Het gebruik van data levert belangrijke voordelen voor ondernemingen en consumenten. Het roept echter ook de maatschappelijke vraag op of verzameling en gebruik van data kunnen leiden tot marktmacht (‘datamacht’). Het risico daarop wordt bepaald door: (1) het belang van data als input, (2) de beschikbaarheid en repliceerbaarheid van data, (3) het belang van schaal- en netwerkeffecten en (4) de concurrentiesituatie op de markt waarvoor data een input vormen. Het mededingingstoezicht beschikt over de instrumenten om in specifieke situaties het ontstaan van datamacht als gevolg van concentraties te voorkomen en misbruik van datamacht te beëindigen of te bestraffen. Tot nu toe hebben die situaties zich in de praktijk nog weinig voorgedaan. |
Uit het veld |
Beoordeling van datamacht in het mededingingstoezicht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 2-3 2018 |
Auteurs | Robert Stil, Douwe Meindertsma en Inge van der Linden |
SamenvattingAuteursinformatie |
Uit het veld |
Opzet van een datavoorzieningsfunctie ter ondersteuning van datagedreven toezicht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 2-3 2018 |
Trefwoorden | granulaire data, kwadrantenmodel, datavoorziening, datamanagement |
Auteurs | Wouter van Aerle, Ronald Damhof en Frank Ouddeken |
SamenvattingAuteursinformatie |
Toezichthouders hebben te maken met een steeds grotere stroom aan data. Dit vraagt om toenemende discipline in de verwerking ervan. Uit de principes van goed toezicht volgen niet-functionele eisen – als traceerbaarheid, uitwisselbaarheid en betrouwbaarheid – waaraan de gegevensverwerking moet voldoen. Voor het realiseren hiervan is een datavoorzieningsfunctie nodig, vergelijkbaar met andere bedrijfsfuncties als Finance en HR. Binnen DNB is het datakwadrantenmodel gebruikt om deze realisatie vorm te geven. Het model is een begripsvormend kader, dat de gegevensverwerking vanuit twee perspectieven beschouwt: de aanbod- en vraagzijde van gegevens en een opportunistische versus een systematische manier van werken. Op basis van het model zijn keuzes gemaakt ten aanzien van de technische voortbrenging van data, inrichting van de organisatie, besturing en benodigde kennis en competenties. |
Casus |
Ontwikkeling van een afwegingskader vertrouwen voor toezichthoudersLessen uit de praktijk van de IGJ |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | Vertrouwen, Toezicht, operationaliseren, afwegingskader, gezondheidszorg |
Auteurs | Sandra Spronk, Heleen Buijze, Paul Zwietering e.a. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Diverse toezichthouders hebben vertrouwen in ondertoezichtstaanden gekozen als uitgangspunt. Inspecteurs van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vinden vertrouwen een lastig te hanteren begrip. Tegelijk geven zij aan dat vertrouwen wel een grote rol speelt bij hun oordeel en handhaving. Ze missen echter handvatten om de afweging van vertrouwen in de zorgaanbieder te kunnen expliciteren en te onderbouwen. Dit is voor de IGJ aanleiding om vanuit het perspectief van de IGJ praktijkonderzoek te doen naar het begrip vertrouwen. Dit leidt tot het afwegingskader. |
Casus |
De klassieke wetgevingsjurist in de herinneringen van Cees Fasseur. Een lichtend voorbeeld? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | wetgevingskwaliteit, ambtelijke professionaliteit, competenties wetgevingsjurist |
Auteurs | Mr.dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt in deze bijdrage de memoires van Cees Fasseur. Fasseur beschrijft de twee sporen waaruit zijn loopbaan bestond, die van wetgevingsjurist aan het toenmalige ministerie van Justitie en die van historicus aan de Leidse universiteit. De tijd waarin Fasseur werkzaam was voor het ministerie van Justitie viel samen met wat wordt beschouwd als het ambtelijk-juridische hoogtepunt, een periode waarin juristen in hoog aanzien stonden en aldus de nodige invloed konden uitoefenen. Uit die tijd stamt ook het beeld van de klassieke wetgevingsjurist, de jurist die beschikt over uitgebreide kennis van het recht, maar die ook een betrekkelijk autonome en gezaghebbende positie inneemt. De auteur bespreekt in deze bijdrage of dit klassieke beeld tot voorbeeld kan strekken voor de huidige generatie wetgevingsjuristen. Hoewel de toen bestaande en huidige praktijk nauwelijks met elkaar vergelijkbaar zijn, valt er wel wat te zeggen over verschillen tussen de taakopvatting van wetgevingsjuristen toen en nu en of de taakopvatting van toen als voorbeeld kan dienen voor de wetgevingsjurist van nu. De auteur concludeert dat dat niet altijd het geval is. |
Casus |
De tweede interuniversitaire wedstrijd bemiddeling in bestuurszaken |
Tijdschrift | Nederlands-Vlaams tijdschrift voor mediation en conflictmanagement, Aflevering 2 2017 |
Auteurs | Eric Lancksweerdt |
Auteursinformatie |