In de praktijk blijkt vaak onduidelijkheid te bestaan over de vraag of het regime inzake verticale overeenkomsten, technologieoverdracht of misschien horizontale overeenkomsten van toepassing is op overeenkomsten waarbij licenties een rol spelen. In dit artikel bespreken wij de verschillende aspecten die relevant zijn bij de mededingingsrechtelijke beoordeling van licentieovereenkomsten waarbij zowel artikel 101 VWEU als artikel 102 VWEU een belangrijke plaats inneemt. |
Artikel |
Licenties en de toepassing van het mededingingsrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | licentieovereenkomst, schikkingsovereenkomst, technologiepools, FRAND-voorwaarden, technologieoverdracht, groepsvrijstellingsverordening |
Auteurs | Mr. drs. D.P. Kuipers en Mr. J.I. Kohlen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Uitsluiting van dwaling in franchiseovereenkomsten |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | franchise, dwaling |
Auteurs | Mr. E.B.M. Brons-Stikkelbroeck en Mr. J.J.W. Kappert |
SamenvattingAuteursinformatie |
Auteurs bezien welke de bijzondere aspecten van franchising zijn die in ogenschouw moeten worden genomen bij het opstellen van franchiseovereenkomsten. Verschillende mogelijkheden voor de franchisegever om zich tegen dwalende franchisenemers te wapenen, worden besproken. |
Artikel |
Conversie onverenigbaar met de absolute nietigheid van ongeoorloofde kartelafsprakenEnige opmerkingen over de reikwijdte van de nietigheidssanctie van art. 101 lid 2 VWEU en art. 6 lid 2 Mw naar aanleiding van HR 18 december 2009, LJN BJ9439 (Prisma c.s./verweerders) |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | Nietigheid, conversie, kartelverbod, art. 6 lid 2 Mw, art. 101 lid 2 VWEU |
Auteurs | Mr. E.-J. Zippro |
SamenvattingAuteursinformatie |
In HR 18 december 2009, LJN BJ9439 (Prisma c.s./verweerders) is de vraag aan de orde of een samenwerkingsovereenkomst nietig is vanwege de schending van het kartelverbod van art. 6 van de Mededingingswet (Mw). De uitspraak van de Hoge Raad bevat informatie over de definitie van de relevante geografische markt voor franchisediensten en de beoordeling van de mededingingsbeperkende strekking van een samenstel van aanbiedingsplicht, optierechten en een postcontractueel non-concurrentiebeding. Met dit arrest komt een einde aan de onzekerheid die bestond over de vraag of conversie al dan niet verenigbaar zou zijn met de in art. 6 lid 2 Mw neergelegde absolute nietigheid van ongeoorloofde mededingingsbeperkende overeenkomsten. |