Op de rolzitting in kantonzaken kunnen gedaagden verschijnen om mondeling verweer te voeren. Die rolzitting zou het visitekaartje moeten worden van de Rechtspraak (juist) voor gedaagden die minder zelfredzaam zijn. Om dit te bewerkstelligen moet de rolzitting worden gedaan door een kantonrechter (zoals ook in de wet vastgelegd), moet die rechter zijn regierol pakken (zodat de interne toegankelijkheid van de procedure toeneemt en aan waarheidsvinding wordt gedaan) en moeten (de gemachtigden van) eisers worden betrokken bij de rolzitting (zodat beter aan de verwachtingen van gedaagde tegemoet wordt gekomen en de procedure aan snelheid kan winnen). |
Zoekresultaat: 43 artikelen
Artikel |
De rol van de kantonrolzitting; meer (van maken) dan een administratieve bijeenkomst |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | rolzitting, kantonrechtspraak, mondeling antwoord, regievoering, toegankelijkheid |
Auteurs | Kim van der Kraats |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | collectieve actie, goede procesorde, rechtszekerheid, Trafigura, vertegenwoordiging |
Auteurs | Daan Barbiers en Carla Klaassen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteurs beschouwen in deze bijdrage de wijziging van partijhoedanigheid tijdens een procedure vanuit het spanningsveld tussen deformalisering en (rechts)zekerheid. De aanleiding hiervoor is het recente Trafigura-arrest van de Hoge Raad. Auteurs zetten mede op basis van eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad uiteen wanneer sprake is van een verboden wijziging van partijhoedanigheid en in welke gevallen een uitzondering op dit verbod gerechtvaardigd kan zijn. Bij deze rechtspraak plaatsen zij enkele (kritische) kanttekeningen. Zij signaleren dat de benadering van het leerstuk van de (verboden) hoedanigheidswijziging niet steeds eenduidig en consistent is. Auteurs betogen dat deformalisering bij de toepassing van dit leerstuk is toe te juichen, zolang voldoende rekening wordt gehouden met het verdedigingsbelang en te veel vertraging van de procedure wordt voorkomen. |
Actualia contractspraktijk |
Ingebrekestelling: misschien minder formeel, maar het blijft oppassen |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | Ingebrekestelling, Verzuim, Redelijke termijn, Deformalisering |
Auteurs | Mr. drs. J.H.M. Spanjaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 11 oktober 2019 wees de Hoge Raad het arrest Fraanje/Alukon. In dit arrest behandelde hij de vraag hoe de redelijke termijn in een ingebrekestelling moet worden bepaald. Ook oordeelde de Hoge Raad dat een ingebrekestelling niet aan formaliteiten gebonden is, maar dat de rechter er praktisch mee om moet gaan. Het arrest en zijn gevolgen worden in deze bijdrage besproken. |
Artikel |
Ontbinding: effectief wapen of zwaard van Damocles? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | Ontbinding, Artikel 6:265 BW, Tenzij-bepaling, Tekortkoming, Verzuim |
Auteurs | Mr. I.W.M. Olthof |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Eigen Haard-arrest heeft de Hoge Raad bevestigd dat de toets voor de ontbinding van overeenkomsten laagdrempelig blijft, in die zin dat in beginsel iedere tekortkoming volstaat en dat een beroep op de tenzij-bepaling niet terughoudend moet worden beoordeeld. Bij de beoordeling van die tenzij-bepaling zijn vervolgens in beginsel alle omstandigheden van het geval – en niet alleen de bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkoming – in gelijke mate van belang. Concrete handvatten voor de houdbaarheid van een ontbindingsberoep in de praktijk bevat het arrest echter niet. Uitspraken van feitenrechters laten zien dat een breed scala aan omstandigheden wordt meegewogen, maar dat een beroep op ontbinding toch in de meeste gevallen slaagt. Voor meer zekerheid over de ingeroepen ontbinding zullen partijen (nog altijd) heldere contractuele afspraken moeten maken. |
Opinie |
Cassatie in het nieuwe Wetboek van Strafvordering |
Tijdschrift | Tijdschrift Modernisering Strafvordering, Aflevering 2 2018 |
Trefwoorden | cassatieprocedure, rechtstreeks cassatieberoep, cassatiegronden, prejudiciële vragen, facultatieve OM-conclusie |
Auteurs | Mr. A.J.A. van Dorst |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage gaat over voorgestelde wijzigingen ten aanzien van de cassatieprocedure en over enkele wenselijke wijzigingen die niet zijn voorgesteld. Eerst komt aan de orde (de onwenselijkheid van) het rechtstreeks cassatieberoep: de Hoge Raad niet als derde maar als tweede instantie, dus zonder tussenkomst van een appelrechter. In dat verband zal aandacht worden besteed aan de ingewikkelde cassatiedrempel in zaken betreffende overtredingen alsook aan het cassatieberoep in beklagzaken. Vervolgens wordt aandacht besteed aan het karakter van de cassatieprocedure; stilgestaan wordt bij (voorstellen die lijken te schuren met) het schriftelijke karakter van het cassatiegeding alsook bij de mogelijkheid tot tegenspraak. Daarna komt de regeling van de herstelbeslissing en de aanvulling langs. Dan komt de nieuwe regeling van de cassatiegronden aan bod, waarna tot slot aandacht wordt besteed aan wat in het verschiet ligt. Dat betreft de invoering van een cassatiebalie, de prejudiciële vragen en de facultatieve conclusie van het parket. Dat alles natuurlijk voor zover van belang met het oog op de behandeling van strafzaken. |
