Volgens de Raad van State zou de rechtsstaat in Nederland niet wezenlijk in gevaar zijn, zou de balans tussen de instituties die invulling moeten geven aan de rechtsstaat (wetgever, bestuur en rechter) tot nu toe verzekerd zijn en zou er voldoende draagvlak onder de bevolking bestaan. Daarom zou er ook geen reden zijn voor een ‘alarmerende toon’. Deze stellingen worden nauwelijks onderbouwd, staan maatschappelijk ter discussie en miskennen dat Nederland geen eiland is, maar onderdeel uitmaakt van een meergelaagde internationale rechtsorde. Het beeld dat de Raad daarbij heeft van de scheiding der machten behoeft dringend bijstelling. |
Objets trouvés |
De rechtsstaat in discussie |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | Primaat wetgever, trias, dikastocratie, verticaal machtsevenwicht, COVID-19 |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Objets trouvés |
De wetgever als oorzaak van een dikastocratie? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | Wetgever-plaatsvervanger, Trias politica, Rechter, Samenwerking |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Is het juist dat in het opgelaaide dikastocratiedebat de verantwoordelijkheid primair bij de wetgever wordt gelegd? Ook al biedt de wetgever de rechter de nodige ruimte, is de rechterlijke beslissingsmacht vooral gevolg van de door de rechtsleer gedragen wijzen van interpretatie en toepassing van de wet. Dat de wetgever zou stilzitten en lastige beslissingen aan de rechter (als plaatsvervanger) zou overlaten, lijkt een onjuist beeld, evenals het beeld dat de wetgever een onwenselijke uitspraak van de rechter altijd nog kan corrigeren. Typerend voor de verhouding wetgever – rechter is (rechtsvormende) samenwerking. Obsolete kaders als de triasleer en de Wet AB brengen de werkelijkheid niet dichterbij. |
Objets trouvés |
Het wettelijk experiment rond de promotiestudent |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | experimentwetgeving, promotiestudenten, werknemerpromovendi, wetsevaluatie |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
De regering heeft in 2015 het Besluit experiment promotieonderwijs gelanceerd. Anders dan het opschrift doet vermoeden, lijkt dit experiment niet of nauwelijks van doen te hebben met de kwaliteit van het onderwijs aan promovendi of met de bijdrage die promotieonderwijs levert aan het verbeteren van Nederlandse proefschriften. Veeleer lijkt het erop dat gepoogd wordt om te bezien of door promovendi hun status van werknemer te ontnemen, de kosten voor universiteiten kunnen worden gedrukt en het aantal promoties kan worden verhoogd. De tussenevaluatie van het experiment is op dit punt weinig kritisch en objectief. Daarmee is niet gezegd dat een wettelijk experiment met het labelen van promotieplaatsen en het monitoren van de effecten van onderwijs aan promovendi geen nut zou kunnen hebben, zoals ik verdedig aan de hand van het voorbeeld van het promoveren op het gebied van het Nederlandse recht. |
Objets trouvés |
Nieuwe en gedurfde rechtssociologieBruikbare kennis voor de wetgever? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2019 |
Trefwoorden | Rechtssociologie, Seculiere benadering, Rechtsvervreemding, Bruikbare kennis, Hertogh |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn Nobody’s Law presenteert Hertogh een nieuwe rechtssociologische benadering en plaatst die tegenover de kritische benadering. Kern van deze nieuwe (‘seculiere’) benadering is het concept rechtsvervreemding. Of deze nieuwe benadering voor de wetgeving bruikbare kennis gaat opleveren, zoals andere rechtssociologische benaderingen doen, is twijfelachtig. Het is immers moeilijk om wetgeving af te stemmen op mensen die van het recht vervreemd zouden zijn. Daarnaast vergt het concept rechtsvervreemding verheldering, zonder – zoals nu is gedaan – de werkelijkheid (cases) op maat te snijden. |
Objets trouvés |
