In deze bijdrage wordt het juridische kader voor het gebruik van apps in de strijd tegen COVID-19 besproken. Bijzondere aandacht gaat uit naar de Nederlandse notificatieapp en de bijbehorende wettelijke regeling die hiervoor de grondslag moet bieden. In hun bijdrage vragen de auteurs aandacht voor enkele zorgpunten rond de app vanuit privacy- en dataprotectieperspectief. |
Zoekresultaat: 35 artikelen
De zoekresultaten worden gefilterd op:Tijdschrift Tijdschrift voor Gezondheidsrecht x
Artikel |
Corona te lijf via een app |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 5 2020 |
Trefwoorden | CoronaMelder, AVG, dataprotectie, medisch hulpmiddel, corona-app |
Auteurs | Mr. dr. M.C. Ploem en mr. dr. T.F.M. Hooghiemstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
RTG Groningen 5 maart 2019 (fysiotherapeut laat zich vertegenwoordigen door patiënt; schending beroepsgeheim), m.nt. prof. mr. A.C. Hendriks |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | Bestuursrecht |
Artikel |
De Algemene verordening gegevensbescherming: een introductie voor de zorgsector |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 8 2017 |
Trefwoorden | Algemene verordening gegevensbescherming, privacy, bijzondere persoonsgegevens, accountability |
Auteurs | Mr. C. van Balen en mr. O.S. Nijveld |
SamenvattingAuteursinformatie |
Vanaf 25 mei 2018 is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing. De AVG brengt ook voor organisaties in de zorgsector nieuwe verplichtingen met zich mee. In dit artikel worden de belangrijkste wijzigingen die de verordening meebrengt ten opzichte van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) besproken, voor zover die van belang zijn voor organisaties in de zorgsector. De auteurs gaan in op de nieuwe rechten van betrokkenen, de verplichtingen van verwerkingsverantwoordelijken en bewerkers en sancties en rechtsbescherming. Verder wordt de verhouding tussen de AVG en de bestaande sectorale wetgeving binnen de zorg besproken. |
Artikel |
Civiele aansprakelijkheid voor het gebruik van medische applicaties |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 7 2016 |
Trefwoorden | medische applicaties, software, medische hulpmiddelen, civiele aansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. A.J. Zijlstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het toenemende gebruik van smartphones en de technologische ontwikkelingen op het gebied van medische applicaties hebben voor grote veranderingen gezorgd binnen de gezondheidszorg. Ook de juridische wereld wordt geconfronteerd met dit fenomeen, aangezien de schade die voortvloeit uit het gebruik van medische applicaties zou kunnen leiden tot claims. In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre medische applicaties passen binnen het wettelijk kader van een gebrekkig product en een ongeschikte hulpzaak. Daarnaast worden verschillende verhaalsmogelijkheden voor de patiënt behandeld, wanneer een dergelijke applicatie wordt ingezet bij een geneeskundige behandelingsovereenkomst. |
Praktijk |
Kroniek rechtspraak EU |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 3 2015 |
Trefwoorden | gezondheidsrecht, Hof van Justitie van de EU, zorg in het buitenland, beroepen, aanbesteding |
Auteurs | Mr. M.T. de Gans en mr. H.M. Stergiou |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze kroniek wordt een overzicht gegeven van de jurisprudentie van het EU Hof op het terrein van het gezondheidsrecht in de periode van 1 september 2011 tot 1 januari 2015. De behandelde arresten hebben betrekking op de aanbesteding, organisatie en financiering van de gezondheidszorg, genees- en hulpmiddelen, discriminatie op grond van handicap, zorg in het buitenland en beroepen. |
Artikel |
Strafrecht en de (kwaliteit van) zorgEen benadering vanuit de gezondheidsrechtelijke praktijk |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 2 2015 |
Trefwoorden | strafrecht, tuchtrecht, kwaliteit van zorg, meldingsprocedure IGZ-OM |
Auteurs | Mr. W.R. Kastelein |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wat is het effect van het gebruik van het strafrecht in de zorg op de kwaliteit van zorg? Bij een vergelijking van de jurisprudentie in tucht- en strafzaken lijkt de strafrechter bij hetzelfde feitencomplex grondiger onderzoek te doen. Vanuit die optiek is het feit dat er, mede ten gevolge van een onvoldoende instroom van zaken bij het OM, weinig levensdelicten in de zorg strafrechtelijk worden getoetst een gemiste kans. Die instroom zou wellicht beter kunnen worden gewaarborgd door een meldingsprocedure bij IGZ met een ‘doormelding’ aan het OM van potentiële levensdelicten in de zorg, vergelijkbaar met de meldingsprocedure euthanasie. |
Artikel |
Het juridische kader voor ‘health checks’: balanceren tussen vrijheid en bescherming |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 8 2014 |
Trefwoorden | health check, screening, zelftest, in-vitro diagnostica |
