Als gevolg van de coronamaatregelen worden onderzoeken ter zitting soms zo ingericht dat bepaalde procesdeelnemers en publiek de zitting alleen via een videoverbinding kunnen bijwonen. In deze bijdrage wordt onderzocht of en, zo ja, onder welke voorwaarden, het in het algemeen juridisch toelaatbaar is om zittingen op die manier in te richten en of dat ook wenselijk zou zijn. Daarbij worden twee varianten onderscheiden: de volledig digitale zitting – die niet in een zittingszaal plaatsvindt – en de zitting waarbij de rechters en mogelijk ook de officier van justitie in de zittingszaal aanwezig zijn, maar de andere procesdeelnemers de zitting digitaal bijwonen. Na de beantwoording van de onderzoeksvraag worden suggesties gedaan voor een regeling in het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift Modernisering Strafvordering, Aflevering 1 2022 |
Trefwoorden | videoconferentie, onderzoek ter terechtzitting, recht op een eerlijk proces, aanwezigheidsrecht, Coronamaatregelen |
Auteurs | Mr. dr. B. de Wilde |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De Overleveringswet op de helling: de herimplementatie van Kaderbesluit 2002/584/JBZ |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 5 2021 |
Trefwoorden | Kaderbesluit 2002/584/JBZ, EAB, Overleveringswet, Herimplementatiewet, kaderbesluitconforme uitleg |
Auteurs | Prof. mr. dr. V.H. (Vincent) Glerum |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Overleveringswet strekt tot uitvoering van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Deze wet bevatte een groot aantal gebreken. Een deel daarvan was aangetoond in arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De op 1 april 2021 in werking getreden Herimplementatiewet beoogde de Overleveringswet in overeenstemming met die arresten te brengen. Deze bijdrage |
Artikel |
Amerikaanse perspectieven over onderhandelen en bemiddelenInleidend: drie perspectieven van drie Amerikaanse ‘big names’ |
Tijdschrift | Nederlands-Vlaams tijdschrift voor mediation en conflictmanagement, Aflevering 4 2021 |
Auteurs | Alain-Laurent Verbeke |
SamenvattingAuteursinformatie |
Hence it is always interesting to look across the ocean to enrich our thinking and practice in ADR with some fresh insights and perspectives from the USA. As an add-on to my book on Constructive conflict and dispute management (Constructief omgaan met conflicten en geschillen. Inleiding in probleemoplossend onderhandelen en bemiddelen, A.-L. Verbeke & G. Vervaeke, Boomjuridisch Antwerpen 2022, 173 p.; also published in TMD 2021 (25) 2, 14-149), I have requested three American good friends and colleagues of eminent standing in the field, to give a brief reflection on video on a topic of each one of the three chapters of the book. You can watch these interesting perspectives via the QR codes in this article. In the first clip, related to the first chapter on communication, Professor of Practice at Harvard Law School Sheila Heen comments on some aspects of "Difficult Conversations", the best-selling book of which she is a co-author. On the second chapter on negotiation, we focus on the complex question when to negotiate, when to fight when your opposing party feels like a demon. Professor Robert H. Mnookin, author of the best-selling book "Bargaining with the Devil", is our expert guide in the second clip. He is the Williston Professor of Law at Harvard Law School, Director of the Harvard Negotiation Research Project and Emeritus Chair of PON, the famous Program On Negotiation at Harvard Law School. We conclude with comments on the third chapter on mediation, in the third video clip presented by Professor Carrie Menkel-Meadow, who is the Distinguished and Chancellor's Professor of Law at UC Irvine and Emerita A.B. Chettle, Jr. Professor of Dispute Resolution and Civil Procedure at Georgetown University Law Center. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Family & Law, juli 2021 |
