Zowel in het Srebrenica-arrest als in het Faro-vonnis, twee tamelijk verschillende zaken, is een veroordeling tot vergoeding van kansschade uitgesproken voor onzorgvuldig handelen. In zijn Srebrenica-uitspraak stelde de Hoge Raad de kleine, maar niet verwaarloosbare kans voor de bewuste groep mannelijke vluchtelingen om uit handen te blijven van Bosnische Serviërs (als Dutchbat naar behoren zou zijn opgetreden) vast op 10%, waar het hof nog was uitgekomen op 30%. De rechtbank kwam in de Faro-zaak tot een kleine, maar niet verwaarloosbare kans van 20% op een beter resultaat bij de destijds met Martinair gevoerde onderhandelingen als de Raad voor de Luchtvaart niet onzorgvuldig zou hebben gehandeld. Een algemeen, voor alle gevallen toepasbaar, minimumpercentage voor kansschade lijkt niet aanwijsbaar. |
Jurisprudentie |
Kansschade: een bewogen leerstukHR 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1223 en Rb. Den Haag 8 januari 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | (letsel)schade, kansschade, zorgvuldigheidsnorm, proportionele aansprakelijkheid, condicio sine qua non-verband |
Auteurs | Mr. J. den Hoed |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
Rendement en inflatieRb. Den Haag 13 mei 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4169 (Allianz/X) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | schadebegroting, kapitalisatiefactoren, rendement, inflatie |
Auteurs | Mr. E.W. Bosch |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 13 mei 2020 formuleerde de rechtbank Den Haag in een vonnis in een letselzaak niet alleen de uitgangspunten voor de diverse schadeposten, maar ook de uitgangspunten voor de aan te houden kapitalisatiefactoren. Het aan te houden rendement stelde de rechtbank voor de eerste vijf jaar op 0%, de volgende vijftien jaar op1,3% en de periode daarna op 2%. De inflatie de eerste vijf jaar op 1,5% en de perioden daarna op 2%. Deze annotatie bespreekt dit vonnis in het licht van drie eerder gewezen vonnissen en de discussie over de kapitalisatiefactoren in de literatuur. |
Jurisprudentie |
Opwarming van het klimaat als onrechtmatige daad?HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | Urgenda, klimaat, Nederlandse Staat, Hoge Raad, klimaatverandering |
Auteurs | Mr. dr. B.A. Kuiper-Slendebroek |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bespreking van het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 in de veelbesproken klimaatzaak tussen Urgenda en de Nederlandse Staat. |
Jurisprudentie |
Relativiteit en causaliteit naar aanleiding van het schietincident Alphen aan den RijnHR 20 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1409 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | relativiteit, overheidsaansprakelijkheid, causale toerekening, letselschade, veiligheidsnorm |
Auteurs | Mr. drs. I. Haazen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De relativiteit bleek in eerdere jurisprudentie vaak een struikelblok bij overheidsaansprakelijkheid. Vooral bij publiekrechtelijke regelgeving heeft de wetgever zich dikwijls nauwelijks uitgelaten over de bescherming van individuele vermogensbelangen van burgers. De Hoge Raad onderzoekt in het hierna te bespreken arrest het doel en de strekking van de geschonden norm in de zaak over het schietincident in Alphen aan den Rijn. De overtreden norm die ziet op de veiligheid van de samenleving strekt zich ook uit tot de individuele vermogensbelangen van burgers. Bovendien rechtvaardigt een veiligheidsnorm een verregaande toerekening van schade en beperkt zich in beginsel niet tot letsel- en overlijdensschade. |
Jurisprudentie |
Misgelopen woongenot en vergoeding van materiële schadeRb. Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | misgelopen woongenot, gemis van het onstoffelijk voordeel, aardbeving, gaswinning, vergoeding materiële schade |
Auteurs | Mr. dr. R. Rijnhout en T. Rotscheid LLB |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 maart 2017 wees de Rechtbank Noord-Nederland vonnis in een zaak die ging over de vergoeding van immateriële schade en de vergoeding van vermogensschade in de zin van het gemis van het onstoffelijk voordeel, zijnde gederfd woongenot, ten gevolge van aardbevingen ontstaan door gaswinning door de Nederlandse Aardolie Maatschappij. Deze annotatie concentreert zich uitsluitend op laatstgenoemde schadepost. Ondanks dat het vonnis ruim twee jaar oud is, zijn de vragen die het oproept nog zeer actueel. Zo is recentelijk door de Rechtbank Noord-Nederland in een andere zaak hierover een prejudiciële vraag voorgelegd aan de Hoge Raad. |
