Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het UWV geen verboden onderscheid heeft gemaakt door een werkzoekende met een auditieve beperking een indicatie banenafspraak te weigeren. De rechtbank stelt dat er een redelijke en objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat voor dit gemaakte onderscheid. Hij motiveert dit oordeel slechts met een verwijzing naar de door de wetgever gemaakte afweging om alleen de meest kwetsbare groep mensen met een beperking aan te merken als doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. |
Jurisprudentie |
Is beleidskeuze in de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten een objectieve rechtvaardiging voor ongelijke behandeling?Rechtbank Noord-Holland 14 maart 2017 (ECLI:NL:RBNHO:2017:4976) |
Tijdschrift | Handicap & Recht, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, Artikel 14 EVRM, redelijke en objectieve rechtvaardigingsgrond, beleidsvrijheid wetgever, Artikel 94 Grondwet |
Auteurs | Mr. M. Chébti |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
Meer duidelijkheid over het begrip ‘handicap’Daouidi t. Bootes Plus SL e.a., HvJ EU 1 december 2016, C-395/15 |
Tijdschrift | Handicap & Recht, Aflevering 1 2017 |
Trefwoorden | begrip handicap, omkeerbare aandoening, sociale model van handicap, Europees recht, Richtlijn 2000/78 |
Auteurs | Mr. D.C. Houtzager |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het begrip ‘handicap’ is lang niet altijd eenduidig. In het arrest Daouidi t. Bootes Plus SL e.a. van december 2016 geeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (‘het Hof’) aanwijzingen over de vraag wanneer van een handicap sprake is. Lange tijd gold de uitspraak Chacón Navas uit 2006 als richtinggevend voor de uitleg van het begrip. Toen bepaalde het Hof dat een ziekte niet gelijk gesteld kon worden aan een handicap en dat ontslag wegens een ziekte niet dezelfde bescherming genoot als ontslag wegens een handicap. Na de toetreding van de Europese Unie tot het VN-verdrag Handicap in 2010 heeft het Hof zijn omschrijving van ‘handicap’ aangepast. In een reeks arresten hanteert het Hof het uitgangspunt dat van een handicap sprake is als er een langdurige aandoening bestaat, die in wisselwerking met drempels in de samenleving de betrokkene kan belemmeren om in de samenleving te participeren. In het arrest Daouidi geeft het Hof verdere duiding aan het element ‘langdurig’. Ook al gaat het om een omkeerbare aandoening, zoals een ontwrichte elleboog, dan kan de langdurigheid ervan toch tot een handicap leiden. Daarmee komt bescherming onder het gelijkebehandelingsrecht binnen bereik. |