Auteurs | F. De Meyer en C. De Mulder |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze analyse bespreekt uitvoerig de argumenten van voor- en tegenstanders van het wetsvoorstel ter versoepeling van de Belgische abortuswetgeving (2019-…). Het fel bediscussieerde wetsvoorstel beoogt het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere persoon uit te breiden en abortus te destigmatiseren. Door vrijwillige zwangerschapsafbreking als gezondheidszorg te kwalificeren geven de indieners van het wetsvoorstel tevens de voorkeur aan een gezondheidsrechtelijk traject op maat van de zwangere persoon als patiënt. De inkorting van de wachtperiode-en het schrappen van abortusspecifieke informatieverplichtingen geven in die zin blijk van vertrouwen in de zwangere persoon, in het kwalitatief handelen van de zorgverlener en in de waarborgen die het gezondheidsrecht reeds biedt. De wetgever dient met andere woorden uit te maken (1) welke regels hij in de context van abortus nodig acht, (2) of deze regels reeds worden gewaarborgd door de algemene gezondheidswetten- en deontologie, en (3) of de vooropgestelde regels hun doel bereiken. Een uitbreiding van het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere persoon wordt tevens bewerkstelligd door de termijnuitbreiding van twaalf naar achttien weken voor abortus op verzoek. Een keuze voor een termijn is steeds in zekere mate willekeurig, doch reflecteert een beleidsethische keuze waarbij wordt gezocht naar een evenwicht tussen de bescherming van ongeboren leven en het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere persoon. Praktische bekommernissen vormen hierbij geen fundamenteel bezwaar tegen een termijnuitbreiding maar dienen, in overleg met de betrokken sector, te worden geanticipeerd en maximaal te worden opgevangen door middel van organisatorische (niet-noodzakelijk juridische) initiatieven. Ten slotte beogen de indieners van het wetsvoorstel opheffing van alle strafsancties voor vrijwillige zwangerschapsafbreking. Op rechtstheoretisch vlak blijven echter vragen bestaan omtrent de manier waarop dit voorstel een volledige depenalisering doorvoert. Hoewel het tuchtrecht enige rol kan spelen bij gebrek aan strafsancties, creëert de vooropgestelde depenalisering van ongeoorloofde zwangerschapsafbreking door een arts een rechtsonzekere situatie. |
Artikel |
Het dossier als fundament voor de rechterlijke beslissing |
Tijdschrift | Tijdschrift Modernisering Strafvordering, Aflevering 2 2018 |
Trefwoorden | het strafdossier, rechterlijke voorbereiding, processtukken, bevooroordeeld, oordeelsvorming |
Auteurs | D.A.G. van Toor PhD LLM BSc |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het dossier speelt in het Nederlandse strafprocesrecht een centrale rol. Zonder het dossier kunnen de snelheid en de efficiëntie van het huidige (en toekomstige) strafproces niet worden gewaarborgd. De processtukken zijn leidend tijdens de voorbereiding van de rechters en de griffier voorafgaand aan en tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Deze werkwijze – het voorbereiden van het onderzoekt ter terechtzitting aan de hand van het dossier – volgt niet dwingend uit enige wettelijke bepaling. De rechterlijke voorbereiding van het onderzoek ter terechtzitting aan de hand van het dossier krijgt weinig aandacht in de rechtswetenschappelijke literatuur en het rechtspsychologische experimentele onderzoek. Hiervoor zou meer aandacht moeten bestaan omdat uit het wel beschikbare experimentele onderzoek blijkt dat de voorbereiding op basis van het dossier significante invloed heeft op het uiteindelijke rechterlijke oordeel. In deze bijdrage staat de kwestie centraal of de Modernisering van het Wetboek van Strafvordering aanpassingen in het wettelijk kader betreffende het dossier voorziet, en of deze aanpassingen veranderingen teweegbrengen in het gebruik van het dossier ten behoeve van de voorbereiding van het onderzoek ter terechtzitting. |
Artikel |
Het verlofstelsel in hoger beroep is dood, leve het verlofstelsel |
Tijdschrift | Tijdschrift Modernisering Strafvordering, Aflevering 1 2018 |
Trefwoorden | verlofstelsel, hoger beroep, grievenstelsel, artikel 410a Sv artikel 14 lid 5 IVBPR, artikel 2 Zevende Protocol EVRM, artikel 6 EVRM |
