In zijn jaarverslag over 2018 presenteert de Raad van State zijn ideaal van de wet als een pijler van ‘buigzaam beton’. Met dat ‘beton’ (rechtszekerheid) zit het bij de Raad wel goed, maar die buigzaamheid (flexibiliteit) komt er wat bekaaid af. Daarom gaat dit artikel in op manieren om die flexibiliteit in wetgeving te bereiken. Die manieren worden gecategoriseerd en voorzien van commentaar. Uiteraard komt daarbij ook het right to challenge aan bod, als één van die instrumenten en als benchmark voor de andere. Het artikel sluit af met aanbevelingen tot aanpassing van de Aanwijzingen voor de regelgeving. |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2019 |
Trefwoorden | ruimtegevende wetgevingsinstrumenten, right to challenge, experimenteerbepaling, vrijstelling, ontheffing |
Auteurs | Mr. D.R.P. de Kok |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Een andere benadering van het right to challengeDe concessie als kern van een algemene regeling? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2019 |
Trefwoorden | uitdaagrecht, right to challenge, concessie, buurtconcessie, verordening |
Auteurs | Mr. O. Kwast |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een algemene regeling van het uitdaagrecht lijkt verkeken. Te veel knelpunten. Maar wat als dat geen obstakels zijn voor wettelijke regeling, maar symptomen van het ontbreken daarvan? Deze bijdrage laat zien dat een algemene regeling denkbaar is, door niet het uitdaagrecht zelf te regelen, maar de bevoegdheid om over een uitdaging te beslissen. De concessie is daarvan de kern. En als een algemene regeling van concessies denkbaar is, dan is een regeling voor buurtconcessies als gemeentelijk instrument voor het uitdaagrecht dat ook. |
Artikel |
Het gelijkwaardigheidsbeginsel van de Omgevingswet |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2019 |
Trefwoorden | gelijkwaardigheidsbeginsel, algemene regels, Omgevingswet, Bouwbesluit 2012, flexibiliteit |
Auteurs | Drs. J. in ’t Hout |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage beschrijft het gelijkwaardigheidsbeginsel dat straks in de Omgevingswet en nu onder meer in het Bouwbesluit 2012 is opgenomen. Het gelijkwaardigheidsbeginsel biedt een initiatiefnemer het recht om op een andere manier aan een regel te voldoen dan in de regel is aangegeven. Voorwaarde is wel dat het met de regel beoogde doel ook met die andere oplossing wordt bereikt. Of de andere oplossing gelijkwaardig is, wordt beoordeeld door het bevoegd gezag. De bewijslast van de gelijkwaardigheid berust bij de initiatiefnemer. Een geschil over de gelijkwaardigheid van een alternatieve maatregel kan soms voor advies worden voorgelegd aan een adviescommissie. Deze bijdrage gaat in op een aantal juridische, inhoudelijke, procedurele en uitvoeringsaspecten van het gelijkwaardigheidsbeginsel. |
Artikel |
De wettelijke regeling van het right to challenge in de praktijkMuch ado about nothing? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2019 |
Trefwoorden | Right to challenge, Burgerinitiatieven, Wmo, Subsidie, artikel 150 Gemeentewet |
Auteurs | Mr. E.M.M.A. Driessen, Prof. mr. G. Boogaard en Prof. mr. W. den Ouden |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het regeerakkoord werd een right to challenge-regeling aangekondigd, maar op welke manier deze regeling vorm moest krijgen, was nog de vraag. In hun eerder verrichte onderzoek komen de auteurs tot de conclusie dat zo’n regeling geen begaanbare weg is. Dat neemt niet weg dat er door het hele land verschillende regelingen te vinden zijn die worden gepresenteerd als een vorm van invoering van het right to challenge. In dit artikel onderzoeken de auteurs deze regelingen. Zijn het wel échte right to challenge-regelingen en komen zij tegemoet aan de knelpunten waarmee challengers te maken hebben? |
Register |
Register 2019 |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2019 |
Artikel |
Wie het meerdere mag – over het gebruik van het recht van initiatief |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2019 |
Trefwoorden | wetgeving, initiatiefvoorstel, Tweede Kamer, parlement, oppositie |
