Conceptions of what ethics are about inform the expectations one has when consulting ethicians. To illustrate this Pattyn shows how two different conceptions of ethics generate two opposite expectations. One could either consider ethics as a specific disciplinary domain that can evaluate and judge decisively about a certain phenomenon on the basis of fundamental criteria, or see ethics as the study of the ways in which a phenomenon – such as restorative justice – can appear as a morally accountable praxis in a specific cultural setting or ‘situated understanding’. Pattyn argues that only the second view makes sense and discusses several types of settings and understandings in relation to various types of judicial settlement. The conclusion following from the analysis is that the ambitions of restorative justice amount to an everyday moral strategy to heal the damaged cohesion of social groups after a transgression and to offer offender and victim alike the opportunity to rehabilitate. |
Artikel |
Ethiek en herstelrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Herstelrecht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | restorative justice, ethics, moral praxis |
Auteurs | Bart Pattyn |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
A Tale of Three Cities: Grondrechtelijke aandachtspunten bij de toepassing van het mededingingsrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | mededingingsprocedures, nemo tenetur, zwijgplicht, cautie |
Auteurs | Mr. H.M.H. Speyart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Hoewel diverse grondrechten al sinds jaar en dag worden ingeroepen in Europese mededingingsprocedures, komen op deze grondrechten gebaseerde verweren nog iets minder voor in Nederlandse mededingingszaken. In deze bijdrage, die wegens haar omvang geen uitputtend overzicht vormt, zal nader worden ingegaan op een aantal grondrechtelijke leerstukken die in dat kader met name relevant lijken. |
Artikel |
Efficiëntie in het kwadraatOver de lotgevallen van de kleine strafzaak na invoering van de strafbeschikking en het verlofstelsel |
Tijdschrift | PROCES, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | strafbeschikking, verlofstelsel, decriminalisering, efficiëntie in het strafproces |
Auteurs | Mr. dr. Jan Crijns |
SamenvattingAuteursinformatie |
Recently, the punishment order by the prosecutor (article 257a Code of Criminal Procedure) and the leave to appeal system (article 410a Code of Criminal Procedure) have been adopted in Dutch criminal procedural law. Both legal measures have major consequences for the way in which minor criminal offences are dealt with. Viewing both these efficiency-promoting measures from their mutual interconnection, the question rises whether, in the settlement of these minor offences, a full process that actually does justice to all interests involved, may still be spoken of. It is suggested in this contribution that this question requires a more subtanstial revision and reassessment of the enforcement system with regards to minor offences, whereby decriminalisation may also play a pertinent role. |
Artikel |
De Werkwijze NMa analoog en digitaal rechercheren: trial and error again? |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | Werkwijze NMa analoog en digitaal rechercheren, onderzoek, evenredigheidsbeginsel, fishing expedition, geprivilegieerde gegevens |
Auteurs | Mr. M. Knapen en Mr. R. Elkerbout LL.M. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met ingang van 17 augustus 2010 voert de NMa een deel van haar toezichts- en onderzoeksbevoegdheden uit op basis van de Werkwijze NMa analoog en digitaal rechercheren. Deze werkwijze vervangt de NMa Digitale Werkwijze 2007 en beschrijft in hoofdlijnen de procedure die de toezichthoudende ambtenaar volgt bij het opsporen van overtredingen van de Mededingingswet en de vervoers- en energiewetten. In deze bijdrage wordt de nieuwe werkwijze kritisch tegen het licht gehouden en wordt ingegaan op de vraag of de nieuwe werkwijze het beoogde evenwicht heeft bereikt tussen effectief onderzoek en de waarborgen voor ondernemingen. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de waarborgen die zogenoemde fishing expeditions moeten voorkomen en de bescherming van geprivilegieerde gegevens. |
