Het arrest Altmark uit 2003 betekende een doorbraak ten aanzien van de behandeling van diensten van algemeen economisch belang (DAEB) onder de staatssteunregels.1x HvJ EG 24 juli 2003, zaak C-280/00, Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg/Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH, Jur. 2003, p. I-7747 annotatie F.B. Ronkes Agerbeek, M&M 2003/6, p. 213. Zie ook B.J. Drijber en N. Saanen-Siebenga, ‘Financiering van openbare diensten na Altmark’, NTER 2003/10, p. 253. De Commissie bouwde in 2005 voort op dit arrest met een aantal samenhangende maatregelen op grond van artikel 106 lid 3 TFEU die erop gericht waren een kader te stellen voor DAEB die niet aan alle Altmark-voorwaarden voldeden maar de minimis waren of om andere redenen in aanmerking kwamen voor een vrijstelling op basis van artikel 106 lid 2 VwEU.2x Beschikking van de Commissie 2005/842/EG van 28 november 2005 betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen wordt toegekend, Pb. EU 2005, L312/67; Communautaire kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, Pb. EU 2005, C297/4. Zie E.W.F. Schotanus, ‘Voordeel versus compensatie’, M&M 2005/7, p. 200; L. Hancher en S.J.H. Evans, ‘Altmark als katalysator: het Commissiepaklket met alle antwoorden rond staatssteun en diensten van algemeen economisch belang?’, NTER 2006/7, p. 153. Dit kader wordt hier het Altmark-pakket genoemd.3x Onder verwijzing naar de (destijds) verantwoordelijke Europees Commissaris spreekt de Commissie zelf wel van het (oude) ‘Monti/Kroes-pakket’ en van het (toekomstige) ‘Almunia-pakket’. Op grond van de tussentijds opgedane ervaring en een uitgebreide consultatie heeft de Commissie in september 2011 voorstellen gedaan voor de herziening van het Altmark-pakket met de bedoeling de nieuwe maatregelen nog in 2011 of januari 2012 vast te stellen. In deze bijdrage worden eerst kort het Altmark-arrest en het huidige Altmark-pakket besproken om vervolgens uitgebreider in te gaan op de nieuwe voorstellen. De nadruk ligt daarbij op de verschillen met de huidige situatie. Noten
|
Zoekresultaat: 37 artikelen
Jaar 2011 xArtikel |
De herziening van het Altmark-pakketNieuwe regels voor staatssteun en diensten van algemeen economisch belang |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | staatssteun, diensten van algemeen economisch belang (DAEB), Altmark, compensatiebeginsel, artikel 106 lid 2 VWEU |
Auteurs | Prof. mr. Wolf Sauter |
SamenvattingAuteursinformatie |
Redactioneel |
Onverwachte bedrijfsbezoekingen |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2011 |
Auteurs | Mr. R. Wesseling |
SamenvattingAuteursinformatie |
|
Artikel |
Staatssteun in de zorgsectorEen trage ontwikkeling naar een gelijk speelveld voor zorginstellingen? |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 5 2011 |
Trefwoorden | staatssteun, zorgsector, Wmg, marktwerking, gezondheidszorg |
Auteurs | Mr. Y.A. Maasdam en Mr. P.A.M. Broers |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) vormt het sluitstuk van een reeks wetten die gezamenlijk het nieuwe zorgstelsel in Nederland vormgeven. Samen met het wetgevingspakket omtrent de modernisering van de AWBZ vormen zij de wettelijke basis voor de introductie van marktwerking in de zorg in Nederland. Met de introductie van marktwerking komen ook de staatssteunregels in beeld. Omdat de (meeste) activiteiten van zorginstellingen kwalificeren als economische activiteiten, zijn de staatssteunregels in beginsel van toepassing op steunverlening door de overheid aan die zorginstellingen. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste ontwikkelingen, de beschikkingspraktijk en de jurisprudentie op Europees en nationaal niveau wat betreft steunverlening in de zorgsector. |
Artikel |
Brusselse niet-bindende richtsnoeren bij de begroting van schade wegens schendingen van het mededingingsrechtEen praktisch hulpmiddel voor de rechter en procespartijen? |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 11 2011 |
Trefwoorden | niet-bindende richtsnoeren, schadebegroting, mededingingsrecht, mededingingsschade, privaatrechtelijke handhaving |
