Risicoverevening is een belangrijk thema in de regulering van zorgmarkten waar sprake is van particuliere zorgverzekeraars. Het kan zelfs als noodzakelijke voorwaarde voor het functioneren van een dergelijk verzekeringssysteem worden gezien. Dat geldt zeker voor het Nederlandse zorgstelsel dat in 2006 werd ingevoerd. Tegelijk is risicoverevening mogelijk problematisch in de Europeesrechtelijke context, in het bijzonder met betrekking tot de regels over staatssteun. Deze bijdrage wil economische argumenten en het Europese juridische kader ten aanzien van risicoverevening combineren. |
Artikel |
Risicoverevening en staatssteun in het Nederlandse zorgstelsel |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2014 |
Trefwoorden | staatssteun, risicoverevening, zorgstelstel, zorgverzekeraar, verzekeringssysteem |
Auteurs | Prof. dr. Jan Boone, Dr. Rein Halbersma en Prof. mr. Wolf Sauter |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Kanttekeningen bij het voorstel voor de Richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen: wat brengt het ons (en wat niet)? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | bedrijfsgeheimen, knowhow, ongeoorloofde mededinging, TRIPS, handhavingsrichtlijn |
Auteurs | Mr. J.J. Allen en Mr. E.A. de Groot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan. Een kritische beschouwing vanuit de Nederlandse praktijk.Richtlijn 2004/48EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten, Pb. EG 2004, L 195/16. |
Artikel |
Horizontale werking van het EU-Grondrechtenhandvest: de kogel lijkt door de kerk |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | Richtlijn 2002/14/EG, Recht op informatie en raadpleging van werknemers binnen een onderneming, EU-Handvest van de Grondrechten, Algemene beginselen van EU-recht, Horizontale werking |
Auteurs | Prof. mr. H.C.F.J.A. de Waele |
SamenvattingAuteursinformatie |
Kunnen bepalingen uit het EU-Handvest van de Grondrechten worden ingeroepen in horizontale verhoudingen, dat wil zeggen in gedingen waarin twee private partijen tegenover elkaar staan? In het arrest Association de médiation sociale lijkt het Hof van Justitie deze principevraag bevestigend te beantwoorden. Daarbij onderstreept het bovendien de vitaliteit van de Mangold/Kücükdeveci-rechtspraak, waarin al eerder werd uitgemaakt dat richtlijnbepalingen die een uitwerking vormen van een algemeen beginsel van EU-recht, onder omstandigheden eveneens als zodanig in gedingen tussen particulieren kunnen worden toegepast. Tegelijkertijd houdt het Hof van Justitie zich echter op de vlakte en krijgen de theoretische mogelijkheden geen praktisch vervolg, omdat er in casu een beroep werd gedaan op een onvoldoende concrete Handvestbepaling. Ogenschijnlijk heeft het hiermee niettemin een beslissende stap gezet, en is voor toekomstige gevallen de kogel door de kerk.HvJ EU 15 januari 2014, zaak C-176/12, Association de médiation sociale/Union locale des syndicats CGT, Hichem Laboubi, Union départementale CGT des Bouches-du-Rhône, Confédération générale du travail, n.n.g. |
Artikel |
De nieuwe aanbestedingsrichtlijnen: werk aan de winkel of kan de wetgever op zijn lauweren rusten? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | nieuwe aanbestedingsrichtlijnen, concessierichtlijn, inbesteding, B-diensten, Wezenlijke wijziging |
Auteurs | Mr. M.J.J.M. Essers, Mr. R.S. Damsma en Mr. C.G. van Blaaderen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Minder dan een jaar na de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet 2012 wordt de nationale wetgever – niet geheel onverwacht – geconfronteerd met drie nieuwe aanbestedingsrichtlijnen. Op 21 december 2011 had de Europese Commissie al een eerste aanzet gedaan door een drietal voorstellen te publiceren. Het wetgevingstraject is na de gebruikelijke rondjes langs de diverse Europese (advies) instellingen op 26 februari 2014 uitgemond in de ondertekening van een drietal definitieve teksten. Deze teksten zijn op 28 maart 2014 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend gemaakt. Nationale wetgevers hebben tot en met 18 april 2016 de tijd om de richtlijnen in de Aanbestedingswet te implementeren. Vanzelfsprekend zullen de ‘huidige’ aanbestedingsrichtlijnen met de komst van de nieuwe richtlijnen worden ingetrokken. In dit artikel zullen wij alleen de ‘highlights’ bespreken van de nieuwe Richtlijn Overheden (hierna: de nieuwe Richtlijn) en de Concessierichtlijn.Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten, Pb. EU 2014, L 91/1;Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG, Pb. EU 2014, L 94/65;Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG, Pb. EU 2014, L 94/243. |
