Op 4 februari 2014 is de Richtlijn woningkredietovereenkomsten vastgesteld. Deze richtlijn geeft een nieuw kader voor verschillende aspecten rondom het adviseren en het verstrekken van hypotheken en andere woningkredietovereenkomsten. Hoewel de hypotheekmarkt in Nederland al vrij gereguleerd is, zal de richtlijn op bepaalde onderdelen tot wijziging van de regels leiden. Een en ander hangt ook af van de keuzes die de wetgever op tal van onderwerpen zal moeten maken.In deze bijdrage zullen eerst enkele algemene onderwerpen uit de richtlijn aan de orde komen, zoals achtergrond, doelstelling en reikwijdte. Daarna komen inhoudelijke onderwerpen aan bod, waarbij wat langer zal worden stilgestaan bij onderwerpen die voor de praktijk de meeste gevolgen zullen hebben. Hierna volgt een korte conclusie waarbij gekeken wordt in hoeverre deze richtlijn bijdraagt aan het oplossen van de crisis op de woningmarkt in Nederland.Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010, Pb. EU 2014, L 60. |
Artikel |
De Richtlijn woningkredietovereenkomsten: een Europese oplossing voor de crisis op de woningmarkt?Oriënteren moet je leren |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | hypotheken, woningkredietovereenkomsten, ESIS, consumentenrecht |
Auteurs | Mr. drs. N.M. Giphart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Kanttekeningen bij het voorstel voor de Richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen: wat brengt het ons (en wat niet)? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | bedrijfsgeheimen, knowhow, ongeoorloofde mededinging, TRIPS, handhavingsrichtlijn |
Auteurs | Mr. J.J. Allen en Mr. E.A. de Groot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan. Een kritische beschouwing vanuit de Nederlandse praktijk.Richtlijn 2004/48EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten, Pb. EG 2004, L 195/16. |
Artikel |
De nieuwe aanbestedingsrichtlijnen: werk aan de winkel of kan de wetgever op zijn lauweren rusten? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | nieuwe aanbestedingsrichtlijnen, concessierichtlijn, inbesteding, B-diensten, Wezenlijke wijziging |
Auteurs | Mr. M.J.J.M. Essers, Mr. R.S. Damsma en Mr. C.G. van Blaaderen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Minder dan een jaar na de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet 2012 wordt de nationale wetgever – niet geheel onverwacht – geconfronteerd met drie nieuwe aanbestedingsrichtlijnen. Op 21 december 2011 had de Europese Commissie al een eerste aanzet gedaan door een drietal voorstellen te publiceren. Het wetgevingstraject is na de gebruikelijke rondjes langs de diverse Europese (advies) instellingen op 26 februari 2014 uitgemond in de ondertekening van een drietal definitieve teksten. Deze teksten zijn op 28 maart 2014 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend gemaakt. Nationale wetgevers hebben tot en met 18 april 2016 de tijd om de richtlijnen in de Aanbestedingswet te implementeren. Vanzelfsprekend zullen de ‘huidige’ aanbestedingsrichtlijnen met de komst van de nieuwe richtlijnen worden ingetrokken. In dit artikel zullen wij alleen de ‘highlights’ bespreken van de nieuwe Richtlijn Overheden (hierna: de nieuwe Richtlijn) en de Concessierichtlijn.Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten, Pb. EU 2014, L 91/1;Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG, Pb. EU 2014, L 94/65;Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG, Pb. EU 2014, L 94/243. |
Artikel |
De EU-bevoegdheid betreffende de externe coördinatie van sociale zekerheid |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | coördinatie sociale zekerheid, externe betrekkingen, associatieovereenkomsten, rechtsbasis, vrij verkeer |
