Zowel in de praktijk als in de literatuur leeft de vraag of de digitale aandeelhoudersvergadering als volwaardig alternatief kan dienen voor de klassieke (fysieke) algemene vergadering. In dit artikel concludeert de auteur dat dit slechts bij een kleine groep beursvennootschappen het geval is. Deze vennootschappen waarborgen namelijk dat ieder aandeelhoudersrecht behouden blijft wanneer digitaal wordt vergaderd. |
Zoekresultaat: 2141 artikelen
Artikel |
De digitale algemene vergadering binnen Nederlandse beursvennootschappen: een volwaardig alternatief? |
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 1-2 2021 |
Trefwoorden | digitalisering, empirie, statutenonderzoek, aandeelhoudersrechten, Tijdelijke wet Covid-19 |
Auteurs | Mr. I. Öncü |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Consultatievoorstel wettelijke kwaliteitsrekening financiële ondernemingen: naar een praktisch alternatief voor een stichting derdengelden? |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 2 2021 |
Trefwoorden | betaalinstelling, vermogensscheiding, afgescheiden vermogen, beleggingsonderneming, verhaal |
Auteurs | Prof. mr. W.A.K. Rank |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt ingegaan op de achtergrond, opzet en inhoud van het consultatievoorstel voor een wettelijke kwaliteitsrekening voor bepaalde financiële ondernemingen. De auteur signaleert verschillende verbeterpunten en concludeert dat de toegevoegde waarde van het voorstel vooral hierin ligt dat het een praktisch alternatief biedt voor het gebruik van een stichting derdengelden. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 2 2021 |
Trefwoorden | platformen, algemene voorwaarden, p2b-Verordening, servicenormen, rechtsbescherming |
Auteurs | Prof. dr. mr. V. Mak |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de platformeconomie zijn consumenten niet de enige zwakke partij. Ook aanbieders die hun producten of diensten aanbieden via een platform dat ook eigen aanbod heeft (‘derde-aanbieders’), hebben vaak een zwakke onderhandelingspositie en worden gebonden aan strenge voorwaarden en prestatienormen. In dit artikel onderzoekt de auteur welke bescherming derde-aanbieders genieten tegen strenge servicenormen van online platformen, in het bijzonder onder de Europese platform-to-business-Verordening en de algemenevoorwaardenregels uit het BW. |
Kroniek |
Insolventieprocesrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2021 |
Auteurs | Evelyne Groot |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Jurisprudentieoverzicht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2021 |
Auteurs | Mr. S.C. den Engelse |
Auteursinformatie |
Digitale markten |
|
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1-2 2021 |
Trefwoorden | Digital Services Act, Wet inzake digitale diensten, Richtlijn elektronische handel, onlinediensten, illegale inhoud |
Auteurs | Mr. dr. F. Wilman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt het recente voorstel voor de Digital Services Act besproken. De voorgestelde verordening is bedoeld om de digitale interne markt te versterken en, meer specifiek, de activiteiten van aanbieders van onlinediensten die draaien om de doorgifte, opslag en publieke verspreiding van informatie van hun gebruikers – zoals videoplatforms, onlinemarktplaatsen, sociale media en internetaanbieders – beter te reguleren. Het gaat onder meer om hun activiteiten ter bestrijding van illegale inhoud en desinformatie, hun aansprakelijkheid en hun verantwoordelijkheden jegens de gebruikers. We zullen zien dat het DSA-voorstel in verschillende opzichten ambitieus en vernieuwend is, terwijl het op andere punten eerder nuttig-maar-voorspelbaar en behoudend kan worden genoemd. Na een inleiding worden de voorgestelde verplichtingen voor de verschillende onlinedienstverleners achtereenvolgens besproken, gevolgd door enkele algemene opmerkingen. |
La présente contribution vise à analyser les développements jurisprudentiels de la Commission européenne des droits de l’homme et de la Cour européenne des droits de l’homme en matière d’interruption de grossesse. Nous formulons une réponse à la question suivante: vu de l’évolution de la jurisprudence, quelles conclusions pouvons-nous tirer sur la position actuelle de la Cour européenne des droits de l’homme sur la question du droit et de l’accès à l’avortement? À travers une analyse des décisions et arrêts rendus par la Commission et la Cour, nous étudions la façon dont les différents intérêts et droits s’articulent, à savoir ceux de la femme enceinte, du père potentiel, de l’enfant à naître et de la société. Au terme de cette étude, nous déterminons la marge d’appréciation dont jouissent les états membres en la matière, ainsi que la manière dont la Cour réalise une balance des différents intérêts en présence. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Netherlands Journal of Legal Philosophy, Aflevering Pre-publications 2021 |
