Over de vraag of artikel 43 Wetboek van Strafvordering (‘strafvorderlijk kort geding’) zich ook uitstrekte over de executiefase bestond discussie. Inmiddels is het vaste jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. In het artikel geeft de auteur, tot juli 2011 lid van het Hof, een overzicht van de rechtspraak van het Hof in procedures ex artikel 43 Sv over kwesties die de executie van vrijheidsstraffen betreffen. De vraag wordt behandeld welke kwesties de executie aangaande door het Hof wel en welke niet onder de reikwijdte van artikel 43 Sv worden gebracht. Met name wordt aandacht besteed aan beslissingen aangaande voorwaardelijke invrijheidsstelling en elektronisch toezicht en de toetsing daarvan door de rechter. Ook wordt (mogelijke) toekomstige wetgeving op dit terrein besproken. De auteur komt tot de conclusie dat thans een duidelijk toetsingskader voor beslissingen aangaande executie van vrijheidsstraffen ontbreekt. Het Hof heeft een zekere lijn ingezet. Veel beslissingen aangaande de executie kunnen via de weg van artikel 43 Sv aan de strafrechter worden voorgelegd. Een duidelijk criterium voor de beoordeling welke beslissingen daarvan zijn uitgesloten, is er (nog) niet. Ten aanzien van de beslissingen die wel kunnen worden voorgelegd lijkt het Hof (steeds meer) een marginale, administratiefrechtelijke toets aan te leggen. Ten aanzien van beslis- en beroepstermijnen ontbreekt de nodige duidelijkheid. Met het oog op de rechtsbescherming en de rechtszekerheid van de gedetineerde dient ook aan de resterende onduidelijkheid zoveel mogelijk een einde te worden gemaakt. |
Artikel |
De strafrechter als executierechter in het kader van het strafvorderlijk kort geding (art. 43 Sv) |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | executierechter, strafvorderlijk kort geding, voorwaardelijke invrijheidsstelling, elektronisch toezicht |
Auteurs | Mr. F.J.P. Lock |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Cumulatief beslag op aandelen op naam: tot welk moment? |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | Cumulatief, beslag, ‘aandelen op naam’, verkoop |
Auteurs | Mr. C.H.M. Fiévez |
SamenvattingAuteursinformatie |
Roerende zaken waarop executoriaal beslag is gelegd kunnen op grond van artikel 457 lid 1 Rv tot aan de verkoop opnieuw worden beslagen. Ten aanzien van aandelen op naam in naamloze vennootschappen regelt de wet niet tot welk moment de aandelen opnieuw in beslag genomen kunnen worden. Kan hiervoor aansluiting worden gezocht bij artikel 457 lid 1 Rv? Of moet dit moment uit artikel 474g lid 2 Rv worden afgeleid? Aan de hand van de (Nederlandse) wetsgeschiedenis van de toepasselijke wetsartikelen op executoriaal beslag op aandelen op naam, wordt besproken tot welk moment beslag op aandelen nog voor mogelijk wordt gehouden. |
Artikel |
Enkele aspecten van het voorstel tot wijziging van de Lar |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | Lar, Awb, bestuursprocesrecht, wijzigingsvoorstel, staatkundige hervorming |
Auteurs | Mr. J.Th. Drop |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een vlak voor de staatkundige hervorming van de Nederlandse Antillen ingediend voorstel tot wijziging van de Lar is niet meer door de Staten van dat land in behandeling genomen. Het voorstel is gebaseerd op ervaringen uit de praktijk en komt tegemoet aan kritiek door gebleken leemtes in de rechtsbescherming te ondervangen. Daarnaast wordt de positie van de bestuursrechter als beslechter van het geschil versterkt. Het wijzigingsvoorstel is gebaseerd op vergelijkbare bepalingen uit de Nederlandse Awb, die hun nut in de praktijk al hebben bewezen. |
Artikel |
Gescheiden machtenKoloniaal bestuur en de onafhankelijkheid van rechtspraak op Aruba, 1816-1919 |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | Aruba, machtenscheiding, vredegerecht, kantongerecht, Gerecht in Eerste Aanleg |