Auteurs | Mr. A.P. van der Mei |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel 48 VWEU kent aan de EU-wetgever de bevoegdheid toe de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten te coördineren teneinde het vrij verkeer van werknemers binnen de EU te faciliteren. In twee door het Verenigd Koninkrijk tegen de Raad van de Europese Unie op grond van artikel 263 VWEU ingestelde beroepen, diende het Hof van Justitie zich te buigen over de vraag of de EU-wetgever deze bevoegdheid voor ‘interne’ coördinatie ook kan aanwenden voor een besluit gericht op de uitbreiding van de Socialezekerheidsverordening 883/2004 tot het grondgebied en de onderdanen van derde landen. Het Hof van Justitie oordeelt dat de EU-wetgever dat kan: artikel 48 VWEU kan de rechtsbasis vormen voor een besluit gericht op een dergelijke ‘externe’ coördinatie van sociale zekerheid indien derde staten op basis van associatieakkoorden voor doeleinden van socialezekerheidscoördinatie reeds zijn gelijkgesteld aan EU-lidstaten. Deze bijdrage analyseert de twee arresten en beziet de mogelijke implicaties.HvJ EU 26 september 2013, zaak C-431/11, Verenigd Koninkrijk/Raad van de Europese Unie, n.n.g. en HvJ EU 27 februari 2014, zaak C-656/11, Verenigd Koninkrijk/Raad van de Europese Unie, n.n.g. |
Artikel |
‘Le temps détruit tout’?Het dienstenverkeer binnen de EU-Turkije Associatie na de uitspraak van het Hof van Justitie in Demirkan |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 2/3 2014 |
Trefwoorden | Turks Associatieverdrag, Vrij verkeer van diensten, Passievedienstenverkeer, Visumplicht, Vrij verkeer van personen |
Auteurs | Dr. Th. A.J.A. Vandamme |
SamenvattingAuteursinformatie |
Kunnen Turkse onderdanen zonder visum afreizen naar Duitsland teneinde daar (misschien) diensten te gaan ontvangen als ze dat ook konden in vroegere tijden toen het Duitse recht op dit punt hen welgevallig was? In de onderhavige zaak werd het Hof van Justitie geconfronteerd met deze vraag waarbij de standstill-clausules uit het EU-Turkije Associatieregime centraal staan. Hebben deze clausules betrekking niet alleen betrekking op het verlenen maar ook op het ontvangen van diensten?HvJ EU 24 september 2013, zaak C-221/11, Leyla Demirkan/Bundesrepublik Deutschland, n.n.g. |
Artikel |
Het Europees Openbaar Ministerie tussen soevereiniteit en effectiviteit |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 2/3 2014 |
Trefwoorden | Europees Openbaar Ministerie, fraudebestrijding, strafrecht |
Auteurs | Mr. dr. W. Geelhoed |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het voorstel van de Europese Commissie voor oprichting van een Europees Openbaar Ministerie hinkt op twee gedachten. Het streven is de fraudebestrijding voortvarender te maken, maar tegelijk niet ten koste van nationale strafvorderlijke autonomie te laten gaan. Wanneer nationale strafrechtelijke gevoeligheden koste wat kost worden gespaard, kan slechts een papieren tijger worden opgericht. Dan is het beter om ofwel niets te doen, ofwel een krachtige instelling op te richten die daadwerkelijk strafrechtelijke bescherming biedt voor de financiële belangen van de EU.Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie, COM(2013)534 |
Artikel |
UPC/Gemeente Hilversum: tariefafspraken in kabeltelevisiecontract ingehaald door regulering |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 2/3 2014 |
Trefwoorden | audiovisueel, elektronische communicatie, kabeltelevisie, NRI, programmapakket en tarieven |
Auteurs | Prof. mr. G.P. van Duijvenvoorde |
SamenvattingAuteursinformatie |
Veel gemeenten in Nederland hebben in het verleden bij de verkoop van hun kabeltelevisienetwerken langlopende tariefafspraken gemaakt ten behoeve van hun inwoners. Over de afdwingbaarheid van deze tariefafspraken is veel en lang geprocedeerd vanuit verschillende invalshoeken. Dit arrest gaat in op de vraag hoe deze tariefafspraken zich verhouden met het nadien in werking getreden Europees telecommunicatiekader. Het arrest geeft een uitleg van enkele kernbegrippen in het telecommunicatierecht, zoals elektronische communicatie en nationale regelgevende instantie (NRI). Vervolgens wordt aan de hand van het beginsel van loyale samenwerking getoetst of de Gemeente Hilversum zich kan beroepen op de met UPC overeengekomen tariefbedingen.HvJ EU 7 november 2013, zaak C-518/11, UPC Nederland BV/Gemeente Hilversum, n.n.g. |
Artikel |
Op het raakvlak van sociale zekerheid en migratierechtLegaal verblijf als voorwaarde voor toekenning socialezekerheidsprestaties |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 2/3 2014 |