Leidt terugtred van de wetgever tot een opmars van rechterlijke rechtsvorming en afbraak van democratische waarden? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | Terugtred, Rechtsvorming, Tegendemocratie, Deparlementarisering, Primaat |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Recentelijk heeft de Raad van State gewaarschuwd dat het primaat van de wetgever wordt uitgehold door het regeren bij akkoord, gebruik van kaderwetgeving, experimentwetgeving en private regelgeving. Dat zou leiden tot een opmars van rechtsvorming door de rechter waardoor het primaat van de wetgever nog verder wordt aangetast. In deze bijdrage wordt echter verdedigd dat herstel van het primaat van de wetgever waarschijnlijk onmogelijk is en dat een grotere nadruk op rechterlijke rechtsvorming in het licht van de democratietheorie van Rosanvallon evengoed kan worden gezien als een zegen voor de democratie. |
Objets trouvés |
De PoppenwetOver hoe een gebrek aan logisch denken leidde tot chaos en leugenachtigheid, of: Wetten en wetten: besluiten tot vaststelling en wijziging van een wet en de wet zelf |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | vaststellingsbesluit, wettelijke regeling, Bekendmakingswet, Poppenwet |
Auteurs | Prof. mr. W. Konijnenbelt |
SamenvattingAuteursinformatie |
De geconsolideerde versie van wettelijke regelingen wordt niet in de vorm van die regeling zelf gepubliceerd, maar door eerst het vaststellingsbesluit te vermelden en daarna de geconsolideerde tekst van de regeling op te nemen. Maar díé tekst wijkt vaak in allerlei opzichten af van de oorspronkelijke, en moet dus ook niet als quasi-inhoud van het vaststellingsbesluit worden voorgeschoteld. Niet het vaststellingsbesluit, maar de regeling zoals die op een bepaald ogenblik geldt, is wat bij die publicatie aan de orde is. |
Objets trouvés |
Het voortbestaan van de landsadvocaat; overwegingen bij een 50-jarig bestaan |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | Landsadvocaat, Overheidsjuristen, Rechtsstaat, Expertise, Attorney General |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het historische argument voor inschakeling van de landsadvocaat ligt in het gebrek aan juristen binnen de overheid. Inmiddels is een groot aantal juristen binnen de overheid werkzaam, maar de landsadvocaat is gebleven. De drie later opgekomen argumenten – het rechtstatelijke, het expertise- en het eenheidsargument – kunnen het voortbestaan van de landsadvocaat met de huidige omvangrijke inschakeling nauwelijks verklaren. Voorstellen om de rol van de landsadvocaat terug te dringen, meest uitdrukkelijk gedaan door de Visitatiecommissie Juridische functie en Wetgeving, heeft het kabinet niet gehonoreerd. Zijn deskundigheidsprestige en de steun van overheidsjuristen schragen de functie van de landsadvocaat. Niettemin lijkt plaats te zijn voor een Nederlandse variant van de attorney general. |
Objets trouvés |
Recht is niet alleen recht als er recht op staatOver het (h)erkennen van de rechtskracht van private normen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2018 |
Trefwoorden | normalisatie, meetinstructie, prejudiciële vragen, status en rechtsgevolgen |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met het Achmea/Rijnberg-arrest van de Hoge Raad leek een doorbraak te zijn bereikt inzake de doorwerking van private regelgeving in het recht. Wanneer partijen het onderling eens zijn over de toepasselijkheid van bijvoorbeeld gedragscodes, toetst de Hoge Raad er ook aan zonder de juridische status ervan te beoordelen. De vraag wat te doen wanneer de relevantie van private regelgeving tussen partijen wordt betwist, blijkt echter een veel lastiger te nemen hobbel. Recente jurisprudentie over normalisatienormen toont aan dat het in zo’n geval buitengewoon complex is om te bepalen welke rechtsgevolgen aan private regels moeten worden verbonden. Wettelijke (h)erkenningsregels die de rechter behulpzaam kunnen zijn bij het kwalificeren en waarderen van private regels worden in die situatie node gemist. Hier ligt ook een taak voor wetgevingsjuristen. De vraag is alleen of één algemeen wettelijk kader voor uiteenlopende vormen van private regelgeving momenteel al haalbaar is. Werken met experimenteerbepalingen zou wel eens vruchtbaarder kunnen blijken te zijn. Dergelijke bepalingen zullen alleen werken wanneer wetgevingsjuristen, die ze moeten opstellen, zich eerst verdiepen in de schaduwwereld van private normen waarop deze bijdrage enig licht probeert te werpen. |