Auteurs | Mr. dr. M.C. Ploem en prof. mr. J.C.J. Dute |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het (commerciële) aanbod van tests of ‘health checks’ die gezondheidsrisico’s aan het licht kunnen brengen, neemt in rap tempo toe. De overheid dient consumenten die daarvan gebruik willen maken in principe vrij te laten dat te doen. Tegelijkertijd dient zij hen te beschermen tegen de (fysieke en psychische) schade die ze daarbij kunnen oplopen. In dit artikel wordt het juridische kader dat dit soort schade moet tegengaan, onder de loep genomen. Uit een analyse hiervan komt naar voren dat er aanleiding is dit, ter bescherming van consumenten, aan te scherpen. |
Artikel |
De rol van de arts bij levensbeëindiging door stoppen met eten en drinkenCommentaar op de concepthandreiking van de KNMG |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 3 2014 |
Trefwoorden | levensbeëindiging, zelfdoding, concepthandreiking KNMG |
Auteurs | Prof. dr. G.A. den Hartogh |
SamenvattingAuteursinformatie |
Nadat de KNMG medio 2011 had vastgesteld dat het tot de professionele taak van de arts behoort de nodige palliatieve begeleiding te geven aan mensen die besluiten hun leven te beëindigen door te stoppen met eten en drinken, heeft de organisatie in een recente concepthandreiking gedetailleerd beschreven waaruit deze taak bestaat. Uit het overzicht van beschikbare onderzoeksgegevens blijkt dat dit voor oude en zieke mensen een begaanbare route naar de zelfgekozen dood is. Volgens de handreiking is dan geen sprake van zelfdoding, maar de voor die stelling aangedragen argumenten schieten tekort. Begeleiding en verzorging van de betrokkenen moeten niettemin niet als een ex artikel 294 Sr strafbare vorm van hulp bij zelfdoding worden beschouwd: voor artsen valt dat handelen onder de medische exceptie, voor intimi wordt het beschermd door het grondrecht op een privé- en gezinsleven. Terecht stelt de handreiking dat als artsen tegen deze hulp gewetensbezwaar hebben, dit moet worden gerespecteerd, zolang zij er zorg voor dragen dat die hulp door een collega wordt verleend. |
Jurisprudentie |
2013/23 Hoge Raad 12 maart 2013 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 4 2013 |
Trefwoorden | Niet BIG-geregistreerde behandelaar, handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, gedragingen waardoor buiten noodzaak schade aan de gezondheid wordt toegebracht of aanmerkelijke kans daarop ontstaat, geen schending zorgplicht, geen verhoging gevaar dat gevolg aan handelen kan worden toegerekend |
Baby overlijdt na bevalling; onprofessioneel handelen gynaecoloog; onvoldoende inzicht in eigen handelen |
Artikel |
Zorg om het kind. Bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | minderjarigen, kinderbescherming, kindermishandeling, beroepsgeheim, toestemming medisch handelen |
Auteurs | Prof. mr. drs. M.R. Bruning |
SamenvattingAuteursinformatie |
Als het gaat om zorg voor minderjarigen, worden de uitgangspunten uit het familie- en jeugdrecht – de ouderlijke autonomie staat voorop en de belangen van het kind zijn een bepalende factor – in het gezondheidsrecht niet altijd voldoende gewaarborgd. Toestemming van beide ouders met gezag, ook na scheiding, levert voor artsen soms knelpunten op. Bij vermoedens van kindermishandeling of ‘niet-pluis’ gevoelens heeft de arts vanuit een zorgrelatie met het kind een bijzondere verantwoordelijkheid. Bepleit wordt dat het (gezondheids)recht op bepaalde punten aanpassing behoeft en dat de wetgever bij wijzigingen en vernieuwingen in het jeugdzorg- en jeugdbeschermingsdomein het gezondheidsrecht uit boek 7 BW niet vergeet. |
Praktijk |
Kroniek rechtspraak Wet Bopz |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 2 2013 |
Auteurs | Mr. dr. V.E.T. Dörenberg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze kroniek bevat een selectie van rechterlijke uitspraken over de Wet Bopz die zijn gewezen in de periode mei 2011 tot januari 2013. Er is aandacht voor uitspraken met betrekking tot de criteria voor gedwongen opneming, de procedurele vereisten bij opneming, bijzondere machtigingen, dwangbehandeling en overige vrijheidsbeperkingen en de klachtenprocedure. |
Artikel |
Het Wetsvoorstel cliëntenrechten zorg (Wcz): een versterking van medezeggenschapsrechten van de cliënt(enraad)? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 5 2012 |
Trefwoorden | cliënt, cliëntenraad, medezeggenschap, Wcz, WMCZ |
Auteurs | Mr. X.R. Ras en mr. dr. G.W. van der Voet |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt stilgestaan bij de nieuwe medezeggenschapsregeling in het Wetsvoorstel cliëntenrechten zorg (Wcz) en wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ). Deze wijzigingen blijken – overeenkomstig het doel van de Wcz – op veel punten te leiden tot een versterking van de rechtspositie van de cliënt(enraad). Anderzijds kunnen kritische kanttekeningen worden geplaatst bij de inperking van het toepassingsgebied van de nieuwe medezeggenschapsregeling ten opzichte van het toepassingsgebied van de huidige WMCZ. Tot slot wordt geconstateerd dat een aantal mogelijkheden tot (verdere) verbetering van de medezeggenschapsregeling onbenut is gebleven. |
