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao van 2 augustus 2017 waarbij is geoordeeld dat een brief met de vaststelling van de Annual Percentage Rate (APR) informatief van aard is, en de uitspraak van 12 november 2018 in de bodemzaak waarin is geoordeeld dat de brief van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten aan ontheffingshouders over oplegging van een maximum APR op rechtsgevolg is gericht en daarmee een beschikking. |
Het ambacht |
De aanduiding van wetsvoorstellen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2018 |
Trefwoorden | wetsvoorstellen, wetsontwerpen, voorontwerpen van wet, terugkoppeling, conceptwetsvoorstellen |
Auteurs | Mr. T.C. Borman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage gaat in op de terminologische betekenis van de begrippen ‘voorstel van wet’, ‘ontwerp van wet’, ‘wetsvoorstel’, ‘wetsontwerp’, ‘voorontwerp van wet’ en ‘conceptwetsvoorstel’. In de praktijk lopen deze begrippen sterk door elkaar, maar uit de geschiedenis van de grondwetsherziening en de Aanwijzingen voor de regelgeving blijkt dat voor verschillende fases van het wetgevingsproces en in verschillende soorten documenten specifieke termen behoren te worden gebruikt. Van een ‘voorstel van wet’ kan worden gesproken vanaf de ministerraadsfase. Voor de daaraan voorafgaande fases (met name de consultatiefase) verdient het aanbeveling de term ‘voorontwerp van wet’ of ‘conceptwetsvoorstel’ te hanteren. Op het toezenden van voorontwerpen van wet aan het parlement, dus in een fase vóór de grondwettelijke indiening, wat overigens zelden voorkomt, is in het verleden door de Raad van State kritiek geuit. Naar aanleiding daarvan is destijds door de ministerraad besloten dat dit alleen ‘ter kennisgeving’ behoort te gebeuren, met de aanduiding ‘voorontwerp’. |
Artikel |
Ontwikkelingen rondom toelating en uitzetting |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2018 |
Trefwoorden | Rijksvisumwet, Landsverordening toelating en uitzetting, van rechtswege toegelaten, niet van toepassingsverklaring, uitlandigheidsvereiste |
Auteurs | Mr. J. Sybesma |
SamenvattingAuteursinformatie |
Toelating en uitzetting wordt in het Caribische deel van het Koninkrijk geregeld door de Rijksvisumwet en de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) van de diverse landen. Nader wordt ingegaan op deze juridische tweedeling. Tevens komen twee recente uitspraken aan bod. De eerste handelt over de toekenning van een ‘van rechtswege toegelaten verklaring’ aan Nederlanders die langer dan tien jaar woonachtig zijn in een van de Caribische landen. De Lar-rechter is van mening dat dit een ‘niet van toepassingsverklaring’ behoort te zijn. Ook is de Lar-rechter in de tweede uitspraak van mening dat de strikte toepassing van het uitlandigheidsvereiste bij aanvraag van een vergunning tot toelating gedurende legitiem verblijf geen voorwaarde meer mag zijn. |
Annotatie |
De Hoge Raad in civiele zaken uit het Caribische deel van het Koninkrijk |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 1 2018 |
Auteurs | Dr. G.C.C. Lewin |
Auteursinformatie |
Artikel |
De Curaçaose zbo |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | zelfstandige bestuursorganen, artikel 111 Staatsregeling Curaçao, historische context, verordenende bevoegdheid |
Auteurs | Dr. J. Sybesma |
SamenvattingAuteursinformatie |
De bestuurlijke organisatie van de Curaçaose overheid kent naast de klassieke bestuursorganen, als de raad van ministers en de individuele minister, ook entiteiten die op afstand zijn geplaatst, zoals overheidsnv’s en overheidsstichtingen. Daarnaast kent de Staatsregeling van Curaçao sedert 2004 ook nog de mogelijkheid om openbare lichamen en zelfstandige bestuursorganen in te stellen. Vooral van deze laatste bestuursvorm, de zbo, wordt door de wetgever van Curaçao de laatste tijd veel gebruikgemaakt. In dit artikel wordt antwoord gegeven op wat precies een Curaçaose zbo is, waarbij nader wordt ingegaan op de diverse publiekrechtelijke entiteiten die lang voor 2004 werden ingesteld. Tevens komen aan de orde de bevoegdheden en verplichtingen die een zbo kent. Een en ander toegelicht aan de hand van een praktijkvoorbeeld, namelijk de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten. |
Jurisprudentie |
Civiele jurisprudentie van GEA en GHvJ |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 4 2016 |
Auteurs | Mr. J. de Boer |
Auteursinformatie |
Praktijk |
De Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 4 2015 |
Auteurs | Mr. M.F. Murray |
Auteursinformatie |
Artikel |
Constitutionele toetsing in het Koninkrijk in context |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | Constitutionele toetsing, Caribische landen, Commonwealth Caribbean, Eastern Caribbean, Caricom |
Auteurs | Mr. dr. F. Goudappel en Mr. dr. J. de Wit |
SamenvattingAuteursinformatie |