Objets trouvés |
Proeve van een verbeterde Grondwet |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2018 |
Trefwoorden | Grondwet, Democratie, Rechtsstaat, Eerste Kamer, Bindend referendum |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met zijn Proeve van een verbeterde Grondwet geeft Huub Linthorst oplossingen voor de risico’s die uit zijn ‘stresstest’ naar voren kwamen. Tot de voorstellen behoren de afschaffing van de Eerste Kamer, de invoering van het toetsingsrecht, versterking van (de formulering van) de grondrechten, een lichtere herzieningsprocedure en de invoering van een bindend referendum. Aan de doelstelling van haalbaarheid heeft Linthorst voldaan door op belangrijke punten tegemoet te komen aan voor- en tegenstanders. Naast verbetering en haalbaarheid, is het doel van deze Proeve het bereiken van meer democratie en van effectievere waarborgen tegen aantasting van onze rechtstaat. Of deze Proeve, na het bereiken van het Staatsblad meer democratie brengt en bovendien een dam kan opwerpen tegen schendingen van de rechtsstaat zoals die in Polen en Hongrijke, is allerminst gegarandeerd. Afgezien van het gebruikelijke cynisme over de normatieve kracht van de Grondwet, beslaat onze geschreven constitutie steeds minder de constitutionele werkelijkheid. |
Casus |
Onpartijdige rechtswetenschap? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1-2 2018 |
Trefwoorden | onpartijdigheid, onafhankelijkheid, wetenschappelijke objectiviteit, belangenconflicten |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Recentelijk is in de media veel aandacht geschonken aan gevallen van beïnvloeding door opdrachtgevers van (rechts)wetenschappelijk onderzoek. Veel nadruk ligt daarbij al snel op pogingen van bestuurders en beleidsmakers om de inhoud van dergelijk onderzoek – vaak op subtiele wijze – een wenselijk geachte richting op te sturen. Veel minder aandacht is er echter voor de andere kant van de zaak, namelijk: wat is de verantwoordelijkheid van die wetenschappers en hoe zijn hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid gewaarborgd? In deze bijdrage zal worden beweerd dat ook daar werk aan de winkel is. |
Casus |
Klagen over rechters: goed geregeld? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2017 |
Trefwoorden | klachtprocesrecht rechterlijke macht, artikel 6 EVRM, onafhankelijkheid tuchtrechtspraak, onpartijdigheid tuchtrechtspraak |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt aan de hand van twee concrete zaken de behandeling van klachten tegen staatsraden, raadsheren en advocaten-generaal besproken. De Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet op de Raad van State schrijven hiervoor verschillende procedures voor. Die procedures hebben echter gemeenschappelijk dat de instantie waarvan de rechter, staatsraad of advocaat-generaal deel uitmaakt ook de klacht tegen diegene behandelt. De auteur wil met deze bijdrage een discussie aanzwengelen over de vraag of dat wel zo gelukkig is. Tevens werpt hij in deze bijdrage de vraag op of het wenselijk is dat de procedures voor de behandeling van klachten bij de Hoge Raad en de Raad van State van elkaar verschillen, terwijl zij gaan over hetzelfde, namelijk de behandeling van klachten tegen rechterlijke functionarissen. De twee concrete voorbeelden roepen fundamentele vragen op over de huidige procedures. Dit zou aanleiding moeten geven om het externe klachtrecht grondig te evalueren, waarbij ook de mogelijkheid tot het instellen van een apart tuchtcollege voor de gehele rechterlijke macht moet worden bezien. |
Casus |
De klassieke wetgevingsjurist in de herinneringen van Cees Fasseur. Een lichtend voorbeeld? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | wetgevingskwaliteit, ambtelijke professionaliteit, competenties wetgevingsjurist |