Trefwoorden | Unieburgers, economisch inactieven, verblijfsrecht, bestaansmiddelen, bijstand |
Auteurs | Mr. H. Oosterom-Staples |
SamenvattingAuteursinformatie |
Hoewel we het graag over het hoofd zien, is het recht op vrij verkeer van personen, zoals verankerd in artikelen 20 en 21 van het VWEU, niet absoluut. Een van de voorwaarden die gesteld wordt aan de uitoefening van dit recht is dat de Unieburger zichzelf financieel kan bedruipen, in migratierechtelijke terminologie: geen beroep doet op de openbare kas. De prejudiciële vraag die het Hof van Justitie in het arrest Brey moet beantwoorden, is of een gastlidstaat voor de toekenning van een uit publieke middelen gefinancierde uitkering aan economisch inactieven de voorwaarde mag stellen dat zij rechtmatig verblijf hebben in die lidstaat. HvJ EU 19 september 2013, zaak C-140/12, Pensionsversichrungsanstalt/Peter Brey, n.n.g. |
Artikel |
Allianz: een beetje vaag en heel ongelukkig |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | exclusieve afname, toets strekkingsbeding, mededingingsbeperkende strekking, mededingingsbeperkende gevolgen |
Auteurs | Mr. G. Oosterhuis |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het te bespreken arrest betreft prejudiciële vragen gesteld door het Hongaarse hof van cassatie Legfelsőbb Biróság (hierna: de verwijzende rechter) aangaande de vraag of afspraken tussen verzekeraars Allianz en Generali en een aantal autoreparateurs, waarbij de autoreparateurs (indirect) een bonus krijgen als zij een bepaald percentage verzekeringen van Allianz en Generali verkopen, kwalificeren als overeenkomsten die tot strekking hebben de mededinging te beperken. Het Hof van Justitie verwart in zijn arrest het onderscheid tussen strekkings- en gevolgbedingen. Het Hof van Justitie suggereert bovendien dat de vrij onschuldige afspraken – afnamebedingen – tot doel hebben de mededinging te beperken. Het arrest stelt ten slotte dat als een overeenkomst niet in overeenstemming is met nationaal regelend recht – zoals regels van consumentenbescherming – dit het waarschijnlijk maakt dat die overeenkomst de strekking heeft de mededinging te beperken. |
Artikel |
Twisten tussen woningcorporatie en huurder: garandeert het Unierecht een recht op schotelantennes? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | horizontale directe werking, vrijedienstenverkeer, woningcorporatie, cassatie wegens onvoldoende motivering, Europees recht |
Auteurs | Mr. dr. H.J. van Harten en Mr. S.R.W. van Hees |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het huurreglement van de Arnhemse woningcorporatie SVA is opgenomen dat een huurder niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming het gehuurde mag wijzigen. Daaronder wordt mede begrepen het plaatsen van antennes. |
Artikel |
De nieuwe Europese privacywetgeving: stand van zaken bijna twee jaar na Commissievoorstel |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2013 |
Trefwoorden | gewone wetgevingsprocedure, artikel 7 en 8 Handvest, gegevensbescherming, verhouding EU-VS, onafhankelijk toezicht |
Auteurs | Mr. H. Hijmans |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het voorjaar van 2012 heb ik in NTEReen bijdrage geschreven over de Commissievoorstellen van 25 januari 2012 voor nieuwe Europese wetgeving op het gebied van de gegevensbescherming. De behandeling van deze voorstellen – en dan vooral de voorgestelde verordening – bij de Raad en het Parlement heeft de gemoederen in Brussel en ook in Nederland sterk beziggehouden vanwege de grote belangen die ermee gemoeid zijn en de vaak uiteenlopende meningen over de verordening an sich en veel van de specifieke bepalingen die deze bevat. Het meest aansprekende bewijs daarvan zijn de bijna vierduizend amendementen die binnen het EP zijn ingediend in relatie tot de voorgestelde verordening. Bij het beëindigen van deze bijdrage is nog veel onduidelijk over het vervolg van het dossier. Ik wil deze bijdrage dan ook vooral benutten om de voor de lezers van NTER meest relevante elementen van het debat in kaart te brengen, in vervolg op mijn bijdrage uit 2012.Voorstel voor een verordening betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming) ( COM/2012/011 def.).Voorstel voor een richtlijn betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ( COM/2012/010 def.). |
