In zijn oratie gaat Kemp in op de spanning die binnen de vennootschap bestaat tussen de vennootschapsleiding die het belang van de vennootschap moet behartigen en de aandeelhouders die – volgens de heersende leer – hun eigen belang mogen behartigen. Mede op grond van rechtseconomische gedachten doet hij een aanzet tot hoe de bevoegdheidsverdeling binnen de vennootschap verder kan worden vormgegeven. |
Zoekresultaat: 23 artikelen
Artikel |
|
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 1-2 2022 |
Trefwoorden | bestuur, vennootschappelijk belang, bevoegdheidsverdeling, Rijnlands model, algemene vergadering |
Auteurs | Prof. mr. B. Kemp |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
|
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 1-2 2021 |
Trefwoorden | aandeelhouderskapitalisme, werknemersaandelen, medezeggenschap, structuurregeling, certificering van aandelen |
Auteurs | Mr. J.E. Devilee |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage worden twee van de drie wetsvoorstellen voor een ‘eerlijke economie’ aan een kritische evaluatie onderworpen. Uit de historische en actuele schets die volgt, blijkt dat de wens om tot versterking van de positie van werknemers te komen bijzonder toepasselijk is in het huidige tijdsgewricht, waarin de factor arbeid op verschillende niveaus aan betekenis heeft ingeboet. |
Artikel |
De juridisering van goed bestuurDe onstuitbare regelzucht over good governance in de zorg |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 1 2021 |
Trefwoorden | Governancecode, toezichtkader IGJ/NZa, Governancecommissie |
Auteurs | Mr. dr. Ph.S. Kahn en mr. drs. K.D. Meersma |
SamenvattingAuteursinformatie |
Er is bij de overheid en het veld veel aandacht voor goed bestuur of good governance. Daarbij bestaat de drang om dit onderwerp zo veel mogelijk in regels te vatten. In dit artikel wordt deze juridisering van het bestuur van zorgorganisaties besproken aan de hand van vier manifestaties daarvan: (aankomende) wetgeving over goed bestuur in de zorg, de Governancecode, de recent veranderde eisen die de IGJ/NZa stellen aan het intern toezicht in hun nieuwe toezichtkader en recente uitspraken van de Governancecommissie over goed bestuur. Bij de auteurs bestaat op zich geen bezwaar tegen regelgeving omtrent governance, maar zij hebben grote moeite met de eindeloze regelzucht omtrent het onderwerp goed bestuur in de zorg. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 10-11 2019 |
Trefwoorden | instemmingsrechten, minderheidsbescherming, pandhouder |
Auteurs | Mr. V. van Kampen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage gaat de auteur in op aandeelhoudersrechten die relevant zijn voor een pandhouder en de wijze waarop een pandhouder mogelijk wordt beschermd tegen hem onwelgevallige uitoefening van deze rechten door de aandeelhouder. Hij concludeert dat de wet niet voor elke situatie in een adequate bescherming voorziet voor de pandhouder. |
Discussie |
De thorbeckiaanse omwenteling in de Omgevingswet |
Tijdschrift | Recht der Werkelijkheid, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Omgevingswet, Thorbecke, Subsidiariteitsbeginsel, Lokale democratie, Maatwerk |
Auteurs | Prof. mr. Geerten Boogaard |
Auteursinformatie |
Artikel |
Medezeggenschap ten aanzien van benoeming, beloning en ontslag van bestuurders: veel bevoegdheden, weinig invloed |
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 5-6 2019 |
Trefwoorden | ondernemingsraad, enquêterecht, WOR |
Auteurs | Dr. I. Zaal |
SamenvattingAuteursinformatie |
Vanwege maatschappelijke onrust is de positie van de OR ten aanzien van beloning, benoeming en ontslag van bestuurders sinds 2000 aanzienlijk uitgebreid. De OR heeft informatierechten, standpuntbepalingsrechten en een adviesrecht zonder beroep. Recent is daar een overlegrecht over de beloningsverhoudingen bij gekomen. In deze bijdrage bespreekt de auteur deze bevoegdheden en vergelijkt ze deze met elkaar. Leiden al die bevoegdheden daadwerkelijk tot meer invloed van de OR op de beloning, benoeming en het ontslag van bestuurders? |