Auteurs | Mr. S.J. The en Mr. E.-J. Zippro |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het voornemen van de Commissie om een kader aan te reiken met pragmatische, niet-bindende aanwijzingen ter begroting van mededingingsschade heeft geresulteerd in een Ontwerp-Beleidsnota. In deze bijdrage geven wij een overzicht van de in de Ontwerp-Beleidsnota aangereikte technieken ter begroting van mededingingsschade. Daarnaast bespreken wij de vraag of de praktijk daadwerkelijk iets heeft aan deze Brusselse niet-bindende richtsnoeren. |
Artikel |
De erkenning en tenuitvoerlegging van Europese beslissingen in het licht van de Europese beginselen van procesrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | wederzijds vertrouwen, erkenning, tenuitvoerlegging, art. 6 EVRM, art. 47 EU-Handvest, exequaturprocedure |
Auteurs | Mr. M. Freudenthal |
SamenvattingAuteursinformatie |
Gebaseerd op het beginsel van ‘wederzijds vertrouwen’ dat EU-staten in elkaars rechtspraak geacht worden te hebben, wordt de grensoverschrijdende erkenning en tenuitvoerlegging van civiele beslissingen binnen de EU gaandeweg vereenvoudigd, dat deze beslissingen geen exequaturprocedure behoeven. Ter bescherming van de (niet verschenen) gedaagde dienen de procesrechtelijke beginselen van art. 6 EVRM en art. 47 EU-Handvest hierbij ijkpunt te zijn. Centraal staat het beginsel van ‘hoor en wederhoor’ dat in de EET-Vo gewaarborgd is o.m. door aan de betekening minimumvereisten te verbinden. In deze bijdrage wordt nagegaan of de balans tussen deze vereenvoudiging en de waarborgen die opgenomen zijn ter bescherming van de gedaagde evenwichtig is. |
Artikel |
Het vonnis bevat… de inhoud van de bewijsmiddelen… |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | art. 402 Sv, bewijsmiddelen, strafvonnis |
Auteurs | Mr. J.R. Sijmonsma |
SamenvattingAuteursinformatie |
Art. 402 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat het vonnis op straffe van nietigheid de bewijsmiddelen bevat. In de praktijk werden de bewijsmiddelen opgenomen na instelling van een rechtsmiddel. Pas op 13 juli 2010, LJN BJ8669, oordeelde de Hoge Raad dat een vonnis dat bij de uitspraak niet de bewijsmiddelen bevat, nietig is. De schrijver verdedigt dat de tot 13 juli 2010 bestaande praktijk niet moet worden gelegitimeerd door een wetswijziging, maar dat art. 402 Sv moet worden behouden, maar dan alleen voor appèlvonnissen. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Vermogensrechtelijke Analyses, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | Boek 10 BW internationaal privaatrecht, codificatie, algemene bepalingen, redelijkheid en billijkheid ook voor het IPR?, tweedeling BW-RV geschikt voor IPR?, verhouding tot het buitenlandse IPR |
Auteurs | Prof. mr. A.V.M. Struycken |
SamenvattingAuteursinformatie |
Per 1 januari 2012 zal er een Boek 10 BW zijn dat de codificatie bevat van een groot deel van het Nederlandse IPR. Het gaat om een consolidatie van een reeks IPR-wetten die sedert 1980 tot stand zijn gekomen. Aandacht wordt besteed aan het proces van voorbereiding van Boek 10, aan de functie van de redelijkheid en billijkheid in het IPR, aan de geschiktheid van het BW als onderdak voor het IPR, aan de verhouding tot het buitenlandse IPR en aan enige algemene bepalingen. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Law and Method, 2011 |
Trefwoorden | juridisch onderzoek, empirisch onderzoek, praktijkgericht onderzoek, onderzoeksvraag, onderzoeksmodel |
Auteurs | Geertje van Schaaijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt de stelling verdedigd dat in een praktijkgericht juridisch onderzoek zowel juridische als empirische onderzoeksmethoden nodig zijn. De centrale onderzoeksvraag in een praktijkgericht juridisch onderzoek dient immers gerelateerd te zijn aan het recht en aan de praktijk, zodat het antwoord op de centrale vraag praktisch bruikbaar is. Vragen van het type ‘mag dat?’ of ‘werkt dit?’ kunnen die relaties met recht en praktijk goed over het voetlicht brengen en sturing geven aan de richting van het onderzoek. In het beredeneerde antwoord op de onderzoeksvraag komt de integratie van methoden en technieken uit de juridische en sociaalwetenschappelijke discipline tot uitdrukking. Het onderzoeksmodel dat in dit artikel wordt uitgebeeld en toegelicht, maakt deze integratie duidelijk en biedt een basis voor een methodologie van praktijkgericht juridisch onderzoek. |
Diversen 2 |
Verslag jaarvergadering Vereniging voor Gezondheidsrecht 2011 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 7 2011 |