Auteurs | Drs. L. Alofs |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de koloniale samenlevingen staat de uitvoerende macht boven de rechterlijke macht. Deze bijdrage beschrijft de verzelfstandiging van de rechtspraak op Aruba tussen 1816 en 1919 op basis van de notulen van de rechtsprekende organen en omliggende archiefstukken. Tussen 1824 en 1848 had het Vredegerecht rechtsprekende, wetgevende en uitvoerende taken. In 1848 kwam een aparte wetgevende Adviserende Commissie tot stand en in 1869 een kantongerecht. Onafhankelijkheid van de rechterlijke macht werd ongedaan gemaakt door het gegeven dat de gezaghebber veelal aan het hoofd van de rechtsprekende organen stond. In 1919 kwam daarin verandering met de oprichting van het Gerecht in Eerste Aanleg. |
Artikel |
Het vonnis bevat… de inhoud van de bewijsmiddelen… |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | art. 402 Sv, bewijsmiddelen, strafvonnis |
Auteurs | Mr. J.R. Sijmonsma |
SamenvattingAuteursinformatie |
Art. 402 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat het vonnis op straffe van nietigheid de bewijsmiddelen bevat. In de praktijk werden de bewijsmiddelen opgenomen na instelling van een rechtsmiddel. Pas op 13 juli 2010, LJN BJ8669, oordeelde de Hoge Raad dat een vonnis dat bij de uitspraak niet de bewijsmiddelen bevat, nietig is. De schrijver verdedigt dat de tot 13 juli 2010 bestaande praktijk niet moet worden gelegitimeerd door een wetswijziging, maar dat art. 402 Sv moet worden behouden, maar dan alleen voor appèlvonnissen. |
Artikel |
Zestig jaar hoger toezicht van de gouverneur ingevolge de Eilandenregeling; een terugblik |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | Eilandenregeling Nederlandse Antillen, gouverneur van de Nederlandse Antillen, hoger toezicht, schorsing en vernietiging, bestuurlijk toezichtsbeleid |
Auteurs | Mr. A. Hoeneveld |
SamenvattingAuteursinformatie |
De opheffing van de Nederlandse Antillen rechtvaardigt een terugblik op zestig jaar toezicht van de gouverneur ingevolge de Eilandenregeling (ERNA). Aan de hand van empirisch onderzoek is bezien hoe het toezichtsbeleid op de eilandgebieden zich heeft ontwikkeld. Daarbij komen met name recente ontwikkelingen en aspecten van rechtsbescherming aan de orde. In totaal werden er in zestig jaar 41 eilandelijke besluiten vernietigd. De gezaghebbers en de Antilliaanse regering hadden daarbij het voortouw, niet het Koninkrijk. Na 10 oktober 2010 houdt slechts het Koninkrijk nog bestuurlijk toezicht op de autonome landen. Naar verwachting zal het Koninkrijk zich daarbij terughoudend opstellen. |
Artikel |
Belastingheffing in Caribisch Nederland |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | belastingregeling Nederland, hybride stelsel, zelfbeschikkingsrecht, vijf fiscale stelsels, eenvoud |
Auteurs | Mr. J. Adeler en prof. dr. P. Kavelaars |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met ingang van 10 oktober 2010 zijn de Nederlandse Antillen opgehouden te bestaan. Curaçao en St. Maarten zijn als zelfstandige landen binnen het Koninkrijk verdergegaan. Bonaire, St. Eustatius en Saba – de BES of Caribisch Nederland – maken voortaan deel uit van Nederland als bijzondere gemeenten. Zij hebben daartoe per 1 januari 2011 een geheel eigen fiscaal stelsel gekregen. De auteurs gaan in deze bijdrage nader in op de bijzonderheden van het fiscale stelsel op de BES, de onlosmakelijke samenhang met het (Europees-)Nederlandse fiscale stelsel en plaatsen tot slot enkele kanttekeningen. |
Artikel |
Vrijheid van discriminerende uitingen?De zaak Wilders |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | Autonomie, uitingsvrijheid, discriminatieverbod, schadebeginsel, aanstoot |
Auteurs | Prof. dr. C.W. Maris |
SamenvattingAuteursinformatie |