Artikel |
Vertrouwen in toezicht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | toezicht, vertrouwen, controle |
Auteurs | Dr. ir. F.E. Six |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Nederlandse debat over de rol van vertrouwen in toezicht en handhaving heerst verwarring over het begrip vertrouwen. Dit artikel kijkt kritisch naar de argumenten en schept meer duidelijkheid over het begrip en de voor toezicht belangrijke relatie tussen vertrouwen en controle. Vertrouwen is onvermijdelijk aan de orde in toezichtrelaties en kan dus het beste expliciet in toezichttheorie geconceptualiseerd worden. De conceptualisatie van vertrouwen in de responsieve toezichttheorie van Braithwaite e.a. is echter aan herziening toe. Aan de hand van recente inzichten uit de vertrouwensliteratuur worden uitgangspunten en contouren van een mogelijke vertrouwensbenadering in toezicht geschetst. |
Artikel |
Herwaardering van certificering als beschermingsconstructie |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | Administratiekantoor, beschermingsconstructies, certificering, certificering van aandelen, Dutch discount, market for corporate control |
Auteurs | Mr. J. de Koning Gans en Prof. W.J. Oostwouder |
SamenvattingAuteursinformatie |
De praktijk wijst uit dat aandeelhoudersactivisme het vennootschappelijk belang kan bedreigen. In deze bijdrage wordt onderzocht wat de meest adequate vorm van bescherming van een beursvennootschap tegen een vijandige overname is. Allereerst worden de in Nederland meest voorkomende beschermingsconstructies besproken en geëvalueerd. De auteurs constateren vervolgens dat aan elke beschermingsmaatregel voor- en nadelen kleven. Deze voor- en nadelen hebben betrekking op de toereikendheid van de bescherming of de aanvaardbaarheid van de inperking van de zeggenschap van kapitaalverschaffers. Vergeleken met de andere behandelde beschermingsconstructies lijkt certificering echter volgens de auteurs het best aan beide criteria te voldoen. De auteurs sluiten deze bijdrage af met enkele aanbevelingen ten aanzien van het bestuur van het Administratiekantoor (AK) die de certificaten uitgeeft teneinde de onafhankelijkheid van het AK te kunnen waarborgen en certificering in het algemeen als meest aanvaardbare beschermingsconstructie te kunnen aanmerken. |
Artikel |
De schijnbeweging die tot een penalty leidde: kanttekeningen bij het Vitesse-arrestHR 22 juni 2010, NJ 2010, 371, LJN BL5420 |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 12 2010 |
Trefwoorden | onrechtmatige daad, (onbevoegde) vertegenwoordiging, toezegging |
Auteurs | Mr. H.J.S.M. Langbroek |
SamenvattingAuteursinformatie |
Gedeputeerden van de provincie Gelderland doen aan Vitesse c.s. een toezegging. Deze wordt niet nagekomen. Vitesse spreekt daarop de provincie aan. De rechtbank wijst de vorderingen van Vitesse c.s. af. Het hof oordeelt eveneens dat de provincie niet contractueel gebonden is aan de toezegging, maar tevens dat de provincie wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens Vitesse c.s. De Hoge Raad laat het arrest van het hof in stand. In het artikel wordt het arrest van de Hoge Raad geanalyseerd. |
Artikel |
Uitleg van leverings- en vestigingsakten; een herbezinning waard? |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 11 2010 |
Trefwoorden | objectieve uitleg, Haviltex, leveringsakte, vestigingsakte, wils-vertrouwensleer |
Auteurs | Mr. P. Memelink |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2001 oordeelde de Hoge Raad dat bij onenigheid over de omvang van een overgedragen onroerende zaak of de vestiging van een beperkt recht, de notariële akte moet worden uitgelegd aan de hand van objectieve maatstaven. Op die wijze van uitleg is in de literatuur kritiek geuit, die de Hoge Raad vooralsnog geen aanleiding heeft gegeven om op zijn oordeel terug te komen. Twee zaken waarin de uitleg van een notariële leveringsakte aan de orde kwam, werden begin dit jaar afgedaan met art. 81 Wet RO. De ‘objectieve uitleg’ van een notariële vestigingsakte werd nogmaals bevestigd in een arrest van 22 oktober jongstleden. In dit artikel pleit de auteur voor herbezinning op de wijze van uitleg van notariële akten. |
Artikel |