Jurisprudentie |
Directe actie als de verzekerde rechtspersoon niet meer bestaat: uitzondering op meldingsplicht geldt volgens de Hoge Raad voor alle schadesHR 1 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:150 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | directe actie, artikel 7:954 BW, meldingsvereiste, verzekerde rechtspersoon, faillissement |
Auteurs | Mr. J. Kruijswijk Jansen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 februari 2019 heeft de Hoge Raad de reikwijdte van de uitzondering op het meldingsvereiste voor een beroep op de directe actie van artikel 7:954 BW verduidelijkt. Volgens lid 2 van artikel 7:954 BW is voor een beroep op de directe actie niet nodig dat de schade door de aansprakelijke verzekerde aan de aansprakelijkheidsverzekeraar is gemeld, als de verzekerde een rechtspersoon was die heeft opgehouden te bestaan. In alle andere gevallen kan de directe actie alleen worden uitgeoefend als de schade door de verzekeringnemer of verzekerde wél is gemeld bij de aansprakelijkheidsverzekeraar. In het onderhavige arrest stond ter discussie of dit voor alle schades geldt of alleen voor de zogenaamde long tail-schades: schades die zich pas (na lange tijd) manifesteren nadat een rechtspersoon heeft opgehouden te bestaan. |
Jurisprudentie |
Aansprakelijkheidsrecht dient ook emotionele belangenHof Arnhem-Leeuwarden 15 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4396 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | verklaring voor recht, emotioneel belang, obductieverslag |
Auteurs | Mr. dr. M. Opdam |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een moeder heeft recht op inzage in het obductieverslag van haar overleden zoon. Het beroepsgeheim wordt doorbroken op grond van een zwaarwegend belang. Daarbij speelt ook het emotionele belang van de moeder om opheldering te krijgen over de doodsoorzaak een rol. Het aansprakelijkheidsrecht dient volgens het hof niet alleen een vergoedingsbelang, maar kan ook bijdragen aan de bevrediging van emotionele belangen. In deze annotatie wordt de waarde van een (zuiver) emotioneel belang in het aansprakelijkheidsrecht besproken. |
Jurisprudentie |
Dat de Hoge Raad in 2019 arrest moge wijzenHof Arnhem-Leeuwarden 27 november 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10336 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | aansprakelijkheid hulpverlener, ongeschikte hulpzaak, toerekening, objectieve onbekendheid, afweging factoren |
Auteurs | Mr. dr. R.P. Wijne |
SamenvattingAuteursinformatie |
|
Jurisprudentie |
Welke gevolgen kan deelfraude hebben voor de vordering van de claimant op de aansprakelijke partij en diens verzekeraar?HR 6 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1103 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | sanctie, claimant, Deelfraude, fraude, Aansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. J.G. Keizer |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad heeft duidelijk gemaakt dat de regel uit het verzekeringsrecht dat (deel)fraude tot algeheel verval van het recht op uitkering kan leiden (art. 7:941 lid 5 BW), niet analoog toegepast kan worden in de personenschadepraktijk als de claimant tegenover de verzekeraar van de aansprakelijke partij (deel)fraude pleegt. Is een aan artikel 7:491 lid 5 BW verwante wettelijke regel voor de personenschadepraktijk daarom nodig en wenselijk, of bestaan er al voldoende mogelijkheden om (deel)fraude effectief te sanctioneren? |
Jurisprudentie |
De Hoge Raad over het recht op inzage van de patiënt in de medische analyse van een adviseur van de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuisHR 16 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:365 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2018 |
Trefwoorden | artikel 843a Rv, artikel 35 Wbp, inzagerecht, medisch advies |
