In deze zaak stelt het Hof van Justitie vast onder welke voorwaarden sprake kan zijn van misbruik van economische machtspositie in de zin van discrimiminatie (dan wel prijsdifferentiatie) tussen ondeling concurrerende afnemers waarbij er geen verticaal verband met de leverancier bestaat. De effecten op de concurrent staan centraal. Advocaat-generaal Wahl draagt een kritische conclusie bij waarin onder meer de nadruk op de significantie van de mogelijke gevolgen voor de consument gelegd wordt. |
Zoekresultaat: 58 artikelen
Artikel |
|
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2020 |
Auteurs | Léon Korsten en Jolein Movig |
Auteursinformatie |
Annotatie |
Marktafbakening, toch (g)een doel op zich?CBb 23 april 2019, ECLI:NL:CBB:2019:150 en ECLI:NL:CBB:2019:151 (contractueel taxivervoer) |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 4 2019 |
Auteurs | Rob Gehring |
Auteursinformatie |
Annotatie |
Kan prijsdifferentiatie mededingingsbeperkend zijn? Zaak C-525/16 (MEO) |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 5 2018 |
Trefwoorden | misbruik economische machstpositie, discriminatie, uitsluiting, uitbuiting, prijsdifferentiatie |
Auteurs | Eric van Damme en Wolf Sauter |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
Let op! Prijslenen kost geldCBb 12 oktober 2017, ECLI:NL:CBB:2017:325 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2018 |
Trefwoorden | kartel, prijslenen, cover pricing, bagatel, functiescheiding |
Auteurs | Alvaro Pliego Selie |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de geannoteerde uitspraak had het CBb voor het eerst de mogelijkheid zich uit te spreken over de verenigbaarheid met het mededingingsrecht van de praktijk van ‘prijslenen’ (ook wel: cover pricing) bij aanbestedingen. Met name stond de vraag centraal of deze praktijk moet worden aangemerkt als een gedraging die tot doel heeft de mededinging te beperken. Het CBb beantwoordt deze vraag bevestigend. Ofschoon vaststond dat prijslenen minder evidente mededingingsbeperkende impact zal hebben dan ‘bid rigging’, omdat wel contact plaatsvindt tussen inschrijvers, maar niet gezamenlijk de winnende inschrijver en/of inschrijfprijs wordt bepaald, is het College toch van oordeel dat de te verwachten vervalsing van de mededinging van deze praktijk dusdanig is dat deze, conform de uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Cartes Bancaires, ‘naar zijn aard schadelijk kan worden geacht voor de goede werking van de normale mededinging’. Het CBb wijdt daarnaast interessante overwegingen aan de bagatelgregeling en de door de ACM in acht te nemen functiescheiding. |
Jurisprudentie |
Expedia en Groupement des cartes bancaires nu ook civielrechtelijk merkbaarHR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1354, Stichting ‘Geborgde Dierenarts’ en de vereniging Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde/Agib B.V. |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2018 |
Auteurs | Celine van der Weide |
SamenvattingAuteursinformatie |
|
Praktijk |
Kroniek civiele rechtspraak mededingingsrecht 2017 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 1 2018 |
Auteurs | Marieke Bredenoord-Spoek en Stijn de Jong |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
De bagatelbepaling van artikel 7 lid 2 Mw verplicht de ACM tot marktonderzoekRechtbank Rotterdam 13 oktober 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7664 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | bagatelbepaling, taxionderneming, ACM, merkbaarheidsvereiste, strekkingsbeding |
Auteurs | Frank Cornelissen en Sjaak van der Heul |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 13 oktober 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam de boetebesluiten vernietigd die de ACM had gericht tegen twee taxiondernemingen (en hun feitelijk leidinggevenden) die actief waren op het gebied van contractueel taxivervoer. Volgens de ACM hadden de taxiondernemingen zich schuldig gemaakt aan verboden afstemmingen van hun inschrijvingen voor contractueel taxivervoer in de regio Rotterdam. Hoewel de Rechtbank Rotterdam het oordeel van de ACM deelt dat de taxiondernemingen partij waren bij overeenkomsten met mededingingsbeperkende strekking, had de ACM niet bewezen dat het marktaandeel van betrokken partijen groter was dan de bagateldrempel van artikel 7 lid 2 Mededingingswet (Mw). De uitspraak roept diverse vragen op. De auteurs gaan achtereenvolgens in op de zelfstandige rol van het merkbaarheidsvereiste in geval van een strekkingsbeding, op de rol van de bagatelbepaling en op de marktafbakening bij aanbestedingsprocedures. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | Curaçaose Landsverordening inzake Concurrentie, Curaçaose mededingingsautoriteit, Fair Trade Authority Curaçao (FTAC) |
Auteurs | Sjoerd Bakker |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage beoogt een introductie te geven van het Curaçaose mededingingsrecht. In deze bijdrage zal achtereenvolgens worden stilgestaan bij (1) de achtergronden voor invoering van genoemde Landsverordening op Curaçao en de vraag in hoeverre kleinere jurisdicties als die van Curaçao (überhaupt) regels nodig hebben die de economische mededinging reguleren en aan banden leggen, (2) de belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen de Landsverordening Concurrentie en de Nederlandse Mededingingswet (Mw) en (3) de vraag hoe de publiek- en privaatrechtelijke handhaving van de nieuwe Landsverordening eruit zal (kunnen gaan) zien. |
Artikel |
Enkele opmerkingen over de invoering van de Curaçaose Landsverordening inzake concurrentie en de instelling van een Curaçaose mededingingsautoriteit |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | mededingingsrecht, mededingingsautoriteit, Landsverordening Concurrentie, Fair Trade Authority Curaçao, handhaving |
