Onlangs is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel tot uitvoering van de Europese Erfrechtverordening ingediend. Verschillende onderdelen van de verordening vragen om nadere uitvoeringswetgeving in de lidstaten. In deze bijdrage worden de belangrijkste bepalingen uit het Nederlandse wetsvoorstel besproken. Onder meer de wijzigingen in Titel 12 van Boek 10 BW en de introductie van de Europese erfrechtverklaring in het Nederlandse rechtssysteem komen aan bod. |
Artikel |
Uitvoering van de Europese Erfrechtverordening in Nederland: wijziging van Boek 10 BW en inpassing van de Europese erfrechtverklaring |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2014 |
Trefwoorden | internationaal erfrecht, grensoverschrijdende erfopvolging, Uitvoeringswet Verordening Erfrecht, Europese Erfrechtverordening, Haags Erfrechtverdrag 1989, Boek 10 BW, Europese erfrechtverklaring, IPR |
Auteurs | Mr. J.G. Knot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Enige opmerkingen over de nietigheid en vernietigbaarheid van een uiterste wil op grond van vormgebreken |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2014 |
Trefwoorden | uiterste wil, uiterste wilsbeschikking, nietigheid en vernietigbaarheid van een uiterste wil, authenticiteit, vormvereisten, artikel 3:39 BW, artikel 4:109 BW, misbruik van bevoegdheid |
Auteurs | Mr. P.C. van Es |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Wna bepaalt dat wanneer aan bepaalde vormvereisten niet is voldaan, een akte authenticiteit mist en zij niet voldoet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist. Boek 4 van het BW geeft in artikel 109 een eigen regeling voor (onder meer) een in een notariële akte gegoten uiterste wil die niet aan bepaalde vormvereisten voldoet. Dit artikel moet worden gezien als een bepaling die een afwijking inhoudt van de hoofdregel van artikel 3:39 BW: op grond van lid 4 van artikel 4:109 BW geldt namelijk dat het niet in acht nemen van bepaalde vormvereisten (waar de Wna wel de sanctie van verlies van authenticiteit op stelt) geen nietigheid, maar vernietigbaarheid van de uiterste wil meebrengt. |
Artikel |
De attestatie de vita |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | attestatie de vita, bewijsrecht, pensioenrecht |
Auteurs | Prof. mr. W. Breemhaar |
SamenvattingAuteursinformatie |
De bijdrage is gewijd aan de attestatie de vita, waarvan de grondslag is te vinden in de op 10 september 1998 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de afgifte van een attestatie de vita alsmede artikel 1:19k BW. Met de invoering van de attestatie de vita is beoogd om het bewijs van het in leven zijn van een persoon in een ander land dan waar deze woont, te vergemakkelijken. Men denke in dit verband bijvoorbeeld aan elders opgebouwde pensioenrechten. |
Artikel |
10 jaar nieuw erfrecht en de legitieme portie |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | ratio legitieme, toerekening, in aanmerking te nemen giften, peildatum, maatschappelijke veranderingen |
Auteurs | Prof. T.J. Mellema-Kranenburg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na tien jaar erfrechtrecht is het de vraag of de regeling van de legitieme portie niet aan heroverweging toe is. Argumenten daarvoor zouden kunnen zijn de maatschappelijke veranderingen, maar ook de gecompliceerdheid van bepaalde onderdelen uit de regelingen. In deze bijdrage wordt een inventarisatie hiervan gemaakt. |
Artikel |
10 jaar nieuw erfrecht en uitleg van uiterste wilsbeschikkingen |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | testeren, uitlegging, uiterste wilsbeschikking, gewijzigde omstandigheden, dwaling in het objectieve recht, rechtsgevolgen testament |