Artikel |
De EU-bevoegdheid betreffende de externe coördinatie van sociale zekerheid |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | coördinatie sociale zekerheid, externe betrekkingen, associatieovereenkomsten, rechtsbasis, vrij verkeer |
Auteurs | Mr. A.P. van der Mei |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel 48 VWEU kent aan de EU-wetgever de bevoegdheid toe de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten te coördineren teneinde het vrij verkeer van werknemers binnen de EU te faciliteren. In twee door het Verenigd Koninkrijk tegen de Raad van de Europese Unie op grond van artikel 263 VWEU ingestelde beroepen, diende het Hof van Justitie zich te buigen over de vraag of de EU-wetgever deze bevoegdheid voor ‘interne’ coördinatie ook kan aanwenden voor een besluit gericht op de uitbreiding van de Socialezekerheidsverordening 883/2004 tot het grondgebied en de onderdanen van derde landen. Het Hof van Justitie oordeelt dat de EU-wetgever dat kan: artikel 48 VWEU kan de rechtsbasis vormen voor een besluit gericht op een dergelijke ‘externe’ coördinatie van sociale zekerheid indien derde staten op basis van associatieakkoorden voor doeleinden van socialezekerheidscoördinatie reeds zijn gelijkgesteld aan EU-lidstaten. Deze bijdrage analyseert de twee arresten en beziet de mogelijke implicaties.HvJ EU 26 september 2013, zaak C-431/11, Verenigd Koninkrijk/Raad van de Europese Unie, n.n.g. en HvJ EU 27 februari 2014, zaak C-656/11, Verenigd Koninkrijk/Raad van de Europese Unie, n.n.g. |
Artikel |
Kaveh Puid, Abdullahi en de Dublin-Verordening: uitleg bij een haperend asielsysteem, gemiste kans wat betreft de rechtsbescherming |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | Dublin-Verordening, interstatelijk vertrouwensbeginsel, rechtsbescherming, EU-Grondrechtenhandvest, asielzoeker |
Auteurs | Mr. dr. E.R. Brouwer |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de uitspraken Kaveh Puid en Abdullahi geeft het Hof van Justitie nadere uitleg over de toepassing van de zogenoemde Dublin-Verordening inzake de vaststelling van een voor de behandeling van een asielverzoek verantwoordelijke lidstaat. Hoewel het Hof van Justitie in het Puid-arrest nog eens de verantwoordelijkheid van de overdragende lidstaat onderstreept om de Dublin-criteria zodanig toe te passen dat de asielzoeker niet de dupe wordt van eindeloze procedures, zijn beide uitspraken teleurstellend voor wat betreft de uitleg inzake de rechtsbescherming van asielzoekers tegen overdrachtsbesluiten.HvJ EU 14 november 2013, zaak C-4/11, Bundesrepublik Deutschland/Kaveh Puid, n.n.g., HvJ EU 10 december 2013, zaak C-394/12, Abdullahi/Bundesasylamt, n.n.g. |
Artikel |
Zwarte kaviaarOver criminele netwerken, illegale handel en de bedreiging van de steur |
Tijdschrift | Justitiële verkenningen, Aflevering 2 2014 |
Trefwoorden | black caviar, Caspian Sea, sturgeon population, illegal fishing, illegal trading |
Auteurs | D. Siegel en D. van Uhm |
SamenvattingAuteursinformatie |
The trade in caviar has a rich and colorful history, influenced over thousands of years by many cultures, societies and in the last decades by regulation. Based on qualitative research, including literature, media analysis and interviews, this article presents the first preliminary results of the authors’ ongoing research. The value of caviar is historically discovered in the context of social change, political relationships and environmental change and the role of organized crime is described, as the scarcity of caviar has offered the unique opportunity to fish illegally, smuggle and trade contraband to mainly European countries with millions in profits. Although due to overexploitation ‘wild caviar’ is increasingly difficult to obtain, the demand in the context of exclusivity and scarcity remains intact by the upper class society desire for edible gold. |
