Onlangs besprak de auteur in dit tijdschrift de SNS-beschikking waarin de Hoge Raad oordeelde dat aan het verschoningsrecht in het enquêterecht ook betekenis toekomt. Mr. J. Winkels schreef een reactie op die bijdrage, waarbij in dit naschrift enkele kanttekeningen worden geplaatst. |
Zoekresultaat: 35 artikelen
Artikel |
Naschrift bij de reactie van mr. J. Winkels |
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 8-9 2020 |
Trefwoorden | SNS-enquête, enquêtepraktijk, verschoningsrecht |
Auteurs | Mr. P.H.M. Broere |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving, Aflevering 5 2020 |
Trefwoorden | samenwerkingsverbanden, verdedigingsrechten, nemo tenetur-beginsel, onrechtmatig bewijs, convenanten |
Auteurs | Prof. mr. M.J.J.P. Luchtman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het wetsvoorstel ‘Gegevensuitwisseling in samenwerkingsverbanden’ beoogt kaders te bieden voor de multilaterale samenwerking tussen strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke actoren ter bestrijding van ongewenste maatschappelijke fenomenen, waaronder de bestrijding van fraude. Het voorstel richt zich uitsluitend op de normering van de gegevensverwerking die onder de vlag van die samenwerkingsverbanden plaatsvindt. In dit artikel wordt betoogd dat die benadering te beperkt is. Dat wordt geïllustreerd met een analyse van de mogelijke gevolgen van het voorstel voor de verdedigingsrechten en het bewijsrecht, in het bijzonder het leerstuk van het onrechtmatig verkregen bewijs. |
Artikel |
Verstoppertje in het enquêterecht |
Tijdschrift | Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 5-6 2020 |
Trefwoorden | SNS-enquête, enquêtepraktijk, verschoningsrecht |
Auteurs | Mr. P.H.M. Broere |
SamenvattingAuteursinformatie |
Onlangs oordeelde de Hoge Raad in de SNS-enquête dat aan het verschoningsrecht in het enquêterecht ook betekenis toekomt. De auteur bespreekt de beschikking van de Hoge Raad en de implicaties daarvan voor de enquêtepraktijk. Om aan de gevolgen van SNS te ontkomen wordt een drietal oplossingsrichtingen aangereikt. |
Artikel |
De eeuwige discussie over de toetsingsomvang bij beklag tegen niet-vervolging |
Tijdschrift | Tijdschrift Modernisering Strafvordering, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | beklag tegen niet-vervolging, vervolgingsbeslissing, modernisering Wetboek van Strafvordering, slachtofferrechten, bestuursprocesrecht |
Auteurs | Mr. dr. W. Geelhoed |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het project Modernisering Strafvordering beoogt de vervolgingsbeslissing op meerdere punten te wijzigen. Dat geldt echter niet voor de manier waarop het hof in beklagzaken de beslissing tot niet-vervolging moet toetsen. De toetsingsomvang blijft waarschijnlijk het beste als ‘vol’ te karakteriseren, hoewel andere interpretaties niet zijn uitgesloten. Deze bijdrage werpt een blik op eerdere discussies over de toetsingsomvang in beklagzaken. Verder wordt, aan de hand van een beschouwing van de procedure van administratief beroep, het argument verworpen dat in beklagzaken een marginale toetsing zou moeten worden gehanteerd vanwege het feit dat de beklagprocedure gelijkenis vertoont met bestuursrechtelijke procedures. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | Preventieve toetsing van ontslagen op de a-grond door het UWV, Vrijheid van vestiging, Vrijheid van ondernemerschap |
Auteurs | Prof. mr. L.G. Verburg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage onderzoekt de vraag of ons Nederlandse systeem van de preventieve toetsing door het UWV van ontslagen die het gevolg zijn van bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub a BW (de a-grond) in overeenstemming is met het Unierecht. Een nauwgezette analyse van de rechtspraak van het HvJ EU, waaronder in het bijzonder het AGET Iraklis-arrest uit 2016, wijst uit dat de aanwijzingen die het HvJ geeft omtrent de uitlegging van het Unierecht, in het bijzonder ten aanzien van de toepassing van de vrijheid van vestiging in samenhang met de vrijheid van ondernemerschap, repercussies hebben voor het Nederlandse systeem van de preventieve toetsing van ontslagen op de a-grond. De conclusie luidt dat de toetsing door het UWV van het besluit van de ondernemer dat de arbeidsplaats van een werknemer is vervallen door beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of structureel vervalt door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering, strijdig is met het Unierecht en daarom achterwege moet blijven. De oorzaak ligt bij het ontbreken van concrete, objectieve en controleerbare uitvoeringsbepalingen. De toetsing van de vervolgvraag betreffende de ontslagvolgorde lijkt wel te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de rechtspraak van het HvJ EU. |