Artikel |
|
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2018 |
Trefwoorden | gun-jumping, artikel 4 en 7 Concentratieverordening, meldingsplicht, standstillverplichting, artikel 34 Mw |
Auteurs | Stijn de Jong |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel beschrijft de auteur het fenomeen ‘gun-jumping’ (het zonder goedkeuring van de mededingingsautoriteit implementeren van meldingsplichtige concentraties) aan de hand van recente Nederlandse en Europese zaken. |
Column |
‘Met de Wmcz in de hand lopen is wat niemand wil’ – of toch wel? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | medezeggenschap, Wmcz, governance, cliëntenra(a)d(en) |
Auteurs | Mr. dr. T. van Malssen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt beargumenteerd dat het wetsontwerp tot wijziging van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) weliswaar zegt vooral maatwerk mogelijk te willen maken bij de inrichting van cliëntparticipatie, maar feitelijk kiest voor (een versterking van) formele rechten van cliëntenraden. Het artikel bepleit een fundamentele (her)bezinning op de invulling van goede en effectieve cliëntmedezeggenschap. |
Artikel |
Van meezeggen en tegenspreken – van democratisering naar een lastig gesprek |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | Medezeggenschap, Onderwijs, Commissie Behoorlijk Bestuur |
Auteurs | drs. D.P. van den Bosch |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt beschreven hoe de opvattingen inzake medezeggenschap in het overheidsbeleid zich hebben ontwikkeld sinds de opkomst van de gedachten daarover in de jaren zeventig. Nadat de studentenprotesten van 1968 ook in Nederland tot democratisering van de universiteiten hadden geleid met de Wet Universitaire Bestuurshervorming (1970), werd de aanzet voor medezeggenschap in de hele semipublieke sector vooral gegeven door de commissie-Van der Burg, die in 1977 rapport uitbracht. In alle sectoren werd nadien de medezeggenschap wettelijk geregeld, soms na zeer lange discussies. En nog altijd is de discussie niet uitgewoed. De commissie-Halsema besprak in haar rapport van 2013 voor een deel dezelfde thema’s als de commissie-Van der Burg, in het licht van beoogde verbeteringen in het besturen van de inmiddels sterk veranderde instellingen. En de WRR liet in 2014 zijn licht over deze materie schijnen. Welke beleidsagenda levert dit nu op? |
Redactioneel |
Voorwoord |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2014 |
Casus |
Enkele opmerkingen over instemmingsrechten |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2014 |
Trefwoorden | Instemmingsrechten, Flex-bv, Wet tot vereenvoudiging en flexibilisering van het bv-recht, Verpanding, Aandelen |
Auteurs | Prof. mr. J.B. Huizink |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sinds de invoering van de Wet tot vereenvoudiging en flexibilisering van het bv-recht kennen we bij de bv zogenoemde instemmingsrechten. In deze bijdrage wordt het rechtskarakter van deze instemmingsrechten – vennootschapsrechtelijk zowel als vermogensrechtelijk – onderzocht. De conclusie is dat de aan de aandelen verbonden instemmingsrechten bij verpanding van het aandeel kunnen overgaan naar de pandhouder. |
Casus |
Governance en bescherming van banken |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2014 |
Trefwoorden | banken, publiek belang, publiek aandeelhouderschap, privatisering, Interventiewet, overheidsinvloed, vijandige overnames, beschermingsconstructies, certificering |