Auteurs | Mr. L.A.G.M. van der Geld |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur behandelt een aantal thema’s uit ’10 jaar uitlegging van uiterste wilsbeschikkingen’. Vooral de na het testeren gewijzigde omstandigheden springen in de jurisprudentie en de literatuur in het oog; de auteur stelt de vraag of het instrument uitleg wel het juiste instrumentarium is om rechtsgevolgen te verbinden aan die gewijzigde omstandigheden. Het recentste arrest van de Hoge Raad over uitleg (11 oktober 2013) wordt ook kort besproken. |
Artikel |
10 jaar nieuw erfrecht en de wettelijke vereffening |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | wettelijke vereffening, beneficiaire aanvaarding, benoeming vereffenaar, partiële vereffening |
Auteurs | Prof. mr. W.D. Kolkman |
SamenvattingAuteursinformatie |
De afgelopen tien jaren hebben zich talrijke ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van de wettelijke vereffeningsprocedure. Deze bijdrage geeft een kort overzicht. |
Artikel |
10 jaar nieuw erfrecht en de positie van het kind |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | kinderen, langstlevende, wettelijke verdeling, legitieme portie, som ineens |
Auteurs | Mr. J.H.M. ter Haar |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het kind heeft in het nieuwe erfrecht aanzienlijk moeten inschikken ten behoeve van de positie van de langstlevende echtgenoot en de testeervrijheid van ouders. Anders dan onder het oude erfrecht worden kinderen geacht zelf tijdig voor hun rechten op te komen. Men denke hierbij aan het vaststellen van hun vordering in de zin van artikel 4:13 lid 3 BW en het inroepen van de legitieme portie en de som ineens van artikel 4:35 BW. Door gebrekkig kantonrechtelijk toezicht op het bewind van de wettelijke vertegenwoordiger zijn de rechten van minderjarigen in het erfrecht slecht gewaarborgd. De jurisprudentie met betrekking tot artikel 4:35 BW biedt het kind dat de leeftijd van 21 nog niet heeft bereikt hoop. De bescherming die de langstlevende op grond van artikel 4:82 BW geniet is te ver doorgeschoten. Het biologische kind zonder afstammingsband met zijn verwekker heeft zijn situatie het laatste decennium aanzienlijk zien verbeteren. Hij krijgt met terugwerkende kracht dezelfde positie als andere kinderen in de nalatenschap van zijn verwekker. |
Artikel |
AWBZ: nieuwe wijn in oude zakken of oude wijn in nieuwe zakken?HR 1 februari 1991, NJ 1992, 259: vrijwillig uitbetalen revisited |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | AWBZ, opeisbaarheid, uitbetalen, uitkeren, HR 1 februari 1991, NJ 1992, 259, vrijwillig |
Auteurs | Mr. F.M.H. Hoens |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 januari 2013 is een vermogensinkomensbijtelling ingevoerd in de AWBZ. Hoens gaat in op de vraag of dit gevolgen heeft voor het antwoord op de vraag of (testamentaire) opeisbaarheid van de erfdelen gewenst of nodig is, zodra er sprake is van een (dreiging van een) door de vermogensinkomensbijtelling veroorzaakte vermogensintering. Bij de beantwoording staat de verzorging van de langstlevende voorop. Dat bij dit alles eenvoud het kenmerk van het ware ís, en kán zijn, volgt uit een arrest van de Hoge Raad van 1 februari 1991, NJ 1992, 259. |
Artikel |
Samenloop van erfrecht en adoptie in het Nederlandse internationaal privaatrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2013 |
Auteurs | Mr. J.G. Knot en Mr. A. Mens |
Auteursinformatie |
Artikel |
De ontaarde hereditatis petitio |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | hereditatis petitio, revindicatie, verkrijgende verjaring, zaaksvervanging, gerechtelijke vaststelling vaderschap |
Auteurs | Mr. P.C. van Es |
SamenvattingAuteursinformatie |
