In deze bijdrage wordt aandacht geschonken aan het wetsvoorstel ‘Wet opheffing verpandingsverboden’. Na inwerkingtreding van de wet kunnen de overdraagbaarheid en verpandbaarheid van een geldvordering op naam die voortkomt uit de uitoefening van een beroep of bedrijf niet meer door een beding tussen schuldenaar en schuldeiser worden uitgesloten of beperkt. De Wet opheffing verpandingsverboden beoogt de kredietmogelijkheden van het bedrijfsleven te vergroten door zeker te stellen dat bedrijfsmatig verkregen geldvorderingen als onderpand voor financieringen kunnen worden ingezet. De nieuwe regeling, de daarin opgenomen uitzonderingen en het overgangsrecht worden kritisch besproken. |
Zoekresultaat: 55 artikelen
Wetenschap |
De Wet opheffing verpandingsverbodenEen kritische bespreking van de nieuwe regeling van art. 3:83 lid 3 en 4, 3:94 lid 5 en 3:239 lid 5 BW, alsmede van het overgangsrecht |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | cessie- en verpandingsverboden, Overdraagbaarheid, Nietigheid, Vormvoorschrift, goederenrecht |
Auteurs | Mr. dr. M.H.E. Rongen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Overdracht van kredietvorderingen na Promontoria |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 12 2020 |
Trefwoorden | cessie, vordering, rentebeleid, afhankelijk recht, zorgplicht |
Auteurs | Mr. J.L. Snijders en Mr. Y.C. Tonino |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Promontoria-arresten maken duidelijk dat bancaire vorderingen naar hun aard niet onoverdraagbaar zijn en dat, hoewel de bancaire zorgplicht niet op de verkrijgende partij overgaat, onder meer de redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat op de verkrijgende partij een eigen zorgplicht rust. Dit artikel gaat in op deze zorgplicht van de verkrijgende partij en de impact daarvan op de positie van de overdragende partij. |
Wetenschap en praktijk |
Verpanding van het recht op teruggaaf van btw: een aantrekkelijke vorm van zekerheid? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | cessie, omzetbelasting, oninbare vorderingen, factoring, pandrecht |
Auteurs | Mr. M. Broere |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij het aantrekken van een financiering wordt een schuldenaar meestal verplicht om zekerheid te geven over zijn activa. Zekerheid kan worden verstrekt over een specifiek vermogensbestanddeel of over een bepaald type activa. In die laatste categorie vallen vorderingen van de schuldenaar op de Belastingdienst uit hoofde van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). Ingevolge de Wet OB is een ondernemer verplicht om gedurende een tijdvak in zijn administratie de door hem in rekening gebrachte en terug te vragen belasting toegevoegde waarde (btw) bij te houden. Aan het einde van het tijdvak is sprake van een vordering op of een schuld aan de Belastingdienst. In dit artikel wordt de vraag beantwoordt of verpanding van het recht op teruggaaf van btw een aantrekkelijke vorm van zekerheid is. |
Artikel |
De onverpandbaarheid van assurantieportefeuilles |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 5 2020 |
Trefwoorden | zekerheidsrechten, verpanding assurantieportefeuille, uitleg pandakte, bepaaldheidsvereiste |
Auteurs | Mr. K.J. Krzemiński en Mr. T.A. Hartman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Auteurs bespreken het arrest ING Bank/Thielen q.q. en gaan in op de vraag wat ‘verpanding van een assurantieportefeuille’ oplevert, nu deze op zichzelf niet vatbaar is voor verpanding. Door middel van uitleg van de pandakte concluderen zij dat een dergelijke verpanding leidt tot verpanding van alle voor verpanding vatbare vorderingen die zich in de assurantieportefeuille bevinden. |
Artikel |
Cessie(verboden), onoverdraagbaarheidsbedingen en de bescherming van betrokken actoren |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | cessie, onoverdraagbaarheidsbeding, cessieverbod, consumentenbescherming, redelijkheid en billijkheid |