Waarom hebben de Caribische landen binnen het Koninkrijk op 10-10-’10, terwijl constitutionele toetsing in het Koninkrijk geen usance was, gekozen voor het in hun Staatsregeling opnemen van een rechterlijke bevoegdheid van constitutionele toetsing? De auteurs zoeken een antwoord op deze vraag door in de eerste plaats de gekozen systemen van constitutionele toetsing in de Caribische landen te bespreken. Aansluitend plaatsen zij deze systemen in het perspectief van toetsing in andere Caribische overzeese gebieden en in regionale internationale samenwerkingsverbanden. Het blijkt echter zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, om de gronden achter de verschillende systemen van constitutionele toetsing in Aruba, Curaçao en Sint Maarten te verklaren. De verschillen en de keuzes kunnen niet direct worden herleid naar enige traditie in de regio of in het Koninkrijk. De noodzaak van de keuzes gemaakt voor unieke systemen is de auteurs na deze rechtsvergelijking en bespreking van de ervaringen tot nu toe niet duidelijk. |
Artikel |
De koningseed als moreel en realistisch venster op koninkrijksrelatiesEen ministaatsleer van het Euro-Caribische Koninkrijk der Nederlanden |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2015 |
Trefwoorden | koningseed, koninkrijksrelaties, rechtswaarborgen voor bevolking, vrije associatie, onafhankelijkheid |
Auteurs | Prof. mr. J.B.J.M. ten Berge |
SamenvattingAuteursinformatie |
De koningseed is een ministaatsleer van het Koninkrijk der Nederlanden als doelgemeenschap van volkeren met elk een eigen nationalisme. De staatkundige vorm van deze volkerengemeenschap is een postkoloniale mengvorm van integratie in het oude moederland en een vrije associatie. Doelen zijn het voor de bevolking waarborgen van (1) externe veiligheid (defensie), (2) een interne democratische rechtsorde, (3)welvaart en (4) internationaal burgerschap. In de steeds weer oplaaiende discussies over onafhankelijkheid zal dan ook gezocht moeten worden naar alternatieve garanties voor de bevolking op alle vier punten. |
Praktijk |
Het toepassingsbereik van de Aanwijzingen voor de regelgeving van Curaçao |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 4 2014 |
Auteurs | Mr. W.A.M. Hu-a-ng |
Auteursinformatie |
Artikel |
Enkele aspecten van het voorstel tot wijziging van de Lar |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | Lar, Awb, bestuursprocesrecht, wijzigingsvoorstel, staatkundige hervorming |
Auteurs | Mr. J.Th. Drop |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een vlak voor de staatkundige hervorming van de Nederlandse Antillen ingediend voorstel tot wijziging van de Lar is niet meer door de Staten van dat land in behandeling genomen. Het voorstel is gebaseerd op ervaringen uit de praktijk en komt tegemoet aan kritiek door gebleken leemtes in de rechtsbescherming te ondervangen. Daarnaast wordt de positie van de bestuursrechter als beslechter van het geschil versterkt. Het wijzigingsvoorstel is gebaseerd op vergelijkbare bepalingen uit de Nederlandse Awb, die hun nut in de praktijk al hebben bewezen. |
Artikel |
Ontslagrecht in het Koninkrijk der Nederlanden (2) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | ontslagrecht, concordantiebeginsel, Antillen, Aruba, arbeidsrecht, Koninkrijk der Nederlanden, doorwerking, Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden |
Auteurs | Mr. F.M. Dekker |
SamenvattingAuteursinformatie |
Volgens artikel 39 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn de wetgevers van de verschillende Koninkrijkslanden verplicht een aantal belangrijke rechtsgebieden ‘zoveel mogelijk’ op overeenkomstige wijze te regelen. In een tweetal artikelen onderzoekt de auteur in hoeverre zij met betrekking tot het ontslagrecht aan deze zogenoemde concordantieverplichting voldoen. Volgens de auteur houdt artikel 39 Statuut namelijk in dat een verschil in wetgeving tussen de drie Koninkrijkslanden slechts geoorloofd is indien daar een behoorlijke rechtvaardigingsgrond voor kan worden aangewezen. In dit tweede deel ligt de focus allereerst op gevolgen van de recente staatkundige hervormingen binnen het Koninkrijk voor het vigerende ontslagrecht. Conclusie hiervan is dat de materiële gevolgen voor het ontslagrecht zeer beperkt zijn. Met dit als uitgangspunt worden vervolgens de opzegbepalingen uit het BW, de rechterlijke ontbinding en het einde van rechtswege in de verschillende koninkrijkslanden met elkaar vergeleken. Uit deze vergelijking blijkt dat er tussen de verschillende landen een hoop ongerechtvaardigde verschillen bestaan. Deze verschillen lijken zich evenwel voornamelijk voor te doen op technisch-juridische gebieden. Bij het uitvaardigen van nieuwe wetgeving houden de wetgevers dus onvoldoende rekening met het concordantiebeginsel. De rechters uit het Koninkrijk kan men in dezen daarentegen weinig kwalijk nemen. Daar waar hun een zekere beoordelingsruimte wordt gelaten, bestaat er immers een grote mate aan concordantie. Door middel van concorderende interpretatie worden de open normen in de verschillende landen namelijk op dezelfde wijze ingevuld. Hierbij moet er echter wel voor worden gewaakt dat er een te grote mate van concordantie wordt bereikt. De rechter mag de verschillen in cultuur en gewoontes tussen de Koninkrijkslanden niet uit het oog verliezen. |