In de rechtspraktijk vormen ontbindende en opschortende voorwaarden een vaak gebruikte rechtsfiguur bij overeenkomsten. Veelal hebben partijen bij een overeenkomst een vorm van invloed op het toekomstige intreden of vervallen van een dergelijke voorwaarde. Deze partij-invloed wordt door het recht in beginsel aanvaard en is derhalve als breed uitgangspunt ook mogelijk. Op dit uitgangspunt bestaan echter twee beperkingen: de vaak veronderstelde onmogelijkheid van (vormen van) potestatieve voorwaarden en de redelijkheid en billijkheid die leiden tot toepassing van artikel 6:23 BW. Onderzocht wordt in welke gevallen deze beperkingen van de partij-invloed toepassing vinden en welke mogelijkheden bestaan om met deze beperkingen contractueel om te gaan. |
Casus |
Partij-invloed op het intreden of vervallen van voorwaarden |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | Ontbindende voorwaarde, Opschortende voorwaarde, Potestatieve voorwaarde, Artikel 6:23 BW |
Auteurs | Mr. dr. H. Stolz |
SamenvattingAuteursinformatie |
Casus |
Vennootschappelijke medezeggenschapsrechten in een grensoverschrijdende inbound fusieHet toepassingsbereik van art. 2:333k lid 3 onder c BW |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | art. 2:333k BW, art. 16 Tiende Richtlijn, grensoverschrijdende fusie, inbound, medezeggenschapsregime |
Auteurs | R.L. Pouwer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 juli 2015 is art. 2:333k BW gewijzigd. Sinds deze wijziging lijkt krachtens de letterlijke bewoording van art. 2:333k lid 3 onder c BW bij elke grensoverschrijdende inbound fusie het regime van dit artikel te moeten worden toegepast. Ook wanneer bij geen van de fuserende vennootschappen voorafgaand aan de fusie vennootschappelijke medezeggenschap bestaat. In dit artikel zet de auteur op basis van bronnenonderzoek uiteen waarom zij het regime in de hiervoor beschreven situatie niet toepasselijk acht. |
Casus |
‘Afhankelijkheid en weerbaarheid tegen geweld sluiten elkaar niet uit’ |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Herstelrecht, Aflevering 4 2016 |
Auteurs | Renée Kool |
Auteursinformatie |
Casus |
Tien jaar bemiddeling bij Slachtoffer in BeeldKeuzevrijheid, vrijwilligheid en vertrouwelijkheid centraal |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Herstelrecht, Aflevering 4 2016 |
Auteurs | Mariëlle van den Berg |
Auteursinformatie |
Casus |
De mogelijkheden en beperkingen van herstelrecht bij seksueel geweldVerslag van een Europees project |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Herstelrecht, Aflevering 4 2016 |
Auteurs | Ivo Aertsen |
Auteursinformatie |
Casus |
Studienamiddag ‘Gerechtelijke bemiddeling’ – Universiteit Hasselt 15 december 2016 |
Tijdschrift | Nederlands-Vlaams tijdschrift voor mediation en conflictmanagement, Aflevering 4 2016 |
Auteurs | Eric Lancksweerdt |
Auteursinformatie |
Casus |
Herinvoering van de vrederechter in Nederland mogelijk een feit? |
Tijdschrift | Nederlands-Vlaams tijdschrift voor mediation en conflictmanagement, Aflevering 4 2016 |
Auteurs | Emese von Bóné |
Auteursinformatie |
Casus |
Macht aus dem Rechtsstaat keinen Gurkensalat |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2016 |
Trefwoorden | rechtsstaat, rechtsstatelijkheid, empirische data, bronnenonderzoek, rechtswetenschappelijk onderzoek |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel en Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage is een reactie op het artikel ‘De rechtsstaat: van sluitpost naar “Leitmotiv”’ van Zouridis, Wierenga en Niemeijer in het Nederlands Juristenblad, waarin kritiek wordt geleverd op het eerste hoofdstuk van het jaarverslag van de Raad van State. De Raad waarschuwt daarin voor het zien van rechtsstatelijke overwegingen in de politiek als een soort van sluitpost. Zouridis, Wierenga en Niemeijer vragen zich af op basis van welke empirische feiten de conclusies van de Raad van State zijn gebaseerd