Auteurs | Mr. A.G.F. Ancery |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij cessie staat contractsvrijheid voorop. Partijen kunnen ervoor kiezen om hun vordering overdraagbaar te houden of onoverdraagbaar te maken. Onder omstandigheden kan de aard van de vordering of de aard van de partijrelatie aan deze vrijheid in de weg staan. Deze bijdrage bespreekt wanneer dit het geval is. |
Annotatie |
Ontslag en wijziging van arbeidsvoorwaarden na overgang: ‘no hay mayor dificultad que la poca voluntad’ |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | Overgang van onderneming, Ontslagbescherming, Eto-redenen, Wijziging arbeidsvoorwaarden, Harmonisatie van arbeidsvoorwaarden |
Auteurs | Mr. dr. R.M. Beltzer en Mr. B.C.L. Kanen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteurs betogen in deze annotatie dat het Europese Hof van Justitie zijn rechtspraak ten aanzien van ontslagbescherming bij overgang van onderneming voortzet, en dat duidelijker wordt dat deze bescherming verre van absoluut is. De uitspraak vormt voor de auteurs reden voor een bespiegeling over de (gewenste) balans tussen ontslagbescherming en ontslagrechtvaardiging. Zij gaan daarbij tevens in op de mogelijkheid arbeidsvoorwaarden te wijzigen en oordelen dat de wijzigingsbevoegdheid die de Europese richtlijn aan lidstaten biedt niet te beperkt moet worden opgevat. |
Artikel |
Kroniek vermogensrecht |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 7 2018 |
Auteurs | Coen Drion, Anna Zwalve, Bastiaan Kout e.a. |
Wetenschap |
|
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2018 |
Trefwoorden | third party litigation funding, litigation funding, procesfinanciering |
Auteurs | Mr. dr. A. van der Krans |
SamenvattingAuteursinformatie |
Third party litigation funding (TPLF, of procesfinanciering door derden) is de rechtsverhouding waarbij een derde zich tegen een in het vooruitzicht gestelde beloning verplicht om een eiser in een civiele procedure of arbitrage van financiering te voorzien om de kosten van procederen te dekken. TPLF kan de toegang tot de rechter vergroten, de onderhandelingskracht vergroten, een preventief effect hebben en een one-shot player laten transformeren in een repeat player. Een deel van de bezwaren tegen procesfinanciering is ongefundeerd, of overdreven. Omdat procesfinanciers hoge eisen stellen aan de (ver)haalbaarheid, omvang en beperking van risico’s is het onwaarschijnlijk dat TPLF zal leiden tot een claimcultuur. TPLF zorgt wel voor een driepartijenverhouding, die mogelijk voor complicaties kan zorgen. Ook kan TPLF grote consequenties voor de gefinancierde hebben, zeker in een volledig ongereguleerde markt als de Nederlandse. Grotere partijen moeten over het algemeen worden geacht deze consequenties te kunnen overzien en daarop te kunnen anticiperen. Consumenten en kleinere partijen zouden echter meer bescherming behoeven. Een gedragscode kan hierbij behulpzaam zijn en helpen misstanden op voorhand te voorkomen. Als deze handschoen door procesfinanciers in Nederland wordt opgepakt, kan TPLF een nuttige bijdrage leveren aan de borging van de toegang tot het recht. |
Artikel |
Ambtshalve toetsing aan Unierecht ten gunste van belangenorganisaties? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2017 |
Auteurs | Mr. F.E. Vermeulen en Mr. T.L. Schasfoort |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het leerstuk van ambtshalve toetsing in consumentenzaken heeft zich ontwikkeld tot een gewichtige factor, waarbij een aantal nationale begrenzingen van het processueel debat in eerste aanleg en appel is losgelaten. Ambtshalve toetsing is gestoeld op de veronderstelling dat de consument zich tegenover zijn professionele wederpartij in een zwakke onderhandelingspositie bevindt en over minder informatie beschikt. Dit artikel gaat in op de vraag of er voldoende rechtvaardiging bestaat voor ambtshalve toetsing als de processuele belangen van een consument worden behartigd door een belangenorganisatie. |
Artikel |
Controlevereiste bij FZO’s: beschikken door de pandgever niet (langer) geoorloofd? |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | financiëlezekerheidsovereenkomst (FZO), controlevereiste, gebruiksrecht pandgever, beschikken pandgever |