Auteurs | Mr. dr. G.J. Veerman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt verslag gedaan van een empirisch onderzoek naar het gebruik van het recht van de Tweede Kamer initiatiefwetsvoorstellen in te dienen. In de periode 2007-2018 werden 151 initiatiefvoorstellen ingediend, waarvan er 36 het Staatsblad bereikten; 83 waren nog in behandeling. Vanaf 2011 is sprake van een verdubbeling (gemiddeld 15 per jaar). De meeste worden ingediend door de oppositie; hun kans op aanvaarding is iets kleiner dan die van de coalitie. Gezamenlijke voorstellen hebben een grote kans wet te worden. Gepoogd wordt een relatie te leggen met de diverse functies die het initiatiefrecht kan hebben: de besturende, de politieke, de publicitaire en de parlementair expressieve functie. |
Artikel |
De rol van de regering bij de totstandkoming van initiatiefwetgeving |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2019 |
Trefwoorden | Grondwet, initiatiefwetgeving, initiatiefrecht, ambtelijke bijstand |
Auteurs | Mr. H.M.B. Breunese |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel bespreekt welke rol de regering speelt bij de totstandkoming van initiatiefwetgeving. Die rol is beperkter dan bij andere wetgeving. Bij de voorbereiding van initiatiefvoorstellen wordt soms ambtelijke bijstand verleend, maar in dat geval vertolkt de ambtenaar niet het standpunt van het kabinet. In de fase van de parlementaire behandeling is de rol van het kabinet prominenter: het kabinet bepaalt dan zijn inhoudelijke standpunt over het initiatiefvoorstel. Pas in de fase na de afronding van de parlementaire behandeling heeft de regering een doorslaggevende rol: een door beide Kamers aangenomen initiatiefvoorstel wordt slechts wet als de regering dat bekrachtigt. |
Artikel |
Initiatiefwetgeving: een lange hordeloop (met kans op eeuwige roem) |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2019 |
Trefwoorden | initiatiefwetten, Handreiking, ambtelijke bijstand, politiek, regeerakkoord |
Auteurs | Mr. H.M. Linthorst |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het initiatiefrecht biedt de mogelijkheid om ook buiten de meerderheid van een coalitie veranderingen in onze rechtsorde tot stand te brengen. Als Kamerleden het initiatief voor een wetsvoorstel nemen, staat de politieke rationaliteit voorop. De ‘Handreiking ambtelijke bijstand bij initiatiefwetgeving’ legt echter de nadruk op andere rationaliteiten, in het bijzonder de financiële. Zij kan leiden tot minder vertrouwen tussen Kamerleden en bijstandsverleners vanuit de ministeries. De controledrift die uit de Handreiking blijkt, manifesteert zich ook waar in het kader van het huidige regeerakkoord is afgesproken welke initiatiefwetsvoorstellen niet verder worden behandeld of niet aanhangig mogen worden gemaakt. |
Artikel |
De provinciale verordeningHeeft de centrale wetgever voldoende oog voor de decentrale wetgever? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | provinciale verordening, wettelijke grondslag, Aanwijzingen voor de regelgeving, digitalisering, regelgevingsjurist |
Auteurs | Mr. A.J. van Helden |
SamenvattingAuteursinformatie |
Vanuit het gezichtspunt van de wetgevingsjurist wordt gekeken naar de provinciale verordeningen en de wettelijke grondslagen voor die decentrale verordeningen. Bij de formulering van die grondslagen worden enkele kritische kanttekeningen geplaatst. Vervolgens worden suggesties gedaan voor de Aanwijzingen voor de regelgeving om deze wettelijke grondslagen te verduidelijken. Een belangrijke conclusie is dat de nationale wetgever via die Aanwijzingen voor de regelgeving te weinig aandacht heeft voor de digitale aspecten van de provinciale planologische verordening en de aanstaande omgevingsverordening. |
Artikel |
Milieuzones: leiden alle wegen nog naar Rome? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | milieuzone, luchtkwaliteit, luchtverontreiniging, harmonisering milieuzones, verkeersbesluit |
Auteurs | Mr. dr. F.A.G. Groothuijse, Mr. K.M. Landman en Mr. W.S. Zorg |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel gaan auteurs in op de opkomst van milieuzones en een aantal daarmee gepaard gaande juridische knelpunten. De op handen zijnde harmonisering van milieuzones, de verhouding tussen decentralisatie en harmonisatie, de (beperkte) democratische legitimering van milieuzones en de (toetsing van de) evenredigheid van verkeersbesluiten passeren hierbij de revue. Afsluitend komen ook de Omgevingswet, en de eventuele gevolgen van deze wet voor het instellen van milieuzones en de gesignaleerde knelpunten aan bod. |
Artikel |
De rol van de VNG bij de totstandkoming van gemeentelijke verordeningen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | gemeenten, modelverordeningen, regelgeving, VNG |