Auteurs | Mr.dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt in deze bijdrage de memoires van Cees Fasseur. Fasseur beschrijft de twee sporen waaruit zijn loopbaan bestond, die van wetgevingsjurist aan het toenmalige ministerie van Justitie en die van historicus aan de Leidse universiteit. De tijd waarin Fasseur werkzaam was voor het ministerie van Justitie viel samen met wat wordt beschouwd als het ambtelijk-juridische hoogtepunt, een periode waarin juristen in hoog aanzien stonden en aldus de nodige invloed konden uitoefenen. Uit die tijd stamt ook het beeld van de klassieke wetgevingsjurist, de jurist die beschikt over uitgebreide kennis van het recht, maar die ook een betrekkelijk autonome en gezaghebbende positie inneemt. De auteur bespreekt in deze bijdrage of dit klassieke beeld tot voorbeeld kan strekken voor de huidige generatie wetgevingsjuristen. Hoewel de toen bestaande en huidige praktijk nauwelijks met elkaar vergelijkbaar zijn, valt er wel wat te zeggen over verschillen tussen de taakopvatting van wetgevingsjuristen toen en nu en of de taakopvatting van toen als voorbeeld kan dienen voor de wetgevingsjurist van nu. De auteur concludeert dat dat niet altijd het geval is. |
Casus |
De rechter als wetgevingswaakhond |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | beleidsneutraliteit, proportionaliteitstoets, evidence base, Daubert-doctrine |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
We zien in de Verenigde Staten momenteel hoe belangrijk rechterlijke controle op de kwaliteit van wetgeving kan zijn, bijvoorbeeld bij het omstreden inreisverbod voor migranten uit ‘islamitische landen’. Gevaar daarbij is echter dat de rechter te veel in politiek vaarwater terechtkomt. Misschien dat de Amerikaanse rechter op dit punt wat kan leren van het Hof van Justitie van de EU, dat een procedurele toets heeft ontwikkeld om de ‘evidence base’ van wetten te toetsen door bijvoorbeeld te kijken in hoeverre er impact assessments zijn uitgevoerd volgens de methoden die daartoe in het wetgevingsbeleid ontwikkeld zijn. Tegelijkertijd laat de Luxemburgse jurisprudentie zien dat men er daarbij misschien toch niet altijd aan ontkomt om ook naar de kwaliteit van het onderliggende bewijs te kijken. Hier kan Luxemburg wellicht wat leren van het U.S. Supreme Court, dat regels heeft ontwikkeld met betrekking tot de vraag hoe rechters dienen om te gaan met deskundigenbewijs en wetenschappelijke gegevens. |
Casus |
Verder met rechtsstatelijke toetsing van verkiezingsprogramma’s |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2017 |
Trefwoorden | Rechtsstatelijkheid, Rechtsstaat, Rule of law |
Auteurs | mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Politici spelen een belangrijke rol bij de bescherming van de rechtsstaat, maar er wordt soms betwijfeld of zij die rol waarmaken dan wel voldoende serieus nemen. Het toetsen van verkiezingsprogramma’s van politieke partijen kan een goed middel zijn om in beeld te brengen hoeveel aandacht er daadwerkelijk is voor de rechtsstaat. Dat is echter geen sinecure; zoals uit deze bijdrage blijkt is het al lastig om tot een gedeelde opvatting te komen van wat de rechtsstaat inhoudt. Immers, als de onderzochte partijen zich niet herkennen in het gehanteerde concept zullen zij zich daar ook niet door aangesproken voelen. Internationaal, bijvoorbeeld binnen de VN en Europese Unie is er al enige ervaring opgedaan met het meten van rechtsstatelijkheid binnen staten. Welke indicatoren daarbij worden gebruikt zijn van groot belang voor de uitkomsten van de toetsing, waarbij het risico op versimpeling van de werkelijkheid op de loer ligt. De ervaringen van internationale organisaties hiermee kunnen als bron van inspiratie dienen voor toetsing van verkiezingsprogramma’s op rechtsstatelijkheid en tevens kunnen daar lessen uit worden getrokken. Deze vraag staat in deze bijdrage centraal. |
Casus |
Macht aus dem Rechtsstaat keinen Gurkensalat |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2016 |