Artikel |
Ambtshalve toetsing in hoger beroepOver de omvang van het hoger beroep en het door de grieven ontsloten gebied |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2014 |
Trefwoorden | hoger beroep, grievenstelsel, openbare orde, ambtshalve toetsing |
Auteurs | Mr. F.J.P. Lock |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met het arrest Heesakkers/Voets (HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691) is weer eens de vraag onder de aandacht gebracht welke plaats ambtshalve toetsing inneemt in het Nederlandse appelprocesrecht en meer in het bijzonder hoe die toetsing zich verhoudt tot het grievenstelsel. In hoeverre is de rechter in hoger beroep buiten de grieven om tot ambtshalve toetsing gehouden? De auteur geeft uitleg over de begrippen ‘omvang van het hoger beroep’ en ‘het door de grieven ontsloten gebied’ en bespreekt welke ruimte het Nederlandse appelprocesrecht biedt om ambtshalve te toetsen aan bepalingen van openbare orde. De in dit verband relevante procesrechtelijke begrippen blijken in literatuur en jurisprudentie niet altijd eenduidig te worden gebruikt, waardoor verwarring op de loer ligt. De auteur concludeert dat het oordeel van de Hoge Raad in Heesakkers/Voets past binnen het bestaande kader van de ambtshalve toetsing in hoger beroep aan de regels van openbare orde. |
Artikel |
Voorontwerp regeling grensoverschrijdende omzetting van kapitaalvennootschappen |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 5 2014 |
Auteurs | Mr. M.P. van Agt |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage bespreekt de auteur de reikwijdte, toepassing en procedure van het voorontwerp grensoverschrijdende omzetting kapitaalvennootschappen. |
Artikel |
Overschrijding van de redelijke termijn door rechterlijke instanties. (Nieuwe) wegen naar aansprakelijkheid en schadevergoeding |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 5 2014 |
Trefwoorden | overheidsaansprakelijkheid, redelijke termijn, immateriële schadevergoeding |
Auteurs | Mr. R.D. Lubach |
SamenvattingAuteursinformatie |
Onlangs deed zich in een onteigeningsprocedure voor de Hoge Raad de kans voor om algemene opmerkingen te maken over aansprakelijkheid van de overheid voor overschrijding van de redelijke termijn in civiele procedures. Anders dan in het bestuursprocesrecht is hiervoor een afzonderlijke gang naar de (kanton)rechter nodig. Materieel zoekt de Hoge Raad echter aansluiting bij de vaste bedragen en de factoren inzake termijnoverschrijding, zoals die kenbaar zijn uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechters en het EHRM. |
Artikel |
Kroniek civiele rechtspraak mededingingsrecht 2013 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2014 |
Trefwoorden | kroniek, civiele rechtspraak, mededinging |
Auteurs | Mr. Bas Braeken |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze kroniek behandelt de belangrijkste uitspraken van Nederlandse civiele rechters in 2013 waarin het Nederlands en/of Europees mededingingsrecht aan de orde kwam. Deze kroniek beperkt zich tot een bespreking van de meest spraakmakende zaken van het afgelopen jaar, waarbij zowel standalone mededingingsrechtelijke procedures als follow-on procedures zullen worden behandeld. Bij de opzet van deze kroniek is gekozen om de uitspraken op basis van thematische gelijkenissen (in plaats van chronologische volgorde) zo veel mogelijk gezamenlijk te bespreken. |
Artikel |
Kroniek Nederlands mededingingsrecht 2013 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2014 |
Trefwoorden | kroniek, regelgeving, mededingingsafspraken, machtspositie, procedurele aangelegenheden |
Auteurs | Mr. Robert Bosman en Mr. Edmon Oude Elferink |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze kroniek worden de besluiten en informele zienswijzen besproken die ACM in 2013 op het gebied van het kartelverbod en het verbod van misbruik van economische machtspositie heeft genomen. De voor de toepassing van het mededingingsrecht aangewezen bestuursrechters wezen in totaal zeventien uitspraken in kartel- en daarmee gerelateerde zaken. In 2013 viel ook definitief het doek voor de NMa. Na een periode van ruim vijftien jaar waarin de NMa het mededingingsrecht in Nederland op de kaart zette, ging de toezichthouder op in ACM. Kortom, er viel ook in dit verslagjaar weer het nodige te beleven. |