Artikel |
Duurzaamheidsbelangen in het mededingingsrechtDe positie van ACM ten opzichte van het Hof van Justitie en de Europese Commissie |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2013 |
Trefwoorden | mededinging, duurzaamheid, doorwerking Europees recht, bevoegdheden ACM |
Auteurs | Dr. A. Gerbrandy |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met de aankondiging van ACM dat zij in haar mededingingsbeoordeling van samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen duurzaamheidsbelangen als relevant in aanmerking neemt, neemt ACM stelling in de discussie over de relatie tussen mededingingsrecht en duurzaamheid. De vraag of ACM eigenstandig beleid kan voeren betreft de verhouding ACM - Europese Commissie - Hof van Justitie. De ruimte die ACM in deze verhouding heeft, is het onderwerp van dit artikel. |
Artikel |
Het arrest Bouygues: het verband tussen de verstrekte staatsmiddelen en het verkregen voordeel |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2013 |
Trefwoorden | staatssteun, voordeel, staatsmiddelen, particuliere marktinvesteerder, terugvordering |
Auteurs | Dr. mr. N. Saanen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Kunnen publieke verklaringen van de staat, inhoudende dat de staat passende maatregelen zal nemen om te voorkomen dat een onderneming waarvan zij de meerderheid van de aandelen bezit, over de rand van een financiële afgrond zal duiken, een steunmaatregel in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU opleveren? Het Hof van Justitie buigt zich in het arrest Bouygues over deze vraag en betreedt daarbij nieuwe grond door niet alleen te oordelen dat voor de staatssteunbeoordeling een samenstel van maatregelen die nauw verband met elkaar houden, als één optreden kan worden beschouwd, maar ook dat er weliswaar een directe band dient te bestaan tussen het voordeel voor de onderneming en de staatsmiddelen die (potentieel) worden overgedragen, maar dat het voordeel en de staatsmiddelen niet behoeven overeen te stemmen of gelijkwaardig hoeven te zijn. |
Artikel |
Kartelschade in Nederland, een eerste aanzet |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2013 |
Trefwoorden | privaatrechtelijk handhaving, passing-on, voordeelverrekening, schadevergoeding, artikel 101 VwEU |
Auteurs | Mr. B. Braat |
SamenvattingAuteursinformatie |
De uitspraak in eerste aanleg in de zaak TenneT/ABB geeft er een beeld van hoe in Nederland in rechte met kartelclaims wordt omgegaan. De Rechtbank Oost-Nederland komt tot interessante conclusies over de aansprakelijkheid van entiteiten behorend tot het concern van een kartelovertreder en de mogelijkheid van een zogenoemd passing-on verweer. De uitspraak lijkt voor kartelovertreders niet gunstig. |
Artikel |
De Nederlandse geschillencommissies voor consumentenzaken langs de meetlat van de Richtlijn ADR consumenten en de Verordening ODR consumenten |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2013 |
Trefwoorden | Richtlijn ADR consumenten, Verordening ODR consumenten |
Auteurs | Mr. P.E. Ernste |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage staat de vraag centraal welke consequenties de op 18 juli 2013 bekend gemaakte Richtlijn ADR consumenten en Verordening ODR consumenten hebben voor het Nederlandse stelsel van buitengerechtelijke geschillenbeslechting bij de geschillencommissies voor consumentenzaken (SGC en KiFiD). Deze vraag wordt beantwoord door het Nederlandse stelsel te toetsen aan de Richtlijn ADR consumenten en de Verordening ODR consumenten. |
Artikel |
EU-Bewijsverordening soms toch exclusiefDe EU-bewijsverordening is ook ten aanzien van rechtstreeks deskundigenbewijs geen uitputtende regeling, tenzij het onderzoek van invloed is op het openbaar gezag van de aangezochte lidstaat |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2013 |
Trefwoorden | EU-Bewijsverordening 1206/2001, grensoverschrijdende bewijsverkrijging, deskundigenbewijs, openbaar gezag |