Artikel |
Kroniek vermogensrecht |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 7 2018 |
Auteurs | Coen Drion, Anna Zwalve, Bastiaan Kout e.a. |
Artikel |
De civiele rechter als problem solver |
Tijdschrift | Recht der Werkelijkheid, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | legal profession, conflict resolution, procedural justice |
Auteurs | Dr. Wibo van Rossum en Prof. Rick Verschoof |
SamenvattingAuteursinformatie |
We investigate a recent development in the practice of the civil courts: judges increasingly devote attention to the underlying conflict of parties instead of only to their legal dispute. In administrative law, this development has already been codified and termed ‘de Nieuwe zaaksbehandeling’, but not so in other areas of law. |
Artikel |
Herstel van verzuim en strijd tegen tegenstrijdige beslissingen. Over de oproeping van derden ex artikel 118 Rv |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | procesrecht, oproeping van derden, tegenstrijdige beslissingen, gedwongen (voeging en) tussenkomst, deformalisering |
Auteurs | Mr. J.A. Möhlmann |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel 118 Rv bevat processuele voorschriften voor de oproeping van derden in het geding. Een geldig opgeroepen derde is gebonden aan de tussen eiser en gedaagde te wijzen uitspraak. Over de mogelijkheden om dit artikel toe te passen bestaat veel onduidelijkheid. In de eerste plaats oordeelt de Hoge Raad met enige regelmaat, maar vaak zonder (duidelijke) motivering, dat de eiser in de gelegenheid moet worden gesteld een ten onrechte niet opgeroepen partij via artikel 118 Rv alsnog in het geding te betrekken. In de tweede plaats oordelen rechtbanken de afgelopen jaren tegenstrijdig over de vraag of artikel 118 Rv wel of niet mag worden toegepast om derden, op verzoek van de gedaagde, op te roepen met het doel een risico op tegenstrijdige beslissingen te voorkomen. Een nadere analyse van de wetsgeschiedenis en jurisprudentie van de Hoge Raad biedt duidelijkheid. |
Artikel |
Vergoeding kosteloze (herstel)exploten |
Tijdschrift | De Gerechtsdeurwaarder, Aflevering 3 2017 |
Auteurs | M.I. Cazemier |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Hoger beroep |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2017 |
Auteurs | Mr. drs. F.J.P. Lock |
Auteursinformatie |
Artikel |
Het gebruik van patiëntgegevens in de nieuwe klachtenprocedure |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 7 2016 |
Trefwoorden | Klachtrecht, Wkkgz, patiëntgegevens, verdediging, art. 6 EVRM |
Auteurs | Mr. C.E. Philips-Santman |
SamenvattingAuteursinformatie |
De heersende opvatting dat voor het gebruik van patiëntgegevens in een klachtenprocedure uitdrukkelijke toestemming van een patiënt nodig is, moet in het kader van de inwerkingtreding van de Wkkgz worden heroverwogen. Twee belangrijke wijzigingen in het klachtrecht geven daarvoor aanleiding: (1) een zorgaanbieder is voor de interne behandeling van een klacht niet langer verplicht gebruik te maken van een onafhankelijke klachtencommissie en (2) een zorgaanbieder is verplicht zich aan te sluiten bij een geschilleninstantie die (in tweede instantie) bij wege van bindend advies over een klacht oordeelt. Als een zorgaanbieder zelf een oordeel velt over de gegrondheid van een klacht moet het gebruik van patiëntgegevens in dat kader ook zonder toestemming van de patiënt mogelijk zijn. De procedure bij een geschilleninstantie valt onder de reikwijdte van artikel 6 lid 1 EVRM. De daarmee samenhangende waarborgen zouden ook van toepassing moeten zijn op de afhandeling van een klacht in ‘eerste aanleg’. |
Artikel |
Vindt de consumentenbescherming haar grens in het appelprocesrecht?Gedachten naar aanleiding van HR 26 februari 2016 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | Hoger beroep, Ambtshalve toetsing, Grenzen van de rechtsstrijd, Openbare orde |
Auteurs | Mr. M. Nieuwenhuijs en Mr. M.E.A. Möhring |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad heeft op 26 februari 2016 nader uitgewerkt in welke gevallen de appelrechter ambtshalve moet toetsen. In dit artikel wordt ingegaan op de begrippen “het door de grieven ontsloten gebied” en “de grenzen van de rechtsstrijd”. Daarnaast wordt nagegaan of de lijn van de Hoge Raad strookt met het EU-recht en of verbeteringen in het Nederlandse systeem mogelijk zijn. |
Artikel |
Giften, schenkingen en schenkbelasting. Een rechtsvergelijking met België vanuit Nederlandse optiek |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | onherroepelijke schenking/gift, registratierecht, schenkingsrecht, reserve, Vlaams Gewest |