De vordering waarmee een erfgenaam de afgifte van de nalatenschap kan vorderen (de hereditatis petitio), is met de invoering van het nieuwe erfrecht wezenlijk van karakter veranderd. De hereditatis petitio, zoals deze is neergelegd in artikel 4:183 BW, vormt een mengeling van de revindicatie (art. 5:2 BW) en de hereditatis petitio zoals wij die onder het oude recht kenden (art. 881 BW (oud)). Dit heeft tot gevolg dat de eiser niet altijd meer kan volstaan met het bewijs van zijn erfgenaamschap, maar dat hij onder omstandigheden – afhankelijk van het verweer van de gedaagde – ook zijn eigendomsrecht moet bewijzen. Voorts betekent het dat ook goederen die op het moment van overlijden van de erflater niet meer in diens macht waren (zoals van hem gestolen goederen) met de hereditatis petitio kunnen worden opgeëist. Dit kan de termijn waarbinnen een dief op grond van artikel 3:105 lid 1 BW eigenaar wordt, aanzienlijk verlengen. Zaaksvervanging ten aanzien van de met de hereditatis petitio op te eisen goederen van de nalatenschap vindt alleen in verbintenisrechtelijke zin plaats. Voor een vervreemd goed van de nalatenschap komt een persoonlijke aanspraak tot vergoeding van het door de pseudo-erfgenaam genoten voordeel in de plaats. |
Artikel |
Ik opa en ik oma … |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2012 |
Trefwoorden | last, Legaat, Iki-opa-last, contante waarde van de schuld, fictieve erfrechtelijke verkrijging |
Auteurs | Mr. K.M.L.L. van de Ven |
Samenvatting |
Dit artikel is een bespreking van de civielrechtelijke verschillen tussen last en legaat alsmede het fiscale verschil tussen een last en een legaat bij een ik-opa- c.q. -oma-clausule. |
Artikel |
Overweging 26: testeer- en keuzevrijheid ordre public en fraus legis |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2012 |
Trefwoorden | IPR-erfrecht, Erfrechtverordening, rechtskeuze testeervrijheid, ordre public, fraus legis, dwingend erfrecht |
Auteurs | Prof. mr. F.W.J.M. Schols |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage stelt de auteur de vraag aan de orde of, na de inwerkingtreding van de Erfrechtverordening, ook het dwingende erfrecht van een ‘verordeningsland’ waarvan de erfwet niet van toepassing is, moet wijken, ook al zijn bijvoorbeeld goederen van de nalatenschap in dat land gelegen of had erflater aldaar zijn woonplaats. De auteur beantwoordt de vraag bevestigend. Bij zijn zoektocht stuit hij op overweging 26 bij de Erfrechtverordening: ‘Niets in deze verordening mag een gerecht beletten om mechanismen voor de bestrijding van wetsontduiking toe te passen, zoals fraus legis in het kader van het internationaal privaatrecht’, en spreekt de vrees uit dat Europese rechters overweging 26 te snel zullen aangrijpen als hun eigen dwingende erfrecht geweld wordt aangedaan. |
Artikel |
De gevolgen van de Europese Erfrechtverordening voor Nederbelgen |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2012 |
Trefwoorden | internationaal privaatrecht, erfrecht, Nederbelgen, Europese Erfrechtverordening |
Auteurs | Mr. J.L.D.J. Maasland en Prof. dr. R.R.M. Barbaix |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage gaan de auteurs in op de gevolgen die het van toepassing worden van de Europese Erfrechtverordening heeft voor Nederbelgen. Zij bespreken daartoe allereerst het huidige Nederlandse en Belgische internationaal privaatrecht ten aanzien van het erfrecht. Daarna schetsen zij de hoofdlijnen van de Erfrechtverordening. Vervolgens lichten de auteurs aan de hand van een aantal voorbeeldsituaties de gevolgen van de Erfrechtverordening voor Nederbelgen toe. Zij sluiten af met een aantal conclusies en aanbevelingen. |
Artikel |
Vermindering van (quasi-)legaten; een terrein vol voetangels en klemmen |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2012 |
Trefwoorden | legaat, quasi-legaat, sommenverzekering, vermindering |
Auteurs | Mr. P.C. van Es |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt in zijn algemeenheid aandacht besteed aan doel en werking van de regeling van vermindering van legaten van artikel 4:120 BW en wordt bezien in hoeverre de regeling ook daadwerkelijk aan haar doel beantwoordt. Vervolgens wordt – mede aan de hand van Hof Amsterdam 27 september 2011, LJN BT8650 – gekeken naar de uitwerking van de regeling van artikel 4:127 BW, inzake de vermindering van een begunstiging bij sommenverzekering. |