Auteurs | Mr. dr. G. Pesselse |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dat het verlofstelsel van artikel 410a Sv wordt afgeschaft, is zo goed als zeker. Vrijwel niemand zal er rouwig om zijn. Met de afschaffing van het verlofstelsel in hoger beroep verdwijnt het fenomeen verlofstelsels in het algemeen echter niet van het toneel. Sterker nog, het in de modernisering voorgestelde gematigde grievenstelsel in hoger beroep draagt de kiemen voor een nieuw verlofstelsel in zich. De vraag is: moet het conceptwetsvoorstel voor Boek 5 van het Wetboek van Strafvordering over rechtsmiddelen worden aangevuld met een nieuw verlofstelsel, nu wél behoorlijk vormgegeven? |
Artikel |
De vermogensinkomensbijtelling en het EVRMDe nieuwe Wlz en de gewijzigde Wmo (II) |
Tijdschrift | EstateTip Review, Aflevering 03 2016 |
Trefwoorden | Levensverzekering, pensioen en sociale zekerheid |
Auteurs | Mr. F.M.H. Hoens |
Artikel |
Vandaag verscheen voor mij… Iemand met de Nederlandse nationaliteit? |
Tijdschrift | EstateTip Review, Aflevering 04 2016 |
Trefwoorden | Testament |
Auteurs | |
Artikel |
De erfrechtelijke rechtskeuze: alleen expliciet of ook impliciet? |
Tijdschrift | EstateTip Review, Aflevering 5 2015 |
Trefwoorden | Internationaal |
Auteurs | |
Artikel |
De ‘jubelton’ in tweede termijn, vanaf 2017Iedereen heeft dan (de kans op) een eigenwoningschenking gehad? |
Tijdschrift | EstateTip Review, Aflevering 30 2015 |
Trefwoorden | Schenking |
Auteurs | |
Artikel |
Saisine en niet-opgenomen vakantiedagen: Vererven ze nu wel of niet? (II) |
Tijdschrift | AdvoTip, Aflevering 01 2015 |
Auteurs | |
Artikel |
Apple’s APPANieuwe wijn in oude zakken of oude wijn in nieuwe zakken? Een economisch commentaar |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2014 |
Trefwoorden | online verticale restricties, netwerkeffecten, most favoured nation clauses, across-platforms parities agreement, transactiekosten |
Auteurs | Drs. Matthijs Visser en Dr. Jan Kees Winters |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij online transacties is vaak sprake van platforms die transactiekosten tussen aanbieders en vragers van producten verlagen. Om investeringen in platforms tegen free riding te beschermen, kunnen platforms met de aanbieders die actief zijn op het platform een across-platforms parities agreement (APPA) afspreken: aanbieders beloven hun producten of diensten niet voor een lagere prijs aan te bieden via een ander platform/distributiekanaal. Mededingingsautoriteiten zien APPAs’ nogal eens als mededingingsbelemmerend. De Apple-casus illustreert juist hoe toetreding mogelijk kan worden door middel van een APPA. Onze conclusie is dat (verticale) afspraken een beoordeling van een concrete casusspecifieke theory of harm vereisen. |
Artikel |
Risicoverevening en staatssteun in het Nederlandse zorgstelsel |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2014 |
Trefwoorden | staatssteun, risicoverevening, zorgstelstel, zorgverzekeraar, verzekeringssysteem |
Auteurs | Prof. dr. Jan Boone, Dr. Rein Halbersma en Prof. mr. Wolf Sauter |
SamenvattingAuteursinformatie |
Risicoverevening is een belangrijk thema in de regulering van zorgmarkten waar sprake is van particuliere zorgverzekeraars. Het kan zelfs als noodzakelijke voorwaarde voor het functioneren van een dergelijk verzekeringssysteem worden gezien. Dat geldt zeker voor het Nederlandse zorgstelsel dat in 2006 werd ingevoerd. Tegelijk is risicoverevening mogelijk problematisch in de Europeesrechtelijke context, in het bijzonder met betrekking tot de regels over staatssteun. Deze bijdrage wil economische argumenten en het Europese juridische kader ten aanzien van risicoverevening combineren. |
Artikel |
De Richtlijn woningkredietovereenkomsten: een Europese oplossing voor de crisis op de woningmarkt?Oriënteren moet je leren |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | hypotheken, woningkredietovereenkomsten, ESIS, consumentenrecht |