Legisprudentie |
Adviezen van de Raad van State in jurisprudentie |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | wetgevingsadvisering, legisprudentie, Raad van State, rechtsvinding |
Auteurs | Mr. M. Nap |
SamenvattingAuteursinformatie |
De rubriek ‘Legisprudentie’ is terug van weggeweest. In komende afleveringen worden trends of trendbreuken in het werk van de Afdeling advisering van de Raad van State gesignaleerd en geduid. Deze eerste keer gaat de aandacht uit naar het gebruik van adviezen bij de rechtspraak. Welke rol speelt wetgevingsadvisering bij rechterlijke rechtsvinding? |
Essay |
Zorgvuldig en verdeeld?Over de bestuursrechtelijke machtenscheiding in zelfstandige bestuursorganen met de functiescheidingseis |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 4 2018 |
Trefwoorden | bestuurlijke boete, financieel bestuursrecht, functiescheiding, onpartijdigheid, zorgvuldigheidsbeginsel |
Auteurs | Oswald Jansen |
Auteursinformatie |
Rechtsbescherming |
De Achmea-zaak voor het Europees Hof van Justitie. Het einde van intra-EU-investeringsverdragen? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3-4 2018 |
Trefwoorden | investeringsverdrag, autonomie van de EU-rechtsorde, arbitrage |
Auteurs | Prof. dr. E. De Brabandere LL.M., PhD. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 6 maart 2018 heeft het Hof van Justitie zijn oordeel geveld in de Achmea-zaak. Deze langverwachte uitspraak maakt een (voorlopig) einde aan een heet hangijzer, namelijk de discussie over de rechtsgeldigheid – in het EU-recht – van arbitrageclausules in investeringsverdragen gesloten tussen twee lidstaten van de Europese Unie (EU), de zogenoemde intra-EU-BIT’s. Het Hof van Justitie verklaart arbitrageclausules in intra-EU-investeringsverdragen in strijd met de artikelen 267 en 344 VWEU. De uitspraak van het Hof van Justitie is voor de Commissie, die sinds enkele jaren een actief beleid voert om een einde te maken aan investeringsverdragen tussen EU-lidstaten, zonder meer welkom. De lidstaten van de EU zullen thans weinig ruimte hebben om die intra-EU-BIT’s te behouden, maar de vraag blijft evenwel wat het effect van de uitspraak zal zijn op aanhangige en toekomstige arbitrages op basis van dergelijke verdragen. |
Artikel |
De tweede uitspraak van het Constitutioneel Hof Sint MaartenOver de toetsing van formele gebreken |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | constitutionele toetsing, formele gebreken, Landsverordening Integriteitskamer, toetsingsbevoegdheid, toetsingsvolgorde |
Auteurs | Mr. E.M. Linthorst, Mr. S. Philipsen en Mr. dr. J.C. de Wit |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage staat de tweede uitspraak van het Constitutioneel Hof Sint Maarten centraal. Daarin vernietigde het Hof de Landsverordening Integriteitskamer. Het Hof heeft er in deze uitspraak voor gekozen om eerst in te gaan op de door de Ombudsman aangevoerde formele bezwaren. In deze bijdrage zullen wij in het bijzonder stilstaan bij de gekozen toetsingsvolgorde. Wij starten met een bespreking van de rechtvaardiging die het Hof voor deze toetsingsvolgorde geeft, om vervolgens de wijze waarop het Hof de formele bezwaren beoordeelt aan een nadere beschouwing te onderwerpen. De afsluitende paragraaf van deze bijdrage bevat een korte reflectie op het oordeel van het Hof om op basis van zijn bevindingen de Landsverordening Integriteitskamer geheel te vernietigen. In deze bijdrage wordt regelmatig teruggegrepen naar de uitgangspunten die het Hof in de algemene overwegingen van de eerste uitspraak heeft uiteenzet. In deze algemene overwegingen heeft het Hof zijn eigen toetsingsbevoegdheid ingekaderd. |
Redactioneel |
Delegatie en de gevolgen voor de wetgevingspraktijk in België en Nederland |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2017 |
Auteurs | Prof. mr. L.F.M. Verhey en Prof. mr. J.M.M. Van Nieuwenhove |
Auteursinformatie |
Artikel |
Delegatie van regelgevende bevoegdheid in België |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | Belgisch staatsrecht, Grondwettelijk Hof, delegatie, parlementaire controle |