Auteurs | Mr. V.K. Smit |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het ontwerpen en beschikbaar stellen van modelverordeningen is een van de diensten die de VNG aan haar leden verleent. Naar hun aard zorgen de modelverordeningen voor uniformiteit tussen gemeenten die het model volgen. In het licht van het motief voor decentralisatie en omdat het de VNG niet past om in haar modelverordeningen eenzijdig beleidsmatige keuzes te maken, wordt er bij het opstellen van de modelverordeningen naar gestreefd gemeenten zo veel mogelijk beleidsruimte van betekenis te laten. In het kader van dit themanummer over decentrale regelgeving verschaft dit artikel inzicht in de totstandkoming van VNG-modelverordeningen en het gebruik daarvan door gemeenten. |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | effectiviteit, toekomstbestendigheid, evaluatie |
Auteurs | Prof. mr. E. Niemeijer en Dr. P.W. van Wijck |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het ontwikkelen van werkzame wetgeving vergt een beleidstheorie. Die theorie omvat een omschrijving van het probleem, een toeschrijving van het probleem aan oorzaken en een beschrijving van hoe wetgeving helpt om het probleem terug te dringen. Het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) bevat nuttige vragen, maar er is extra aandacht nodig voor het expliciteren van veronderstelde oorzaken van de problematiek. Werkzame wetgeving is niet automatisch toekomstbestendig. Toekomstbestendigheid is het voorbereid zijn op onzekere toekomstige ontwikkelingen. Het ontwikkelen van toekomstbestendige wetgeving vergt daarom het expliciteren van onzekerheid over toekomstige ontwikkelingen, het toetsen van hoe wetgeving in verschillende omstandigheden werkt, en het maken van een keuze over hoe met onzekerheid om te gaan. |
Artikel |
Een juridische bypass voor innovaties |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | innovatie, fintech, regulatory sandbox, experimenteerwet, zelfrijdende auto |
Auteurs | Mr. S. Philipsen en Prof. mr. E.F. Stamhuis |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het voorliggende artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de verschillende verschijningsvormen van een tijdelijke bypass van bestaande rechtsnormen die ten behoeve van innovatie gebruikt worden. Vooral die instrumenten zijn beschreven die toegepast worden om innovatieve producten in het echte leven te testen, wanneer dat zonder die bypass niet of niet zonder meer verenigbaar zou zijn met het geldende recht. Een theoretisch model om de praktische verschijningsvormen te ordenen wordt gevolgd door een beschrijving van wettelijke experimenteerbepalingen en regulatory sandboxes. De kritische beoordeling van deze twee vormen in het licht van de geldende normen en beginselen voert tot een set vuistregels, met behulp waarvan een vergunnende overheid een bypass kan aanleggen. |
Artikel |
Een mogelijke inpassing van de G1000 op nationaal niveau |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | G1000, burgerparticipatie, deliberatie, representatieve democratie, wetgevingsproces |
Auteurs | Mr. M. van Zanten, G.J.P. Penders, L.S.R. Frietman e.a. |
SamenvattingAuteursinformatie |
De G1000 is als vorm van burgerparticipatie herhaaldelijk ingezet op lokaal niveau als aanvulling op de representatieve democratie. Daarmee voorziet de G1000 in potentie in de behoefte van veel burgers aan (meer) politieke betrokkenheid. In dit artikel gaan de auteurs daarom in op de vraag of en hoe de G1000 ook op nationaal niveau, in het wetgevingsproces, kan worden ingepast. Daarbij wordt eerst ingegaan op de behaalde resultaten van de G1000 op lokaal niveau en de toegevoegde waarde van het instrument ten opzichte van andere vormen van burgerparticipatie. Vervolgens wordt gekeken welke constitutionele grenzen het grondwettelijk stelsel stelt aan de inpassing van een G1000 op nationaal niveau. De auteurs komen tot de conclusie dat een G1000 binnen deze grenzen kan worden ingepast, waarbij tegelijkertijd de basisprincipes van de G1000 zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Zij dragen in dat kader enkele ideeën aan voor de daadwerkelijke implementatie van de G1000 in het nationale wetgevingsproces. |
Artikel |
Het mededingingsrechtelijke speelveld bij bestuursakkoorden |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | bestuursakkoorden, mededingingsrecht, Unietrouw, nuttig effect, wetsvoorstel duurzaamheidsinitiatieven |
Auteurs | Mr. G.J. van Midden |
SamenvattingAuteursinformatie |