Auteurs | Mr. drs. N.M. Giphart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 4 februari 2014 is de Richtlijn woningkredietovereenkomsten vastgesteld. Deze richtlijn geeft een nieuw kader voor verschillende aspecten rondom het adviseren en het verstrekken van hypotheken en andere woningkredietovereenkomsten. Hoewel de hypotheekmarkt in Nederland al vrij gereguleerd is, zal de richtlijn op bepaalde onderdelen tot wijziging van de regels leiden. Een en ander hangt ook af van de keuzes die de wetgever op tal van onderwerpen zal moeten maken.In deze bijdrage zullen eerst enkele algemene onderwerpen uit de richtlijn aan de orde komen, zoals achtergrond, doelstelling en reikwijdte. Daarna komen inhoudelijke onderwerpen aan bod, waarbij wat langer zal worden stilgestaan bij onderwerpen die voor de praktijk de meeste gevolgen zullen hebben. Hierna volgt een korte conclusie waarbij gekeken wordt in hoeverre deze richtlijn bijdraagt aan het oplossen van de crisis op de woningmarkt in Nederland.Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010, Pb. EU 2014, L 60. |
Artikel |
Kanttekeningen bij het voorstel voor de Richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen: wat brengt het ons (en wat niet)? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | bedrijfsgeheimen, knowhow, ongeoorloofde mededinging, TRIPS, handhavingsrichtlijn |
Auteurs | Mr. J.J. Allen en Mr. E.A. de Groot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan. Een kritische beschouwing vanuit de Nederlandse praktijk.Richtlijn 2004/48EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten, Pb. EG 2004, L 195/16. |
Artikel |
Horizontale werking van het EU-Grondrechtenhandvest: de kogel lijkt door de kerk |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | Richtlijn 2002/14/EG, Recht op informatie en raadpleging van werknemers binnen een onderneming, EU-Handvest van de Grondrechten, Algemene beginselen van EU-recht, Horizontale werking |
Auteurs | Prof. mr. H.C.F.J.A. de Waele |
SamenvattingAuteursinformatie |
Kunnen bepalingen uit het EU-Handvest van de Grondrechten worden ingeroepen in horizontale verhoudingen, dat wil zeggen in gedingen waarin twee private partijen tegenover elkaar staan? In het arrest Association de médiation sociale lijkt het Hof van Justitie deze principevraag bevestigend te beantwoorden. Daarbij onderstreept het bovendien de vitaliteit van de Mangold/Kücükdeveci-rechtspraak, waarin al eerder werd uitgemaakt dat richtlijnbepalingen die een uitwerking vormen van een algemeen beginsel van EU-recht, onder omstandigheden eveneens als zodanig in gedingen tussen particulieren kunnen worden toegepast. Tegelijkertijd houdt het Hof van Justitie zich echter op de vlakte en krijgen de theoretische mogelijkheden geen praktisch vervolg, omdat er in casu een beroep werd gedaan op een onvoldoende concrete Handvestbepaling. Ogenschijnlijk heeft het hiermee niettemin een beslissende stap gezet, en is voor toekomstige gevallen de kogel door de kerk.HvJ EU 15 januari 2014, zaak C-176/12, Association de médiation sociale/Union locale des syndicats CGT, Hichem Laboubi, Union départementale CGT des Bouches-du-Rhône, Confédération générale du travail, n.n.g. |
Artikel |
De nieuwe aanbestedingsrichtlijnen: werk aan de winkel of kan de wetgever op zijn lauweren rusten? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | nieuwe aanbestedingsrichtlijnen, concessierichtlijn, inbesteding, B-diensten, Wezenlijke wijziging |
Auteurs | Mr. M.J.J.M. Essers, Mr. R.S. Damsma en Mr. C.G. van Blaaderen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Minder dan een jaar na de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet 2012 wordt de nationale wetgever – niet geheel onverwacht – geconfronteerd met drie nieuwe aanbestedingsrichtlijnen. Op 21 december 2011 had de Europese Commissie al een eerste aanzet gedaan door een drietal voorstellen te publiceren. Het wetgevingstraject is na de gebruikelijke rondjes langs de diverse Europese (advies) instellingen op 26 februari 2014 uitgemond in de ondertekening van een drietal definitieve teksten. Deze teksten zijn op 28 maart 2014 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend gemaakt. Nationale wetgevers hebben tot en met 18 april 2016 de tijd om de richtlijnen in de Aanbestedingswet te implementeren. Vanzelfsprekend zullen de ‘huidige’ aanbestedingsrichtlijnen met de komst van de nieuwe richtlijnen worden ingetrokken. In dit artikel zullen wij alleen de ‘highlights’ bespreken van de nieuwe Richtlijn Overheden (hierna: de nieuwe Richtlijn) en de Concessierichtlijn.Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten, Pb. EU 2014, L 91/1;Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG, Pb. EU 2014, L 94/65;Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG, Pb. EU 2014, L 94/243. |