Auteurs | J.M.M. Van Nieuwenhove |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur gaat in op de staatsrechtelijke voorwaarden en beperkingen voor delegatie van regelgevende bevoegdheid in België. Op het eerste gezicht lijkt dit vrij streng geregeld, maar bij nadere beschouwing blijkt dat er in de praktijk toch de nodige ruimte is voor delegatie van regelgevende bevoegdheid. Dit kan ten eerste historisch worden verklaard, omdat de Raad van State en het Grondwettelijk Hof nog niet heel lang bestaan. Ten tweede is het Grondwettelijk Hof bij een flink aantal onderwerpen betreffende delegatie vrijwillig teruggetreden, zodat in die gevallen geen constitutionele toetsing plaatsvindt. Ten derde staat ook het parlement delegatie ruimhartig toe. Dat is waarschijnlijk een bewuste keuze, omdat de hoeveelheid wetgeving die door het parlement moet worden beoordeeld zodanige proporties zou aannemen, dat het parlement zijn controlerende rol in dat opzicht niet langer waar zou kunnen maken. Dit alles doet wel de vraag rijzen wat de toegevoegde waarde is van een uitgebreide theoretische constructie omtrent de toelaatbaarheid van delegatie. |
Artikel |
Sporttuchtrecht 2.0 |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | sportrecht, sporttuchtrecht, field of play, privaat verenigingstuchtrecht |
Auteurs | Mr. M. van Dijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het sporttuchtrecht/private verenigingstuchtrecht heeft een bijzondere positie en een eigen domein binnen het recht. In dit artikel wordt dit domein nader beschouwd. Binnen het sporttuchtrecht is een bijzondere rol weggelegd voor de scheidsrechter. Scheidsrechterlijke beslissingen mogen slechts marginaal worden getoetst, op basis van het ‘field of play’-principe. Het sporttuchtrecht is effectief en vergroot in veel gevallen de acceptatiebereidheid onder sporters. Sportrechtelijke tuchtprocedures zijn vaak sneller en goedkoper dan gewone civiele procedures en bovendien beschikt de tuchtrechter over sportspecifieke kennis en kan er adequaat worden gestraft. Publieke regulering van het sporttuchtrecht is niet nodig, omdat het sporttuchtrecht nu voldoende effectief is en overbodige regulering zou kunnen leiden tot een knock-out van een goed functionerend systeem. |
Artikel |
Grensoverschrijdend contracteren binnen de Europese Unie: de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken gebaseerd op het beginsel van wederzijds vertrouwen, getoetst aan het EVRM |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 1 2017 |
Trefwoorden | wederzijds vertrouwen, Brussel I, erkenning, tenuitvoerlegging, EVRM |
Auteurs | Mr. dr. J.M. Emaus |
SamenvattingAuteursinformatie |
Voor een rechtsgeding tussen contractspartijen afkomstig uit twee of meer EU-lidstaten is in de Brussel I Verordening herschikking bepaald welke rechter in de zaak bevoegd is, en ook dat de erkenning en tenuitvoerlegging van de door het gerecht van herkomst gegeven ‘beslissing’ automatisch dient te geschieden. Die automatische erkenning en tenuitvoerlegging is gebaseerd op het Unierechtelijke beginsel van ‘wederzijds vertrouwen in de rechtsbedeling in de Unie’. Het is de balans tussen deze eenvoudige erkenning en tenuitvoerlegging enerzijds en de weigering om dat te doen vanwege dringende redenen anderzijds die in dit artikel naar aanleiding van de recente zaak Avotiņš/Letland centraal staat. |
Jurisprudentie |
Bestuursrechtelijke jurisprudentie van de RvBAz en het GHvJ |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 1 2017 |
Auteurs | Mr. M.J.C Beerse |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Annotatie bij GHvJ 12 januari 2017, HLAR 70496/16, 70517/16, 70518/16, 70519/16 en 70520/16 (beroep tegen (ontwerp-)landsverordening tot vaststelling van eilandontwikkelingsplan) |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 1 2017 |
Auteurs | Prof. mr. L.J.J. Rogier |
Auteursinformatie |
Article |
|
Tijdschrift | Family & Law, mei 2016 |