Artikel |
Uitvoering van de Europese Erfrechtverordening in Nederland: wijziging van Boek 10 BW en inpassing van de Europese erfrechtverklaring |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2014 |
Trefwoorden | internationaal erfrecht, grensoverschrijdende erfopvolging, Uitvoeringswet Verordening Erfrecht, Europese Erfrechtverordening, Haags Erfrechtverdrag 1989, Boek 10 BW, Europese erfrechtverklaring, IPR |
Auteurs | Mr. J.G. Knot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Onlangs is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel tot uitvoering van de Europese Erfrechtverordening ingediend. Verschillende onderdelen van de verordening vragen om nadere uitvoeringswetgeving in de lidstaten. In deze bijdrage worden de belangrijkste bepalingen uit het Nederlandse wetsvoorstel besproken. Onder meer de wijzigingen in Titel 12 van Boek 10 BW en de introductie van de Europese erfrechtverklaring in het Nederlandse rechtssysteem komen aan bod. |
Artikel |
Het semi-dwingendrechtelijke karakter van de klantenvergoeding bij het einde van de agentuurovereenkomst nader belicht |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 4 2014 |
Trefwoorden | handelsagent, agentuurovereenkomst, klantenvergoeding, goodwillvergoeding, dwingendrechtelijk |
Auteurs | Mr. ir. M.J. Sturm |
SamenvattingAuteursinformatie |
De regeling van de klantenvergoeding ex art. 7:442 BW is semidwingendrechtelijk van karakter. De mogelijkheden om via het internationaal privaatrecht de regeling te omzeilen zijn beperkt, terwijl ook anderszins die mogelijkheden lijken te ontbreken. |
Artikel |
Toetsing van oneerlijke bedingen: de fictieve toets terug op de kaart? |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 4 2014 |
Trefwoorden | oneerlijkheidstoets, goede trouw, abstract, concreet, consumenten |
Auteurs | Mr. dr. A.G.F. Ancery |
SamenvattingAuteursinformatie |
Hoe dient de rechter invulling te geven aan de oneerlijkheidstoets van de Richtlijn oneerlijke bedingen? Bestendige jurisprudentie was en is dat die toets op nationaal niveau wordt uitgevoerd. Niettemin doet het HvJ EU in een recent arrest enkele interessante handreikingen die voor de invulling van de toets van belang zijn. |
Artikel |
Sneller: de opportuniteit van de weg via Luxemburg |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2014 |
Trefwoorden | Artikel 267 VWEU, Richtlijn 87/344/EEG, Aanbevelingen aan de nationale rechterlijke instanties tot het stellen van prejudiciële vragen, opportuniteitsbeoordeling |
Auteurs | Mr. drs. M.A. Fierstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest Sneller heeft het Hof van Justitie beslist dat de rechtsbijstandverzekeringsrichtlijn meebrengt dat een rechtsbijstandverzekeraar in zijn verzekeringsovereenkomsten niet kan bepalen dat de rechtsbijstand in beginsel door zijn werknemers wordt verleend. Na het arrest Eschig, en de bevestiging daarvan in het arrest Stark, kon deze interpretatie van Richtlijn 87/344/EEG worden verwacht. Deze bijdrage bespreekt dan ook niet deze interpretatie maar gaat, naar aanleiding van het geschil voor de nationale rechter, in op overwegingen van de nationale rechter om in dergelijke situaties op basis van artikel 267 VWEU aan het Hof van Justitie een prejudiciële beslissing te verzoeken.HvJ EU 7 november 2013, zaak C-442/12, Jan Sneller/DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV, n.n.g. |
Artikel |
Toetsing van plaatsing op een sanctielijst na Kadi II |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2014 |
Trefwoorden | sanctielijst, rechterlijke toetsing, recht op verdediging, afscherming van informatie |