Auteurs | Mr. ir. J.P.M. Simons |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na door een patiënt aansprakelijk te zijn gesteld, heeft de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis, zonder medeweten van de patiënt, een radioloog geraadpleegd. Op grond van artikel 843a Rv vordert de patiënt bij het Hof Amsterdam inzage in de medische analyse van de radioloog, daarbij nadrukkelijk refererend aan het inzagerecht op grond van de Wbp. Het hof wijst de vordering af. De Hoge Raad bekrachtigt dit oordeel. De medische analyse van de radioloog betreft geen persoonsgegevens in de zin van Richtlijn 95/46/EG. Op grond van de Wbp komt de patiënt daarom geen recht toe op inzage in de medische analyse. |
Jurisprudentie |
De Hoge Raad en de uitleg van de opzetclausule: een antwoord op alle vragen?HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:601 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2018 |
Trefwoorden | opzetclausule, culpoze delicten/schulddelicten, categoriebenadering, voorwaardelijk opzet, AVP |
Auteurs | Mr. M. de Vries |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze annotatie staat het arrest van de Hoge Raad van 13 april 2018 centraal. Daarin buigt Nederlands hoogste rechtscollege zich voor het eerst over de opzetclausule 2000. Deze clausule is in veel aansprakelijkheidsverzekeringen voor particulieren (AVP) opgenomen, maar de uitleg daarvan staat ter discussie. De Hoge Raad ziet dan ook aanleiding om met het oog op de rechtseenheid enkele fundamentele overwegingen te wijden aan de uitleg van deze opzetclausule. |
Jurisprudentie |
Nieuw licht op de arbeidsrechtelijke omkeringsregel?HR 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:536 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2018 |
Trefwoorden | aansprakelijkheidsrecht, werkgeversaansprakelijkheid, asbest, arbeidsrechtelijke omkeringsregel |
Auteurs | Mr. Veneta Oskam |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij beantwoording van de vraag of causaal verband aanwezig is tussen de asbestblootstelling en het ontstaan van mesothelioom, en of ter vaststelling hiervan de arbeidsrechtelijke omkeringsregel moet worden toegepast, is – overeenkomstig de arresten HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717 (SVB/Van der Wege) en ECLI:HR:2013:BZ1721 (Lansink/Ritsma) – van belang dat het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden niet te onzeker dan wel te onbepaald dient te zijn. De Hoge Raad bekrachtigt het oordeel van het hof dat de enkele blootstelling aan asbest onvoldoende is om toepassing te geven aan de omkeringsregel. De in de eerdergenoemde arresten vastgestelde regels gelden ook bij schade als gevolg van mesothelioom. Ook hier kan het causaal verband te onzeker of te onbepaald zijn wanneer de werknemer ook buiten de werkzaamheden aan asbest blootgesteld is geweest. Daarom komt, gelet op hetgeen in het algemeen bekend is omtrent de ziekte mesothelioom en haar oorzaak, betekenis toe aan (1) de duur en de intensiteit van de blootstelling bij deze werkgever, en in voorkomend geval (2) de duur en de intensiteit van andere blootstelling(en) aan asbest gedurende de latentieperiode en (3) de verhouding tussen (1) en (2). |
Jurisprudentie |
Een begrensde vergoeding in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub a BW: redelijk?Rb. Den Haag 6 juni 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:6086 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2018 |
Trefwoorden | redelijke kosten, schadebeperkingsplicht, immateriële schade, vermogensschade |
Auteurs | A.M. Overheul LLM |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze beschikking is relevant voor de kwalificatie van schade. De vraag is of schade als gevolg van een ongeval, bestaande uit gemaakte en te maken kosten in verband met de inschakeling van een derde ten behoeve van de voortzetting van de exploitatie van een boerderij, gekwalificeerd kunnen worden als vermogensschade of als ander nadeel. Ten aanzien van de hoogte van de vergoeding merkt de rechtbank op dat de vergoeding uit haar aard de immateriële schade niet kan overstijgen, en dat de kwalificatie van de gestelde schade niet ter zake doet. Het is de vraag of dit redelijk is. |
Jurisprudentie |
De inschatting van het hypothetisch carrièreverloop: tussen idealisme en realismeHR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:273 (Molenaarszoon) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | schadebegroting, arbeidsvermogensschade, hypothetisch carrièreverloop, processuele houding |
Auteurs | Mr. J.S. Overes |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