Artikel |
Ouderlijk vruchtgenot en testamentair bewind |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 3 2012 |
Trefwoorden | ouderlijk vruchtgenot, vruchtgenot, testamentair bewind, minderjarigenbewind |
Auteurs | Mr. J.H.M. ter Haar |
SamenvattingAuteursinformatie |
Aanleiding voor deze bijdrage is een beschikking van het Hof Den Haag van 11 april 2012 (zaaknummer 200.095.837/01). Een erfdeel van een minderjarige is door de testateur onder bewind is gesteld. Een ander dan de gezaghebbende ouder is testamentair bewindvoerder, het bewind duurt voort tot het kind tweeëntwintig is. De testateur heeft het ouderlijk vruchtgenot niet uitgesloten, maar heeft de bewindvoerder in algemene bewoordingen de bevoegdheid gegeven de uitkering van rente aan de rechthebbende uit te stellen tot het einde van het bewind. De vraag is hoe zich deze bevoegdheid verhoudt tot het recht van de ouder op ouderlijk vruchtgenot. Het Hof gaat volgens de schrijver uit van de verkeerde redenering dat de rente niet opeisbaar is zolang deze niet door de bewindvoerder aan de minderjarige wordt uitgekeerd. Hierdoor maakt de vader ten onrechte geen aanspraak op de vruchten. In de bijdrage wordt een antwoord gezocht op de vraag hoe het ouderlijk vruchtgenot zich verhoudt tot het testamentair bewind. Tevens wordt onderzocht in hoeverre een testateur ten aanzien van het ouderlijk vruchtgenot nadere bepalingen in zijn uiterste wil kan opnemen. Geconstateerd wordt dat dat het ouderlijk vruchtgenot een persoonlijk recht is dat voortvloeit uit het familierecht. Van een zakelijk recht op vruchten is volgens schrijver geen sprake. Voert een ander dan de ouder het bewind over het erfdeel van een minderjarig kind dan dient de ouder die aanspraak maakt op het ouderlijk vruchtgenot bij de bewindvoerder afgifte van de vruchten te vorderen. De ouder heeft dus niet het recht de vruchten van het onder bewind gestelde vermogen zelf rechtstreeks te innen. De testateur kan volgens schrijver - in tegenstelling tot hetgeen het Hof Den Haag oordeelt - de bewindvoerder niet de bevoegdheid geven de betaling van de vruchten aan de ouder op te schorten. De testateur kan het recht op ouderlijk vruchtgenot op grond van artikel 1:253m BW uitsluiten of in omvang beperken. Deze uitsluiting of beperking dient ondubbelzinnig (impliciet dan wel expliciet) uit de uiterste wil te blijken. De testateur kan aan de uitkering van de vruchten in het kader van het ouderlijk vruchtgenot geen nadere lasten of voorwaarden verbinden. Er zijn wel constructies denkbaar waarmee een vergelijkbaar effect bereikt kan worden. |
Artikel |
Een nieuwe regeling voor schenking en vererving van familieondernemingen in het Vlaams Gewest |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2012 |
Trefwoorden | familiale ondernemingen, familiale vennootschappen, schenking van ondernemingsvermogen, vererving van ondernemingsvermogen, Vlaams Gewest, bedrijfsopvolgingsregeling, buitenlandse notaris |
Auteurs | Mr. K.M.L.L. van de Ven |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur gaat in deze bijdrage in op de gewijzigde regeling voor schenking en vererving van familieondernemingen in het Vlaams Gewest. Daarbij wordt ter vergelijking een overzicht op hoofdlijnen geschetst van de Nederlandse bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956. |
Artikel |
Mijn en dijn in het huwelijkEen Europese oplossing ook voor Nederland? |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2012 |
Trefwoorden | Europees eenvormig huwelijksvermogensrecht, internationaal huwelijksvermogens- en erfrecht, rechtsvergelijkend huwelijksvermogens- en erfrecht |