Auteurs | Prof. mr. D.F.M.M. Zaman, Mr. G.M. Portier en Mr. dr. J. Nijland |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage bespreken de auteurs de vraag welke publiek- en privaatrechtelijke mogelijkheden er bestaan om op permanente wijze een bank (of andere financiële instelling) te beschermen tegen beleid dat niet gericht is op het publieke belang. Daarbij worden mogelijke publiek- en privaatrechtelijke instrumenten vergeleken en geplaatst in een nationaal- en Europeesrechtelijk kader. Aangezien publiekrechtelijke instrumenten uit hoofde van de Interventiewet slechts onder bepaalde voorwaarden inzetbaar zijn (dreigende insolventie van de onderneming of instabiliteit van het financieel stelsel) en traditionele beschermingsconstructies slechts kunnen worden ingezet ter voorkoming van vijandige overnames, zien de auteurs mogelijkheden voor het gebruik van aanvullende privaatrechtelijke instrumenten ter stimulering van beleid van banken gericht op het publieke belang. |
Artikel |
Aandelen zonder stemrechtIs in het Curaçaose recht de positie van de houder van aandelen zonder stemrecht voldoende beschermd? Een vergelijking met het Nederlandse recht |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 2 2014 |
Auteurs | Mr. H.Th.M. Burgers |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel worden de regelingen van stemrechtloze aandelen van de Nederlandse flex-bv vergeleken met die van de aandelen zonder of met beperkt stemrecht bij de Antilliaanse nv en bv. Aandacht wordt besteed aan de bepalingen in beide wetgevingen ter bescherming van de aandeelhouder zonder of met beperkt stemrecht. De algemene conclusie is dat de aandeelhouder zonder of met beperkt stemrecht in het Curaçaose Boek 2 BW minder beschermd is dan de houder van stemrechtloze aandelen in de Nederlandse flex-bv. De Nederlandse regeling is derhalve geen klakkeloze overneming van de 25 jaar eerder in Curaçao ingevoerde regeling van aandelen zonder of met beperkt stemrecht. |
Jurisprudentie |
IPR-problemen in de WOR en het enquêterechtOndernemingskamer 21 december 2012, JAR 2013/67 (VLM II) en HR 29 maart 2013, JOR 2013/166 (Chinese Workers) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | WOR, enquêterecht, IPR, toepasselijk recht, bevoegde rechter, VLM, Chinese Workers |
Auteurs | F.G. Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Ondernemingskamer is de enige bevoegde rechter in feitelijke instantie in WOR- en enquêtezaken. In korte tijd moest de Ondernemingskamer in beide rechtsgebieden oordelen over twee zaken die zich afspeelden binnen internationaal concernverband. Bij internationale kwesties komt het internationaal privaatrecht (IPR) om de hoek kijken. Het gaat bij het IPR om twee te onderscheiden aspecten: (1) de internationale bevoegdheid van de rechter (rechtsmacht) en (2) zijn oordeel over het op het internationale rechtsgeschil toepasselijke recht. In deze bijdrage gaat de auteur aan de hand van de VLM II-beschikking en de Chinese Workers-beschikking na hoe de Ondernemingskamer in WOR- en enquêtezaken omgaat met vragen van internationaal-privaatrechtelijke aard. |
Redactioneel |
Voorwoord |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2013 |
Artikel |
Uitoefening instemmingsrechten bij verpanding |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | instemmingsrechten, pandrecht, onherroepelijke volmacht, privatieve last |
Auteurs | Mr. G.M. Portier en Mr. M.E.A. van Loenhoud |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel behandelen de auteurs de vraag of de wettelijke instemmingsrechten in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek kunnen toekomen aan een pandhouder van aandelen in een bv. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen instemmingsrechten die toekomen aan vergadergerechtigden en instemmingsrechten die toekomen aan aandeelhouders. Tevens wordt besproken of er nog andere mogelijkheden zijn om de pandhouder in staat te stellen om te bepalen op welke wijze instemmingsrechten worden uitgeoefend. |
Hoofdartikel |