Wel ondertekend, maar geen partij: een opvallende toepassing van de wilsvertrouwensleer |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 11 2010 |
Trefwoorden | wilsvertrouwensleer, rechtshandeling, hoofdelijke aansprakelijkheid aandeelhouders |
Auteurs | Mr. S.Y. Cheung |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt het vonnis van de kantonrechter te Utrecht d.d. 21 juli 2010, waarin is beslist dat aandeelhouders en tevens indirect bestuurders van een vennootschap niet persoonlijk aan een door hen ondertekende huurovereenkomst zijn gebonden. Met toepassing van de wilsvertrouwensleer ex artikel 3:33 en 3:35 BW oordeelt de kantonrechter dat geen rechtshandeling tot het aangaan van het medehuurderschap tot stand is gekomen. |
Artikel |
Onevenwichtige contractvoorwaarden bij overheidsaanbestedingen en het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | aanbesteding, overheidscontracten, onevenwichtige contractvoorwaarden, beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid |
Auteurs | Mr. S. Mutluer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het door overheidsaanbesteders opleggen van onevenwichtige contractvoorwaarden die een afwijking vormen van breed geaccepteerde standaardvoorwaarden, leidt in de aanbestedingspraktijk geregeld tot ongenoegen van inschrijvers. Aangezien het in de regel gaat om professionele verhoudingen en de jurisprudentie voor dergelijke verhoudingen een sterk belang toekent aan de contractvrijheid en de rechtszekerheid, rijst de vraag of inschrijvers hier contractenrechtelijk iets tegen kunnen ondernemen. In deze bijdrage wordt onderzocht of inschrijvers via een beroep op art. 6:248 lid 2 BW vermeend onevenwichtige contractvoorwaarden na sluiting van het contract door de rechter terzijde kunnen laten schuiven. Tevens wordt de vraag opgeworpen in hoeverre het aanbestedingsrecht grenzen stelt aan die bevoegdheid van de rechter. |
Artikel |
Grenzen aan de contracteervrijheid van private aanbesteders? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | private aanbesteding, gelijke behandeling, pre-contractuele redelijkheid en billijkheid, aanbestedingsovereenkomst, beperkende werking van redelijkheid en billijkheid |
Auteurs | Prof. mr. C.E.C. Jansen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het komt in de private contractpraktijk regelmatig voor dat overeenkomsten geheel onverplicht worden aanbesteed. Hoewel private aanbesteders niet gehouden zijn tot naleving van het gereguleerde overheidsaanbestedingsrecht zijn ook zij – in beginsel althans – verplicht de deelnemers aan een aanbestedingsprocedure dezelfde gelijke kans te bieden op het verwerven van de aanbestede opdracht. De grondslag voor die verplichting kan in het verbintenissenrecht worden gevonden. In deze bijdrage wordt die grondslag nader verkend en komt ook de ratio van die verplichting aan de orde. Vervolgens wordt nagegaan of en in hoeverre het verbintenissenrecht zich verzet tegen het uitsluiten door private aanbesteders van die verplichting. |
Artikel |
Vuurwerkramp Enschede: de Staat gaat vrijuit |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | vuurwerkramp, overheidsaansprakelijkheid, Enschede, ramp |
Auteurs | Mr. E.M. van Orsouw |
SamenvattingAuteursinformatie |
Aanleiding voor deze bijdrage is de uitspraak van de Hoge Raad op 9 juli 2010 over de vuurwerkramp. Waar de vordering bij de Hoge Raad strandt op cassatietechnische gronden, werpt de zaak niettemin vele interessante vragen op. Wat is de invloed van politieke keuzes op de vraag wat we van de overheid mogen verwachten in het kader van rampenbestrijding? Wat te doen met gevaar van wijsheid achteraf bij de beoordeling of een bepaalde ramp had kunnen en moeten worden voorkomen? Heeft de kennis van een enkele ambtenaar te gelden als kennis van ‘de Staat’? Mag de Staat bij zijn doen en laten zonder meer vertrouwen op de naleving van afgegeven vergunningen? |
Artikel |
Uitbreiding bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde en veiligheidEen versterking of verzwakking van de positie van de burgemeester? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Veiligheid, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | bestuurlijke handhaving, burgemeester, bestuurlijke bevoegdheden, openbare orde |
