Globalization has generated an increasing necessity of having to litigate in foreign courts and to enforce judgment in other countries. The diversity of procedural regimes represents an important obstacle for an efficient access to justice, which triggered a debate on the need for harmonization of civil procedure. These topics were explored in the conference organized by Dr. Xandra Kramer and Prof. dr. C.H. (Remco ) van Rhee on 17-18 June, 2010, under the auspices of Erasmus University Rotterdam. The instant conference report summarizes the arguments on the future of procedural harmonization in Europe, which seem to favor a horizontal approach to harmonization. |
Artikel |
Civil litigation in a globalizing world: a multidisciplinary perspectiveConference Report |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | civil litigation, harmonization, civil procedure, cultural values, comparative law |
Auteurs | S. Vacarelu en A. Ognean |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Letselschade en de patiëntenkaart: een bewijsrechtelijke beschouwing |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | patiëntenkaart, arbeidsvermogensschade, bewijslast, B./Olifiers, vergelijkingshypothese |
Auteurs | Mr. E.M. Deen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De regels van stelplicht en bewijslast, het arrest B.Olifiers waarin wordt geoordeeld dat de bewijslast van arbeidsvermogensschade bij de benadeelde ligt, de toepassing van de vergelijkingshypothese, de tegemoetkomingen van de benadeelde bij het leveren van bewijs en het feit dat ons medische verleden als gevolg van de dossierplicht van de arts is gedocumenteerd, moeten worden meegewogen in de patiëntenkaartdiscussie. Beschouwing van genoemde factoren leidt tot de conclusie dat het (eerst) de benadeelde zelf is die, wanneer geconfronteerd met de vraag inzage te geven in zijn patiëntenkaart, zijn belang bij het bewijzen van zijn arbeidsvermogensschadeclaim zou moeten afwegen tegen zijn belang bij privacy. |
Artikel |
Heffing aan de poort |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | griffierechtenstelsel, tarieven, inning, rekening-courantstelsel, informatieplichten |
Auteurs | Mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het wetsontwerp tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel, dat thans bij de Eerste Kamer ligt, bevat een aantal belangrijke verbeteringen, maar ook enige ongelukkige keuzes en een vrij groot aantal technische manco’s. Wat de tarieven betreft, is een eenvoudig, transparant, consistent en gebruiksvriendelijk systeem ontworpen. Maar voor de inning van het griffierecht aan het begin van de procedure (‘aan de poort’) wordt een topzware regeling ontworpen, met informatieplichten in de dagvaarding, en ontslag van instantie dan wel verstek indien de eiser resp. de gedaagde niet tijdig betaalt. De processuele consequenties zullen tot evenzovele processuele complicaties en verlies van tempo in de civiele procedure leiden. Een lichte regeling verdient de voorkeur. Een deugdelijk rekening-courantstelsel tussen gerechten en advocaten/gemachtigden, alsmede eventuele financiële prikkels (boetes) zullen wanbetaling aan de poort voorkomen zonder dat de voortgang van de procedure daaronder hoeft te lijden. |
Artikel |
De Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade: een nieuwe loot aan de processuele stam |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | letselschade, overlijdensschade, Wet deelgeschilprocedure, deelgeschilprocedure |
Auteurs | Prof. mr. C.J.M. Klaassen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade is een nieuw instrument in het kader van de afwikkeling van letsel- en overlijdensschade. Hoewel in de consultatieronde naar aanleiding van het voorontwerp door met name de Nederlandse Vereniging voor rechtspraak (NVvR) de nodige kritische kanttekeningen zijn geplaatst, is dit wetsvoorstel zonder noemenswaardige tegenwind het parlement gepasseerd. Het wetsvoorstel Deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade is vlak voor het zomerreces 2008 bij de Tweede Kamer ingediend en een jaar later met algemene stemmen door deze Kamer aangenomen; het heeft vervolgens eind 2009 de instemming van Eerste Kamer verkregen en zal per 1 juli 2010 als wet in werking treden |
Artikel |
Kort geding in cassatie versus bodemprocedure |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | bodemprocedure, kortgedingprocedure, kort geding, cassatie(beroep), belang bij cassatie |
Auteurs | Mr. L.A.R. Siemerink |
SamenvattingAuteursinformatie |
De verhouding tussen de kortgedingprocedure en de bodemprocedure roept vragen op. Specifiek is de vraag hoe een kort geding in cassatie zich verhoudt tot een aanhangige bodemprocedure. Bij beantwoording van de vraag stuit men op het probleem dat de Hoge Raad deze ‘verhoudingsvraag’ niet ambtshalve kan beoordelen. Het is daarom wenselijk dat bij de verhouding kort geding in cassatie versus bodemprocedure cassatieberoep niet openstaat en eiser zodoende niet-ontvankelijk wordt verklaard. Daartoe zou het primaat van de bodemprocedure ook hangende cassatie moeten worden aanvaard. De verhouding kort geding versus bodemprocedure wordt hierdoor helder, in het bijzonder in cassatie. |
Artikel |
Tussentijds beroep tegen tussenuitspraken en deeluitspraken |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | tussentijds beroep, tussenvonnis, deelvonnis, verlof |
Auteurs | Mr. drs. S.M. Kingma |
SamenvattingAuteursinformatie |
Over weinig procesrechtelijke onderwerpen is de afgelopen veertig jaar zo’n omvangrijke en fijnmazige jurisprudentie verschenen als over tussentijds hoger beroep en cassatieberoep tegen tussen- en deeluitspraken (tussenvonnissen, tussenbeschikkingen, deelvonnissen en deelbeschikkingen). In ‘Tussentijds beroep tegen tussenuitspraken en deeluitspraken’ geeft S.M. Kingma een uitgebreid overzicht van de huidige stand van het recht en betoogt hij dat uit het uitgangspunt dat tussenuitspraken en de einduitspraak samen één geheel vormen, verdergaande consequenties te trekken zijn dan nu worden getrokken. Verder geeft hij enkele wenken voor wijzigingen van het stelsel, zoals een aanpassing van het systeem van verlening van toestemming voor tussentijds beroep en een herziening van de regeling van (tussentijds beroep van) voorlopige en niet-voorlopige voorzieningen. |