Artikel |
De EU-bevoegdheid betreffende de externe coördinatie van sociale zekerheid |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | coördinatie sociale zekerheid, externe betrekkingen, associatieovereenkomsten, rechtsbasis, vrij verkeer |
Auteurs | Mr. A.P. van der Mei |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel 48 VWEU kent aan de EU-wetgever de bevoegdheid toe de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten te coördineren teneinde het vrij verkeer van werknemers binnen de EU te faciliteren. In twee door het Verenigd Koninkrijk tegen de Raad van de Europese Unie op grond van artikel 263 VWEU ingestelde beroepen, diende het Hof van Justitie zich te buigen over de vraag of de EU-wetgever deze bevoegdheid voor ‘interne’ coördinatie ook kan aanwenden voor een besluit gericht op de uitbreiding van de Socialezekerheidsverordening 883/2004 tot het grondgebied en de onderdanen van derde landen. Het Hof van Justitie oordeelt dat de EU-wetgever dat kan: artikel 48 VWEU kan de rechtsbasis vormen voor een besluit gericht op een dergelijke ‘externe’ coördinatie van sociale zekerheid indien derde staten op basis van associatieakkoorden voor doeleinden van socialezekerheidscoördinatie reeds zijn gelijkgesteld aan EU-lidstaten. Deze bijdrage analyseert de twee arresten en beziet de mogelijke implicaties.HvJ EU 26 september 2013, zaak C-431/11, Verenigd Koninkrijk/Raad van de Europese Unie, n.n.g. en HvJ EU 27 februari 2014, zaak C-656/11, Verenigd Koninkrijk/Raad van de Europese Unie, n.n.g. |
Artikel |
Kaveh Puid, Abdullahi en de Dublin-Verordening: uitleg bij een haperend asielsysteem, gemiste kans wat betreft de rechtsbescherming |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | Dublin-Verordening, interstatelijk vertrouwensbeginsel, rechtsbescherming, EU-Grondrechtenhandvest, asielzoeker |
Auteurs | Mr. dr. E.R. Brouwer |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de uitspraken Kaveh Puid en Abdullahi geeft het Hof van Justitie nadere uitleg over de toepassing van de zogenoemde Dublin-Verordening inzake de vaststelling van een voor de behandeling van een asielverzoek verantwoordelijke lidstaat. Hoewel het Hof van Justitie in het Puid-arrest nog eens de verantwoordelijkheid van de overdragende lidstaat onderstreept om de Dublin-criteria zodanig toe te passen dat de asielzoeker niet de dupe wordt van eindeloze procedures, zijn beide uitspraken teleurstellend voor wat betreft de uitleg inzake de rechtsbescherming van asielzoekers tegen overdrachtsbesluiten.HvJ EU 14 november 2013, zaak C-4/11, Bundesrepublik Deutschland/Kaveh Puid, n.n.g., HvJ EU 10 december 2013, zaak C-394/12, Abdullahi/Bundesasylamt, n.n.g. |
Artikel |
Zwarte kaviaarOver criminele netwerken, illegale handel en de bedreiging van de steur |
Tijdschrift | Justitiële verkenningen, Aflevering 2 2014 |
Trefwoorden | black caviar, Caspian Sea, sturgeon population, illegal fishing, illegal trading |
Auteurs | D. Siegel en D. van Uhm |
SamenvattingAuteursinformatie |
The trade in caviar has a rich and colorful history, influenced over thousands of years by many cultures, societies and in the last decades by regulation. Based on qualitative research, including literature, media analysis and interviews, this article presents the first preliminary results of the authors’ ongoing research. The value of caviar is historically discovered in the context of social change, political relationships and environmental change and the role of organized crime is described, as the scarcity of caviar has offered the unique opportunity to fish illegally, smuggle and trade contraband to mainly European countries with millions in profits. Although due to overexploitation ‘wild caviar’ is increasingly difficult to obtain, the demand in the context of exclusivity and scarcity remains intact by the upper class society desire for edible gold. |