Auteurs | Prof. mr. A.A. Franken en prof. mr. P.T.C. van Kampen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In Kadi II heeft het Hof van Justitie vastgehouden aan zijn lijn dat een verordening die uitvoering geeft aan een VN-resolutie geen immuniteit van jurisdictie geniet. De plaatsing van een persoon op een sanctielijst wordt daarom volledig getoetst aan de grondrechten die behoren tot de algemene beginselen van Unierecht. In zijn arrest van 18 juli 2013 heeft het Hof van Justitie richtlijnen voor die toetsing geformuleerd. De toekomstige discussie zal zich vooral toespitsen op de vraag hoe specifiek de uiteenzetting van redenen moet zijn die aan de plaatsing op een sanctielijst ten grondslag ligt en op de vraag hoe met informatie moet worden omgegaan die voor de betrokken persoon of entiteit geheim wordt gehouden.HvJ EU 18 juli 2013, gevoegde zaken C-584/10 P, C-593/10 P en C-595/10 P, Europese Commissie e.a./Kadi, n.n.g. |
Artikel |
Een voorstel voor een effectief rechtsmiddel voor overschrijdingen van het redelijketermijnvereiste |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2014 |
Trefwoorden | artikel 47 Handvest, redelijketermijnvereiste, effectief rechtsmiddel |
Auteurs | Mr. A.E. Beumer LLM |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 26 november 2013 gaf de Grote Kamer van het Hof van Justitie een belangrijk oordeel in drie mededingingszaken, Kendrion, Groupe Gascogne, en Gascogne Deutschland. De drie uitspraken zullen de boeken ingaan als de uitspraken waarin het Hof van Justitie duidelijkheid verschafte over het rechtsmiddel dat particulieren kunnen instellen wanneer zij op EU-niveau worden geconfronteerd met een schending van het redelijketermijnvereiste. In lijn met eerdere jurisprudentie moest het Hof van Justitie kiezen tussen twee rechtsmiddelen. Ten eerste kon het Hof van Justitie, conform de zaak Baustahlgewebe, een schending vaststellen en vervolgens zelf (als een vorm van genoegdoening) de boete verlagen die de Commissie had opgelegd. Ten tweede kon het Hof van Justitie, in overeenstemming met de zaak Grüne Punkt, opteren voor een aparte schadevergoedingsactie. Het Hof van Justitie maakt een principiële keuze voor het tweede rechtsmiddel.HvJ EU 26 november 2013, zaak C-58/12 P, Groupe Gascogne/Commissie, zaak C-40/12 P, Gascogne Sack Deutschland/Commissie, en zaak C-50/12 P, Kendrion/Commissie, n.n.g. |
Artikel |
De rol van de advocaat tijdens detentie en verhoor op het politiebureauEen vergelijkende studie |
Tijdschrift | Justitiële verkenningen, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | defence lawyers, interrogation, Salduz, procedural safeguards, comparative |
Auteurs | J. Hodgson |
SamenvattingAuteursinformatie |
Drawing on the findings of a recent empirical study conducted across four jurisdictions, this article considers the ways in which legal assistance is provided to suspects who are held in police custody for formal questioning. It sets out, very briefly, the legal framework developed by the European Court of Human Rights and now the EU, and the legal provisions in place in the four jurisdictions post Salduz. It then goes on to consider the kinds of factors that, in practice, promote or constrain the provision of effective legal assistance. These include the occupational cultures of police and lawyers and the availability of human and financial resources. Whilst the criminal processes of the four jurisdictions are different, there are many similarities in the working practices of police and lawyers and a lack of agreement among police and lawyers, as to the value of legal assistance to suspects before and during police interrogation. |
Artikel |
Onlineverkoop in exclusieve distributiesystemenEen verkenning van de juridische beperkingen voor het geografisch sturen van onlineverkoop |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 3 2014 |
Trefwoorden | mededingingsrecht, kartelverbod, exclusiviteit, online, actieve verkoop |
Auteurs | Mr. E.D. Glerum-van Aalst, Mr. drs. J. Smeets en Mr. L.G. Gerding |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een beperking van onlineprijzen of onlineaanbod kan de concurrentie beperken. De auteurs bespreken of het aan banden leggen van onlineverkopen mededingingsrechtelijke overtredingen oplevert. Ook bespreken zij hoe juridisch moet worden gekeken naar (informatie)technologische toepassingen om sturing te geven aan onlinebezoekers. |