en of deze wel de juiste oorzaken voor het afkalven van de rechtsstaat in het vizier heeft. De auteurs van deze reactie vragen zich op hun beurt echter af of het betoog in dat artikel op zijn beurt wel op voldoende empirische onderbouwing steunt. Het gaat de auteurs daarbij met name om de onderbouwing van de stelling dat bestuur en wetgever ‘regelverslaafd’ zijn, de vraag wat het aantal wettelijke regels zegt over het rechtsstatelijke gehalte van de samenleving en welke rol overheidsjuristen vervullen bij het bewaken van rechtsstatelijke normen. Aan het slot van de bijdrage gaan de auteurs in op de vraag of er niet sprake is van een bredere trend, die twijfels oproept over de wijze waarop binnen het rechtswetenschappelijk onderzoek met empirische data en bronnenonderzoek wordt omgegaan. |
Casus |
Wanneer het lekt bij de buurman: het contractueel afdichten van meldingsplichtige datalekken |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | Privacy, Bewerkersovereenkomst, Meldplicht, Datalek, Beveiliging |
Auteurs | Mr. F.C. van der Jagt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sinds 1 januari 2016 zijn bedrijven verplicht om datalekken te melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens en in bepaalde gevallen ook bij de personen van wie gegevens ‘gelekt’ zijn. De verwerking van persoonsgegevens wordt vaak deels uitbesteed aan een derde partij, zoals een cloudserviceprovider. In dit artikel wordt uiteengezet op welke wijze contractuele afspraken kunnen helpen om op een doeltreffende wijze uitvoering te kunnen geven aan de meldplicht datalekken wanneer het eigenlijke datalek bij een derde partij plaatsvindt. |
Casus |
Verslag bemiddelingswedstrijd UHasselt – KULeuven |
Tijdschrift | Nederlands-Vlaams tijdschrift voor mediation en conflictmanagement, Aflevering 3 2016 |
Auteurs | Michiel Verhulst |
Auteursinformatie |
Casus |
De arbitrageovereenkomst in (overname)contracten |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 2 2016 |
Auteurs | Mr. L.J.E. Timmer |
SamenvattingAuteursinformatie |
De geschillenclausule wordt door transactieadvocaten regelmatig behandeld als een boilerplate-bepaling, waar de litigators zich over mogen ontfermen op het moment dat er een geschil ontstaat. De keuze voor arbitrage of overheidsrechtspraak kan echter van enorm belang zijn voor contractspartijen als er een conflict ontstaat. |
Casus |
Eerste Kamer en wetgevingEen boodschap aan de staatscommissie |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | wetgevingsprocedure, wetgevingskwaliteit, novelle, amendement |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De positie van de Eerste Kamer heeft al vaak onder druk gestaan. Gelet daarop is het een wonder te noemen dat wij nog altijd een senaat hebben. Dit is te danken aan een voortdurende aanpassing van zijn functie, een strategie van terughoudendheid en een zware procedure van grondwetwijziging. In meer positieve zin is de huidige acceptatie ook te danken aan het meer en meer optreden als toetsende instantie van het wetgevingsproces en de wetgevingskwaliteit. Aan de hand van twee recente voorbeelden, het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet en een wijziging van de Mediawet, beziet de auteur of deze positionering terecht is. Vanuit de Kamer zelf is kritiek geuit op het staatsrechtelijke gehalte van het optreden van de Kamer bij de behandeling van die voorstellen. De auteur is van mening dat het veel meer perspectief biedt als de aangekondigde staatscommissie aandacht besteedt aan de feitelijk bijdrage die de Senaat kan leveren aan de kwaliteit van onze wetgeving, zijnde dé functie van de Senaat, dan herhaalde aandacht voor zijn staatsrechtelijke positie, waarvoor de argumenten al vele malen gewisseld zijn. |
Casus |
De statutair bestuurder in de Wet werk en zekerheid |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | statutair bestuurder, ontslagrecht, arbeidsovereenkomst, Wet werk en zekerheid |