Auteurs | Arnt Mein |
SamenvattingAuteursinformatie |
Lately, mayors’ powers for maintaining public order and safety have been considerably extended, and even more powers are in preparation. These powers must enable the mayor to act quickly against public order disturbances and security threats. The novelty is that the mayor may conditionally use and exercise these new powers preventively against groups of rioters. Their freedom of action and their privacy can also be considerably curtailed. This means these powers have to be used carefully and reluctantly. If the mayor overdoes the crimefighter role, he/she may lose the public’s confidence. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Vermogensrechtelijke Analyses, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | Algemene Bankvoorwaarden, informatieplicht, titel 7.7B BW, zekerheidsrechten, beëindiging kredietrelatie |
Auteurs | Mr. drs. J.H.M. Spanjaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
Per 1 november 2009 gelden de Algemene Bankvoorwaarden 2009, die de Algemene Bankvoorwaarden 1995 vervangen. De Algemene Bankvoorwaarden 2009 bevatten een modernisering ten opzichte van de voorwaarden uit 1995. Er is rekening gehouden met de bepalingen van titel 7.7B BW. Opmerkelijk is voorts de schrapping van de aansprakelijkheidsbeperking. De belangrijkste onderdelen uit de Algemene Bankvoorwaarden 1995 zijn niet gewijzigd, zodat de onder die voorwaarden gewezen rechtspraak haar gelding blijft behouden. De reikwijdte van de voorwaarden is evenwel beperkt, omdat de specifieke bankproducten hun eigen voorwaarden kennen die boven de algemene bankvoorwaarden prevaleren. |
Artikel |
Mark of Cain op het voorhoofd van de jeugdige verdachte?Over stigmatisering en privacy in het jeugdstrafrecht |
Tijdschrift | PROCES, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | privacy jeugdigen, stigmatisering, labeling, proportionaliteit, bescherming, overlast |
Auteurs | MSc LLM BA Maria de Jong-de Kruijf en Prof. mr. drs. Mariëlle Bruning |
SamenvattingAuteursinformatie |
Labeling van jongeren in het jeugdstrafrecht kan leiden tot stigmatisering. Stigmatisering van jongeren moet voor zover mogelijk worden voorkomen, ook in het jeugdstrafrecht. Verschillende recente ontwikkelingen in het jeugdstrafrecht, zoals de toenemende neiging om jongeren met probleemgedrag te registreren in databases en om naar aanleiding van dit gedrag in casusoverleggen met deelnemers afkomstig uit jeugdstrafrecht en (jeugd)zorg in brede zin gegevens uit te wisselen, leiden mogelijk tot meer stigmatisering van de jeugdige (verdachte). De ontwikkelingen die wij in deze bijdrage beschrijven zijn registratiesystemen, met name ProKid en JCO Support, justitiële documentatie en Halt-afdoeningen, casusoverleggen in de Veiligheidshuizen en groepsgerichte aanpakken. Deze probleemgebieden tasten de privacy van de minderjarige (verdachte) aan en leiden in mindere of meerdere mate tot stigmatisering. Wij zullen voor elke ontwikkeling bespreken in hoeverre sprake is van (te veel) stigmatisering en zo ja of en hoe dit zo veel mogelijk kan worden beperkt. |
Artikel |
Algemeen en niet bijzonder: Titel 1 van Boek 10 BW |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 7-8 2010 |
Trefwoorden | internationaal privaatrecht, vermogensrecht |
Auteurs | Prof. mr. M.V. Polak en Mr. R.W. Polak |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage worden de algemene bepalingen van Titel 1 van Boek 10 BW besproken, voor zover deze van belang zijn voor het vermogensrecht. Van de zeventien algemene bepalingen waaruit Titel 1 bestaat, komen er twaalf aan bod. |
Artikel |
Het Spector-arrest: het weerlegbare vermoeden in een strafrechtelijke en mensenrechtelijke context |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | Europees strafrecht, EVRM, harmonisatie, richtlijnconforme interpretatie, marktmisbruik |