Auteurs | Prof. mr. A.L.G.A. Stille |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 4 februari 2010 is tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek een overeenkomst gesloten, waarin aan (aanstaande) gehuwden de mogelijkheid wordt geboden om het keuzestelsel van de Wahl-Zugewinngemeinschaft of de régime matrimonial optionnel de la participation aux acquêts als huwelijksvermogensstelsel te kiezen. In dit opstel wordt dit nieuwe stelsel inhoudelijk besproken. Ook de ermee verbonden erfrechtelijke regelingen naar Duits, Frans en Nederlands recht komen kort aan de orde. De auteur stelt dat dit stelsel mogelijk in de plaats van het huidige Nederlandse stelsel van de wettelijke gemeenschap van goederen kan komen en doet suggesties voor nader onderzoek. |
Artikel |
Huwelijkse voorwaarden op het sterfbed |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2012 |
Trefwoorden | huwelijkse voorwaarden staande huwelijk, artikel 1:120 BW, schulden van de nalatenschap (art. 4:7 BW), quasilegaat (art. 4:126 BW) |
Auteurs | Mw. mr. L.A.G.M. van der Geld |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur stelt de vraag of huwelijkse voorwaarden op het sterfbed kunnen worden gemaakt of gewijzigd nu per 1 januari 2012 de rechterlijke goedkeuring van artikel 1:119 BW is vervallen. Rekening moet worden gehouden met artikel 1:120 BW, dat bepaalt dat de huwelijkse voorwaarden beginnen te werken met ingang van de dag na het passeren van de akte. Verder is vereist, wat betreft het kunnen tegenwerpen tegen derden, dat de huwelijkse voorwaarden ten minste veertien dagen zijn gepubliceerd. De auteur schetst wat de gevolgen zijn in de nalatenschap van de overleden echtgenoot als deze vóór deze termijnen overlijdt. |
Artikel |
Samenwoners en erfrechtEen civiele en fiscale beschouwing |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | samenwoners en erfrecht, defiscalisering, verblijvingsbeding, pseudo-o.b.v. |
Auteurs | Mr. P Blokland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na een beschouwing over de fiscale positie van samenwoners in de Successiewet wordt aandacht besteed aan de situatie van samenwoners zonder kinderen (verblijvingsbeding en/of testament?). Vervolgens worden diverse mogelijkheden bezien die samenwoners met kinderen hebben om de erfrechtelijke verhoudingen tussen langstlevende en kinderen te regelen, met name tegen de achtergrond van de uitbreiding van de defiscalisering in de Wet IB 2001 per 1 januari 2012. Conclusie is dat een testament waarbij de langstlevende samenwoner tot enig erfgenaam wordt benoemd terwijl de kinderen hun ‘erfdeel’ in de vorm van een niet-opeisbaar legaat krijgen toegekend (pseudo-o.b.v.), te prefereren valt boven een tweetrapstestament, dat leidt tot een complexe boedelafwikkeling.Nog mooier zou het zijn als de wetgever de wettelijke verdeling ook als keuze voor samenwoners met kinderen zou openstellen. |
Artikel |
Rechtskeuze voor buitenlands erfrecht en het wettelijk erfdeel |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2011 |
Trefwoorden | internationaal erfrecht, rechtskeuze, legitieme portie/wettelijk erfdeel, Europese Erfrechtverordening, Boek 10 BW (Internationaal privaatrecht) |
Auteurs | Mr. J.G. Knot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Naar aanleiding van een drietal vonnissen van de Rechtbank Haarlem wordt nader ingegaan op de vraag hoe volgens Nederlands internationaal erfrecht de aanspraak op een legitieme portie dient te worden beoordeeld, in het licht van een rechtskeuze voor buitenlands erfrecht. Aan de orde komen onder meer het verschil tussen een conflictenrechtelijke en een materieelrechtelijke rechtskeuze en de gevolgen van een dubbele nationaliteit van de testateur voor de geldigheid van diens rechtskeuze. Tevens wordt bezien of de verhouding tussen rechtskeuze en wettelijk erfdeel zal veranderen onder de toekomstige Europese Erfrechtverordening (conform het thans voorliggende voorstel) of na inwerkingtreding van Boek 10 BW (per 1 januari 2012). Ten slotte wordt kort aandacht geschonken aan de mogelijkheid uit het Oostenrijkse erfrecht een afstammeling te onterven, zonder dat daardoor enige aanspraak op een legitieme portie ontstaat. |