Trefwoorden | Vulerability Theory, Liberalism, Convention on the Rights of Persons with Disabilities (CRPD), Public Health, Capabilities Approach |
Auteurs | Erwin Dijkstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
The public health systems of liberal states systematically fail to meet the goals and obligations of the Convention on the Rights of Persons with Disabilities, which aims to facilitate full societal participation and independent life choices by all impaired persons, as well as the unburdening of their private caretakers. This failure does not stem from a lack of money or effort by governments and other societal institutions, but flaws in the anatomy of these systems. As these systems confine institutional assistance to the needs of persons with certain delineated disabilities, they neglect the needs of other persons, whose disabilities do not fit this mould. The responsibility for the latter group thus falls to their immediate social circle. These private caretakers are in turn seldom supported. To remedy this situation, I will present the alternative paradigm of vulnerability theory as the possible foundation for a more inclusive approach to public health. |
|
Artikel |
Zekerheid voor leverancierskredietBespreking van het proefschrift van mr. K.W.C. Geurts |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 1 2021 |
Trefwoorden | pandrecht, Eigendomsvoorbehoud, recht van reclame, zaaksvorming, vermenging |
Auteurs | Mr. R.C. Faase |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Nederlandse verstrekker van leverancierskrediet heeft weliswaar een voorrangspositie ten aanzien van de door hem geleverde zaak, maar in principe niet op het surrogaat. Uit het onderzoek van mr. Geurts blijkt dat Duitse, Amerikaanse en Belgische leveranciers sterkere posities hebben. Kunnen de Nederlandse wetgever en rechter de Nederlandse positie heroverwegen? |
Artikel |
EU Investor Protection Regulation and Liability for Investment LossesBespreking van de handelseditie van het proefschrift van mr. M.W. Wallinga |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 1 2021 |
Trefwoorden | MiFID, MiFID II, doorwerking, zorgplicht, toezichtrecht |
Auteurs | Mr. F.R.H. van der Leeuw |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een studie naar de doorwerking van publiekrechtelijke toezichtregelgeving in het nationale privaatrecht. Vanuit het perspectief van bescherming van particuliere beleggers vergelijkt Wallinga de implementatie van MiFID en MiFID II onder Nederlands, Duits en Engels recht en onderzoekt hij de mogelijkheid van civielrechtelijke afdwingbaarheid van toezichtregels. |
Artikel |
Europese productnormen en privaatrechtelijke normstellingBespreking van het proefschrift van mr. G.M. Veldt |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 1 2021 |
Trefwoorden | contractuele verhoudingen, productveiligheid, productaansprakelijkheid, redelijkheid en billijkheid, ongeschreven recht |
Auteurs | Mr. dr. P.W.J. Verbruggen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Productnormen vormen een belangrijke wijze waarop de handel in goederen in de Europese Unie gereguleerd wordt. Deze bijdrage bespreekt het recente proefschrift van Gitta Veldt, waarin zij de betekenis analyseert van Europese productnormen voor contractuele en buitencontractuele verhoudingen tussen gebruikers van het eindproduct en de aanbieders daarvan. |
Artikel |
EU Private International Law on the Law Applicable to Cross-border Contracts involving Weaker Contracting PartiesBespreking van het proefschrift van M. Campo Comba LLM |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 1 2021 |
Trefwoorden | consumentenbescherming, arbeidsovereenkomsten, toepasselijk recht, partijautonomie, Rome I |
Auteurs | Mr. dr. L.M. van Bochove |
SamenvattingAuteursinformatie |