Auteurs | Mr. dr. P.S. Bakker |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage staat het Curaçaose mededingingsrecht centraal. Er zal worden stilgestaan bij (i) de achtergronden voor invoering van de Landsverordening Concurrentie op Curaçao en de vraag in hoeverre kleinere jurisdicties als die van Curaçao (überhaupt) regels nodig hebben die de economische mededinging reguleren en aan banden leggen, (ii) de belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen de Landsverordening Concurrentie en de Nederlandse Mededingingswet en (iii) de vraag hoe de publiek- en privaatrechtelijke handhaving van de nieuwe landsverordening eruit zal (kunnen gaan) zien. |
Praktijk |
Kroniek Nederlands mededingingsrecht 2016 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2017 |
Auteurs | Marc Custers, Marc Wiggers, Robin Struijlaart e.a. |
Auteursinformatie |
Redactioneel |
De Europese staatssteunregels: een Appeltje voor de dorst? |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 4 2016 |
Auteurs | Erik Pijnacker Hordijk |
Auteursinformatie |
Discussie |
Een beetje merkbaar mag welEen reactie op de column van Paul Glazener, ‘Hoe merkbaar moet het zijn?’, M&M 2016/2, p. 97-98 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 4 2016 |
Auteurs | Alvaro Pliego Selie |
Auteursinformatie |
Column |
Hoe merkbaar moet het zijn? |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2016 |
Auteurs | Paul Glazener |
Auteursinformatie |
Praktijk |
Kroniek civiele rechtspraak mededingingsrecht 2015 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2016 |
Auteurs | Bas Braeken, Marlies Koppenol en Jeanne Plettenburg |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Executieveilingen |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 5 2015 |
Trefwoorden | Executieveilingen, Criminal charge, Eén enkele voortdurende inbreuk, Merkbaarheid, Artikel 6 Mw |
Auteurs | Marco Slotboom en Caroline Schell |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 18 december 2014 oordeelde de Rechtbank Rotterdam over de gegrondheid en hoogte van de boetes opgelegd door ACM aan handelaren op executieveilingen. Deze handelaren hadden zich naar de mening van ACM in de periode 2000-2009 schuldig gemaakt aan overtredingen van het kartelverbod van artikel 6 lid 1 Mw. Volgens de rechtbank beschikte ACM over voldoende bewijs om de gedragingen te kunnen kwalificeren als één enkele inbreuk en de handelaren voor die enkele inbreuk aansprakelijk te houden. De rechtbank achtte een verlaging van de opgelegde boetes met 10 procent passend door de financiële gevolgen voor de handelaren van de ACM-besluiten. |
Praktijk |
Kroniek civiele rechtspraak mededingingsrecht 2014 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2015 |
Auteurs | Bas Braeken en Charlotte Eijberts |
Auteursinformatie |
Redactioneel |
Bespiegelingen over mededinging toen en nu (3) |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2014 |
Auteurs | Prof. mr. Tom Ottervanger |
Auteursinformatie |
Artikel |
Kroniek civiele rechtspraak mededingingsrecht 2013 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2014 |
Trefwoorden | kroniek, civiele rechtspraak, mededinging |
Auteurs | Mr. Bas Braeken |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze kroniek behandelt de belangrijkste uitspraken van Nederlandse civiele rechters in 2013 waarin het Nederlands en/of Europees mededingingsrecht aan de orde kwam. Deze kroniek beperkt zich tot een bespreking van de meest spraakmakende zaken van het afgelopen jaar, waarbij zowel standalone mededingingsrechtelijke procedures als follow-on procedures zullen worden behandeld. Bij de opzet van deze kroniek is gekozen om de uitspraken op basis van thematische gelijkenissen (in plaats van chronologische volgorde) zo veel mogelijk gezamenlijk te bespreken. |
Discussie |
Niet onaantastbaar: het postcontractuele non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2013 |
Auteurs | Mr. J.H. Kolenbrander |
Auteursinformatie |
Artikel |
Het Expedia-arrest: een merkbare koerswijziging? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | Mededinging, Merkbaarheid, Bekendmaking, De minimis, Strekkingsbeding |
Auteurs | Mr. H.M. Cornelissen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Expedia-arrest velt het Hof van Justitie van de Europese Unie een opvallend oordeel over twee belangrijke aspecten inzake de toepassing van artikel 101 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Ten eerste oordeelt het Hof van Justitie dat een mededeling van de Europese Commissie die op die toepassing betrekking heeft, in het bijzonder de de minimis-bekendmaking,1x Bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten van geringe betekenis die de mededinging niet merkbaar beperken in de zin van artikel 81, lid 1 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (de minimis), Pb. EG 2001, C 268/13. niet bindend is voor de nationale mededingingsautoriteiten en gerechten. Ten tweede stelt het Hof van Justitie vast dat een overeenkomst2x Onder de term ‘overeenkomst’ dient in dit artikel te worden verstaan: een overeenkomst tussen ondernemingen, een besluit van een ondernemingsvereniging of een onderling afgestemde feitelijke gedraging zoals bedoeld in artikel 101 lid 1 VWEU en/of artikel 6 lid 1 Mw. die de tussenstaatse handel ongunstig kan beïnvloeden en een mededingingsbeperkende strekking heeft, per definitie een merkbare mededingingsbeperking vormt.HvJ EU 13 december 2012, zaak C-226/11, Expedia Inc./Autorité de la concurrence e.a., n.n.g. Noten
|