Trefwoorden | rechtsstaat, rechtsstatelijkheid, empirische data, bronnenonderzoek, rechtswetenschappelijk onderzoek |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel en Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage is een reactie op het artikel ‘De rechtsstaat: van sluitpost naar “Leitmotiv”’ van Zouridis, Wierenga en Niemeijer in het Nederlands Juristenblad, waarin kritiek wordt geleverd op het eerste hoofdstuk van het jaarverslag van de Raad van State. De Raad waarschuwt daarin voor het zien van rechtsstatelijke overwegingen in de politiek als een soort van sluitpost. Zouridis, Wierenga en Niemeijer vragen zich af op basis van welke empirische feiten de conclusies van de Raad van State zijn gebaseerd en of deze wel de juiste oorzaken voor het afkalven van de rechtsstaat in het vizier heeft. De auteurs van deze reactie vragen zich op hun beurt echter af of het betoog in dat artikel op zijn beurt wel op voldoende empirische onderbouwing steunt. Het gaat de auteurs daarbij met name om de onderbouwing van de stelling dat bestuur en wetgever ‘regelverslaafd’ zijn, de vraag wat het aantal wettelijke regels zegt over het rechtsstatelijke gehalte van de samenleving en welke rol overheidsjuristen vervullen bij het bewaken van rechtsstatelijke normen. Aan het slot van de bijdrage gaan de auteurs in op de vraag of er niet sprake is van een bredere trend, die twijfels oproept over de wijze waarop binnen het rechtswetenschappelijk onderzoek met empirische data en bronnenonderzoek wordt omgegaan. |
Casus |
Eerste Kamer en wetgevingEen boodschap aan de staatscommissie |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | wetgevingsprocedure, wetgevingskwaliteit, novelle, amendement |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De positie van de Eerste Kamer heeft al vaak onder druk gestaan. Gelet daarop is het een wonder te noemen dat wij nog altijd een senaat hebben. Dit is te danken aan een voortdurende aanpassing van zijn functie, een strategie van terughoudendheid en een zware procedure van grondwetwijziging. In meer positieve zin is de huidige acceptatie ook te danken aan het meer en meer optreden als toetsende instantie van het wetgevingsproces en de wetgevingskwaliteit. Aan de hand van twee recente voorbeelden, het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet en een wijziging van de Mediawet, beziet de auteur of deze positionering terecht is. Vanuit de Kamer zelf is kritiek geuit op het staatsrechtelijke gehalte van het optreden van de Kamer bij de behandeling van die voorstellen. De auteur is van mening dat het veel meer perspectief biedt als de aangekondigde staatscommissie aandacht besteedt aan de feitelijk bijdrage die de Senaat kan leveren aan de kwaliteit van onze wetgeving, zijnde dé functie van de Senaat, dan herhaalde aandacht voor zijn staatsrechtelijke positie, waarvoor de argumenten al vele malen gewisseld zijn. |
Casus |
‘Vluchten voor het AZC’Over lokale democratie, referendumperikelen en trechterwerking in het bestuursrecht |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | asielopvang, specialiteitsbeginsel, trechterwerking, referendum, fair play |
Auteurs | Rob van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
De vestiging van AZC’s in Nederland levert doorgaans heftige protesten op. Deze bijdrage laat aan de hand van een concrete casus zien dat dit niet altijd louter of vooral een kwestie is van boze burgers, maar soms ook wordt aangewakkerd door de wijze waarop door de wetgever bestuurlijke besluitvormingsprocessen zijn ingericht en de manier waarop bestuursorganen daarmee omgaan. Met name wanneer particuliere ondernemers een omgevingsvergunning aanvragen voor het vestigen van een AZC, kan een serieuze alternatievenafweging gemakkelijk worden geblokkeerd, wanneer het bevoegd gezag zich beperkt tot het nemen van een besluit op grondslag van de aanvraag. In zo’n geval hebben omwonenden weinig mogelijkheden om het achterliggende (ontbrekende) asielopvangbeleid ter discussie te stellen in bezwaar en beroep en blijkt ook een referendumverzoek om de gemeenteraad tot beleidskeuzes te dwingen geen garantie voor succes. In de sfeer van de rechtsbescherming doet zich bovendien al snel gevoelen dat het besluitbegrip als aangrijpingspunt voor bezwaar en beroep belemmert dat een geschil met de overheid in zijn totaliteit wordt bezien. |