Auteurs | Prof. mr. R.M. Beltzer en Mr. R.D. Rietveld |
SamenvattingAuteursinformatie |
De op 1 juli 2015 ingevoerde Wet werk en zekerheid is de grootste operatie op het terrein van het ontslagrecht in jaren. De wijzigingen die deze wet meebrengt, hebben ook gevolgen voor de juridische positie van de statutair bestuurder, die immers veelal (tevens) in een arbeidsrechtelijke betrekking tot de vennootschap staat. Hoewel van een revolutie niet te spreken is, dient men in de praktijk rekening te houden met een gewijzigd speelveld. De auteurs gaan in hun artikel in op de belangrijkste wijzigingen, zoals het verplichte grondenstelsel voor ontslag, de opzegverboden, de herplaatsingsplicht en de ontslagvergoeding. Ook wordt bezien of de leer uit de 15 april-arresten nog (onverkort) geldt. |
Casus |
Aankondiging TMD Congres: 1 december 2016 (namiddag)Mediation: (ontwerp)regelgeving in België, Nederland en de EU |
Tijdschrift | Nederlands-Vlaams tijdschrift voor mediation en conflictmanagement, Aflevering 2 2016 |
Casus |
‘Vluchten voor het AZC’Over lokale democratie, referendumperikelen en trechterwerking in het bestuursrecht |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | asielopvang, specialiteitsbeginsel, trechterwerking, referendum, fair play |
Auteurs | Rob van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
De vestiging van AZC’s in Nederland levert doorgaans heftige protesten op. Deze bijdrage laat aan de hand van een concrete casus zien dat dit niet altijd louter of vooral een kwestie is van boze burgers, maar soms ook wordt aangewakkerd door de wijze waarop door de wetgever bestuurlijke besluitvormingsprocessen zijn ingericht en de manier waarop bestuursorganen daarmee omgaan. Met name wanneer particuliere ondernemers een omgevingsvergunning aanvragen voor het vestigen van een AZC, kan een serieuze alternatievenafweging gemakkelijk worden geblokkeerd, wanneer het bevoegd gezag zich beperkt tot het nemen van een besluit op grondslag van de aanvraag. In zo’n geval hebben omwonenden weinig mogelijkheden om het achterliggende (ontbrekende) asielopvangbeleid ter discussie te stellen in bezwaar en beroep en blijkt ook een referendumverzoek om de gemeenteraad tot beleidskeuzes te dwingen geen garantie voor succes. In de sfeer van de rechtsbescherming doet zich bovendien al snel gevoelen dat het besluitbegrip als aangrijpingspunt voor bezwaar en beroep belemmert dat een geschil met de overheid in zijn totaliteit wordt bezien. |
Casus |
Implementatie van de gewijzigde Moeder-dochterrichtlijn in de Nederlandse vennootschaps- en dividendbelastingEuropa gaat belastingontwijking te lijf |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | vennootschapsbelasting, dividendbelasting, multinationals, belastingontwijking, antimisbruikbepalingen |
Auteurs | Prof. dr. J.N. Bouwman |
SamenvattingAuteursinformatie |
De discussie over belastingontwijking door multinationals en de daaruit voortvloeiende aanpassing van de – fiscale – Europese Moeder-dochterrichtlijn hebben de Nederlandse wetgever ertoe gebracht de vennootschaps- en dividendbelasting aan te scherpen. In beide belastingen zijn nieuwe antimisbruikbepalingen opgenomen die het ontwijken van in het bijzonder dividendbelasting door het gebruik van ‘tussenhoudsters’ moet voorkomen. Daarnaast zijn in de vennootschapsbelasting regels ingevoerd die door een moedervennootschap ontvangen winstuitkeringen van een dochtervennootschap niet langer vrijstellen maar belasten, als deze betalingen bij de dochtervennootschap in mindering op de fiscale winst zijn gekomen (het tegengaan van hybride mismatches). Na een analyse van de nieuwe regels blijkt dat er een aantal kanttekeningen is te plaatsen. Een daarvan luidt dat de uitvoering van de nieuwe antimisbruikbepalingen met de nodige onzekerheid is omgeven. Een andere is dat de wetgever nogal voortvarend is geweest bij de bestrijding van de hybride mismatches. |