In Vrijheid van discriminerende uitingen? De zaak Wilders bespreekt C.W. Maris het lopende strafproces tegen de Nederlandse politicus Geert Wilders vanuit het rechtsfilosofische schadebeginsel. Wilders is beschuldigd van beledigen en aanzetten tot discriminatie van moslims. Wilders zelf beroept zich op uitingsvrijheid. Volgens de auteur is Wilders’ beeld van de islam bezijden de waarheid. Niettemin verleent het schadebeginsel in dit geval voorrang aan de vrijheid van meningsuiting boven het recht om niet te worden gediscrimineerd. Aanstoot of belediging is onvoldoende reden voor een strafrechtelijk verbod. Voor zover er schade dreigt, kan die beter worden beperkt door tegenargumenten dan door een verbod. |
Artikel |
‘Waarborg voor onafhankelijkheid’Rechtsvergelijking inrichting bezwaarprocedure. Een bespreking van de stelsels van Nederland en Aruba |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | bezwaaradviescommissie, onafhankelijkheid, inrichting bezwaarprocedure, artikel 7 LAR, artikel 7:13 Awb |
Auteurs | Mr. dr. A. Schwartz |
SamenvattingAuteursinformatie |
In Aruba worden de leden van de bezwaaradviescommissie niet benoemd, geschorst, ontslagen en betaald door het bestuursorgaan, zoals in Nederland, maar door de regering. Daarnaast geldt de onafhankelijkheidseis niet alleen voor de voorzitter, maar ook voor de overige leden. Volgens de auteur biedt desondanks de inrichting van de Nederlandse bezwaarprocedure voldoende waarborgen voor een onafhankelijke heroverweging. In Aruba bestaat het gevaar dat de inrichting van de bezwaarprocedure tot een verdergaande juridisering en depolitisering leidt, waardoor het conflictoplossend vermogen van de bezwaarprocedure minder wordt benut dan in Nederland. Een bespreking van de stelsels van Nederland en Aruba over de inrichting van de bezwaarprocedure. |
Artikel |
Staatsrechtelijke consequenties van de toekenning van een UPG-status aan de Caribische eilandgebieden |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | ultraperifeer gebied (UPG), Europees recht, koninkrijksverhoudingen, toezicht, aansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. H.G. Hoogers, prof. mr. H.E. Bröring en dr. D. Kochenov |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage gaat over de gevolgen van de keuze voor de status van ultraperifeer gebied (UPG) voor het constitutionele ordeningsmodel van het Statuut. Aan de orde komen de bevoegdheid en verantwoordelijkheid voor de implementatie en toepassing van Europees recht en de gevolgen in geval van niet nakoming van dit recht. Wie is aansprakelijk? Wat betekent dat voor de Koninkrijksverhoudingen? Zijn nieuwe toezichts- en regresvoorzieningen noodzakelijk? De bijdrage maakt duidelijk dat de (sterk ontwikkelde) Europese rechtsorde en de (zwak ontwikkelde) rechtsorde van het Koninkrijk zich moeizaam tot elkaar verhouden. |
Artikel |
De investeringsvergoeding bij opzegging |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | investeringsvergoeding, aanvullende schadevergoeding, opzegging, duurovereenkomst, investeringen |
Auteurs | Mr. J. van de Peppel |
SamenvattingAuteursinformatie |
In geval van opzegging van een onbenoemde commerciële duurovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft zowel het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba als de Hoge Raad aan de hand van de redelijkheid en billijkheid als grondslag geoordeeld over de verplichting tot aanvullende schadevergoeding voor niet terug te verdienen investeringen. Ter onderbouwing van de redelijkheid en billijkheid kunnen als factoren dienen een gerechtvaardigd vertrouwen van de opgezegde partij in het terugverdienen van de investeringen en het intreden van de schade vanwege een gedraging van de opzeggende partij. Onderbouwing met andere factoren, zoals het wilsgebrek in ruime zin met een daarbij horend toedoen, is soms mogelijk. |