Auteurs | Prof. mr. W.A.K. Rank |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 10 november 2016 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie een belangrijk arrest gewezen over de betekenis van het controlevereiste bij FZO’s. Onderzocht wordt of de huidige Nederlandse praktijk op dit punt zich verdraagt met de uitspraak van het Hof, en zo nee, wat daarvan de consequenties zijn. |
Artikel |
Enige beschouwingen over trustakten naar Curaçaos recht en de uitleg daarvan |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | trusts, objectieve uitleg, derden, goederenrecht, verbintenissenrecht, Haviltex |
Auteurs | Mr. dr. P.S. Bakker |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt stilgestaan bij het fenomeen van de Curaçaose trust en bij de uitleg van akten, waarmee dergelijke trusts in het leven plegen te worden geroepen. De auteur betoogt dat in de regel een gedifferentieerde uitlegmethode voor dit soort akten aangewezen is, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen bedingen in de trustakte met goederenrechtelijke implicaties jegens derden en bedingen van zuiver verbintenisrechtelijke aard. |
Artikel |
De hervorming van het Franse verbintenissenrecht: le renouveau de la grande dame |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | Hervorming, Verbintenissenrecht, Contractenrecht, Algemeen, Frankrijk/België |
Auteurs | Dr. S. Jansen |
Auteursinformatie |
Casus |
Contractuele afspraken met goederenrechtelijke werking: het onoverdraagbaarheidsbeding, eigendomsvoorbehoud en overwaardearrangement |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 2 2015 |
Trefwoorden | onoverdraagbaarheidsbeding, eigendomsvoorbehoud, overwaardearrangement, goederenrechtelijke werking |
Auteurs | Mr. dr. R. Mellenbergh |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sommige contractuele afspraken hebben vergaande goederenrechtelijke gevolgen. De precieze formulering van contractuele afspraken met goederenrechtelijke gevolgen is noodzakelijk, aangezien kleine aanpassingen in de tekst van het contractuele beding belangrijke goederenrechtelijke gevolgen kunnen hebben. In dit artikel wordt aan de hand van drie in de praktijk belangrijke situaties ingegaan op de goederenrechtelijke werking van contractuele afspraken: (1) het onoverdraagbaarheidsbeding, (2) het eigendomsvoorbehoud, en (3) het overwaardearrangement. Deze drie situaties zijn van belang binnen de commerciële contractspraktijk en voor de financiering van bedrijven. |
Artikel |
Cessie als instrument ter afwikkeling van massaschadezaken: in strijd met de openbare orde en goede zeden? |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 12 2014 |
Trefwoorden | collectief verhaal, cessie, openbare orde en goede zeden, proceskostenrisico, proceskostenzekerheid |
Auteurs | Mr. I. Tillema |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Landgericht Düsseldorf heeft onlangs in een kartelschadezaak een halt toegeroepen aan de cessie ter bundeling van massaschadeclaims. In het licht van enkele vergelijkbare, nog lopende procedures in Nederland en tegen de achtergrond van de nationale en Europese ontwikkelingen op het gebied van collectief verhaal staat de auteur stil bij de vraag of de Nederlandse rechter tot eenzelfde conclusie zou komen als de Duitse rechter. |
Artikel |
De verdwenen rechtspersoon als procespartij |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 9 2014 |
Trefwoorden | procespartij, deformaliseringstendens, kenbaarheid |
Auteurs | Mr. F.W.B. Bulten |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage bespreekt de auteur de (mogelijke) consequenties met de betrekking tot de ontvankelijkheid in een juridische procedure in het geval een formele procespartij ophoudt te bestaan. |
Artikel |
Contractuele verrekening tijdens faillissement |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2014 |
Trefwoorden | faillissement, contractueel, verrekening |
Auteurs | Mr. Robert M. Bottse |
SamenvattingAuteursinformatie |