Artikel |
Gunstbetoon en medische hulpmiddelen |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 4 2012 |
Trefwoorden | Gedragscode Medische Hulpmiddelen, gunstbetoon, medische hulpmiddelen, zelfregulering, reclame |
Auteurs | Mr. M.E. de Bruin en prof. mr. M.D.B. Schutjens |
SamenvattingAuteursinformatie |
De wetgeving voor medische hulpmiddelen bevat – in tegenstelling tot de wetgeving voor geneesmiddelen – nauwelijks bepalingen over reclame en in het geheel geen bepalingen over financiële relaties (gunstbetoon) tussen leveranciers van hulpmiddelen en zorgprofessionals, waaronder artsen. Met ingang van 1 januari 2012 is de Gedragscode Medische Hulpmiddelen in werking getreden. Deze gedragscode bindt de leden van zes koepelorganisaties van fabrikanten/leveranciers van medische hulpmiddelen en stelt onder meer voorwaarden aan het geven van geschenken, financiële ondersteuning bij (deelname aan) bijeenkomsten, betaling voor dienstverlening en sponsoring. De Gedragscode gaat uit van wederkerigheid (wat leveranciers niet mogen aanbieden, mogen zorgprofessionals ook niet aannemen). Zorgprofessionals zullen formeel echter pas aan de Gedragscode gebonden zijn indien zij deze ook als zodanig hebben onderschreven. |
Column |
De Nationale ombudsman en de zorg |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 8 2011 |
Trefwoorden | Nationale ombudsman, grenzen, bevoegdheid tot klachtbehandeling |
Auteurs | Prof. mr. J.G. Sijmons |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Nationale ombudsman beweegt zich steeds meer op het terrein van de gezondheidszorg. Dat ligt in de rede, waar de overheid de zorg reguleert en daarop toezicht houdt. De vraag is of de ombudsman tevens klachten in behandeling moet nemen die over de inhoud van de individuele zorgverlening gaan, ook wanneer deze bijvoorbeeld wordt uitgevoerd door instellingen als universitair medische centra, die onder de overheid ressorteren. Bepleit wordt dat de bevoegdheden van de Nationale ombudsman zo ver niet reiken. |
Jurisprudentie |
2011/34 Rechtbank ’s-Gravenhage 31 mei 2011 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | art. 552a Sv, verschoningsrecht, nemo tenetur-beginsel, teruggave |
Artikel |
Goed bestuur in de Wet cliëntenrechten zorg |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 5 2011 |
Trefwoorden | bestuur, Boek 2 BW, cliëntenraad, toezichthoudend orgaan, Wet cliëntenrechten zorg |
Auteurs | Mr. dr. A.G.H. Klaassen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt de paragraaf ‘Goed bestuur’ (art. 39-41) uit de Wet cliëntenrechten zorg beoordeeld in het licht van Boek 2 BW. De auteur is van mening dat deze bepalingen op een aantal punten verbeterd kunnen worden. Sommige afwijkingen van Boek 2 BW zijn in haar ogen niet altijd noodzakelijk. Bovendien zouden dwingende regels hun grondslag moeten vinden in de wet en niet in de statuten. Meer inzicht in de motivering van de gemaakte keuzes is dan ook wenselijk. |
Jurisprudentie |
2007/41 Arts; behandeling mammacarcinoom niet conform de richtlijnen; tekortschieten in informatieplicht; onthouden van adequate palliatieve zorg en niet opvragen gegevens bij huisarts en specialisten; tuchtklacht geen ‘criminal charge’ in de zin van artikel 6 EVRM: onvoorwaardelijke schorsing van de inschrijving voor de duur van een jaarCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (mr. R.A. Torrenga, voorzitter, mrs. L.F. Gerretsen-Visser en A.H.A. Scholten, leden-juristen, prof. dr. J.B.L. Hoekstra en F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten, mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris) d.d. 1 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 8 2007 |
Auteurs | |
Jurisprudentie |
2007/8 Gynaecoloog (afdelingshoofd Verloskunde en Gynaecologie); verantwoordelijkheid voor het niveau van zorg van de afdeling: ongegrondRegionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam (mr. H. van Breda, voorzitter, A.G. Ketel, dr. M.H. Houwert-de Jong en dr. J.H. Schornagel, leden-arts, mr. dr. J.A.C. Bartels, lid-jurist, en mr. P. Tanja, secretaris) d.d. 12 december 2006. |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 3 2007 |
Auteurs | |
Jurisprudentie |
2008/37 Alternatieve artsen en medium; artikel 12 Sv-procedure; aanwijzingen dat hulpverleners ernstig tekort zijn geschoten in zorgplichten; ernstige schade gezondheid patiënte; rechterlijke onderzoek aangewezen: dagvaarding gelastGerechtshof te Amsterdam (mrs. D.J.C. Aben, T.M. Schalken en P.A.M. Mevis, raadsheren, mr. S.G.J. Berk, griffier) d.d. 9 april 2008 (m.nt. prof. mr. B. Sluijters). |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 6 2008 |
Auteurs | |