Campo Comba bespreekt in haar proefschrift de interactie tussen het EU-conflictenrecht en het materiële unitaire recht betreffende de bescherming van zwakkere contractspartijen. De recensent prijst de wijze waarop de auteur de pijnpunten inzichtelijk maakt, maar is van mening dat de aangedragen oplossingen nog een stap verder hadden mogen gaan. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Ontslagrecht, Aflevering 1 2021 |
Trefwoorden | Ontslagrecht, Rechtsvergelijking, Dismissal law |
Samenvatting |
|
Artikel |
|
Tijdschrift | Netherlands Journal of Legal Philosophy, Aflevering Pre-publications 2021 |
Trefwoorden | Geweten, feiten, Scholten, Kierkegaard, naastenliefde |
Auteurs | Jos Vleugel |
SamenvattingAuteursinformatie |
The role that Paul Scholten assigns to conscience in his legal methodology still leads to heated discussions in literature after almost 100 years. Recognizing that in case law the conscience of the judge can be of decisive importance is apparently problematic. It would facilitate political court rulings, make judicial judgment uncontrollable and could be arbitrary for the parties to the legal dispute. Not only Scholten’s view on the role of conscience in judicial decision making is “a stumbling block”. At least as great is the fuss about his representation of conscience. Only Christian lawyers could identify with this. This article attempts to shed new light on the above points of criticism by drawing attention to the following aspects of Scholten’s legal methodology: the role of the facts in establishing the law, the nature of the legal judgment and finally the grounds on which conscience may be determined. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Family & Law, januari 2021 |
Trefwoorden | Private intercountry adoptions, surrogacy, ECHR, UNCRC, the best interests of the child |
Auteurs | dr. E.C. Loibl |
SamenvattingAuteursinformatie |
Within the past half century, a market in adoptable children has emerged. The imbalance between the demand for and the supply of adoptable children, combined with the large sums of Western money, incite greedy actors in poor countries to illegally obtain children for adoption. This renders intercountry adoption conducive to abuses. Private adoptions are particularly prone to abusive and commercial practices. Yet, although they violate both international and national law, German and Dutch family courts commonly recognize them. They argue that removing the child from the illegal adopters would not be compatible with the rights and best interests of the individual child concerned. In 2017, the ECtHR rendered a ground-breaking judgement in Campanelli and Paradiso v. Italy. In this case, the Court dealt with the question as to whether removing a child from the care of an Italian couple that entered into a surrogacy agreement with a Russian clinic, given that surrogacy is illegal in Italy, violated Article 8 ECHR. Contrary to previous case law, in which the ECtHR placed a strong emphasis on the best interests of the individual child concerned, the Court attached more weight to the need to prevent disorder and crime by putting an end to the illegal situation created by the Italian couple and by discouraging others from bypassing national laws. The article argues that considering the shifting focus of the ECtHR on the prevention of unlawful conduct and, thus, on the best interests of children in general, the German and Dutch courts’ failure to properly balance the different interests at stake in a private international adoption by mainly focusing on the individual rights and interests of the children is difficult to maintain. --- In de afgelopen halve eeuw is er een markt voor adoptiekinderen ontstaan. De disbalans tussen de vraag naar en het aanbod van adoptiekinderen, in combinatie met grote sommen westers geld, zet hebzuchtige actoren in arme landen ertoe aan illegaal kinderen te verkrijgen voor adoptie. Dit maakt interlandelijke adoptie bevorderlijk voor misbruik. Particuliere adoptie is bijzonder vatbaar voor misbruik en commerciële praktijken. Ondanks het feit dat deze privé-adopties in strijd zijn met zowel internationaal als nationaal recht, worden ze door Duitse en Nederlandse familierechtbanken doorgaans wel erkend. Daartoe wordt aangevoerd dat het verwijderen van het kind van de illegale adoptanten niet verenigbaar is met de rechten en belangen van het individuele kind in kwestie. In 2017 heeft het EHRM een baanbrekende uitspraak gedaan in de zaak Campanelli