Studies indicated that detainees are not always allocated to treatment programs based on official guidelines. Street-level bureaucracy theory suggests that this is because government employees do not always perform policies as prescribed. This study aimed to assess whether this also applies to the allocation of offenders to treatment in Dutch penitentiary institutions. This was studied among a group of 541 male prisoners who participated in the Recidivism Reduction program. The results showed that official policy guidelines were, in most cases, not leading when referring detainees to behavioral interventions. Instead, treatment referrals were influenced by a broad range of risk factors, as well as the length of an offender’s sentence. |
Diversen: Diversen |
Jaarregister 2016 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Criminologie, Aflevering 4 2016 |
Artikel |
Street-level bureaucracy en verwijzingen naar gedragsinterventies in Nederlandse penitentiaire inrichtingenDiscrepanties tussen beleid en praktijk |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Criminologie, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | prison, treatment, reducing recidivism, correctional treatment referrals, street-level bureaucracy theory |
Auteurs | Anouk Bosma MSc, Dr. Maarten Kunst, Dr. Anja Dirkzwager e.a. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Diversen: Diversen |
Externe beoordelaars in 2016 van manuscripten voor varia- en themanummers |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Criminologie, Aflevering 4 2016 |
Article |
|
Tijdschrift | Erasmus Law Review, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | Keck, selling arrangements, market access, golden shares, capital |
Auteurs | Ilektra Antonaki |
SamenvattingAuteursinformatie |
The evolution of the case law in the field of free movement of goods has been marked by consecutive changes in the legal tests applied by the Court of Justice of the European Union for the determination of the existence of a trade restriction. Starting with the broad Dassonville and Cassis de Dijon definition of MEEQR (measures having equivalent effect to a quantitative restriction), the Court subsequently introduced the Keck-concept of ‘selling arrangements’, which allowed for more regulatory autonomy of the Member States, but proved insufficient to capture disguised trade restrictions. Ultimately, a refined ‘market access’ test was adopted, qualified by the requirement of a ‘substantial’ hindrance on inter-State trade. Contrary to the free movement of goods, the free movement of capital has not undergone the same evolutionary process. Focusing on the ‘golden shares’ case law, this article questions the broad interpretation of ‘capital restrictions’ and seeks to investigate whether the underlying rationale of striking down any special right that could have a potential deterrent effect on inter-State investment is compatible with the constitutional foundations of negative integration. So far the Court seems to promote a company law regime that endorses shareholders’ primacy, lacking, however, the constitutional and institutional legitimacy to decide on such a highly political question. It is thus suggested that a refined test should be adopted that would capture measures departing from ordinary company law and hindering market access of foreign investors, while at the same time allowing Member States to determine their corporate governance systems. |
Artikel |
De Wet raadgevend referendum in de praktijk |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2016 |
Trefwoorden | Wet raadgevend referendum, referendabiliteit, artikel 12 Wrr, spoedprocedure, Oekraïne-referendum |
Auteurs | Mr. L.H.M. Weesing-Loeber en Mr. H.M.B. Breunese |
SamenvattingAuteursinformatie |
Iets meer dan een jaar geleden is de Wet raadgevend referendum (Wrr) in werking getreden. In dit artikel wordt teruggekeken op dat jaar. Allereerst wordt kort de systematiek van de Wrr uiteengezet. Daarna wordt bezien hoe de wetgever omgaat met de referendabiliteit van wetten en het gebruik van de spoedprocedure uit artikel 12 Wrr. De bijdrage beschrijft tevens in hoeveel gevallen er daadwerkelijk verzoeken tot het houden van een referendum zijn gedaan. Ten slotte gaat het artikel in op de praktische lessen die geleerd kunnen worden van het eerste referendum dat op grond van deze wet is gehouden en op de suggesties die zijn gedaan om de Wrr aan te passen. |
Artikel |
Het tuchtrecht voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg: de betekenis van de tweede tuchtnorm voor de ontvankelijkheid |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 5 2016 |
Trefwoorden | tuchtrecht, ontvankelijkheid, Wet BIG, weerslagcriterium |
Auteurs | Mr. C.A. Bol en prof. mr. J.C.J. Dute |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt de reikwijdte van de tweede tuchtnorm van de Wet BIG in kaart gebracht. Daarbij wordt nagegaan of wijziging van de betreffende norm noodzakelijk c.q. wenselijk is. Geconstateerd wordt dat de tuchtrechter de afgelopen jaren geen consistente lijn heeft gevolgd bij de uitleg van de tweede tuchtnorm, hetgeen onwenselijk is. Aanbevolen wordt om de tuchtnorm(en) te wijzigen in een zogenoemde betamelijkheidsnorm en om in het kader van de ontvankelijkheid niet langer te toetsen aan de reikwijdte van de tuchtnorm(en). |
Artikel |
Verplichte sportarbitrage als uitbuitingsmisbruik: de Pechstein-zaak door de lens van artikel 102 VWEU |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | Claudia Pechstein, arbitrageclausule, Hof van Arbitrage voor Sport, artikel 102 VWEU, misbruik |
Auteurs | Ben Van Rompuy |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met zijn uitspraak in de Pechstein-zaak legde het Duitse Oberlandesgericht München (OLG) een bom onder de fundamenten van de internationale sportrechtspraak. Volgens het OLG maakte de Internationale Schaatsunie misbruik van haar machtspositie door aan de schaatser Claudia Pechstein een arbitrageclausule ten gunste van het Hof van Arbitrage voor Sport (CAS) verplicht op te leggen. Hoewel het OLG enkel nationaal mededingingsrecht toepaste, analyseren we in deze bijdrage de zaak vanuit het perspectief van het Europees mededingingsrecht. Immers, indien het eenzijdig opleggen van CAS-arbitrageclausules – een gangbare praktijk van internationale sportbonden – ook misbruik vormt in de zin van artikel 102 VWEU, zouden de praktische implicaties voor de toekomst van het CAS nog verregaander zijn. |
Artikel |
Geëiste en opgelegde sancties bij de strafrechtelijke afhandeling van georganiseerde criminaliteit |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Criminologie, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | organized crime, Punishment, demanded and imposed sanctions, Sentencing |
Auteurs | Dr. Karin van Wingerde en Prof. dr. Henk van de Bunt |
SamenvattingAuteursinformatie |
The image that criminal enforcement of organized crime is difficult, is commonly reflected in the media and popular debate. Commentators often argue that organized crime is punished less severely than possible, due to the complexity of the offences, time constraints, and the increased interconnectedness between legal and illegal activities, which creates difficulties to find sufficient evidence to convict offenders. Using data from the Dutch Organized Crime Monitor, this article focuses on the ways in which offenders of organized crime are ‘treated’ by the criminal justice system and on the discrepancies between demanded sanctions and the actual sanctions executed in cases of organized crime. |
Artikel |
Het verzekeringscertificaat onder de goederentransportverzekering |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | verzekeringscertificaat, waardepapier, zekerheidsrechten, derdenbescherming, handelsverkeer |
Auteurs | Mr. M.A.R.C. Padberg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het karakter van het onder de goederentransportverzekering afgegeven verzekeringscertificaat wordt in de praktijk niet altijd onderkend. Het verzekeringscertificaat is van belang in geval van een verzekerd evenement, maar ook als zekerheidsinstrument. Dat belang wordt met praktijkvoorbeelden, rechtspraak en literatuur belicht en becommentarieerd. Het artikel is relevant voor de verzekerings-, rechts- en financieringspraktijk. |