Contractueel kan van het bepaalde in afdeling 6.1.12 BW worden afgeweken. De verrekeningsbepalingen van afdeling 6.1.12 BW zijn in faillissement onverkort van toepassing mits niet strijdig met de bijzondere verrekeningsbepalingen van artikel 49, 50 en 51 Faillissementsbesluit (Fb). Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad kan een nauwkeurig raamwerk van regels worden onderscheiden waar het gaat om het toepassingsbereik van artikel 49 en 50 Fb. In deze bijdrage richt de auteur zich op de vraag in hoeverre een contractueel beding waarbij wordt afgeweken van de bepalingen van afdeling 6.1.12 BW van kracht blijft tijdens faillissement. |
Artikel |
Coface/Intergamma en onoverdraagbaarheidsbedingen: HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682 |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 6 2014 |
Trefwoorden | cessieverbod, onoverdraagbaarheid, Coface/Intergamma, artikel 3:83 lid 2 BW |
Auteurs | Mr. M.S. Breeman en Mr. S. Houdijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad beantwoordt in het Coface/Intergamma-arrest de vraag op welke wijze contractuele cessieverboden en onoverdraagbaarheidsbedingen dienen te worden uitgelegd. In deze bijdrage worden het arrest en de daarin vervatte bijzondere uitlegregel geanalyseerd. Daarnaast wordt ingegaan op de door de Hoge Raad nog onbeantwoorde vragen of een cessieverbod noodzakelijkerwijs een verpandingsverbod met zich brengt en op welke wijze een door een onoverdraagbaarheidsbeding ongeldige cessie of verpanding alsnog tot stand kan komen. |
Praktijk |
Verzekeringssecuritisatie; wie wekt de entiteit voor risicoacceptatie tot leven? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2014 |
Trefwoorden | securitisatie, special purpose vehicle, spv, special purpose reinsurance vehicle, sprv, herverzekering, verzekeringssecuritisatie, entiteit voor risico-acceptatie |
Auteurs | Mr. R.P.L.M. Koopman en Mr. J.C. Lussenburg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Ongeveer zes jaar na de introductie van de entiteit voor risicoacceptatie in de Nederlandse toezichtwetgeving is er in de praktijk nog geen gebruik gemaakt van deze bijzondere entiteit. Bovendien lijkt de populariteit van verzekeringssecuritisatie in Nederland achter te blijven bij sommige andere landen in Europa en daarbuiten. In deze bijdrage wordt uitgebreid stilgestaan bij twee vormen van verzekeringssecuritisatie: securitisatie van verzekeringspremies en securitisatie van verzekeringsrisico's. Vanuit een praktisch oogpunt wordt bekeken hoe verzekeringssecuritisatie naar Nederlands recht kan worden vormgegeven. Daarbij wordt onder andere aandacht besteed aan de rol die een entiteit voor risicoacceptatie in een securitisatietransactie kan spelen. |
Artikel |
Onoverdraagbaarheidsbedingen en cessieverboden: de stand van zaken na HR 21 maart 2014 |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 4 2014 |
Trefwoorden | artikel 3:38 lid 2 BW, onoverdraagbaarheidsbeding, cessieverbod, uitlegregel, financieringspraktijk |
Auteurs | Mr. E.M. Kleyweg en Mr. M. Alipour |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest van de Hoge Raad van 21 maart 2014 heeft een einde gemaakt aan de jarenlange discussie in de praktijk en literatuur over de werking en uitleg van cessieverboden. De vraag of een onoverdraagbaarheidsbeding aan een rechtsgeldige verpanding in de weg staat, is nog niet beantwoord. |
Artikel |
Van 403-verklaringen, achterstelling en afhankelijkheid403-perikelen rondom de onteigening van SNS |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 12 2013 |
Trefwoorden | 403-verklaring, achterstelling, afhankelijkheid, SNS REAAL, rangorde |
Auteurs | Mr. S. Timmerman en Mr. R.M. de Winter |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage worden enkele aspecten van de 403-verklaring behandeld, die ook aan de orde zijn gekomen in de schadeloosstellingsprocedure bij de Ondernemingskamer naar aanleiding van de onteigening van SNS. Het betreft de vraag of een vordering uit hoofde van een 403-verklaring als een zelfstandig recht moet worden beschouwd en de vraag welke rang een vordering uit hoofde van een 403-verklaring inneemt. |