Auteurs | Ulrike Cerulus en Charlotte Mol |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 29 september 2015 werd te Antwerpen een studiedag georganiseerd getiteld, ‘Gezinstransities vanuit het perspectief van de kinderen’. Aangezien tegenwoordig steeds meer kinderen opgroeien in een nieuw samengesteld gezin, rijst de vraag hoe kinderen deze nieuwe gezinssamenstelling ervaren en welke functies de verschillende betrokken professionals daarbij vervullen. Tijdens de studiedag stond deze vraag centraal en werd het ontstaan van een dergelijk nieuw samengesteld gezin na echtscheiding vanuit verschillende invalshoeken onderzocht. Daarbij werden de ervaringen met het ouderschapsplan in Nederland eveneens toegelicht, en dit vanuit juridisch en sociologisch standpunt. Vervolgens werden een aantal workshops georganiseerd waar onder meer de pedagogische ouderschapsbelofte met de opvoedingspiramide aan bod kwam, het juridische ouderschapsplan, het plusouderschapsplan, alsook de rol van magistraten in de familie- en jeugdrechtbanken. Tot slot vond een debat plaats tussen verschillende panelleden, zijnde prof. Frederik Swennen, mevrouw Nancy Bleys, raadgever Justitie bij het Vlaams Ministerie van Welzijn, de federaal minister van Justitie, Koen Geens en een jongerenvertegenwoordiger, Thomas van Grinsven. |
Article |
|
Tijdschrift | Family & Law, januari 2016 |
Auteurs | Eline Smeuninx MA |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel ontleedt het vaderschap, zowel op Belgisch als Europees niveau. Wie juridisch als vader wordt aangeduid, is niet altijd biologisch of sociaal vader voor een kind. Hoe dient de afweging van rechten en plichten voor deze verschillende vaders dan te gebeuren? |
Artikel |
Constitutionele toetsing in het Koninkrijk in context |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | Constitutionele toetsing, Caribische landen, Commonwealth Caribbean, Eastern Caribbean, Caricom |
Auteurs | Mr. dr. F. Goudappel en Mr. dr. J. de Wit |
SamenvattingAuteursinformatie |
Waarom hebben de Caribische landen binnen het Koninkrijk op 10-10-’10, terwijl constitutionele toetsing in het Koninkrijk geen usance was, gekozen voor het in hun Staatsregeling opnemen van een rechterlijke bevoegdheid van constitutionele toetsing? De auteurs zoeken een antwoord op deze vraag door in de eerste plaats de gekozen systemen van constitutionele toetsing in de Caribische landen te bespreken. Aansluitend plaatsen zij deze systemen in het perspectief van toetsing in andere Caribische overzeese gebieden en in regionale internationale samenwerkingsverbanden. Het blijkt echter zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, om de gronden achter de verschillende systemen van constitutionele toetsing in Aruba, Curaçao en Sint Maarten te verklaren. De verschillen en de keuzes kunnen niet direct worden herleid naar enige traditie in de regio of in het Koninkrijk. De noodzaak van de keuzes gemaakt voor unieke systemen is de auteurs na deze rechtsvergelijking en bespreking van de ervaringen tot nu toe niet duidelijk. |
Artikel |
Zorgvuldig en bedachtzaamDe eerste uitspraak van het Constitutioneel Hof Sint Maarten |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 2 2014 |
Auteurs | Mr. G.A.H. Bakhuis, Mr. H. Nummerdor, Mr. S. Philipsen e.a. |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel staat de eerste uitspraak van het Constitutioneel Hof van Sint Maarten centraal. Allereerst worden de mogelijkheden van constitutionele toetsing in het Koninkrijk der Nederlanden geschetst. Aansluitend wordt de toetsingsbevoegdheid van het Hof besproken zoals die is opgenomen in de Staatsregeling van Sint Maarten. Daarna wordt ingegaan op de uitgangspunten die het Hof kiest bij de uitoefening van deze bevoegdheid. Op basis van hetgeen is beschreven, concluderen de auteurs dat het Hof zijn ruime bevoegdheid zorgvuldig en bedachtzaam heeft ingekaderd. |
Jurisprudentie |
Verhaal van kartelschade door de Europese Commissie |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | Kartelschade, Private handhaving, Boetebeschikking, Gebondenheid beschikking |
Auteurs | Mr. R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit arrest heeft het Hof van Justitie zich uitgesproken over de vraag of de Europese Commissie bevoegd is om namens de Unie-instellingen een vordering tot schadevergoeding in te stellen bij een nationale rechter wegens kartelschade. Daarbij komt ook de vraag aan de orde in hoeverre dit in strijd is met artikel 6 EVRM en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het Hof van Justitie oordeelt dat de Commissie bevoegd is tot het instellen van een schadevergoedingsactie namens de Unie en dat van schending van artikel 6 EVRM of artikel 47 Handvest geen sprake is. |