en Paradiso t. Italië. In deze zaak behandelde het Hof de vraag of het verwijderen van een kind uit de zorg van een Italiaans echtpaar dat een draagmoederschapsovereenkomst met een Russische kliniek is aangegaan, in strijd is met artikel 8 EVRM, daarbij in ogenschouw genomen dat draagmoederschap in Italië illegaal is. In tegenstelling tot eerdere jurisprudentie, waarin het EHRM sterk de nadruk legde op de belangen van het individuele kind, hechtte het Hof meer gewicht aan de noodzaak om de openbare orde te bewaken en criminaliteit te voorkomen door een einde te maken aan de illegale situatie die door het Italiaanse echtpaar was gecreëerd door onder andere het omzeilen van nationale wetten. Het artikel stelt dat, gezien de verschuiving in de focus van het EHRM op het voorkomen van onwettig gedrag en dus op het belang van kinderen in het algemeen, de Duitse en Nederlandse rechtbanken, door met name te focussen op de individuele rechten en belangen van de kinderen, er niet in slagen om de verschillende belangen die op het spel staan bij een particuliere internationale adoptie goed af te wegen. |
Artikel |
Van twee walletjes |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 1 2021 |
Auteurs | Nathalie de Graaf |
Article |
|
Tijdschrift | Erasmus Law Review, Aflevering 2 2021 |
Trefwoorden | strategic culture, international law, ISIS, parliamentary debates, interdisciplinarity |
Auteurs | Martin Hock |
SamenvattingAuteursinformatie |
This article presents an interdisciplinary comparison of British and German legal arguments concerning the justification of the use of force against the Islamic State in Iraq and Syria (ISIS). It is situated in the broader framework of research on strategic culture and the use of international law as a tool for justifying state behaviour. Thus, a gap in political science research is analysed: addressing legal arguments as essentially political in their usage. The present work questions whether differing strategic cultures will lead to a different use of legal arguments. International legal theory and content analysis are combined to sort arguments into the categories of instrumentalism, formalism and natural law. To do so, a data set consisting of all speeches with regard to the fight against ISIS made in both parliaments until the end of 2018 is analysed. It is shown that Germany and the UK, despite their varying strategic cultures, rely on similar legal justifications to a surprisingly large extent. |
Covid-19 |
|
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5-6 2020 |
Trefwoorden | Covid-19, staatssteun, mededingingsregels, Tijdelijke Kaderregeling, Tijdelijk Raamwerk |
Auteurs | Mr. M.C. van Heezik, Mr. drs L.N.M. van Uden en Mr. L.G.J. Fiorilli |
SamenvattingAuteursinformatie |
De mededingingsregels, waaronder de staatssteunregels, bieden ruimte aan overheden en ondernemingen om de ingrijpende economische gevolgen als gevolg van de Covid-19-crisis op te vangen. In tijdelijke kaders heeft de Europese Commissie uiteengezet welke bijzondere steunmaatregelen en welke samenwerkingsvormen tussen concurrerende ondernemingen zijn toegestaan. Om snel ingrijpen mogelijk te maken heeft de Commissie voorzien in flexibele procedures die op korte termijn rechtszekerheid bieden. In deze bijdrage bespreken wij de specifieke invulling van de mededingingsregels in de tijdelijke kaders en gaan wij in op de vraag wat de tijdelijke materiële en procedurele flexibiliteit betekent voor de toekomst van deze regels. |
Staatssteun |
De zaak TenderNed: de reikwijdte van overheidsgezag en het staatssteunrechtelijke economische-activiteitenbegrip |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5-6 2020 |
Trefwoorden | economische activiteit, ondernemingsbegrip, overheidsgezag, overheidsaanbestedingen, staatssteun |
Auteurs | Mr. G.J. van Midden |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt het arrest TenderNed besproken, waarin het Hof van Justitie oordeelde dat het aanbieden van applicaties ter ondersteuning van aanbestedende diensten bij de uitvoering van hun aanbestedingsactiviteiten niet onder de staatssteunregels valt. Met het aanbieden van TenderNed wordt namelijk uitvoering gegeven aan overheidsgezag en daarom is geen sprake van een economische activiteit waarop de staatssteunregels van toepassing zijn. In dit artikel onderzoekt de auteur de in deze arresten gegeven interpretatie van het begrip ‘overheidsgezag’. |