Klager heeft zijn echtgenote opzettelijk van het leven beroofd. Wegens een ziekelijke stoornis volgt geen strafrechtelijke veroordeling, maar wordt hij ontslagen van alle rechtsvervolging. In de aan de broer van erflaatster afgegeven verklaring van erfrecht concludeert de notaris dat klager onwaardig is op grond van artikel 4:3 BW. Klager verwijt de notaris dat hij een onjuiste verklaring van erfrecht heeft opgesteld. De Kamer voor het Notariaat oordeelt de klacht gegrond en legt een waarschuwing op. In deze bijdrage wordt deze uitspraak besproken, waarbij aandacht wordt besteed aan de eis van een onherroepelijke veroordeling en de afgifte van een verklaring van erfrecht. |
Jurisprudentie |
Strafrechtelijk niet veroordeeld, maar erfrechtelijk wel beboet? |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2021 |
Trefwoorden | Onwaardigheid, Veroordeling, Strafbeschikking, verklaring van erfrecht, tuchtrechtelijke sanctie |
Auteurs | Mr. M. De Vries |
SamenvattingAuteursinformatie |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2021/10HR 15 december 2020, 20/03532 en 20/01476, ECLI:NL:HR:2020:2037 en ECLI:NL:HR:2020:2008 |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 1 2021 |
Kroniek |
Bewijsrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2020 |
Auteurs | Ruth de Bock |
Auteursinformatie |
Annotatie |
Bindende minimumtarieven voor echte zelfstandigen: een analyse van Nederlands en Europees rechtHvJ EU 4 juli 2019, C-377/17, ECLI:EU:C:2019 (Commissie/Duitsland) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | Minimumtarief, Zelfstandigen, Verkeersvrijheden, Mededingingsrecht, Avv-cao’s |
Auteurs | Prof. mr. Femke Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het zzp-dossier houdt de politieke gemoederen in Nederland al geruime tijd bezig. Een van de maatregelen waarover wordt nagedacht is een minimumtarief voor zelfstandigen. Een conceptwetsvoorstel minimumtarief zelfstandigen kon op draagvlak rekenen in politiek, wetenschap en praktijk, maar sneuvelde op de uitvoerbaarheid. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft zijn hoop nu gevestigd op de sociale partners. Ook andere landen trachten bindende minimumtarieven voor zelfstandigen te realiseren. In 2019 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie zich uitgelaten over de Duitse HOAI, waarin vaste honoraria voor architecten en ingenieurs zijn vastgelegd. De Duitse wet bleek in strijd met de vrijheid van vestiging. In deze annotatie wordt het arrest geanalyseerd en wordt nagegaan hoe de Nederlandse initiatieven zich verhouden tot het Europese recht. De annotatie sluit af met aanbevelingen voor een Nederlandse coherente aanpak die de Europese toets kan doorstaan. |
Jurisprudentie |
Strafrechtelijke jurisprudentie van het EHRM, de HR en het GHvJ |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2020 |
Auteurs | Mr. R. Gras |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Kansschade: een bewogen leerstukHR 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1223 en Rb. Den Haag 8 januari 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | (letsel)schade, kansschade, zorgvuldigheidsnorm, proportionele aansprakelijkheid, condicio sine qua non-verband |
Auteurs | Mr. J. den Hoed |
SamenvattingAuteursinformatie |
Zowel in het Srebrenica-arrest als in het Faro-vonnis, twee tamelijk verschillende zaken, is een veroordeling tot vergoeding van kansschade uitgesproken voor onzorgvuldig handelen. In zijn Srebrenica-uitspraak stelde de Hoge Raad de kleine, maar niet verwaarloosbare kans voor de bewuste groep mannelijke vluchtelingen om uit handen te blijven van Bosnische Serviërs (als Dutchbat naar behoren zou zijn opgetreden) vast op 10%, waar het hof nog was uitgekomen op 30%. De rechtbank kwam in de Faro-zaak tot een kleine, maar niet verwaarloosbare kans van 20% op een beter resultaat bij de destijds met Martinair gevoerde onderhandelingen als de Raad voor de Luchtvaart niet onzorgvuldig zou hebben gehandeld. Een algemeen, voor alle gevallen toepasbaar, minimumpercentage voor kansschade lijkt niet aanwijsbaar. |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2020/99HR 19 mei 2020, 18/04881, ECLI:NL:HR:2020:891 |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 4 2020 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2020/82HR 7 juli 2020, 18/04908, ECLI:NL:HR:2020:1198 |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 4 2020 |
Annotatie |
Annotatie bij Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 14 april 2020, zaaknr. CUR2018H00148 A, ECLI:NL:OGHACMB:2020:76 en 77 |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | faillissement, bestuurdersaansprakelijkheid, trustkantoor, internetcasino |
Auteurs | Mr. K. Frielink en Mr. dr. M.V.R. Snel |
Auteursinformatie |
Annotatie |
Annotatie bij Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 14 mei 2019, zaaknr. AR 81306/2016 – CUR2018H00033, ECLI:NL:OGHACMB:2019:80 |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | grondhuur, ongerechtvaardige verrijking, redelijkheid en billijkheid |
Auteurs | Mr. P. Klik |
Auteursinformatie |