Afspraken die overheden en ondernemingen in bestuursakkoorden maken kunnen in strijd komen met de (Europese) mededingingsregels. Daarbij lopen niet alleen de ondernemingen een risico, ook overheden riskeren het verwijt tot mededingingsbeperkende gedragingen ‘aan te zetten’ en daarmee de nuttige werking van de mededingingsregels in gevaar te brengen. In een recent wetsvoorstel heeft de regering een wettelijk systeem voorgesteld, waarmee duurzaamheidsinitiatieven van de mededingingsregels kunnen worden uitgezonderd. Dit wetsvoorstel lijkt ook interessant voor bestuursakkoorden. Het is echter onzeker of deze wet in lijn is met het Europese recht. Alternatieven, waaronder de leer van de inherente beperkingen, zijn denkbaar. Zekerheid hierover zal echter van de Commissie of het Hof van Justitie moeten komen. |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | parlement, politieke legitimiteit, wetgeving, poldermodel, regeerakkoord |
Auteurs | Prof. dr. R.A. Koole |
SamenvattingAuteursinformatie |
De toename en verbreding van politiek-maatschappelijke akkoorden (tussen politici en belangenorganisaties) en parlementaire akkoorden (tussen fracties in de Tweede Kamer) roept de vraag op of de parlementaire democratie hiermee gediend is. Internationale literatuur wijst op de ontwikkeling naar een verzwakking van de positie van parlementen. De Nederlandse praktijk van ‘regeren bij akkoord’ versterkt deze trend, met name in het geval van politiek-maatschappelijke akkoorden (waaronder klimaatakkoorden). Het eventuele gebruik van dergelijke akkoorden zou zo moeten worden vormgegeven dat het parlement voldoende tijd en ruimte heeft om de resultaten ervan te doorgronden en eventueel te wijzigen. |
Artikel |
Kolencentrales in de polder: private en publieke belangen in het Energieakkoord |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Energieakkoord, kolencentrales, milieuwetgeving, mededingingswet |
Auteurs | Prof. dr. M. Mulder |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2013 sloten meer dan veertig organisaties, waaronder de rijksoverheid, een akkoord om de Nederlandse energievoorziening duurzamer te maken. Een belangrijk onderdeel van dit Energieakkoord was het voornemen om vijf oude kolencentrales vervroegd te sluiten. Na een negatief oordeel van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) besloot de overheid de sluiting alsnog zelf via regelgeving af te dwingen. Dit artikel gaat in op de vraag in hoeverre het sluiten van een akkoord nuttig is om publieke doelen op het gebied van energie en klimaat te bereiken. Na een beschrijving van het proces en de inhoud van het Energieakkoord wordt dieper ingegaan op de discussie in Nederland over de positie van kolencentrales. Geconcludeerd wordt dat de overheid in het Energieakkoord concessies aan de energiebedrijven heeft gedaan, die niet nodig zouden zijn als ze direct via regelgeving of belastingheffing haar doel had nagestreefd. Akkoorden op het gebied van energie en klimaat moeten vooral worden gebruikt om coördinatieproblemen op te lossen, zoals bij de aanleg van nieuwe infrastructuur. |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | big data, AI, wet- en regelgeving, uitdagingen en zorgen |
Auteurs | dr. F.L. Leeuw |
SamenvattingAuteursinformatie |
De idee dat big data voor het recht en de rechtswetenschap belangrijk zijn is niet nieuw en is in dit artikel toegespitst op het ontwikkelen, implementeren en evalueren van wet- en regelgeving. Na een inleiding over het niet vanzelfsprekend zijn van de aandacht voor big data van juristen (zie Susskinds disruptieve technologieën-vergelijking), worden verschillende (potentiële) bijdragen van big data voor het ontwikkelen van wet- en regelgeving geschetst, waarbij ook personalized legislation aan de orde komt. Bij het implementeren van wetgeving wordt o.a. ingegaan op legal logistics. Vervolgens wordt het evalueren van wet- en regelgeving geïllustreerd met voorbeelden. Aansluitend komt de vraag aan de orde hoe big data het wetgeven kan veranderen en wat dat betekent voor wetgevers en welke uitdagingen en zorgen daarmee samenhangen. |
Artikel |
Kritische wedervragen aan een cynicus |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2019 |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
Auteursinformatie |
Artikel |
‘Wetgevingsjuristen zijn cynische mensen’; toetsing van de wetgevingstoetsingReactie op: R.A.J. van Gestel, ‘Wetgeving en de toets der kritiek’ |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2019 |
Auteurs | Drs. H.E. Woldendorp |
Auteursinformatie |