De verhaalspositie van de WAM-verzekeraar bij hoofdelijke medeaansprakelijkheid van zijn verzekerde; zelfstandig of afhankelijk?HR 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:694 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | eigen recht artikel 6 WAM, WAM-verzekeraar, hoofdelijk verbonden schuldenaren, subrogatie, forumkeuze |
Auteurs | Mr. F.M. Ruitenbeek-Bart |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
De (on)belastbaarheid van de letselschade-uitkering; de Hoge Raad houdt koersHR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:529 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | (on)belastbaarheid letselschade-uitkering, belastinggarantie, inkomstenbelasting, vermogensrendementsheffing |
Auteurs | Mr. R.H.J. Wildenburg |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Sanctionering bij bewuste vernietiging van bewijsmateriaal, vergaand genoeg?Hof ’s-Hertogenbosch 10 januari 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:31 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | bewijsnood, productaansprakelijkheid, equality of arms, res ipsa loquitur, omkering bewijslast |
Auteurs | Mr. M. de Zoete |
SamenvattingAuteursinformatie |
In onderhavig arrest is benadeelde in een nadeligere bewijspositie komen te verkeren doordat de ongevalsladder waar het om draait, door de wederpartij is vernietigd. Hierdoor is benadeelde in bewijsnood komen te verkeren. De vraag die in dit arrest centraal stond, was welke consequenties de vernietiging van de ongevalsladder diende te hebben voor de bewijspositie van de benadeelde en de toewijsbaarheid van de vordering. In deze annotatie wordt onderzocht of het hof een andere route van het bewijsrecht had kunnen, dan wel had moeten bewandelen, om zo te komen tot een rechtvaardiger uitkomst in deze procedure. |
Jurisprudentie |
Aansprakelijkheid voor schade door gasboringenRb. Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715 (Eisers/NAM en Staat) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | gasboringen, Groningen, EVRM, staatsaansprakelijkheid, NAM |
Auteurs | Mr. dr. J.M. Emaus en Mr. E.C. Gijselaar |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 maart 2017 besliste de Rechtbank Noord-Nederland dat de NAM aansprakelijk is voor door inwoners van het Groningenveld geleden en nog te lijden immateriële schade en vermogensschade in de zin van gemist ongestoord woongenot waarvoor uitgaven zijn gedaan die vanwege de aardbevingen doel hebben gemist. De Rechtbank Noord-Nederland besliste voorts dat de Staat onzorgvuldig en aldus onrechtmatig heeft gehandeld jegens de 127 eisers in deze gevoegde zaak. Een schadevergoedingsverplichting heeft dat laatste oordeel echter niet opgeleverd. In deze bijdrage staat dit vonnis centraal en wordt zowel de beslissing in de verhouding eisers/NAM als die in de verhouding eisers/Staat bezien in het licht van rechtspraak van de Hoge Raad en het EHRM. |
Jurisprudentie |
HR 7 oktober 2016, NJ 2017/73, m.nt. J. Spier (Vennemans-Kropmans/Gemeente Nijmegen) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | wegbeheerdersaansprakelijkheid, gebrek, schade |
Auteurs | Mr. dr. R. Rijnhout |
SamenvattingAuteursinformatie |
In Vennemans-Kropmans/Gemeente Nijmegen oordeelt de Hoge Raad dat voorwerpen die niet behoren tot de weg in de zin van artikel 6:174 BW een weg niet gebrekkig kunnen maken. Hij bevestigt daarmee de lijn in lagere rechtspraak. In de literatuur werd echter door sommigen verdedigd dat ieder voorwerp een weg gebrekkig kan maken, mits de weg daardoor niet meer voldoet aan de eisten van redelijk onderhoud. Die opvatting volgt de Hoge Raad niet, maar de vraag is of – met de komst van een directe verkeersverzekering – dat criterium niet toch weer aan betekenis zal gaan winnen. |
Jurisprudentie |
Het verlies van een kans op een beter behandelingsresultaatHR 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2987 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | causaal verband, kansschade, medische aansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. H.P. Verdam |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze zaak betreft de vraag of door het handelen van een medisch beroepsbeoefenaar een verlies op een beter behandelingsresultaat verloren is gegaan en vormt daarmee de eerste medische-aansprakelijkheidszaak waarin de Hoge Raad het leerstuk van kansschade toepast. De Hoge Raad verduidelijkt hoe de vaststelling van het condicio sine qua non-verband bij kansschade dient te geschieden. |