Trefwoorden | AWBZ, care, cure, zorgstelsel, zorgverzekering |
Auteurs | Mr. E. Luijendijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Tijdens de voorjaarvergadering 2011 van de VGR stond het preadvies met de titel ‘Stelsel onder stress’ van prof. mr. J.G. Sijmons, mr. T.A.M. van den Ende en mr. G.R.J. de Groot centraal. Volgens Sijmons is het nieuwe zorgstelsel ‘stuck in the middle’. In termen van een optimale marktwerking is het systeem in onbalans. Van den Ende plaatste kritische kanttekeningen bij het huidige stelsel van de care. Zo lopen zorgkantoren geen financieel risico voor de zorg die wordt ingekocht. De Groot sprak over de vernieuwingen en beperkingen van de Zvw. Aan bod kwam onder meer de zorgplicht ex artikel 11 Zvw, die volgens De Groot kan worden geschrapt. |
Artikel |
Comparitierechters in eenzelfde zaak vergeleken: de individuele aanpak van rechters |
Tijdschrift | Recht der Werkelijkheid, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | civil hearing, courts, dispute resolution, individual approach |
Auteurs | Silke Praagman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In the Netherlands, the way in which judges behave and communicate during hearings is increasingly being emphasized. This is related to the implementation of post-defence appearance in Dutch civil hearings (comparitie na antwoord) and a more general, albeit cautious, shift from dispute resolution, focused solely on resolving the legal aspects of a case, towards broader conflict resolution, in which other aspects of a case are considered too. This article compares how six judges managed a civil hearing of the same case. It seeks to explain the different outcomes that resulted from these judges’ hearings (i.e. settlement/judgement/referral to mediator) and seeks to identify what different ways of managing hearings imply for a possible shift from dispute resolution to conflict resolution. The empirical study found that the judges’ preparation of the case and their way of beginning and structuring the hearing were very similar; they also discussed similar subjects. Differences were found in how the judges interacted with the parties; the skills they used during hearings; how they used a specific skill; and in how they guided parties in the decision-making process about the outcome. No strong correlation emerged between a specific type of hearing management and the type of outcome selected. Interviews with the judges suggest that the explanation for the different outcomes lies partly in the judges’ personal views (on the appropriate outcome). Such beliefs influence how the judges manage a civil hearing, and indirectly the outcome of a case as well. These findings imply that for a shift from dispute resolution to conflict resolution to materialize, this will require judges to develop a common understanding of their responsibilities and to enhance their skills. They will also need to verify their assumptions more, so that the parties’ needs and the judge’s personal beliefs are better matched. |
Artikel |
Systeem in het financiële toezicht |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | bankentoezicht, systeemtoezicht, risicogebaseerd toezicht, systeemrisico, stelselbreed toezicht, zelfregulering |
Auteurs | Prof. mr. dr. A.J.C. de Moor-van Vugt en Mr. drs. M.W. Wessel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een van de lessen die algemeen getrokken wordt uit de huidige financiële crisis is dat wereldwijd te weinig aandacht besteed is aan risico-opbouw in het financiële stelsel als geheel. In dit artikel wordt verkend op welke wijze de Nederlandse wetgever en toezichthouders geconstateerde lacunes in regelgeving en praktijk aanvullen. Gekeken wordt met name hoe De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht houden op de bedrijfsvoering van financiële instellingen (systeemtoezicht), welke accenten daarin zijn aangebracht als gevolg van de crisis, en hoe dit toezicht kan bijdragen aan het bewaken van het financiële stelsel als geheel (stelselbreed toezicht). De conclusie luidt dat voor herstel van vertrouwen in de financiële sector – fundament van systeemtoezicht – een eenvoudiger structuur van financiële instellingen, markten en producten noodzakelijk is. |
Artikel |