Auteurs | Mr. dr. K.M.L.L. van de Ven |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt een korte samenvatting gegeven van het proefschrift over de civiel- en fiscaalrechtelijke ontwikkeling van de schenking en de gift in Nederland en België, vanaf de Belgische onafhankelijkheid tot begin 2015. |
Artikel |
De verschuivende functies van de Awb |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2015 |
Trefwoorden | harmonisatie, rechtseenheid, borging van rechtsstatelijkheid |
Auteurs | Prof. dr. B.J. Schueler |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage gaat aan de hand van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in op een van de drie hoofdcategorieën van rechtseenheid die Stip en Zijlstra onderscheiden, namelijk de rechtseenheid die ziet op het voorkomen van verschillende uitleg en toepassing van dezelfde rechtsnormen binnen een rechtsorde. De auteur bespreekt de vijf belangrijkste redenen om algemene regels van bestuursrecht in de Awb op te nemen in plaats van een regeling te maken voor deelterreinen. Hij bespreekt deze redenen vanuit vijf invalshoeken: rechtseenheid, kenbaarheid, voorspelbaarheid, efficiëntie van wetgeving en borging van rechtsstatelijkheid. In het huidige tijdsgewricht zijn met name die laatste twee van belang door twee ontwikkelingen. Ten eerste proberen bestuur en wetgevers de slagkracht van het bestuur te vergroten. De Awb waarborgt dat burgers de middelen houden die nodig zijn om voor hun belangen en rechten op te komen. Ten tweede komt door verschuivingen het zwaartepunt in wetgeving steeds meer bij het bestuur te liggen: normstelling wordt meer bestuurlijk ingekleurd, de rechter wordt op afstand gezet en de wetgever laat inhoudelijke regelgeving over aan het bestuur. Dit werpt een nieuw licht op de waarborgfunctie van de Awb, die het handelen van het bestuur normeert. |
Artikel |
De verdwenen rechtspersoon als procespartij |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 9 2014 |
Trefwoorden | procespartij, deformaliseringstendens, kenbaarheid |
Auteurs | Mr. F.W.B. Bulten |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage bespreekt de auteur de (mogelijke) consequenties met de betrekking tot de ontvankelijkheid in een juridische procedure in het geval een formele procespartij ophoudt te bestaan. |
Artikel |
Enkele opmerkingen naar aanleiding van HR 21 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:415 (Immun Age/Neo-River) |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 9 2014 |
Trefwoorden | pandrecht, afstand, vordering, zekerheidsrecht, schuldeisersbevoegdheden |
Auteurs | Prof. mr. R.M. Wibier |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel gaat over het recente arrest Immun Age/Neo-River dat gaat over de bevoegdheidsverdeling tussen pandgever en pandhouder bij een vordering. Daarbij wordt speciaal stilgestaan bij de vraag in hoeverre het arrest aansluit bij eerdere rechtspraak van de Hoge Raad. |
Artikel |
Enkele opmerkingen naar aanleiding van HR 21 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:415 (Immun Age/Neo-River) |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 9 2014 |
Trefwoorden | pandrecht, afstand, vordering, zekerheidsrecht, schuldeisersbevoegdheden |
Auteurs | Prof. mr. R.M. Wibier |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel gaat over het recente arrest Immun Age/Neo-River dat gaat over de bevoegdheidsverdeling tussen pandgever en pandhouder bij een vordering. Daarbij wordt speciaal stilgestaan bij de vraag in hoeverre het arrest aansluit bij eerdere rechtspraak van de Hoge Raad. |
Artikel |
De aanvulling en verbetering van uitspraken – een onderzoek naar het toepassingsbereik van art. 31 en 32 Rv |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2014 |
Trefwoorden | Procesrecht, Aanvulling, Verbetering, Apparaatsfout, Deformalisering |
Auteurs | mr. drs. P.A. Fruytier en mr. L.V. van Gardingen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel zoeken de auteurs aan de hand van de systematiek van art. 31 en 32 Rv en de daaraan ten grondslag liggende beginselen naar de grenzen van deze bepalingen. Zij gaan vervolgens in op een aantal grensgevallen: (a) reparatie van apparaatsfouten, (b) verbetering van eigen rechtsoverwegingen door de Hoge Raad en (c) aanvulling door de rechter van gemiste gronden en weren. Voor fatale apparaatsfouten pleiten de auteurs voor aanvaarding van een termijn van veertien dagen na de uitspraak waarbinnen partijen de rechter op de fout kunnen wijzen. De andere grensgevallen kunnen volgens hen deels onder de werking van art. 31 Rv en/of art. 32 Rv gebracht worden. |
Jurisprudentie |
Hoofdbeginselen burgerlijk procesrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2014 |
Auteurs | Mr. dr. P. Smits |
Auteursinformatie |
Artikel |
‘De rechter spreekt door zijn vonnis’ |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2013 |
Auteurs | Mr. H.F.M. Hofhuis |
Auteursinformatie |