Casus |
Politiek primaat achter een juridisch schildEen kanttekening bij de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Kamerleden en wetgevingsjuristen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | Rechtsstaat, Rol van de wetgevingsjurist, Terrorismebestrijding |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. Van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt een door het Kamerlid Zijlstra ingediende motie, waarin hij oproept om juristen de opdracht te geven positief te adviseren over veiligheidsmaatregelen vanwege (dreigend) terrorisme. De wetgevingsjurist dient zich niet af te vragen of iets mogelijk is, maar te zorgen dat het mogelijk is. De auteur bespreekt welke juridische argumentaties er zijn om veiligheidsoverwegingen boven juridische overwegingen te laten gaan. Wel is het de vraag of het van een wetgevingsjurist kan worden verwacht dat hij zelf een afweging tussen veiligheidsoverwegingen en juridische overwegingen maakt. In feite maakt hij dan niet alleen een juridische afweging, maar ook een beleidsmatige afweging. De vraag is waarom wetgevingsjuristen zich kennelijk gedwongen voelen zich in dergelijke bochten te wringen. Het feit dat de Tweede Kamer zich weinig actief bemoeit met het waarborgen van rechtsstatelijke normen kan daar mede aan ten grondslag liggen. In die zin verbergen Kamerleden zich achter het schild van het juridisch advies. |
Casus |
Urgenda: een typisch gevalletje rechter, wetgever of politiek? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2015 |
Trefwoorden | Urgenda, klimaatverandering, gevaarzetting, beleidsvrijheid, doorkruising machtenscheiding |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het vonnis van de Haagse rechtbank in de zaak Urgenda tegen de Staat der Nederlanden heeft wereldwijd de aandacht getrokken. Het bevel van de rechter aan de Staat om meer te doen om de uitstoot van broeikasgassen met 25 procent ten opzichte van 1990 te verminderen heeft zowel lof als kritiek geoogst in de (internationale) media en literatuur. Milieuorganisaties loven de durf van de rechtbank om de Staat via het onrechtmatigedaadsrecht te houden aan internationaal overeengekomen CO2-reductiedoelstellingen. Staatsrechtgeleerden hekelen het vonnis daarentegen omdat de rechter te activistisch zou hebben geopereerd, te veel op de stoel van de wetgever en de politiek zou zijn gaan zitten en onvoldoende rekening houdt met de beleidsvrijheid van de Staat. De vraag is echter of deze kritiek niet uitgaat van een te eenzijdige lezing van het vonnis en van verouderde denkbeelden over de rol van de rechter binnen de trias politica. |
Casus |
De inclusieve wetgever als groeiend ideaal |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | inclusieve wetgeving, inclusiviteit, modificatie, codificatie, instrumentele wetgeving, wetgevingsbeleid |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De ontwikkeling van ons wetgevingsbeleid, in het bijzonder het Integrale afwegingskader en de internetconsultatie, bevordert in toenemende mate het ideaal van de inclusieve wetgever. Dit ideaal is leidend in de fase van de ambtelijke voorbereiding, niet in de politieke fase van wetgeving. De Kamer sluit wel aan bij de resultaten van de inclusieve voorbereiding, is soms zelfs bereid daarvoor plaats te maken. Dat is in strijd met het (formele) systeem van onze democratie, maar juist door de inclusieve benadering in de ambtelijke voorbereiding lijken we ons geen grote democratische zorgen te hoeven maken. Toenemende inclusiviteit van wetgeving, waarbij de normadressaten (onder ambtelijke regie) soms grote invloed op de uiteindelijke normering wordt gelaten, roept wel de vraag op of de begrippen modificatie en instrumentele wetgeving nog wel van toepassing zijn op de huidige wetgeving. |