Interface tussen het aanbestedingsrecht en het mededingingsrecht: van hetzelfde laken een pak |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | uitsluiting, aanbesteding, mededingingsrechtelijke overtreding, functionele toerekening, bewijsvoering |
Auteurs | Mr. M. Hengevelt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Mededingingsrechtelijke overtredingen worden meegenomen bij de beoordeling van een onderneming die zich kandidaat stelt voor het uitvoeren van een overheidsopdracht. Gevolg van zo’n overtreding kan zijn dat de aanbestedende dienst in kwestie besluit over te gaan tot uitsluiting van die onderneming. Dit vindt plaats op het raakvlak van het aanbestedingsrecht en het mededingingsrecht. In deze bijdrage wordt een koppeling gemaakt tussen deze twee rechtsgebieden ten aanzien van twee actuele onderwerpen: functionele toerekening en bewijsvoering. Conclusie is dat bij aanbestedingsrechtelijke uitsluiting wegens schending van de mededingingsregels aansluiting moet worden gezocht bij het mededingingsrecht. |
Artikel |
Rechtsbescherming tegen een ondeugdelijke ontslagvergunning bezien in het licht van artikel 6 EVRM |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | ontslagrecht, arbeidsprocesrecht, artikel 6 BBA, artikel 6 EVRM, misbruik van bevoegdheid |
Auteurs | Mr. D.M.A. Bij de Vaate |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de literatuur wordt aangenomen dat de werknemer die meent dat de voor de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst afgegeven ontslagvergunning ondeugdelijk is, twee vorderingen ten dienste staan: een vordering uit onrechtmatige daad jegens het UWV en een kennelijk onredelijk ontslagprocedure tegen de werkgever. Er zijn echter voor de werknemer ook andere gerechtelijke procedures denkbaar. Allereerst kan met een beroep op het Holtrop/Smith-arrest van de Hoge Raad uit 2001 worden betoogd dat het mogelijk is om de ondeugdelijkheid van de aan de werkgever verleende ontslagvergunning aan te vechten door de nietigheid daarvan in te roepen. Ten tweede lijkt het op grond van het Van Hooff Elektra-arrest onder omstandigheden mogelijk een beroep te doen op de nietigheid van de opzegging wegens misbruik van bevoegdheid wanneer de werkgever gebruikmaakt van een ondeugdelijke ontslagvergunning. Deze twee ‘nieuwe’ procedures zijn in het kader van artikel 6 EVRM zeer gewenst. Zij voldoen, in tegenstelling tot de onrechtmatige daadsactie jegens het UWV en de kennelijk onredelijk ontslagprocedure, zowel qua toetsingsbevoegdheid als gewenste uitkomst aan de vereisten van artikel 6 EVRM, zodat deze procedures in staat zijn het gebrek dat op dit punt kleeft aan artikel 6 BBA te helen. |
Praktijk |
Kroniek rechtspraak zorgverzekeringsrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, verzekerde aanspraak, zorgverzekeraar, zorgverzekeringrecht, Zorgverzekeringwet |
Auteurs | Mr. H.M. den Herder en mr. O.S. Nijveld |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze kroniek worden de belangrijkste uitspraken met betrekking tot de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten sinds 1 april 2010 behandeld. Met betrekking tot de Zorgverzekeringswet worden de volgende onderwerpen besproken: de inhoud van de zorgverzekering, de zorgverzekeraars en de vereveningsbijdrage, de zorginkoop en de taken en bevoegdheden van het College voor zorgverzekeringen. Wat betreft de AWBZ komen aan bod: de kring der verzekerden en de aanspraken. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de behandeling van uitspraken die zien op de afbakening tussen de Zorgverzekeringwet en de AWBZ. |
Artikel |
De watervergunning en samenloop van bevoegdheden |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | Waterwet, samenloop van bevoegdheden, artikel 6.17 Waterwet, watervergunning, handhaving |