Auteurs | Mr. F.M. Ruitenbeek-Bart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Nadat het Hof van Justitie eerder (HvJ EU 6 september 2012, zaak C-170/11, Lippens c.s./Kortekaas c.s) bepaalde dat de EU-Bewijsverordening geen uitputtende regeling is voor het verkrijgen van getuigenbewijs, laat het Hof zich nu uit over de (niet-)exclusiviteit van de verordening met betrekking tot deskundigenbewijs. Als een rechter een deskundigenonderzoek rechtstreeks in een andere lidstaat wil laten uitvoeren, dan is hij niet noodzakelijkerwijs gehouden om de in de EU-Bewijsverordening neergelegde methode voor rechtstreekse bewijsverkrijging toe te passen. Een dwingende uitzondering geldt in de situatie waarin de bewijsverkrijging invloed kan hebben op het openbaar gezag van de lidstaat waarin het onderzoek moet worden verricht. |
Artikel |
Bindingseisen passé?Over een vereiste van ‘voldoende band’ met een gemeente om er te mogen wonen, een ‘sociale last’ voor een sociaal woonbeleid en compensatie voor openbare dienstverplichtingen |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2013 |
Trefwoorden | vrij verkeer, bindingseisen, staatssteun, Altmark, ruimtelijke ordening |
Auteurs | Mr. dr. H.J. van Harten en Mr. R.A. Fröger |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest Libert maakt het Hof van Justitie zeer korte metten met een Vlaamse regionale regeling die voor de overdracht van onroerend goed vereist dat een kandidaat-koper of kandidaat-huurder beschikt over ‘voldoende band’ met de betrokken gemeente: het Europees burgerschap, de vestigingsvrijheid en het vrij verkeer van werknemers, diensten en kapitaal staan daaraan in de weg. Wel mag een regionale overheid, onder voorwaarden, een ‘sociale last’ opleggen die verbonden is aan de verlening van een bouw- of verkavelingsvergunning. Verder biedt het arrest Libert een zeldzaam voorbeeld van toetsing aan de Altmark-uitzondering in het staatssteunrecht: onder welke voorwaarden kunnen fiscale stimuli en subsidiemechanismen voor projectontwikkelaars als compensatie voor een dienst van algemeen economisch belang worden beschouwd? |
Artikel |
De zaak Pringle en de eurocrisis: juridische paradoxen en constitutionele perspectieven |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2013 |
Trefwoorden | eurocrisis, ESM, democratische legitimatie, rechterlijk activisme |
Auteurs | Mr. dr. A. van den Brink en Mr. J.W. van Rossem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Pringle biedt een caleidoscopische blik op de constitutionele problematiek van de eurocrisis. Tegen de achtergrond van het ESM-Verdrag wordt in deze bijdrage aandacht besteed aan de dynamische wijze waarop Europa op dit moment zweeft tussen juridisering van de politiek en politisering van het recht. In dat verband staat ook een thema centraal dat niet direct door het Hof van Justitie in Pringle werd aangeroerd maar in de eurocrisis wel een grote rol speelt: het thema democratie. |
Artikel |
Baas boven baasDe nationale rechter is bij verwijzing of terugwijzing niet gebonden aan de rechtsopvatting van de hoogste rechter, wanneer hij twijfelt of deze opvatting strijdig is met het Unierecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | ambtshalve, prejudiciële procedure, terugwijzing |
Auteurs | Mr. M.J.M. Verhoeven |
SamenvattingAuteursinformatie |
De rechter is bevoegd om ambtshalve een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie te stellen na verwijzing of terugwijzing van de zaak door de hoogste rechter. Dit geldt ook als hij op grond van een nationaal voorschrift verplicht is om bij zijn beslissing de rechtsopvatting te volgen van die hoogste rechter. In dit artikel wordt het arrest Križan, waarin deze problematiek recentelijk aan de orde kwam, besproken in de context van eerdere jurisprudentie. Daarnaast wordt een vergelijking getrokken met de mogelijkheid om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad en wordt bezien wat het arrest Križan betekent voor de Nederlandse rechtspraktijk. |
Artikel |
Reactie op ‘Consumentenrecht in de lucht: ontwikkelingen in het Europees Passagiers-luchtvervoerrecht’ |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2013 |
Auteurs | Mr. F. Niemöller en mr. I.G.B. Maertzdorff |
Auteursinformatie |