Grensoverschrijdende overgang van ondernemingEen analyse van de bevoegde rechter en het toepasselijke recht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | grensoverschrijdend, overgang, onderneming, IPR, werknemersbescherming, rechtsmacht, toepasselijk recht |
Auteurs | mr. F.G. Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Nederlandse ondernemers besteden steeds vaker de ondernemingsactiviteiten uit aan ondernemers in het buitenland. Dergelijke grensoverschrijdende transacties kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor de werknemers. Zij krijgen niet alleen te maken met een buitenlandse werkgever, maar eventueel ook met een verplaatsing van de ondernemingsactiviteit naar het buitenland. In deze bijdrage wordt nagegaan of Richtlijn 2001/23 EG inzake overgang van onderneming eveneens de rechten van deze werknemers beschermt. Aandacht komt toe aan de vraag welke nationale rechter rechtsmacht heeft en aan de hand van welk (implementatie)recht de claims inzake de toepassing van de Richtlijn worden beoordeeld. De auteur komt tot de conclusie dat de Richtlijn op het punt van het toepasselijke recht aanpassing behoeft. |
Artikel |
Werknemersparticipatie: certificaten of winstbewijzen; straks stemrechtloze aandelen? |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | werknemersparticipatie, managementparticipatie, certificaten, winstbewijzen, stemrechtloze aandelen |
Auteurs | Mr. S.M. van Engelen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage bespreekt de auteur twee alternatieven voor certificering van aandelen in de context van werknemersparticipatie. |
Jurisprudentie |
Medezeggenschap na overgang onderneming: behoud van eenheid is geen synoniem van identiteitsbehoudHof van Justitie EG 29 juli 2010, C-151/09 (UGT-FSP) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, overgang van medezeggenschap, behoud van eenheid, behoud van entiteit, ondernemingsraad |
Auteurs | Mr. I. Zaal |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij een overname van de activa van een onderneming gaat het personeel op grond van de Richtlijn inzake overgang van onderneming automatisch mee over op de verkrijger, met behoud van alle rechten en plichten uit de (collectieve) arbeidsovereenkomst. Wanneer bij de vervreemder een medezeggenschapsorgaan is ingesteld, rijst de vraag of deze na overgang blijft bestaan. Op grond van artikel 6 van de Richtlijn 2001/23 behoudt de werknemersvertegenwoordiging haar functie en positie wanneer de onderneming na overgang ‘als eenheid blijft bestaan’. In de uitspraak UGT-FSP geeft het Hof van Justitie nadere invulling aan dit begrip. In haar annotatie analyseert de auteur deze uitspraak en past deze – aan de hand van een aantal casusposities – toe op de Nederlandse rechtspraktijk. Haar belangrijkste conclusie is dat de Nederlandse wetgever artikel 6 van de richtlijn alsnog moet implementeren. |
Artikel |
Betekenis van het Europese mededingingsrecht voor het Nederlandse contractenrecht |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 3 2009 |
Trefwoorden | Europese mededingingsrecht, contractenrecht, Kartelverbod, economische machtspositie, concentratiecontrole |
Auteurs | Mr. R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een van de leidende beginselen van het contractenrecht is de partijautonomie en de daaraan gekoppelde contractsvrijheid. Zoals iedere vrijheid kent echter ook contractsvrijheid haar grenzen. Het mededingingsrecht is als begrenzing van de contractsvrijheid de laatste jaren steeds belangrijker geworden. Overeenkomsten mogen er niet toe leiden dat de mededinging wordt beperkt. In het onderhavige artikel wordt besproken op welke manier het Europese mededingingsrecht inwerkt op het Nederlandse contractenrecht. Daartoe worden de Europese mededingingsregels op hoofdlijnen weergegeven. In dit artikel wordt onder mededingingsrecht verstaan het kartelverbod, het verbod van misbruik van economische machtspositie en de concentratiecontrole. |