Auteurs | Mr. W.B. van der Gaag |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sinds 22 december 2009 is de Waterwet van kracht. Sinds deze datum is integraal waterbeheer in het nationale recht verankerd. Deze bijdrage richt zich op de integratie ten aanzien van vergunningverlening en handhaving. Wanneer voor een samenstel van handelingen voor meerdere onderdelen een vergunning noodzakelijk is, geldt als uitgangspunt dat één integrale watervergunning wordt verleend. De Waterwet biedt echter de mogelijkheid om een uitzondering te maken ten aanzien van dit uitgangspunt en afzonderlijke watervergunningen te verlenen. In deze bijdrage geeft de auteur aan dat deze uitzonderingsmogelijkheid niet onbeperkt is.Bij een samenstel van handelingen kan het voorkomen dat meerdere bestuursorganen de bevoegdheid om op een vergunningaanvraag te beslissen toebedeeld hebben gekregen. In deze gevallen is sprake van samenloop van bevoegdheden. In de lijn met het uitgangspunt van één integrale watervergunning kent de Waterwet als uitgangspunt dat slechts één bestuursorgaan het bevoegde gezag is. Om vast te houden aan de gedachte van één bevoegd gezag is voor deze gevallen van samenloop van bevoegdheden de samenloopregeling in de Waterwet opgenomen. Op grond van deze samenloopregeling wordt bepaald welk van de bestuursorganen in het concrete geval bevoegd gezag is. |
Praktijk |
Kroniek rechtspraak Wet Bopz |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 5 2011 |
Trefwoorden | dwangbehandeling, gedwongen opneming, kroniek, rechtspraak, Wet Bopz |
Auteurs | Mr. dr. V.E.T. Dörenberg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze kroniek behandelt de belangrijkste uitspraken met betrekking tot de Wet Bopz sinds februari 2010. De gebruikelijke onderwerpen worden besproken: criteria voor gedwongen opneming, procedurele vereisten bij opneming, bijzondere machtigingen, dwangbehandeling en overige vrijheidsbeperkingen en het klachtrecht. Bijzondere aandacht is er voor onrechtmatige vrijheidsbeneming en de samenloop met het strafrecht. Zo zijn er drie interessante uitspraken gewezen over de verantwoordelijkheidsverdeling rondom gedwongen opneming bij expiratie van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Opvallend is verder de ontwikkeling dat rechters steeds meer verwijzen naar de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid. |
Article |
|
Tijdschrift | ARBAC, juni 2011 |
Auteurs | mr. Vivian mrs. Bij de Vaate |
Samenvatting |
In this article, I will plead two 'new' proceedings against an inferior permission to terminate employment: (1) an appeal to the nullity of the permission to terminate employment and (2) an appeal to the nullity of the withdrawal. These procedures offer the employee an adequate remedy in the light of article 6 ECHR, in contrast with the claims for unfair dismissal (in Dutch: kennelijk onredelijk ontslag) and wrongful government act. |
Redactioneel |
Rechtsvergelijking bij de voorbereiding van wetgeving |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2011 |
Auteurs | Mr. M.M. den Boer |
Auteursinformatie |
Artikel |
Inspiratie uit het buitenland?Enkele praktische ervaringen over de betekenis van rechtsvergelijking voor de wetgever |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | rechtsvergelijking, wetgeving, methoden van onderzoek, interpretatie EU-recht |
Auteurs | Prof. dr. Ch.W. Backes |
SamenvattingAuteursinformatie |
De betekenis van rechtsvergelijkend onderzoek voor de wetgevingspraktijk lijkt toe te nemen. Dat ligt aan het besef dat ook in andere lidstaten dezelfde vragen met betrekking tot de interpretatie en omzetting van het Europees recht spelen. Het heeft ook te maken met de noodzaak precies te weten waartoe het EU-recht verplicht indien men, zoals thans doel van het beleid, zeker wil voorkomen dat Nederland meer doet dan Europeesrechtelijk strikt vereist. Rechtsvergelijkend onderzoek mag niet beperkt blijven tot law in books, maar moet ook aantonen hoe het recht in de praktijk in het buitenland werkt. |
Artikel |
Het Wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | Wet Bopz, Wetsvoorstel verplichte GGZ, psychiatrie, rechten van patiënten, dwangtoepassing |
Auteurs | Mr. dr. V.E.T. Dörenberg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 14 juni 2010 is het Wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk om verplichte zorg te verlenen aan personen die als gevolg van een psychische stoornis een aanzienlijk risico op ernstige schade voor zichzelf of anderen veroorzaken. Veldpartijen en belangenorganisaties zijn overwegend positief over de uitgangspunten van het wetsvoorstel. Het grootste kritiekpunt is het proces van besluitvorming, waarin een multidisciplinaire commissie adviseert en de rechter beslist. Uit een nadere analyse van het wetsvoorstel blijkt echter dat ook de rechtspositie van wilsonbekwame personen en minderjarigen nog sterk onderbelicht is gebleven. |