Annotatie |
Annotatie bij Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao 1 oktober 2018, zaaknr. CUR201601727, ECLI:NL:OGEAC:2018:267 |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | kwalificatie overeenkomst, art. 7A:1759 lid 1 BW, art. 7:201 lid 1 BW, huurovereenkomst, bruikleen |
Auteurs | Mr. P. Klik |
Auteursinformatie |
Kroniek |
Familieprocesrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2020 |
Auteurs | Hanneke Ackermans-Wijn |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Jurisprudentieoverzicht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2020 |
Auteurs | Mr. S.C. den Engelse |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Rechtszekerheid en redelijkheid en billijkheid in het erfrechtEen verhandeling naar aanleiding van Hof Den Haag 12 mei 2020 |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | versterferfrecht, commoriënten, verklaring van erfrecht |
Auteurs | Mr. T.F.H. Reijnen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 mei 2020 wordt ingegaan op het belang van rechtszekerheid en de rol van de redelijkheid en billijkheid in het erfrecht. De conclusie is dat de rechtszekerheid belangrijk is, maar niet groter dan in andere rechtsgebieden. |
Jurisprudentie |
Kroniek ondernemingsstrafrechtEerste helft 2020 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving, Aflevering 4 2020 |
Auteurs | Prof. mr. H.J.B. Sackers (red.), Mr. J. Boonstra-Verhaert, Mr. dr. S.S. Buisman e.a. |
Jurisprudentie |
Het verschoningsrecht van de rechtspersoon |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | Verschoningsrecht, Interne onderzoeken, Waiver doctrine, Advocaten, Enquêterecht |
Auteurs | Mr. J. Boonstra-Verhaert |
SamenvattingAuteursinformatie |
Aan wie het verschoningsrecht toekomt, welke informatie in beginsel onder het verschoningsrecht valt en wie zich op het verschoningsrecht kan beroepen, is recent door de Hoge Raad in civilibus verduidelijkt in het kader van het onderzoek van de Ondernemingskamer inzake SNS Reaal c.s. De Hoge Raad heeft bepaald dat aan de rechtspersoon die zich tot een advocaat of notaris heeft gewend geen afgeleid verschoningsrecht toekomt. De rechtspersoon kan wel een gerechtvaardigd belang hebben om te weigeren mee te werken aan een onderzoek. In dat geval kan ‘de rechtspersoon zich ook op de vertrouwelijkheid van de met de advocaat of notaris uitgewisselde informatie beroepen, indien de advocaat of notaris zich ter zake van deze informatie niet op het verschoningsrecht beroept’. Ook notulen en bestuursbesluiten kunnen informatie bevatten die onder het verschoningsrecht valt. Dit geldt eveneens voor informatie die door de rechtspersoon met derden, zoals in dit geval DNB en het ministerie van Financiën, is uitgewisseld. |
Annotatie |
Gedeeltelijke beëindiging en het toetsingsmoment in ontslagzakenHR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:283 (werkneemster/Schoonmaakbedrijf Victoria B.V.) en ECLI:NL:HR:2020:284 (werknemer/werkgever) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | Gedeeltelijke ontbinding, Ex tunc, Ex nunc, Vermindering arbeidsduur, Wijziging arbeidsvoorwaarden |
Auteurs | Mr. dr. D.M.A. Bij de Vaate |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 21 februari 2020 wees de Hoge Raad een tweetal beschikkingen waarin de vraag naar de mogelijkheid van gedeeltelijke ontbinding en het toetsingsmoment van ontbindingsbeschikkingen in hoger beroep centraal stond. Op beide punten was nadere richting gewenst. De Kolom-beschikking kon vermoeden dat een belangrijke stap gezet was richting de mogelijkheid van een gedeeltelijke ontbinding. Niets blijkt minder waar, getuige het oordeel in de Victoria-beschikking, of toch…? Ook de vraag naar het toetsingsmoment van ontslagzaken in hoger beroep heeft de gemoederen beziggehouden. De Hoge Raad komt niet tot een uniform antwoord. Gaat het om een afgewezen ontbindingsbeschikking, dan is de toetsing in hoger beroep ex nunc; gaat het om een toegewezen ontbindingsbeschikking, dan is de toetsing ex tunc. Deze bijdrage onderwerpt de twee beschikkingen aan een nadere analyse. |
Annotatie |
ACM-besluit gemeente Heumen: de overheid als onderneming?ACM 3 april 2020, zaken ACM/19/036491 en ACM/19/036503 (Besluit op de bezwaren van de gemeente Heumen en Laco Malden B.V. tegen het besluit van de ACM van 16 augustus 2019) |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | Wet Markt en Overheid, economische activiteit, exploitatiebijdrage, onteigening, subsidie |
Auteurs | Cees Dekker |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze zaak beoordeelt de ACM in het kader van de Wet Markt en Overheid een minnelijke verwerving in het kader van een onteigening als een economische activiteit. Tevens is de ACM van oordeel dat een exploitatiebijdrage die een overheid verstrekt aan een exploitant van door de overheid verhuurde infrastructuur moet worden verrekend met de huur die de overheid in rekening brengt. Met de toetsing die de ACM in deze zaak uitvoert, rekt de ACM de reikwijdte van de Wet Markt en Overheid aanzienlijk op en treedt zij in een beoordeling van subsidies. |