Auteurs | Mr. J.M.W. Lindeman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Spector-arrest, waarin prejudiciële vragen van de Belgische rechter worden beantwoord, heeft al heel wat Nederlandse pennen in beweging gebracht. Daar is alle reden toe, want de uitspraak bevat op meerdere fronten interessante materie. Centraal in de uitspraak staat de duiding van het in de richtlijn marktmisbruik opgenomen verbod op handel met voorwetenschap, dat in Nederland is geïmplementeerd in artikel 5:56 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De door het Hof van Justitie van de Europese gemeenschappen (hierna: Hof van Justitie) gekozen invulling van deze verbodsbepaling roept enkele vragen op over de inpassing in het Nederlandse (bestuurs)strafrecht. Daarnaast spelen vraagstukken over al dan niet beoogde volledige harmonisatie van de richtlijn, de doorwerking van het EVRM en richtlijnconforme interpretatie. |
Artikel |
De deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade: nieuwe verantwoordelijkheden voor de rechter én voor partijen |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade, deelgeschil, proportionaliteitstoets, forumshopping |
Auteurs | Prof. mr. A.J. Akkermans en Mevrouw mr. drs. G. de Groot |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade is een feit. De deelgeschilregeling wordt ingevoegd in het Boek 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als een nieuwe titel 17, die de artikelen 1019w-1019cc Rv bevat. De inwerkingtreding ervan is voorzien voor 1 juli 2010. Zoals de lezers van TVP bekend zal zijn, beoogt de Wet deelgeschilprocedure het buitengerechtelijke traject bij de afhandeling van letsel- en overlijdensschade te verbeteren. De kerngedachte achter de regeling is dat partijen beter in staat zullen zijn om de buitengerechtelijke afwikkeling van de zaak tot een goed einde te brengen, wanneer zij op eenvoudige en snelle wijze de rechter kunnen vragen de knoop door te hakken over een vraag waar zij zelf maar niet uit kunnen komen. ‘From here to there and back again’ is dus het motto: van de onderhandelingstafel naar de rechter en dan weer terug, en dan hopelijk met een vlot bereikte vaststellingsovereenkomst als eindresultaat. |
Artikel |
Personenschade en toepassing van de Wbp: kans of bedreiging? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | Wbp, personenschade, blokkeringsrecht, uitwisseling medische informatie |
Auteurs | Mr. ir. J.P.M. Simons |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij de behandeling van personenschades komt met enige regelmaat de vraag aan de orde in hoeverre tussen partijen over een weer (medische) informatie dient te worden uitgewisseld. Bekend in dit kader zijn de discussies rondom het blokkeringsrecht van slachtoffers bij medische deskundigenberichten en over de vraag onder welke omstandigheden slachtoffers de patiëntenkaart van de huisarts dienen te overleggen aan de aansprakelijke verzekeraar. Tot voor kort bestond er echter niet of nauwelijks aandacht voor de rol die de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) bij het opvragen en inzien van informatie zou kunnen vervullen. Pas in een tweetal artikelen, van Roijackers en uitgebreider van Wilken, is voor het eerst gewezen op de mogelijkheden die de Wbp op dit vlak biedt. Met name springt daarbij in het oog het recht voor slachtoffers om op grond van artikel 35 Wbp inzage te krijgen in het (medisch) dossier dat de aansprakelijkheidsverzekeraar over hen heeft aangelegd. Na publicatie van deze artikelen was het wachten op het eerste letselschadeslachtoffer dat de daarin besproken rechten uit de Wbp aan zou voeren in een juridische procedure. |
Artikel |
‘White trash’ versus ‘Marokkaanse straatterroristen’Een analyse van het Nederlandse en Engelse discours rond migranten en overlast |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Criminologie, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | Marokkanen, Overlast, Engeland en Wales, Mediadiscours |
Auteurs | Drs. Monique Koemans |
SamenvattingAuteursinformatie |
This article focuses on the differences in perception that appear when the English and Dutch discourses on anti-social behaviour and street terror are compared. The political and media discourses in the Netherlands focus on the migration background of the youth responsible (mainly Moroccan juveniles) whereas in England and Wales the possible influence of discrimination is stressed. The analysis of the two discourses reveals that although the problems in the two countries are in essence comparable, very different discourses have developed. |