De Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) houdt toezicht op de politie. In dit artikel kijken we of dat toezicht voldoet aan daaraan te stellen eisen van selectiviteit, responsiviteit en prudentie. Aan de hand van de zaak Hümeyra concluderen we dat de Inspectie JenV kennelijk niet heeft overwogen om de evaluatie over te laten aan interne of (andere) externe toezichthouders en zich ook niet heeft gebaseerd op een voorafgaande risicoanalyse (selectiviteit). Daarnaast heeft de Inspectie JenV haar onderzoek maar zeer beperkt in dialoog en interactie met de politie uitgevoerd en niet (ook) het perspectief vanuit de politie in beeld gebracht (responsiviteit). Bovendien heeft de Inspectie JenV geen rekening gehouden met de bijzondere positie van de politie (prudentie). |
Uit het veld |
Kijken naar het toezicht op de politieSelectiviteit, prudentie en responsiviteit bij de Inspectie JenV |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | inspectie, politie, selectiviteit, responsiviteit, prudentie |
Auteurs | Ira Helsloot en Peter van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Objets trouvés |
De wetgever als oorzaak van een dikastocratie? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | Wetgever-plaatsvervanger, Trias politica, Rechter, Samenwerking |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Is het juist dat in het opgelaaide dikastocratiedebat de verantwoordelijkheid primair bij de wetgever wordt gelegd? Ook al biedt de wetgever de rechter de nodige ruimte, is de rechterlijke beslissingsmacht vooral gevolg van de door de rechtsleer gedragen wijzen van interpretatie en toepassing van de wet. Dat de wetgever zou stilzitten en lastige beslissingen aan de rechter (als plaatsvervanger) zou overlaten, lijkt een onjuist beeld, evenals het beeld dat de wetgever een onwenselijke uitspraak van de rechter altijd nog kan corrigeren. Typerend voor de verhouding wetgever – rechter is (rechtsvormende) samenwerking. Obsolete kaders als de triasleer en de Wet AB brengen de werkelijkheid niet dichterbij. |
Casus |
De klassieke wetgevingsjurist in de herinneringen van Cees Fasseur. Een lichtend voorbeeld? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | wetgevingskwaliteit, ambtelijke professionaliteit, competenties wetgevingsjurist |
Auteurs | Mr.dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt in deze bijdrage de memoires van Cees Fasseur. Fasseur beschrijft de twee sporen waaruit zijn loopbaan bestond, die van wetgevingsjurist aan het toenmalige ministerie van Justitie en die van historicus aan de Leidse universiteit. De tijd waarin Fasseur werkzaam was voor het ministerie van Justitie viel samen met wat wordt beschouwd als het ambtelijk-juridische hoogtepunt, een periode waarin juristen in hoog aanzien stonden en aldus de nodige invloed konden uitoefenen. Uit die tijd stamt ook het beeld van de klassieke wetgevingsjurist, de jurist die beschikt over uitgebreide kennis van het recht, maar die ook een betrekkelijk autonome en gezaghebbende positie inneemt. De auteur bespreekt in deze bijdrage of dit klassieke beeld tot voorbeeld kan strekken voor de huidige generatie wetgevingsjuristen. Hoewel de toen bestaande en huidige praktijk nauwelijks met elkaar vergelijkbaar zijn, valt er wel wat te zeggen over verschillen tussen de taakopvatting van wetgevingsjuristen toen en nu en of de taakopvatting van toen als voorbeeld kan dienen voor de wetgevingsjurist van nu. De auteur concludeert dat dat niet altijd het geval is. |
Casus |
Eerste Nederlandse Jongerenrechtbanken |
Tijdschrift | Nederlands-Vlaams tijdschrift voor mediation en conflictmanagement, Aflevering 1 2016 |
Auteurs | Maria Leijten en Gaby Crince Le Roy |
Auteursinformatie |
Casus |
Politiek primaat achter een juridisch schildEen kanttekening bij de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Kamerleden en wetgevingsjuristen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | Rechtsstaat, Rol van de wetgevingsjurist, Terrorismebestrijding |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. Van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt een door het Kamerlid Zijlstra ingediende motie, waarin hij oproept om juristen de opdracht te geven positief te adviseren over veiligheidsmaatregelen vanwege (dreigend) terrorisme. De wetgevingsjurist dient zich niet af te vragen of iets mogelijk is, maar te zorgen dat het mogelijk is. De auteur bespreekt welke juridische argumentaties er zijn om veiligheidsoverwegingen boven juridische overwegingen te laten gaan. Wel is het de vraag of het van een wetgevingsjurist kan worden verwacht dat hij zelf een afweging tussen veiligheidsoverwegingen en juridische overwegingen maakt. In feite maakt hij dan niet alleen een juridische afweging, maar ook een beleidsmatige afweging. De vraag is waarom wetgevingsjuristen zich kennelijk gedwongen voelen zich in dergelijke bochten te wringen. Het feit dat de Tweede Kamer zich weinig actief bemoeit met het waarborgen van rechtsstatelijke normen kan daar mede aan ten grondslag liggen. In die zin verbergen Kamerleden zich achter het schild van het juridisch advies. |
Casus |
Naar een beschaafder delictenrechtEen impressie van het seminar ‘Civilising Criminal Justice’, 14 oktober 2014, Rotterdam, Nederland |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Herstelrecht, Aflevering 4 2014 |
Auteurs | Suzanne Jansen |
Auteursinformatie |